 |
|
 |
|
|
 |
30-06-2015 |
Halverwege het jaar |
Halverwege het jaar heeft Ugo nagedacht over wat hij gerealiseerd had in de voorbije zes maanden en hij vond dat dit onvoldoende was, dat hij maar wat teksten had bij elkaar geschreven maar geen samenhangende bundel van gedachten die in elkaar verweven, een valabele boodschap droegen, of dan toch als één groot bewegend geschrift konden gezien en nagelaten worden.
Halverwege het jaar trappelt hij nog steeds waar hij trappelde in het begin van het jaar, in niets wijzer, in niets eenvoudiger of minder elitair, maar even complex qua inhoud en de blik nog steeds gericht op het oneindig oneindige dat zelfs niet in te beelden is.
Halverwege het jaar is zijn behoefte tot schrijven nog immer aanwezig, zelfs nog sterker en, in de tijd kijkend die nog voor hem ligt, nog meer dringend geworden, hem uitnodigend om eindelijk er toe te komen te verkondigen wat diep in hem aan het gisten blijft.
Halverwege het jaar is zijn honger nog niet gestild, hunkert hij nog steeds, zoals Mahler in zijn vijfde symfonie, het niet-te- bereikene te bereiken, de plaats waar hij uiteindelijk onvermijdelijk aankomen zal, buiten adem, leeg geroofd aan woordinhoud, uitgedroogd zoals een wortel in de woestijn.
Halverwege het jaar kan het evenwel ook, dat bij bliksem en donderslag, een wonder zich voltrekken zal, dat hij zal opstaan, verrijkt met een nieuwe goudader, geladen met totaal verse geestessappen en, uitgelaten - alhoewel gewond door de jaren - vertrekkende van uit de voedingsbodem van het oude, de tweede helft van het jaar opstijgen zal uit de lotusbloemen, een feniks gelijk.
Ik zelf heb dit nimmer gezegd of geschreven, wat echter niet betekent dat bij mij de wil zou ontbreken waar te maken wat hij in zijn vaandel voert.
30-06-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-06-2015 |
Blog 2, of aanvullende blog nu over de Grexit. |
Euro/Grexit, problemen die me worden toegeschoven en die ik niet, als oud-ambtenaar van de NBB, terzijde kan leggen:
Vertelt me daar een Marianne Thyssens dat Griekenland 400 miljard € ontving/ontleende van de Eurolanden. We hebben geen notie meer van de omvang van een dergelijk bedrag, het gegoochel met ‘miljarden Euro’s’ is al te zeer ingeburgerd. We weten echter met zekerheid dat in het geval van een uittrede van Griekenland uit de Euro er een financieel-economische revolutie zal ontstaan en dan zeker onder de banken. Bij benadering zal dit de Duitse Schatkist/banken de bagatel van 100 miljard € kosten, om niet te spreken over de andere Eurolanden en de ECB.
De idee die ik lanceerde in mijn blog van 17 juni – het in pool brengen van de Openbare Schuld van de Eurolanden – wordt, ineens veel minder revolutionair vergeleken bij de revolutie die een mogelijke Grexit, zou teweeg brengen.
In geval van het in pool brengen van de Openbare Schuld zal dit ook, maar dan gespreid over de jaren, 100 miljard € kosten aan de Duitse Schatkist, misschien zelfs meer - idem wat sommige andere Eurolanden betreft - maar in plaats van een revolutie zal de poolmethode een boost geven aan de economie van de Eurolanden en zonder twijfel de zo noodzakelijke rust brengen omheen de Euro.
Ik weet voldoende dat het in pool brengen van de Schuld een basis gegeven is, waar omheen andere beslissingen dienen genomen. Ik vermoed, al is het geen zekerheid, dat de in dienst van Europa staande ambtenaren, voldoende verstand bezitten om nu, de maatregelen uit te vaardigen waarmede men bij de lancering van de Euro had moeten beginnen.
29-06-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
Geduld |
Gisteren draalde ik tot verdwalens toe in ongenaakbare regionen, zocht ik naar het ego-punt, het ‘ik ben’-punt van alle dingen, zo gekende al ongekende, om een blik te krijgen op het Ego van de totaliteit van alle dingen, alle gebeuren en alle zijn. Weinigen zullen me gevolgd hebben in mijn filosofische religieus getinte wandeling.
Vandaag ter verpozing, ook voor mij, wat ik al lang had moeten nagaan. Ooit heb ik gemeend me een Duits spreekwoord te mogen toe-eigenen: ‘Mein Geduld hat Ursach’, wat grammaticaal moet zijn: Meine Geduld hat Ursach’. Ik wist dat ik die ‘Mein’-versie enkel kon gevonden hebben bij Ernst Jünger in zijn ‘Auf den Marmorklippen’. Ik besteedde er van morgen een lange tijd aan om terug Jünger te doorbladeren en ik vond eindelijk deze spreuk terug. Gesproken staat ze er zoals in mijn eerste tekst ‘Mein Geduld’, maar geschreven is het heel wat anders. Ik licht ze nu, in haar context, uit het boek:
Es hiesz, dasz Pater Lampros einem alten altburgundischen Geschleht entstamme, doch sprach er niemals über die Vergangenheit. Aus seiner Weltzeit hatte er einen Siegelring zurückbehalten, in dessen roten Karneol ein Greifenflügel eingegraben war, darunter die Worte ‘meyn geduld hat ursach’ als wappenspruch. Auch darin verrieten sich die beiden Pole seines Wesens – Bescheidenheit und Stolz.[1]
Hiermede is mijn probleem, Mein of Meine, opgelost met dien verstand dat telkens ik in het verleden deze spreuk heb aangehaald, het best ware deze in het vervolg te wijzigen zoals Ernst Jünger me deze aanreikte, in die prachtige, van nu af correct aan te halen, nimmer te vergeten wijsheid: ‘meyn geduld hat ursach’.
Alhoewel we in deze tijden nood hebben aan andere zaken dan geduld, medeleven in de eerste plaats, veroordelen en zeker, vooruitzien op wat ons aan het overspoelen is.
[1]‘Auf den Marmorklippen’, Ullstein, Auflage Mai 1990, pag 62.
29-06-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-06-2015 |
Exodus 3, 14 |
Ik loop niet altijd met het hoofd in de wolken maar ik ben wel helemaal ingesteld op het schrijven. Dit betekent dat, eens ik neerzit om te beginnen, ik een andere persoon word en opstijg in de hogere luchtlagen van wat ik het transcendente noemen wil.
Zo verloor ik me in het midden van de nacht in vers 3, 14 van het boek Exodus[1] en kroop ik in de huid van de auteur van dit vers en van de ganse passage er omheen. Ik stelde me vragen over het feit dat iemand, een grote mystieker, meer dan drie duizend jaar geleden, een visie had over hoe de Grote Meester zich noemen kon en hoe hij te werk was gegaan om zich te manifesteren in zijn schepping en dus hoe de auteur ervan tot deze visie gekomen was en heeft neergeschreven, en ook welk beeld hij wel kon gehad hebben van die Elohim, die God van hem, om er over te schrijven zoals hij het heeft gedaan?
Is het Mozes geweest, ingewijd in de geheimen van de Egyptische priesters, met hun visie over goden en het Universum, over leven en het hiernamaals, die in een subliem schrijversmoment God heeft gezien als zijnde de totaliteit van al wat is en komen zal en dit beeld heeft getekend met de woorden: ik ben: ‘Ik Ben’?
En ingecalculeerd, de boodschap aan ons allen: jij, mens, zoek maar uit wat dit betekenen kan, vul je geestelijk leven met wat de inhoud ervan zou kunnen zijn. Je krijgt, mens, al de tijd die nodig is, kijk uit tot hoever deze woorden reiken kunnen, klamp je eraan vast en leef je leven als ontdekkingsreiziger zoekend naar wie of wat die ‘Ik Ben’ wel is.
Zelfs al zit die ‘Ik Ben’ verscholen achter een glazen scherm dat bedampt is langs de kant van die ‘Ik Ben’. Zoals een priester en goede vriend je eens vertelde bij het lezen van een mis in de catacomben van Rome.
Zeker is, Exodus 3,14, de meest beruchte, vermaarde, besproken passage uit de Bijbel, houdt me soms, maar dan te lang, bezig.
[1] Exodus 3, 14 uit mijn King James’ versie van 1611: ‘And God said unto Mozes, I AM THAT I AM: and he said, Thus shalt thou say unto the children of Israel, I AM hath sent me unto you.’ Als antwoord op 3.13: ‘And Mozes - ontschoeid ‘for the place where-on you standest is holy ground – said unto God, Behold, when I come unto the children of Israel, and shall say unto them, The God of your fathers hath sent me unto you; and they shall say to me, What is his name? What shall I say unto them?’
28-06-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-06-2015 |
Reacties (2) |
Wat volgt is een mooie reactie die ik ontving van een vriend die me in de loop van de vijf voorbije jaren van mijn blog is blijven volgen. Hij komt dus van een van mijn getrouwste lezers die, alhoewel perfect tweetalig, verknocht is aan de Franse Literatuur, meer nog aan de Franse Poëzie. Ik neem hier zijn mail over, tel que je l’ai reçu.
Ta feuille volante de ce matin me touche car comme lecteur assidu je me dois de battre ma coulpe pour n’avoir que rarement réagi à ton journal qui m’est comme du pain quotidien et bien d’avantage, toujours dans une langue riche, claire et toujours tout en nuance. A celui qui tient son journal, jour après jour sans en rater un, avec comme devise ‘ Nulla die sine linea’ et connaissant l’âge du capitaine, l’expression ‘ il faut le faire’ prend ici tout son sens.Tu enrichis ma façon de penser, de réfléchir et j’ai toujours en mémoire le beau discours que tu prononças jadis dans les hauts lieux du Sénat à Paris([1].Tu m’as fait connaître des auteurs ,savants et poètes tel que Gilliams et ses jeux d’enfants, Wildiers et ses travaux érudits sur Teilhard de Chardin, Velikovsky et ses recherches sur l’Egypte ancienne et le cosmos, T.S Eliot et la relativité du temps, Maître Eckhart et ses sagesses, paradoxes et ambiguïtés sur Dieu.
Tu m’as entr’ouvert les portes du paradis pour y ‘chercher’ le Maître des lieux en passant par le portail des cathédrales et c’est avec toute ta chaleur (!) que tu m’as guidé dans l’Enfer de Dante. J’ai eu mal à digérer tes digressions sur les nombres quantiques mais la poésie des Cantiques et autres pages bibliques me réjouissent quand tu les racontes. Tu m’as ému par tes écrits sur ta jeunesse à la campagne, ton éveil à la nature ,tes premiers émois amoureux sans oublier tes rencontres avec des fidèles amis communs tel que M.Yourcenar ,J.S Bach, H.Memling et plus près de nous S.Hertmans qui sont des phares qui nous éclairent dans nos hésitations, doutes et autres tâtonnements, ayant toujours l’esprit en oscillation comme la terre sur son axe.
Daarom en nog veel meer een welgemeend woord van dank van een vriend die het geluk kent je te hebben ontmoet op de kruising van onze wegen.
Hoe reageer je of wat voel je als je een dergelijke mailbrief krijgt toegestuurd, laat in de avond en je de woorden leest, nog dieper in de avond, na middernacht, eens thuis gekomen van een verjaardag waar je Venus heel traag hebt zien verdwijnen onder de lijn van het dak van een woning veraf?
Je antwoordt hem, stante pede, omdat hij je meer dan heeft verrast, omdat het van hem komt, omdat je weet dat hij je leest en volgt sedert je prille begin, dat hij zich herinnert wat ik vertelde de dag dat we uitgenodigd waren om een bezoek te brengen aan de Franse Senaat. Maar dat ik hem evenveel, wel niet zo gespreid, verschuldigd ben, al was het maar tijdens een kort maar boeiend verblijf van enkele dagen in de meest historische, cultureel-spirituele stad die Parijs is, met als een van de hoogtepunten, na musea bezoek, na Trocadéro met wat Valéry ons te zeggen wist, na la Défense, na Versailles en de tuinen van Le Nôtre, na het bijwonen van ‘Le Schpountz’, een stuk over het leven van Marie Curie. Om maar niet te vermelden Auvers-sur-Oise en Van Gogh - wat me een verhaal opbracht - of het huis van Claude Monet in Giverny of zovele andere plaatsen en vooral dan boeken die hij me leerde kennen, al was het maar Michael Cheng, al was het maar Prigogine, al was het maar… En dan spreek ik niet over de recitals bij hem ten huize.
Wat hij schrijft heeft dus zijn spiegelbeeld, heeft zijn weergalm in de persoon die ik geworden ben, alsof we ontstaan zijn uit een zelfde grond, met dezelfde gevoeligheden, dezelfde waarden die ons binden over alle afstanden, over alle tijden heen. Dit is dan zijn bijdrage geweest, alsof het zijn blog was die vandaag geschreven werd.
[1] Het was een toespraak gehouden in het restaurant van de Senaat maar voor vrienden, waaronder ook Franse vrienden, in 1998 misschien, in elk geval vóór 2000. Ik had de tekst, handgeschreven, van die toespraak onlangs nog in mijn handen.
27-06-2015, 06:26 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-06-2015 |
In de kamer met de filosoof |
In een vrije ruimte, samengehouden door het woord, hebben we het landschap van de geest bewandeld, uitgepluisd en bewierookt. Hebben we de psyché van de mens ten toon gespreid in een grote openheid van schakeringen tot van kleuren toe, gedebatteerd in een ‘flow’ van samenhorigheid, al kenden we noch wie de anderen waren, noch wie de anderen wensen te tonen wie ze waren, een bos van bomen gelijk en ons gesprek het geruis van de wind in de kruinen.
We zijn van ver gekomen en kruipen dichter bij met elk woord dat gesproken wordt; we hadden, hoogdravend als we zijn, ons kunnen ergeren aan het onderwerp, maar in filosofische termen uitgedrukt bracht het ons dichter tot elkaar.
Sluit de deuren, geef ons de tijd en we worden één en wie ons verleidde is de filosofie, het aftasten van begrippen tot het begrip ‘ergernis’ toe, al vergde het enig geduld om een gemeenschappelijke golflengte te vinden, maar die kwam er, eens gedirigeerd door een sobere maar effectieve moderator.
En het oude spreekwoord dat Ernst Jünger mij bijbracht, ‘Meine Geduld hat Ursach’, voerde me binnen in een wolk van woorden die als tekeningen van gedachten waren opgehangen tegen de wanden van de levende gezichten in een kring om elkaar en in elkaar gebogen.
Wat ik nu wel weet is dat het goed is over ergernis een uur of meer in groep te spreken, om daarna uit het bad te komen, op te staan, de hand te drukken en weg te wandelen om mee te nemen, eens nuchter bekeken, dat zich ergeren weinig zin heeft, geen aarde aan de dijk brengt, energieverlies is meer dan tijdverlies.
Als ik me geërgerd zou kunnen gevoeld hebben dan was het aan gedachten van mezelf die zich op een gegeven ogenblik de vraag hebben gesteld, ‘eigenlijk, wat zit je hier te doen, je hebt nog een blog te schrijven?’
Maar in het leven is niets overbodig, alles, zelfs het geringste, heeft zijn zin en betekenis, alles is oorzaak van wat volgt. Conclusie van de avond: ‘Karel, erger je niet, erger je nooit meer, zelfs niet aan hen die onverzorgd, ongeschoren op het scherm verschijnen, ofwel weten ze het niet beter, ofwel doen ze het precies om de kijker te pesten – hopelijk niet om hun minderwaardigheidsgevoel te verbergen - sluit de ogen en beoordeel hen op wat ze te zeggen hebben, zelfs al slik je hun woorden niet, we staan nog maar, waar we als homo sapiens aangekomen zijn, in een beginstadium.
PS.
Ik zocht in mijn blogs van 2014 naar de woorden ‘ergernis’, ‘ergeren’, ‘ergert me’. Niet een keer heb ik deze gebruikt, om de eenvoudige reden dat ik meer met me zelf ben bezig geweest dan met de anderen, ook dat ik niets verkeerd heb gezegd van de anderen.
Moraliteit: ergernis, vergeet het.
26-06-2015, 00:09 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-06-2015 |
Reacties |
Ik herlees voor het ogenblik mijn teksten van het jaar 2014. Ik stel vast dat de perfectie niet van deze teksten is en al komen er vele ongeschonden uit, andere hebben een grondige herwerking nodig. Ik zal dus in de komende blogs van dit jaar, mijn woorden met meer zorg en met een grotere kritische ingesteldheid moeten behandelen. Het formuleren van een idee omvat bepaalde noodzakelijkheden, een juiste woordkeuze, een juiste schikking van de woorden in hun zinsverband, en daarenboven, last but not least, de materiële voorstelling ervan, geen taalfouten vooreerst en geen fouten wat het typewerk betreft. Maar ondanks dit alles is er compensatie, een goede vriend las me, schrijft hij me, in het ‘Pakhuis’(Gent) waar hij wacht op zijn schotel oesters.
‘Hij leest mijn waterval van gedachten die in woorden op papier neervallen, mijn zoeken naar de reden van ons bestaan. Ik, mijn geest, kan je niet meer volgen. Ik ben blij je ontmoet te hebben. Je hebt me Mahler leren kennen. Je hebt me de wijnoogst leren kennen in een adembenemende vallei waar vriendschap voor mij de grootste openbaring was. In de Valais waar we samen in de Kosmos keken, heb je mij het gevoel gegeven dat mijn elektronen eeuwig in het heelal zullen rondvliegen en dat is voor mij een bevredigende gedachte. Ik maak me geen zorgen meer over het leven na de dood. Er IS leven na de dood.’
Hij schrijf me nog andere, heel mooie dingen. Hij zegt me ook dat hij een zekere teleurstelling in mijn geschriften ontwaart omdat ik niet altijd gevolgd word, maar zegt hij, trek het je niet aan … mijn oesters zijn lekker.
Waar maak ik me zorgen over, als een andere vriend, dichterbij, me schrijft en ik kort het niet in omdat het van een poëet komt:
Tussen de regendruppels door van deze herfstgekleurde zomerdag, kan ik u met vreugde melden dat ik begonnen ben met AL je teksten te lezen op de pc. en ik ben terzelfdertijd verrast, sprakeloos, ontroerd … en vooral vol bewondering . U schrijft een eigen proza dat niemand u kan nadoen omdat het opborrelt als een bron uit een zeer rijk ontwikkeld en belezen “universum” dat het uwe is en alleen van u. Uw taalvaardigheid is verbluffend en soms loopt de beker wat over en denk ik bij mezelf… zou dat niet korter en bondiger kunnen gezegd worden?
Wat me verbaast is dat hij me vousvoyeert, wat werkelijk niet hoefde want ik, ik dacht aan Saint-John Perse, aan zijn Anabase[1]:
Mais de mon frère le poète on a eu des nouvelles il a écrit encore une chose très douce. Et quelques-uns en eurent connaissance.
[1] Saint-John Perse, Œuvre poétique I, Gallimard, 1960
25-06-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-06-2015 |
De Wijngaard in de morgen |
Ik kan onmogelijk bijhouden wat ik in de laatste vijf jaar al geschreven heb en nog niet; het is even onmogelijk soms niet terug te vallen op dingen die ik op dit spreekgestoelte van mij al geplaatst heb. Ik zou uit elke blog één sleutelwoord moeten halen en op basis hiervan een alfabetische lijst opstellen die ik zou kunnen raadplegen alvorens mijn tekst via het kosmische medium, toe te vertrouwen om het tot bij jou, lezer, binnen te leiden. Want daar komt het eigenlijk op neer als ik inlog. Maar als ik, het me niet meer herinner, hoe zou een lezer zich herinneren wat hij allemaal al gelezen heeft van mij. Wat niet belet dat ik elk dubbel gebruik tracht te voorkomen.
Dit gezegd zijnde dacht ik vanmorgen, bij het eerste licht aan een verre vriend, die opstaat – zo zegt hij me toch - op het ogenblik dat ik begin te schrijven om naar zijn wijngaard te gaan, een oord dat in mij staat gegrift, zoals het ook aanwezig is in het geheugen van enkele vrienden die met mij in die wijngaard, jaar na jaar geholpen hebben bij de wijnoogst.
Terwijl ik schrijf over hem en zijn wijngaard – en hij weet dat ik er vandaag over aan het schrijven ben - zal hij er aangekomen zijn. Hij zal zijn wagen geparkeerd hebben tussen la grange et l’habitation en hij zal, nu het de période d’effeuilles[1] is, de snoeischaar in de hand, de wijngaard zijn ingegaan, zoals hij me herhaaldelijk zegde: ’le meilleur moment de sa journée’. Hij zal tussen de rijen zijn afgedaald, hier een tak weg snijdend, daar een tak om de trossen druiven die zich mooi aan het vormen zijn, lucht en licht te geven en zo rij na rij afwandelend, op en af tot aan de straat beneden en terug tot aan de straat boven, met voor zich uit het rijke gevulde landschap van wijngaarden en besneeuwde bergen, maar hij hoeft niet op te kijken, hij kent het landschap, hij draagt het in zijn genen: de lichte mistlaag die hangt over de Rhonevallei, diep onder hem, en over de wijngaarden en dorpen aan de overkant , met dichterbij la Chapelle Sainte-Marie en verder boven alles uitstekend, la Cathédrale de Valère et les ruines du chateau de Tourbillon, en verder tussen de wolken de besneeuwde toppen die hij bij naam noemen kan.
Het geeft me een vreemd gevoel te weten dat hij nu denkt aan mij, ik schrijvend over hem, dat hij me ziet in gedachten, en dat ik hem weet wandelen in een wijngaard die ik weet liggen in een landschap dat ik ken.
Het schept een wondere band tussen ons beiden. Ik verplaats me naar hem toe, hij verplaatst zich naar mij, we ontmoeten elkaar in een soort Arcadia van de geest, waar het goed is te vertoeven, zoals in het Arcadia van Dante, het Voorgeborchte, de lichtgroene grasvlakte, waar hij wandelde met Vergilius en Homerus, met Ovidius, Horatius en Lucanus.
Ik wandel lichtvoetig met hem door zijn wijngaard, gelukkig er te zijn deze morgen van laat juni, het licht al opgeschoven, de wolken opengebroken op strepen blauw, het blauw van het grote zinderende leven. Er zullen nu wel enkele dagen komen dat dit beeld zich herhalen zal, dat ik zal weten waar hij is à l’aube en wat hij doet, terwijl ik mijn blog zal schrijven en het licht zich spreiden zal over de wereld, een lang omfloerst gedicht gelijk.
[1] ‘Période d’effeuilles ou de pamprage’, of het ontdoen van de wijnstok van nutteloze bladeren om de oogst te optimaliseren.
24-06-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-06-2015 |
Het zout in het brood van Dante |
Een week geleden schreef ik in mijn blog over Dante Alighieri wat hij vertelde over het brood, gezouten of ongezouten, dat hij als banneling uit zijn vertrouwde omgeving, te eten kreeg. Ik zocht die passage op, ze komt uit zijn Paradiso, waarin hij schrijven zal:
Je zult alles waarvan je het meest hield achterlaten en dit is de eerste pijl die de boog van de verbanning afschiet. Je zult de smaak kennen van zout in het brood van anderen en hoe hard het is de trap van anderen af te komen en op te gaan.[1]
Er zijn er vandaag heel wat die hier rondzwerven met deze gedachten en meer tragische nog; die hier daarenboven met tegenzin ontvangen worden, gevoed en gekleed en node geherbergd, die niet zoals Dante ingesteld zijn om diep in hen weg te vluchten om hun precaire toestand weg te schrijven in verzen, meer woorden en ideeën zoekend dan een bed en een dak boven het hoofd.
We zijn niet een van deze ontheemden, we kennen het geluk in peis en vrede rond te lopen en slapen te gaan in een warm bed met onze kleine zorgen van elke dag. We kennen het einde niet van ons geluk te leven in een gemeenschap die geen bedreiging is, we hebben de vrijheid te zijn wie we zijn , te zeggen wat we te zeggen hebben en het ook te schrijven. Komt ooit onze tijd dat we als opgejaagden hier rondlopen zullen, wordt hier aan gedacht, weten we met zekerheid dat zo iets ons nimmer overvallen zal?
Ik schuif dit tussen mijn teksten van vroeger door, gehaast, in sourdine, ook met een zekere tegenzin, één lijn maar, om daarna te vergeten dat ik ze ooit geschreven heb. Zwartgalligheid ligt me niet, het lot van velen wil ik niet als spiegel voor mij houden en dan vooral niet, gaande in een dergelijke richting, denkend aan zij die na mij komen.
Ik heb niets te verbergen, niets te vertellen, niets vooruit te zien, ik heb niet een inzicht te hebben in wat ooit komen kan. Ik heb enkel te zijn vandaag, met morgen nog ver af, zelfs al kan het gebeuren dat morgen ook vandaag zal zijn en ook de volgende dagen, zoals van hen die opgejaagd verschijnen aan onze poorten.
Aldus gebeurt het dat mijn blogs elkaar opvolgen maar soms heel weinig gemeen hebben met de blogs ervoor, wat vandaag het geval is. Alles hangt af van tal van gebeurtenissen/gedachten die er aan vooraf gaan, dit is dan mijn vrijheid te schrijven over wat me te binnen valt.
[1] Tu lascerai ogni cosa diletta / più caramente; e questo è quello strale / che l’arco dello esilio pria saetta./ Tu proverai sὶ come sa di sale / lo pane altrui, e come è dura calle / lo scendere e ‘l salir per l’altrui scale (Paradiso : Canto XVII: 55-60)
23-06-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-06-2015 |
Arioste en Arvine |
(Teruggenomen uit een dagboeken herwerkt:een passage die ik zo maar niet wil laten verloren gaan op de dag dat voor de zoveelste maal in mijn leven, de zon op haar terugweg is.)
‘Gia mi fur dolci inviti a empir le carte / I luoghi ameni.’[1]
(‘Toen was het me zoet je uit te nodigen om in aangename oorden de kaarten op te vullen’.)
Het vraagteken bij deze twee versregels van Arioste, ons voorgeschreven door Stendhal op het couvert van zijn Chartreuse de Parme, is te vergelijken met het vraagteken bij een fles wijn die je gaat halen, zonder leesbril, uit de kelder, nadat de genodigden de voorziene hoeveelheid flessen al hebben geledigd en eens boven in het licht, het etiket erop beter bekeken, en niet meer wetende van waar deze fles komen kan, lees je: ‘Heritage Varone, Sion’ en onderaan in kleine letters Arvine-Valais. Mijn God, denkt je, het is een Arvine en je aarzelt om de fles te openen. Is dit wel het goede moment voor de fles, het moment de wijn waardig om geopend te worden na zovele andere flessen, een Arvine, wijn uit de Valais, Sion, de Rhone-vallei? Maar je kunt niet meer terug. Je houdt de lange smalle fles zorgvuldig lijk een relikwie en je opent ze met een speciale kurkentrekker, een ingewikkeld geval met hefboom.
Je herinnert je een Arvine[2] van vroeger met Robert Panchard en Gustave Cotter, je vrienden uit Wallis, de dag dat je met hen in Rarogne, het graf van Rilke heb bezocht, je weet welke verrassing je wacht en je weet ook dat de wijn haaks zal staan op het laatste glas uit de laatste fles op tafel. Religieus is je gebaar als je nieuwe glazen op tafel brengt, religieus als je van je glas de bodem vult. De wijn parelt licht als hij vrijkomt, zijn parfum komt je tegemoet en als je proeft een zachte prikkeling op de tong. Het is een lach van een wijn, je ruikt de bloem erin, de vrucht erin, al weet je niet dewelke.
Je proeft ook de schoonheid van een versregel die je ontdeed van zijn geheimenis terwijl je de glazen vult. Je houdt je glas in de hoogte, wenst iets te zeggen over de wijn die gaat gedronken worden, maar je komt te laat, niemand schijnt verbaasd over de roep van je echtgenote: ‘Maar het is een Arvine”. Alsof ze je zeggen wou maar het is een vers van Arioste die Stendhal op het couvert van zijn Chartreuse plaatste.
‘Maar het is een Arvine!’ De mens en zijn wijnen. Een land ken je maar als je zijn wijn hebt geproefd en de aarde erin hebt gesmaakt, las hij onlangs van een Franse schrijver; een versregel heb je maar gelezen als je weet wie de regel schreef en in welke stemming hij verkeerde toen de versregel hem bezocht. Gaat mijn vergelijking op, is het proeven van een wijn te binden aan het proeven van een versregel; is zeggen ‘maar het is een Arvine’ gelijk aan ‘maar het is een Arioste, het is een Karel Van de Woestyne, het is een Marnix Gijsen, het is een Hugo Claus’?
Je kent de wijn, je las de schrijver, of je kent hem niet, maar als je hem kent is het een blijheid hem terug te vinden, terug te proeven, terug te weten wie die regel schreef. Niemand is bij machte alle wijnen te kennen, en evenmin zal je Ariostes versregels ontcijferen als je Arioste niet kent, via Stendhal.
Maar het wondere is, je las de wijn en je proefde het gedicht en je tekende het op in je dagboek waar het geborgen bleef om jaren te rijpen, vooraleer geconsumeerd te worden.
[1] ‘Empir le carte’ - empir van riempire - van het gedicht, betekende het invullen, het inkleuren, het illustreren met woorden en personages, van de beeltenis op de tarotkaart.
[2] Om deze wijn enigszins te situëren: Op 9 november 1963 schreef Alfred Kramer hierover het volgende: ‘… Il faut savoir qu’il s’agit d’une vendange légèrement flétrie, récoltée en novembre. Elle n’est pas sèche ; elle a beaucoup de charme, mais elle garde encore une trace d’acidité que beaucoup de bons connaisseurs apprécient. Les Propos de l’Ordre de la Channe, Sion 1965.
22-06-2015, 09:10 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-06-2015 |
Zomersolstitium |
Schrijft de ‘Sterrengids 2015’[1]:
Velen staan er niet bij stil, het is maar een passage, een kort moment in de opeenvolging van dagen: de zon die amper (Sterrengids) 7.15 uur onder de horizont blijft, het is dus de langste dag en de kortste nacht van het jaar. Al is het waarneembaar het blijft als een kosmisch gebeuren onopgemerkt. Het zou ons nochtans moeten verbazen, al was het maar omdat alles kan berekend worden, of het nu de plaats van de Aarde is ten opzichte van de zon, of van Venus of van Jupiter of Neptunus, allemaal enorme gevaartes die met de grootste, bijna on-inbeeldbare preciesheid, keren en draaien en zich verplaatsen in ons zonnestelsel, en ons zonnestelsel in onze galaxie en deze zich kerend en wentelend in de massa’s glaxieën in het Universum.
Ik weet dat er duizenden zullen aanwezig zijn in Stonehenge - ze zijn er nu reeds terwijl ik dit schrijf - de ochtend van 21 juni om te zien hoe de zon zal oprijzen boven de ‘heelstone’, aldus het bewijs leverend van de preciesheid. waarmede de zon en de aarde verschijnen op het gepaste ogenblik op de rendez-vous plaats die eens en voor altijd werd vastgelegd, en drie of vierduizend jaar geleden werd opgetekend door onze voorouder, de mens, aldus het bewijs leverend, niet alleen van zijn schranderheid, maar ook van zijn ingesteldheid ten overstaan van de bevreemdende krachten die zorgden voor deze regelmaat.
Wat meer is, de heelstone, eens de plaats ervan bepaald – door het meten van de morgenschaduw van een paal, zoals het gebruikelijk was bij de bouw van een tempel of kerk - had kunnen volstaan, maar ze plaatsten deze voor een tempel waarvan de bouw hen enorme fysieke inspanningen moet gekost hebben. Een tempel uit ruw gehouwen steen die voor hen, volgens mij althans, functioneerde als een athanor die de krachten opving die maakten dat de zon op een bepaalde ochtend verschijnen zou precies boven die heelstone.
Vandaag, waarde lezer, hebben we ons ontdaan van die kosmische ingesteldheid, and in the mean time, ons ontdaan van het sacrale, twee zaken die inherent zijn aan elkaar waaraan onze voorouder de geheime, mystieke krachten heeft vastgeknoopt, die maakten dat de zon regelmatig op een bepaald tijdstip van de tijd opstond waar ze opstaan moest. Voor hen was het heel wat meer dan het nog voor ons is, nochtans is het wonder even groot. Zijn we erdan zo ver op vooruit gegaan?
[1] Sterrengids 2015: Stip Media, Alkmaar, www.stipmedia.nl
21-06-2015, 00:26 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-06-2015 |
Deze morgen. |
Deze morgen kan ik niet ontkennen dat van alle gebeurtenissen in de wereld, het gewoel omheen Griekenland en de Euro me het meest bezig houdt, samen met, maar dit is van een totaal andere orde, de dreigende opmars van de Islam in de wereld. Twee feiten die ik enkel kan aanklagen en die ik te ondergaan heb.
Het eerste gebeuren is voorbijgaand, de nagelaten sporen ervan zullen vroeg of laat worden uitgewist; het tweede is diep ingrijpend, en beangstigend uitgebeeld door in aantocht zijnde gebaarde mannen met kromme zwaarden, klaar om hoofden af te hakken en onze beschaving neer te halen. Schijnbaar aldus niet opgemerkt door zij die hier verantwoordelijkheid dragen, niet gehoord, niet gezien, of wat erger is, niet willen zien of niet durven zien,
Wat rest er mij, arme blogger met een twintigtal lezers, te doen? Niets anders dan me koest te houden en vooral, te zwijgen want ik zal er niet meer zijn als de golfbeweging die van uit het oosten - als van binnen onze grenzen - op ons afkomt, een tsunami worden zal. Overdrijf ik? Niet als ik de rood ingekleurde Moslimlanden zie op de wereldkaart samen met de infiltratie die in grote delen van de wereld aan de gang is.
Tot daar dan, ik kan nu mijn angst om het komende afzetten en verder gaan alsof er ons niets te wachten stond; verder gaan, gewikkeld in mijn dromen en in mijn opwachting van de komst van de mens die meer sapiens zal zijn dan de homo sapiens die we nu al (geworden) zijn.
Het is in deze gemoedstoestand, met deze innerlijke geladenheid diep in mij achter gehouden, dat ik zal verder gaan op de weg die ik me heb vooropgesteld. Om me heen kijkend, sprekend met vrienden en kennissen, eenvoudig weg te zijn wie ik geworden ben en verder gaan in peis en hoop op wat komt, zoals het altijd is geweest, vanaf de tijdloze zondagnamiddagen van mijn jeugd, weggedoken in het bos van mijn jeugd, met de boeken van mijn jeugd of, wandelend langs de golvende korenvelden met rode papavers en blauwe korenbloemen, met de leeuwerik erboven, opstijgend in gezangen en dit, tot waar ik nu terechtgekomen ben, schrijvend over alles en nog wat, ingetogen op de terugweg, de vijver mijn hartslag, met de wolken erin weerspiegeld en het geruis van de wind in de bomen, de zang van een lijster of merel, met nog een sperwer soms die naar beneden schiet, met nog een reiger soms staande op een poot, roerloos, alsof in gedachten.
Mijn geest openvloeiend over het water, over de landerijen, de luchten in, de oneindigheid die ik houden kan voor een tijd om zelf lucht te zijn en licht en tijdloosheid, mijn handen jeukend om te schrijven.
20-06-2015, 00:20 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-06-2015 |
Vooraf, na het zoveelste debacle, nu in Luxemburg |
Waarom, vraag ik me af, als 30 miljard € de Griekse banken zijn ontvlucht, waarom 7 miljard € komen schooien bij ons, terwijl die te rapen lagen in Griekenland in de bankrekeningen van de Grieken zelf, hetzij op een vrije, hetzij op een gedwongen basis – nood breekt wet – Grieks spaargeld, in plaats van op rekening, omgezet in Griekse, rentedragende kasbons of obligaties?
19-06-2015, 05:05 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
Hemelpoort en andere bedenkingen |
Bladerend in een oude jaarkalender van de Frati minori Cappuccini van San Giovanni Rotondo, lees ik dit merkwaardig gedichtje, over wat is van het geloof van de mens met zicht op de poort van zijn eeuwigheid:
‘Quando il Signore mi chiamerà, / io gli diró : Signore, io resto alla porta del paradiso / vi entro quando ho visto entrare / l’ultimo dei miei figli’.
Gezegende gedachten gesproken in een wereld die vandaag aan het wankelen is en dan zeker voor zij die ‘les us et coutumes’, (usos y costumbres)de gewoontes en gebruiken van wat vroeger was, achter zich gelaten hebben en in de wereld van het alledaagse zijn verzeild; zij die, in het beste geval zoekend zijn naar nieuwe waarden in de wereld van het westerse gedachtengoed, waarden die ook, alhoewel heel onwaarschijnlijk, een andere vorm van God zouden kunnen zijn of, een andere vorm voor het behoud van het sacrale in onze samenleving dat we broodnodig hebben opdat we niet verdorren zouden en ter plaatse blijven trappelen, maar dan een sacraliteit die ons kenmerken zou, niet met een Hemel (om er aan de poort even te wachten, tot allen die we liefhebben zijn aangekomen), noch met een Vagevuur, noch met een Hel, maar ons zegenen zou met een doel om naar te leven met inzet en met waardigheid.
Zo niet vrees ik dat ik mijn boeken zal moeten sluiten en enkel deze over Boeddha nog open houden; zo niet rest me enkel nog het zwijgen, wachtend op hij die me zal komen halen.
Maar, in de tijd tussenin, zal ik nog geëngageerd blijven, zal ik nog de schoonheid nastreven als de schoonheid niet meer schijnt te zijn wat ze vroeger was; zal ik blijven kijken naar wat achter de dingen schuilt als alles afgelijnd materialistisch is geworden; zal ik vragen blijven beantwoorden met nieuwe vragen, als ik weet dat er geen vragen meer gesteld hoeven te worden?
Ik wens deze harde, droge wereld die ons wacht niet te betreden, wens me ver weg af te sluiten en me houden aan het ‘creatief-zijn in woord en beeld’, het enige dat me redden kan van de ondergang. Als ik dit ’creatief-zijn’ stoppen moet, omdat zeldzaam geworden zijn zij die er belang aan hechten – het stopzetten van een uitzending als het Braambos wijst voldoende in deze richting - moet ik, iemand die nood heeft te zijn wie en wat hij is, me dan niet neerleggen, zwijgend, om niet meer op te staan?
Ondertussen, het weze gezegd en herhaald, hoeft niemand op mij wachten aan een ingebeelde hemelpoort.
19-06-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-06-2015 |
Waterloo |
Ik had, zoals zovelen, kunnen schrijven over Waterloo waar ik echter heel weinig over weet, maar ik heb me gisteren leeg geschreven met de Euro. Over Waterloo herinner ik me, maar dat is ook het enige, dat ik ooit een boek moet gelezen hebben, waarin enkele vrienden een sonate aan het spelen waren toen de eerste schoten gelost werden en er een onder hen opstond, zich verontschuldigde, de viool neerlegde en naar het slagveld vertrok om er zijn slag te slaan. En toen de slag geslagen was, hij uren later terugkeerde naar diezelfde kamer waar zijn vrienden zaten te wachten om de sonate verder te spelen. Wie het schreef, welke sonate het was, of het morgen was of avond, ik weet het niet meer. Ik herinner me enkel dat ik het vreemd vond, en vandaag het terug opnemend vind ik het nog vreemder, dat ik zo iets zou gelezen hebben, al kon het wel dat er in de tijd van Napoleon, dergelijke artiesten rond liepen in dit land. Ik weet trouwens niet meer of hij langs de kant van Napoleon stond of van Wellington.
Er over schrijvend meen ik me te herinneren – ik las het in de oorlog die ik meemaakte van op afstand – dat het papier van het boek, de inkt ervan en de bundeling van het boek maar zo en zo was, zeker niet zoals het boek van Robert De Telder, ‘Tijd en Tijden’ dat ik vandaag met de post ontving en er uitziet, aanlokkelijk-verleidelijk om het in de hand te nemen en te houden, ook om het te lezen omdat het handelt over ‘De chronologische oudheidgeschiedenis van Israël, Egypte en Assyrië schematisch op millimeter papier’, uitgegeven door ‘boekschout.nl’.
Dit boek echter handelt op verre na niet over Napoleon, het begint met de periode van de Grote Vloed, ook Zondvloed genaamd en eindigt met Paulus, gevolgd door enkele zeer interessante appendixen.
‘The past is the key to the future’, schrijft De Telder. Zoals zijn boek het belooft kunnen we het enkel beamen.
18-06-2015, 07:44 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-06-2015 |
De openbare schuld van de Eurolanden |
Er moet me van het hart in mijn blog van vandaag, dat ik er hoegenaamd niet gerust in ben als men aan de Grieken beslissingen blijft vragen die ze niet willen/menselijk niet kunnen inwilligen. En ook omdat ik lees wat Joseph Stiglitz, Nobelprijswinnaar, Columbia University, in een opiniestuk van ‘Project syndicate’(?) in De Standaard van 10 juni schrijft:
‘De Europese leiders zagen zich zelf als visionairs, maar helaas hun ambitie was veel groter dan hun kennis van de economie en dus kregen we een muntunie die precies het tegengestelde deed van wat ze beoogde de solidariteit versterken’.
En,
‘Wat van de Grieken gevraagd wordt is onredelijk, aangezien het BBP van Griekenland sinds het begin van de crisis met 25% is gedaald, is het op dit moment waanzin om het (opgelegd) programma te willen vasthouden’.
Ik ga niet verder in op de (lange termijn-) maatregelen die Stiglitz preconiseert, ik wens een totaal andere richting in te gaan, een ver doorgedrevene, die een blijvende oplossing zou betekenen die uitgaat van de landen met een te gevaarlijke hoge openbare schuld - en dus ook een duidelijk gevaar voor de Euro - maar als ik me rekenschap geef van de totale schuld van Griekenland (307miljard € naar ik hoor?) die bij faillissement van Griekenland, in één pennentrek als verlies zou afgeschreven moeten worden, dan is mijn weliswaar revolutionair voorstel wel het overwegen waard. Een voorstel waaraan de ‘minder-hoge-openbare–schuld-Eurolanden’ het zwaarst zullen moeten bijdragen.
Twee bemerkingen horen hierbij: én het solidariteitsprincipe dat de Eurolanden, tenminste op papier, gebonden houdt; én het feit dat de ophoping voor het ogenblik, van de openbare schuld in vele landen, voor een groot deel te wijten is aan de laksheid van de Europese gezagdragers, welbespraakt en wel betaald, die niet hebben voorzien wat op hen afkwam en te lang hebben gewacht om, tenminste al in 2005, op te treden zoals ze bv. vanaf 2011 Griekenland het mes op de keel hebben gezet. Trouwens ook België zou goed gevaren hebben bij een door hen vroeger ingrijpen.
De oplossing die ik zie - maar ik ben vandaag maar een stuk poëet - is de overdracht van alle Openbare Schuld van alle Eurolanden naar een op te richten Europese Openbare Schuld Bank (European Public Debt Bank, EPDB). Met als doel het beheer van de openbare Europese schuld op zich te nemen.
Ik zou er een haiku kunnen overschrijven: ‘nieuwe bank gesticht/alle schuld erin gestopt/ de Euro gered’, zoals onze haiku-ambassadeur het zou doen, ware het niet dat mijn ‘literair’ voorstel er uiteindelijk op neer komt, de totale openbare schuld van de Eurolanden op een gecamoufleerde wijze te herverdelen, rekening houdend met de wijze waarop op heden, de inbreng van de Euroleden in het budget van Europa geregeld wordt. Is dit maar al te gek dan moet niet verder gelezen worden.
Ik weet dat dit eerder absurd klinkt en het is het ook. Het komt er op neer, de last van de openbare schuld van de Eurolanden over te dragen naar de Europese gemeenschap, maar dit is dan toch, wat ze ook bepaalde landen moge kosten, niet alleen een oplossing die de druk op bepaalde landen (waaronder België), zou wegnemen, maar de redding betekenen zou voor de Euro, want niemand weet welke de gevolgen kunnen zijn van een uittrede van Griekenland uit de Eurogroep, wel kunnen we ons een klein idee vormen van wat het kosten zou.
Mijn idee vergt enkele uren werk om in cijfers te worden voorgelegd en te weten wat het beheer van de globale Openbare Schuld behelzen zou voor de EPDP.
Wat het wel zou kunnen betekenen is dat van dan af, de EPDB, het Grootboek van de Schuld bijhoudt, dat ze zorgt voor de aflossing en betaling van de intrestlast; bedragen die ze, op de diverse Eurolanden recupereert à rato van de inbreng van de die Eurolanden in het budget van de Gemeenschap; en dit, volledig of ten dele. Van dan af ook is elke openbare lening van de Eurolanden uit den boze, of onderworpen aan de instemming van Europa.
De ECB, zelfs de NBB – zelf ben ik niet zinnens de bestaande ECB-statistieken te raadplegen[1] - moeten in de mogelijkheid zijn een eerste berekening te doen om op basis van een ruwe schets uit te maken, wat een dergelijke oplossing betekenen zou aan aflossing en intrestlast, maar beeldt je in welke verademing het betekenen zou.
Is het voorstel een verliespost voor landen als Duitsland, Frankrijk en een paar andere landen? Of course is het er een, maar gesteld tegenover het risico dat ze lopen zouden indien de Euro zou verdwijnen is het een zeer gematigd, bijna welgekomen risico.
Wat mij betreft, ben ik of wel verblind in mijn oordeel, ofwel zit er dan toch een greintje logica in. Van de plaats waar ik zit en schrijf is het me niet mogelijk hierover te oordelen.
[1] Als ik het goed gelezen heb moet de totale openbare schuld van de Eurolanden rond de 12.000 miljard € liggen.
17-06-2015, 07:17 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-06-2015 |
Over Dante en Brahms |
Wat voor een soort blogs schrijf ik wel als ik andere blogs om me heen waag te lezen. Kan het niet wat beter, wat aangenamer, wat lichter van inhoud. Hoeft het altijd zo hoogdravend, zo anders dan anders te zijn alsof ik niet van het dagelijkse leven zou zijn, alsof ik zweven zou en de kleine dingen niet zou zien, of beter, niet zou aankunnen ?
Vandaag ook stond ik klaar om weg te vliegen over akkers en weiden en bossen en vijvers, lijk een afgedwaalde meeuw op zoek naar wat voedsel en wat afwisseling. Ik dacht, hoe vreemd het ook moge lijken aan Dante in een huis dat hem vreemd was, en het brood dat hij at dat ongezouten was, of was het omgekeerd, was het gezouten terwijl hij gewoon was ongezouten brood te eten, zoals hij het terloops noteerde, terwijl hij zijn Commedia schreef. Dag in dag uit. Als verstoteling uit zijn stad, het te moeten stellen bij vreemden, of toch bijna vreemden, en ondertussen te denken hoe het verder moest met zijn verzen, zijn rijmen, zijn verhaal, zijn zoeken naar de gepaste personen, om die in zijn Hel, zijn Vagevuur of zijn Paradijs te zetten, er op lettend de verkeerde persoon niet te ontmoeten in de verkeerde plaats, en dit jarenlang.
Hoe ik hem tracht te begrijpen, hoe ik ook al jarenlang, een leven lang, iets stevigs tracht te schrijven, een vast patroon binnen te halen waar ik me zou kunnen aan houden om één doorlopende blog te schrijven en niet meer verplicht zou zijn, omdat ik het niet anders kan, elke dag een nieuw verhaal te beginnen dat wel geen verhaal is, maar een bezinning, een tekst waarin ik soms verdwaal en anderen laat verdwalen. Niemand schrijft me er iets over, noch over wat ik vertel, noch over hun verdwalen in het labyrint dat mijn woorden zijn.
De wereld weze me genadig, de morgen weze mijn klare heldere Muze als ik ga neer zitten om me wakker te schrijven, hoe ik verwrongen zit in zinnen en woorden die ik te schikken heb met nog op de achtergrond, de smaak van de drop calvados die ik gisteren dronk na een zeer aangename maaltijd bij mijn dochter op ‘den buiten in Nazareth (O.Vl), op haar nieuw aangelegd terras, in haar nieuw aangelegde tuin met de treurwilg die stevig geknot werd en terug is opgeschoten, de wilde geranium – ik dacht de reigersbek - en de vlinderboom en andere planten nog, lavendel en kruiden en simpelweg de soorten siergrassen die hun weg zullen zoeken om pollen te verspreiden en zaad te vormen en zich buigen zullen in wind en regen.
De morgen weze me genadig als ik gisteren keek en luisterde naar het vioolconcerto van Johannes Brahms en als ik denk, op de muziek ervan, een lang gedicht te schrijven, dat zoals Brahms het schreef in noten op een notenbalk, ik overschrijven zou als een lang verhaal in verzen, beweging na beweging. Maar de moeilijkheidsgraad ervan schrikt me af, zelfs als ik het concerto van A tot Z uit mijn hoofd zou kennen zoals de schitterende violoniste van gisteren - alsof dit mogelijk zou zijn - alsof ik, mijn woorden breed uitstrijkend over het golvende landschap van Vlaanderen, over de wegen en de landerijen, de bossen, de stromen, in een lang bewegen van woord in woord, er toe zou kunnen komen de aanzet van het concerto, het langoureus weemoedige ervan, weer te geven en het verder uitdiepend, een wereld oproepen van zeeën en wilde stromen die zich van de bergen naar beneden storten om uit te lopen in diepe gronden over valleien en lage landen, wachtend, ogenblikken lang op die éne strijk van de viool waaruit daarna een spettering van klanken barsten zou.
Alsof dit, ooit zou kunnen.
16-06-2015, 06:40 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-06-2015 |
Materialen |
Ik schrijf soms, als de gelegenheid zich aanbiedt, mijn tekst uit met de pen in een notaboekje dat ik kocht bij Schleiper en als volgt gecatalogeerd staat: ‘paper based on cotton rag with an addition of natural waste, fibres handmade according to a traditional organic process'. Het papier ervan is even goed geschikt voor aquarel-of andere tekeningen. Mijn pen met inkt ‘Lie de thé’, schuift erover licht schurend, maar positief is dat mijn geschrift heel dun blijft omdat het papier weinig inkt nodig heeft. Eigenlijk is het te goed voor de leesbaarheid van wat ik schrijf, maar het hindert me helemaal niet want het boekje is en blijft een document dat te bewaren is omdat het rechtstreeks in contact is geweest met mijn hand, de verlenging van de geest in mij.
Heeft het belang dit te vermelden, eigenlijk niet, maar het schrijven is een ingewikkeld proces van pen, inkt en papier, Umberto Ecco, in zijn 'In de naam van de roos', weet dit maar al te goed, en ik zie ook op de foto van Saramago, op de teergroene kaft van zijn El Cuaderno, de door hem eigenhandig geschreven tekst, afgedrukt in de Spaanse uitgave in mijn bezit, deze ook moet gebeurd zijn met een heel fijne pen, een pen om jaloers op te zijn.
De pen die ik gebruik is een pen die al lang meegaat, een Schaefferpen waarvan, met de jaren de grijze laklaag is weggeteerd en de koperen koker is bloot gekomen. Ik kocht deze pen bij een vriend die nog meer vriend gebleven is, het is een pen met een sentimentele achtergrond, niet alleen omwille van haar herkomst, maar evenzeer omwille van de vele jaren dat ze me vergezelt op mijn tochten naar wat is binnen het woord.
Heb andere pennen nog, waaronder een Parkerpen die ik ooit kocht in Harrods, London, wat voor mij een slechte investering is geweest want zelden heb ik ermee geschreven omdat de lijnen veel te dik uitvallen. Een schrijver van bij ons, een veelschrijver dan nog wel, Herman Brusselmans, wist in zijn beginjaren, over de Parkerpen te vertellen dat het de Rolls Royce onder de pennen was, maar zover ga ik niet.
De tafel waar ik schrijf, de pen waarmee ik schrijf, de inkt, het potlood waarmee ik in mijn ‘Schleiper’-boekje aanvullende lijnen trek, hoe zal dit nog verder bestaan na mij. Of dat ander handmade zakboekje dat uit Tibet komt met (handgeschept) papier waarin het zo heerlijk is om te tekenen, en dat ik kocht in de bijna witte abbaye de Montmajour in de Provence, niet zo ver van de molen waar Alphonse Daudet zijn brieven zou geschreven hebben.
Hoe zal dat alles er uitzien als ik er niet meer zal zijn, hoe mijn rekken boeken, hoe mijn manuscripten en al dat ik aanraakte met mijn handen, met mijn ogen, met mijn geest?
Een kleine wereld waarin mijn naam nog zal vermeld staan voor een tijdje, om daarna, als alle sporen die ik achterliet, met de herinnering aan mij, zullen uitgewist zijn, te vergaan.
15-06-2015, 06:46 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-06-2015 |
Is God fictie? |
Ik sta verbaasd dat er nog schrijvers zijn die een boek laten verschijnen, waarin God duidelijk wordt voorgesteld als zijnde een ‘iemand’ die het voor het zeggen heeft, die zou optreden als het hem bevalt, en zich terugtrekken als zijn tussenkomst het meest dringend is en ook, dat er op aarde niets is dat aan die god kan worden toegeschreven en, ga maar verder.
Waarom, antwoord ik hen, waarom niet, al was het maar één ogenblik, denken dat God, ‘misschien’ het Universum kan zijn, zoals het lichaam het universum is van de mens?
Ik, in elk geval kan leven met deze idee. Ik ben een deel van dat Universum en dus een deeltje van wat ik wel God wil noemen, ware die naam niet verankerd of, om het even welke andere naam, tot de of het Onnoembare toe. Maar kom me dan niet zeggen dat de mens op heden, nog steeds wat zijn geest betreft, onvolwassen is – wat ik aanvaard – om je er dan aan te wagen met zekerheid, als een spiritueel volwassen iemand, kond te doen dat God niet bestaat.
En, dit is eigenlijk alles wat ik er over kwijt wil, ware het niet dat ik een blog te schrijven heb.
Dus, toch in meer nog dit: ‘Waarom nog altijd spreken over de God die vanuit zijn observatiepost in de wolken, gesitueerd boven de aarde, die aarde zijnde het middelpunt van de kosmos. Heeft men nog steeds niet ingezien dat het precies die God is, waarover zij die er niet in geloven, spreken.
Persoonlijk vind ik het achterlijk, is het pregalileiaans, deze God uit te dagen, want natuurlijk heeft de schrijver gelijk dat wat we lezen over hem inbeelding is, maar dat beginnen we nu allemaal stilaan te weten, en even stilaan dat ‘de hedendaagse mens nog wat zijn geestelijk vermogen betreft onvolwassen is’, wat betekent dat het voorbarig is zich te wagen aan een te definitief afgelijnde voorstelling. Want, en ik twijfel er niet aan, dan is de waarheid die door om het even wie verkondigd wordt eveneens onvolwassen en is elke zekerheid die naar voor wordt geschoven slechts een pogen, zoals trouwens die van mij, om nader te komen tot wat ooit – indien dit ooit, ooit komen zou – als De Waarheid kan gebeiteld worden in het hardste marmer.
Ik ben dus niets verder gevorderd met een zogenaamde definitieve uitspraak over die fameuze God, waar al twee duizend jaar wordt over geredetwist en voor de zoveelste maal als fictie wordt vooropgesteld, wie ook die uitspraak moge brengen: niets, nada, nothing kan het me in de huidige context van het weten iets bij brengen.
We zien het niet, omdat we blind geslagen zijn door die God die moet aanbeden en uitgedragen worden onder een baldakijn over straten met lentebloesems bestrooid: de God van onze jeugd (zoals ik reeds schreef). Maar gelukkig dat Hij er was (er geweest is), wat we ook doen Hij zit in onze genen, en meer bij diegenen die hem afstoten dan bij diegenen die zijn aanwezigheid stilzwijgend, onder een hen eigen vorm, niet alleen dulden maar met de hoogste verwondering waarnemen.
En als Michel Onfray in zijn boek, ik kocht het en las het in Spanje, over de ‘ateologie’ die elk magisch denken verbiedt – impidiendo el pensamiente magico - dan had hij moeten beginnen met het lezen van de 'QED, Quantum Electrodynamics, the strange theory of light and matter’, van Richard Feynman. Pas na Feynman kun je eventueel beginnen denken wie God is en wat Hij is, en niet na de Bijbel te hebben gelezen.
André Malraux preconiseerde: le troisième millénaire sera métaphysique ou ne sera pas. En voor mij is het in het domein van de metafysica dat wetenschap en religie zich ontmoeten zullen. Komt die ontmoeting er niet dan vrees ik het ergste, want een beschaving zonder sacraliteit bloedt leeg, is ten dode opgeschreven.
Ik denk dan ook aan zij voor wie de God van oudsher, hun redding is, hun hoop en hun sterkte en die ik, zij het van ver, volgen blijf met een zeker heimwee omwille van het sacrale dat in onze hedendaagse maatschappij verloren loopt.
. Michel Onfray: ‘Tratado de ateología’, traducción de Luc Freire, Editorial Anagramma, Barcelon 2006.
. Richard Feynman ‘QED’, Penguin Books, 1985
14-06-2015, 07:47 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-06-2015 |
De Pruimentaart |
Terwijl de media zich buigen over het probleem Griekenland heb ik een taart gebakken. Veel zaaks is het niet, een taartvorm en erin gelegd een cirkel bladerdeeg, met wat bloem er over uitgestreken en een lepel olie (nodig of niet?) en dan de pruimen geopend zoals een chirurg het zou doen, of beter, de pit of steen eruit genomen, het vlees van de pruim in reepjes gesneden en zo goed mogelijk geschikt op de bladerdeeg, terwijl de oven opwarmt.
Meer is het niet maar je denkt aan Bernanos, je denkt aan die zin van hem uit zijn Journal d’un Curé de Campagne, de zin die je nimmer verlaat van le curé de Crecy: ‘les petites choses n’ont l’air de rien mais elles donnent la paix’. En je denkt ze brengen ons niet alleen de rust maar ze doen ons nadenken over de natuur.
Ik hield van mijn pruimen tien stenen over en elke steen houdt een pit en ik weet dat de smaak van de pit eerder licht bitter dan amandel is en ik weet vooral dat elke pit een pruimelaar in potentie is. Ik ben eens te meer geconfronteerd met het grote wonder van een pit die boom kan worden, die in zijn structuur, in de kleinste van zijn particules een boom is met bloesems in potentie, met stampers en meeldraden, en dat er na het bevruchten, een nieuwe pit met steen en vlees aanwezig is. Het wonder van het wonder, de moeder van alle wonderen, een pruimelaar in bloei, in het op elkaar inwerken van stuifmeel en stamper, dat meest precieze ogenblik van het bevruchten.
Mijn God, van het denken aan het wonder van het bevruchten, verlos me Heer. Maar ook verlos hen die dit niet zien. Zo zeg me Heer, wat er is van het zich verstrengelen van stamper en meeldraad. En ik, wat zal ik aanvangen met de tien stenen die overbleven?
Als er ooit in de ruime strook grond tussen Noord- en Zuid-Korea, een pruimelaar aanwezig was, dan moeten de vruchten uitgedragen geweest zijn over de ganse strook, dan moeten er vandaag duizenden pruimelaars over die strook verspreid, aanwezig zijn. De natuur heeft de mens niet nodig om haar werk te doen, de mens is er om waar te nemen en getuige te zijn van het wonder dat de natuur is..
13-06-2015, 05:15 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-06-2015 |
Herinnering |
Ik zit aan op een lunch, het Leie-landschap breed uitgestrekt voor mij. Ik zat hier regelmatig aan tafel met wijlen de zoon van Saverys hij had zegde hij me, dit landschap geërfd in zijn vingers van zijn vader.
Ik eet het landschap, ik eet de weiden met de koeien, de lijn van de canadabomen aan de einder en erachter het park van het kasteel. Il fut un temps toen we, een kleine groep vrienden samen, elke, maar dan ook elke zondagmorgen lopend hier aankwamen en even stopten aan een bocht van de Leie, met hetzelfde zomerse landschap van nu, of in de herfst toen het waaide, of in de winter met de sneeuw als een laken, of in de bottende lente met de reiger neergestreken.
De pijn van het herinneren, van wat is geweest en nu hangen blijft, ons beroeren blijft. Of het landschap dat opschuift in de tijd, onwezenlijk, onveranderlijk, het enige dat overblijven zal. En ons lichaam, onze ogen, onze handen onze aanwezigheid die vergaan zal, alleen de geest van ons die blijven zal, zoals de geest van Willy Saverys hier nog hangen bleef.
Ik zal gaan slapen met het landschap, met de glinstering van water, met de boten die hoog boven de weiden geruisloos voorbijschuiven. Ik zal ontwaken met het eerste licht en er over schrijven in mijn blog.
Het was een rijke maaltijd, alles was er: de reigers en de eenden, de meerkoeten, de weiden en het grote licht erover met de wolken om te schilderen, in lichte tonen van aquarel, is het niet Willy, jij die o zo graag het penseel hanteerde om de paarden van Waregem te tekenen, de hoeden van de heren en de dames. Op een dag heb je me in vertrouwen je schetsen getoond, we zaten buiten op je terras en we dronken een ‘duvel’, weet je nog?
Het grote leven dat stilte was en innigheid, samen te zijn in herinnering, ingetogen te zijn, woorden uitstrijkend lijk halen verf op een doek dat ineens is vol geschilderd.
12-06-2015, 04:56 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-06-2015 |
Ode aan een jaarverslag |
Ode aan een (anoniem gehouden) jaarverslag.
Geboren uit de geest van enkelen en de cijfers van zovelen, gedacht, geschreven en herschreven, dit is het jaarverslag.
Dat sommigen zullen lezen, en God vergeve het hen, in de morgen, lijk croissant of koekebrood, anderen in de valavond, met in hun glas, een klare van Filliers of, wat straffer is, een whisky Glenfarclas.
Terwijl velen onder ons met toewijding het lazen: openbaring, hoe in omfloerste termen, de financiën er te blinken staan en hoe het, als een Steinmann, over de mistige wankelbewegingen van de economie hier troont.
Een baken dus van hoop dat alles zich voltrekken zal zoals gesteld en aangeprezen door onze boude demiurgen om, zoals Saint-John Perse het wel wist: ‘d’éventer l’usure et la sécheresse au coeur des hommes investis’.
T.S.Eliot ook hebben we gelezen die schrijven durft: They all go in the dark’, en dan noemt hij ze: ‘The merchant bankers, the statemen and the rulers…, distinguished civil servants…, the Stock Exchange Gazette.
Maar, Dames en Heren van het Bestuur al tegaar, we komen er, het verslag hier voorgelegd is, het weze gezegd, als van Bach een bundeling van lichtkoralen.
Men hoort het niet, men schrijft het niet, maar met Johannes weten we, en dan nog in het Engels van de ‘King James’: ‘the light shineth in darkness and the darkness comprehended it not.
Wij, hebben het begrepen en wij, hebben het uitgedragen, een monstrans onder een baldakijn, zoals van oudsher, in straten bestrooid met lentebloesems en versnipperd zilverpapier.
Beelden uit mijn verre jeugd, om er stil bij te zijn en ook, er lang over na te denken.
11-06-2015, 05:33 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-06-2015 |
De gotische kathedraal (III) |
Maar nog is dit niet alles, want er is een ander element dat duidelijk wijst in de richting van het metafysische karakter van de kathedraal, het labyrint.
En niet naar Rome ga je maar naar het labyrint in de kathedraal van Amiens, (of naar het labyrint in Chartres, of dat in de collegiale van Saint-Quentin). Dit labyrint is gelegd, gebruik makend van tegels van een andere kleur, in de vloer van het schip. Het is een labyrint dat ons onvermijdelijk brengt naar het centrum. Men vertrekt in de richting van het noorden, dat ook de dood symboliseert, om te eindigen komende uit het zuiden, de richting van het licht dat van het nieuwe leven.
Naast het altaar, dat het religieuze centrum vertegenwoordigt, beschikt aldus de kathedraal nog over een tweede, het labyrint, gelegen in het gedeelte van de kerk voorbehouden aan het volk. De kathedraal is dus niet enkel een plaats van gebed, een plaats waar een eredienst gecelebreerd wordt, maar ze bezit tevens een metafysisch center dat de meester-bouwer heeft willen onderlijnen door het aanbrengen van een labyrint in de betegeling.
We weten aldus dat er achter de zichtbare realiteit der dingen, eveneens een onzichtbare realiteit aanwezig is, en dat het via dit onzichtbare, tegenwoordig in het licht, in het evenwicht en de harmonie van lijn, vorm en proporties, dat de mens wordt opgetild tot een voller gevoel van het ‘zijn’.
Ik realiseer me dat mijn woorden zich situeren op de rand van het metafysische Ik ga hier heel ver, me steunend vooral op wat de abt Suger van Saint-Denis bij Parijs, onomwonden had laten horen, dat zijn God, de God was van het licht en het leven, en dat het via het Licht was dat we Hem bereiken konden; dat Hij klaar stond niet om ons te beloeren met strenge blik vanuit de hoogte, maar de armen open om ons te ontvangen, zoals de Christusfiguur afgebeeld in de narthex, de voorhal van ‘La Madeleine’ in Vézelay.
De bouwers van onze kathedralen waren mensen met een visie, een visie over God die de ganse Kosmos in zijn handen hield, en hun kathedraal functioneerde als de athanor, de smeltoven van de alchemist om van de armoemens die hij was een totaal nieuwe te maken, een kosmisch ingeschakelde.
Het was geen gotische maar een kosmische kathedraal die ze bouwden, maar dit zijn we al lang vergeten, ook omdat we vergaten en het vandaag onnodig achten dieper te kijken op wat het bouwwerk van de kathedraalbouwers wel zou kunnen betekenen. Misschien zullen we het weten als ze leeg zullen staan, neergehaald misschien, of ontwijd achtergelaten, duizend jaren in rook opgegaan.
10-06-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-06-2015 |
De gotische kathedraal (II) |
En als we denken aan de onbehouwen stenen zoals deze van Stonehenge, dus niet ‘gepollueerd’ door de beitel, is het meer dan verbazend op drie verschillende plaatsen in de Bijbel te lezen : ‘Als je me een altaar bouwt dan zal je dit doen met onbehouwen steen’. Hij gelooft dat ook de meester-bouwer trachten zal, de krachten inherent aan de materie, de stenen, aan te wenden. Hij zal de gekruiste spitsboog uitvinden en, zoals Louis Charpentier schrijft in zijn ‘Le mystère de la Cathédrale de Chartres’[1], ‘de stenen laten vibreren zoals de gespannen snaren van een piano’.
Om dit te bereiken gaat hij vertrekken van een totaal andere bouwmethode wat ook een totaal andere ingesteldheid impliceert. Het gewelf duwt de muren niet meer naar beneden, zoals in de Romaanse kerk, doch het zijn nu de kolommen die de krachten van uit hun basis naar omhoog stuwen. In andere woorden het gewelf wordt zoals de hemel, het weegt niet meer op de mens doch zuigt de mens omhoog in de ruimte. Dit is de gotiek: de mens optillen en hem in contact brengen met de onzichtbare krachten in de kosmos. Dit te concipiëren is reeds een vorm van grote religiositeit. De ‘magnetische’ trillingen veroorzaakt door de kolommen die het gewelf letterlijk in de hoogte werpen, kruisen zich met de vibraties van de mens die er aanwezig is, versterken deze en brengen deze in harmonie met de krachten van de aarde onder hem en van de hemel boven hem.
Dit is het objectief van de meester-bouwer: de geest van de mens wakker schudden opdat hij ontwaken zou tot de nieuwe dimensie van een leven dat hem verheffen zou boven de alledaagsheid van zijn bestaan. Zoals Stonehenge vervult de kathedraal aldus de functie van athanor, de smeltoven van de alchemist.
09-06-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-06-2015 |
De gotische kathedraal (I) |
Er is een tijd geweest dat ik gepoogd heb de idee te achterhalen die aan de basis lag van de overschakeling van de romaanse mens naar de gotische mens, en dan meer specifiek de overgang van de romaanse kerk naar de gotische kathedraal, een gebeuren dat zich in een eerste fase vooral heeft gesitueerd in Picardie en in L’Isle de France.
Volgens mij was dit het begin van de Verlichting die pas later in de XVIIde, XVIIIde doorbreken zou; was het de overgang van het stoffelijke in de mens naar het spirituele in de mens. Eigenlijk was het zelfs geen geleidelijke overgang, zoals deze van de eerste Gsm naar deze van nu, maar een sprong in de tijd, hoger dan ooit gesprongen werd, en waaruit de eerste gotische kathedralen zouden oprijzen als een lichtbaken in het landschap, die ons als mens dichter tot de God van het Licht brengen zou.
ik hoorde dat het geloof in de reïncarnatie ingeboren is in de Hindoe-kinderen die sedert hun prilste jeugd, door families van bij ons worden opgevoed, zo dacht ik dat deze kosmische binding ingeboren was in de westerse mens en, in de persoon die ik toen was, al kan h
Ik zag hierin de mens bij wie de oude gewaden, deze van de angst dat het jaar duizend, waren afgelegd. Er was opnieuw een opening gekomen, God was niet meer een oordelende God maar een verlossende, een luisterende God, en de Maagd Maria, die ineens is opgedoken – een Isis gelijk - was de bemiddelaarster, zij die optrad tussen God en de mens.
Die idee is in mij is ontstaan van het ogenblik dat ik me herboren voelde in het spoor van de kathedraalbouwers en dat dit nieuwe leven een bezieling inhield die me in een totaal andere landschap afzette, het landschap van de ware aard van de mens, zijn verheffing naar het licht, zijn opgaan in de kosmische energievelden.
Zoals et dat deze idee is gegroeid uit mijn ontmoeting met de kathedralen die ik bezocht en me hebben geïnspireerd om er iets over te zeggen, zelfs indien dit misschien ongewoon en ver gezocht zou lijken, het zijn dan toch mijn woorden gevloeid uit mijn bezieling.
Ik besefte voluit dat de kathedraal een poging is geweest, de goddelijke ordening van de wereld symbolisch na te volgen, zoals dit het geval was voor de Egyptische tempels en de tempel van Salomon, en dit, door hun oriëntatie, hun meetkundige proporties, de harmonie van hun horizontale lijnstructuur gebaseerd op de toonladder van Pythagoras.
De Kathedraal is het ook door de plaats waar ze gebouwd werd doordat ze haar funderingen had in de aardstromen van die plaats en haar torens geprojecteerd in de magnetische velden omheen die plaats.
Er is echter nog meer, de kathedraal is aldus eveneens gebaseerd op de Keltische idee die we terugvinden in de dolmen en menhirs waarvan Stonehenge het meest schitterende voorbeeld is. In Stonehenge hadden de stenen hun eigen functie. In vibratie gebracht door de dolmen die er horizontaal bovenop werden geplaatst, beroerden deze vibraties de geest van de mens die erin rondwandelde, en bezat Stonehenge aldus de functie van de athanor die er op gericht was de mens te vergeestelijken, te wijzen op zijn binding met al wat hem omringde, het zichtbare en vooral het onzichtbare.
08-06-2015, 06:59 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-06-2015 |
Elif Shafak en Turkije |
‘Iedere schrijver, journalist en dichter in Turkije weet dat hij in één vingerknip voor het gerecht kan worden gedaagd en gedemoniseerd in de media vanwege een gedicht, een artikel, een boek, een tweet of zelfs een retweet’.
Aldus Elif Shafak, auteur van ‘De stad aan de rand van de hemel’, in haar interview met Veerle vanden Bosch[1]. Dit is het minimaalste wat ons te wachten staat, eens de infiltratie van de Islam wat verder aangezwollen en we terecht zullen komen in een democratie naar het huidige Turkse model.
Maar, wie ziet er wat er binnen twee, hoogstens drie generaties op ons afkomt? Daarenboven zien is niet genoeg, maar wat doen we opdat de infiltratie die aan de gang is, uiteindelijk niet zou overgaan tot onvermijdelijk en niet meer te stuiten?
We steken onze kop in het zand, zoals naar het schijnt de struisvogels doen, we zwijgen en we doen verder alsof alles maar wat gepraat is van een pessimistische minderheid, de soepele integratie van het oosten in het westen een absolute zekerheid zijnde, terwijl de zekerheid eerder het omgekeerde is.
Ik geloof niet dat Elif Shafak er plezier in vindt te moeten zeggen wat ze nog zegt: Daardoor is er angst en zelfcensuur. Maar het is moeilijk om daarover te praten. Ik denk niet dat Turkije op dit vlak vooruitgang heeft geboekt. Ik ben bang dat we er veeleer op achteruitgaan.’
Het is hier nog steeds niet moeilijk te praten over democratie, ze gaat er nog steeds niet op achteruit, ze ligt nog steeds in de mond van onze parlementariërs. Ik zal het enkel zien aankomen maar zal het niet meer zien gebeuren, mijn kinderen en die van jullie en hun nakomelingen wel, ze zullen het aan den lijve ondervinden, de waarden die het westen nu in zijn vaandel voert – als er nog zouden zijn? – zullen met de voeten getreden worden. Het is om alle poëtische gevoelens voor eens en altijd op te bergen. En hou je vast, het eerste dat gebeuren zal is de Hubble telescoop uit de ruimte te halen, want het is aan Allah om te kijken naar de mens en niet omgekeerd.
Mens, lees tweemaal wat Veerle vanden Bosch over haar onderhoud met Elif Shafak weet te vertellen, dan weet je wat er minimaal op komst is.
[1] Elif Shafak: ‘De stad aan de rand van de hemel’, vertaald door Frouke Arns en Marion Smits, 522 blz. 24,95 € Oorspronkelijke titel ‘The architect’s apprentice’. De Standaard der Letteren van 5 juni.
07-06-2015, 04:30 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-06-2015 |
De maanden die elkaar opvolgen |
Op weg, eens te meer, in een nieuwe maand, die even vlug voorbij zal gaan als alle vorige, de aarde, met grote regelmaat, haar baan volgend omheen de zon, en de tijd die er is op afgestemd, die ons meeneemt op zijn vlucht, al voelen we het niet, we weten dat we op weg zijn naar het onvermijdelijke. Ce grand sculpteur, noemde Yourcenaer hem, maar hij is vooral een groot reiziger en wij met hem en de tijd is minder de beeldhouwer dan de natuur en het leven het zijn.
Hoe ik mijn dagen en mijn maanden vul toon ik op duidelijke wijze maar de laatste dagen trad er een vermoeidheid op en valt het me voor het eerst op, dat schrijven de geest bezig, te veel bezig houdt en dit niet alleen psychisch maar ook en vooral fysisch, dat je houding bij het schrijven afmattend is, zodat er een pijn kruipt naar je hartstreek omdat je alles vlug, te vlug afhandelen wilt wat je je voorgenomen hebt af te handelen.
Je kunt er ter verdediging aan toevoegen dat wat je doet, ofwel gek is ofwel nodig is, maar dat het, het restje leven is dat je nog houdt, schrijven betekent voor jou dat de woorden die opborrelen, telkens en telkens moeten genomen worden en neergezet op de mooiste plaats en in de meest geschikte afrondingen.
Hieruit weg vluchten is geen oplossing, nu niet meer, ik had het - had ik wijs geweest - vroeger moeten doen, nu ben ik gedoemd verder te gaan en, te verbazen niet om wat ik doe, maar omwille van mijn regelmaat afgesteld op de regelmaat van de aarde, de handen en de geest, gekneveld en vastgebonden op mijn stoel, woorden ademend.
‘Je moet even stoppen’, zegde een goed vriend me, ‘stoppen met schrijven om je te herbronnen in nieuwe lectuur’. Ik wil wel, maar de tijd dringt, ik ben geen veertig of vijftig meer om te herbronnen.
En dan, wat kan ik meer dan wat ik al doe, mijn kleinburgerlijk leven was wel een oorlog beschoren maar deze liet geen diepgaande impressies na, het gehucht waar ik woonde lag verscholen tussen bossen en velden. De oorlog is er aan voorbij gegaan, zonder een schot, hoogstens een V1 die was afgedwaald en terecht is gekomen op een oude schuur dichtbij, hoogstens wat ‘Feldgendarmen’ die de gedroogde tabak bladeren van mijn vader kwamen opeisen, hoogstens een kalf of koe die werd geslacht in de keuken, of een boom die werd afgezaagd in het nachtelijk bos, in het putje van de winter toen het sneeuwde, en vader en ik de in stukken gezaagde stam door de sneeuwstorm naar huis droegen. Dit is wat me, samen met andere kleine voorvallen, is bijgebleven.
Een terloops gebeuren dat enkel de huiskamer haalde en dat ik nu hier te grabbel gooi, vader gedenkend en moeder en broers en het ouderhuis en de sneeuw en vries winters en de zondagnamiddagen in de zomer, uitgestrekt in het gras onder de appelaar, dromend, zoals ik nu meer dan dromend ben als ik dit schrijf, laat in de nacht.
06-06-2015, 00:40 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-06-2015 |
Prozaïsch gedicht |
Herhalend wat in mij is vastgehecht van vroeger en zich niet laat verwijderen, zelfs niet door het neerschrijven ervan wat maar een bleke afdruk zou zijn van wat ik voel en meedraag in mijn dagen.
Verwonderd dat ik geworden ben meer woord dan daad, meer inhoud dan wat uitgestrooid wordt, meer het gedicht dan het verhaal dat voorbij vliedt lijk water in de straten. Meer zijn dan te bestaan, een hoge eik eenzaam in de vlakte, een spiegelvijver tintelend van licht, de handtekening onder een ingelijst wit Schoelerblad.
Sperwer zijn en neerduiken, happend naar lucht dat leven is, me vermenigvuldigend nu het nog kan in lettertekens over alles heen gegooid, zoals het nimmer was, nu nader komend, of de tijd die nog overblijft, uitspreidend, vertragend, opdat hij nog lang duren zou, nog lange tijd weg blijven zou hij die komend is, voorlopig nog onhandelbaar en uit het zicht verdwenen.
Schrijf ik maar. Schrijf ik maar mijn vlug beleven van het ogenblik dat zich opent voor mij lijk een donkere orchidee zich opent om orchidee te zijn, ik schrijvend om meer mens te zijn; niet wetende wat ik beter zou kunnen doen om niet woordeloos achter te blijven, opgesloten in de kamer van mijn lichaam, terwijl buiten in de tuin in de straten, in de dorpen en in de wereld, lijk een vuur dat de brousse binnensluipt, het levende leven zich ten toon spreidt in al zijn heerlijkheid. Het sacraal gebeuren van elke dag dat onze geest wakker houdt en ons verplicht verder te zien dan wat er te zien is. Gegeven dat het ons werd in gegeven te bereiken wat uiterlijk niet te bereiken is, maar innerlijk geborgen, toch zichtbaar is. Zoals zij, die totaal ontspannen buitenkomen uit hun hotel, in de verre morgenmist de heuvels zullen zien oprijzen, zoals ik ooit las op een fontein in een Chinese stad.
Schrijf maar al wat er te schrijven is, elk woord is een opvang voor de tijd die anders verloren waait in het oneindige. Vertoon je als een zendeling die de tijd bewaren wil voor als hij er niet meer zal zijn. Je ogen dicht gehouden, je mond gesloten, maar je woord dat overgebleven, schitteren zal in het vroege licht, dat like a guilded Pavlova - wist Ezra Pound - binnen schieten zal als je de gordijnen openschuift van je nederige woning, niet om zoals koning David neer te zien op een naakte vrouw die zich aan het wassen is om zich te zuiveren van haar uncleanness, maar om aan te komen waar je bent opgestaan, bij het Woord dat in den beginne was.
Het begin dat tot nu begin gebleven is, want niets is af en niets is voltrokken.
05-06-2015, 06:16 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-06-2015 |
Het bos over mij |
De laatste dagen schrijf ik met open vizier. De laatste dagen laat ik binnenkijken in het diepste van mijn gedachten, voel ik beter dan ooit aan, dat ik altijd gedacht heb de wereld te kunnen veroveren met mijn geschriften en weet ik nu dat het maar wat zeepbellen zijn die ik de lucht in stuur, met erin de weerspiegeling, van een stukje uit mijn omgeving waarin droom en realiteit vermengd liggen.
Heb dus elke illusie afgelegd, heb de Ugo in mij het zwijgen opgelegd en ben geworden wie ik ben, met beide voeten op de grond. Het weze zo, van hieruit kan ik mijn aanloop nemen om meer te zijn dan wat er van mij overblijft.
In deze gemoedstoestand ben ik naar het bos gegaan, het bos van mijn jeugd. Ik ben gaan neerzitten aan de leistenen tafel, op de wankele bank onder de oude beuken en heb geluisterd naar wat me door hen, wat me door iemand anders onder de bomen, door iemand binnen in mij, te vertellen had over het leven en over de zin ervan. Ik had zelfs Christian de Duve mee genomen om van hem te lezen dat een wereld zonder het sacrale een dode wereld is - wat ik al ettelijke malen gezegd en geschreven heb - en gedwongen door deze gedachte ben ik beginnen schrijven, pagina’s vol in één lange beweging van de hand over de bladen van een oud, half gevuld dagboek.
Heb ik woorden neergezet, de tijd niet zijnde of de tijd zijnde het aanhoudend geruis van de bomen, of de tijd zijnde het kloppen van mijn hart, het jagen van mijn bloed, zijnde mijn begeestering voortkomende uit de wolk van al wat sacraal is, de wolk waarin ik opgenomen ben als mens; de tijd zijnde niets anders dan mijn schrijven, ik vastgenageld in de aarde, ik de adem van de bomen, ik in osmose met al wat van het leven is, in atomen en elektronen uitbazuinend dat ik meer van de sterren ben dan van de aarde.
Dat ik opgestaan ben uit de volheid van wat niet anders te bepalen is dan de immer stuwende, dwingende kracht die de kosmos is, die de totaliteit is van al wat is en zijn zal, niets meer en niets minder maar gezegend met de geest die van uit de kosmos zich heeft vastgehaakt in mij en in mijn leden.
Dat ik erin, dat het totaalbeeld van mijn ik, erin verweven zit; dat ik wel daden stellen kan maar dan dat die daden maar de uiterlijke vormen zijn van wat innerlijk gebeurt. Of, schrijvend binnenkomen in de poëzie van het woord, losgelaten lijk een jong veulen dat voor het eerst op de weide komt, tijdloos, zoals tijdloos is wat ik toen geschreven heb.
04-06-2015, 04:17 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-06-2015 |
Timotheüs |
‘Leer zo veel je kunt maar de waarheid zal je nimmer kennen’, dit schreef Timotheüs[1], de gezel van Paulus, in het begin van onze tijdrekening. Hij had er ook het schrijven, dat mijn domein is, kunnen aan toevoegen, schrijf oude man, schrijf zo veel als je maar wilt, het is toch in het ijle dat je schrijft, je tijd is voorbij, en al denk je dat je nog vele dagen hebt, iets nieuw kun je ons niet meer vertellen.
Dit is dan mijn waarheid en ook mijn gekheid die ik voortdurend de lof toezwaai – Erasmus kende dit - alleen al door met deze blog hysterisch door te gaan en te blijven doorgaan alsof het de belangrijkste zaak ter wereld was, alsof ik hiermede de wereld redden kon van de ondergang.
En hoe kijken ze op mij neer, als iemand die iets te vertellen heeft of als iemand die zich, ongeacht zijn ouderdom, blijft uitsloven om enkele lijnen te schrijven?
Lijnen tekst die me niets opleveren, die verdwijnen zodra ze in de ether komen en die ik, amper geschreven al moet vervangen door een andere vlucht van woorden, een vlucht zoals van de reisduiven die ergens in Bourges of Angoulême gelost worden, een ogenblik het licht verduisteren en daarna verdwijnen in de wolken, zo gaat het ook met mijn woorden, tenminste zo voel ik het nu duidelijk. En als ik dit vergelijk met wat ik gisteren schreef, of de dagen ervoor, dan weet ik que les jours et les pensées se suivent et ne se ressemblent pas, mais pas du tout.
Want wat wil ik er mee bereiken in feite, en ik weet het – maar ik weet het niet genoeg – mijn ijdelheid strelen en oppoetsen. Zeggen, kijk nu eens wat ik kan en hoe ik het volhoud.
Maar dit is larie. Ik lees Erwin Mortier en sta verbaasd hoe hij schrijft, hoe hij zijn woorden aan elkaar hecht en welke beelden hij er weet mee te bereiken. Zo lang ik dit niet kan ben ik niets, nada, rien, nothing.
My nothingness druipt de muren af. Ik tracht het te verbergen door wat diepte te geven aan wat ik vertel en hopen dat het gelezen en begrepen wordt door enkelen, want er komen geen scholen op af, geen massa mensen, men vraagt me geen handtekening, vraagt niet mijn mening over de toestand in dit land, over het schuldenprobleem van Griekenland en de toekomst van de Euro (die niet zal vergaan want de goed betaalde aanwezigen in het Europese parlement houden te zeer aan hun functie opdat ze deze ooit in gevaar zouden brengen).
Eigenlijk, alles op de keper beschouwd, en ik meen het, is het maar goed dat ik ongekend en onbemind blijf, dit is hier mijn plaats, deze die ik verdien, want ik ben geen Eco, geen Houellebecq, geen Coetzee, en zal het nooit worden. Ik ben maar een doodarme blogger die zich nog enkel in gedachten verplaatst om telkens weer terug te keren voor zijn scherm of voor zijn blocnote, de plaats waar hij zich uitleeft en de indruk na laat op zoek te zijn naar iets dat hij nooit vinden zal, iets dat niet bestaat om gevonden te worden, enkel maar een vlag is, beschreven met woorden, wapperend in zijn achtertuin, in wind en in regen en soms, in het wankele licht van de maan, soms in het grote licht van de zon.
Maar van de dagen weet ik dat ze vliegen, het overige is bijzaak.
[1] Ever learning and never able to come to the knowledge of the truth. (2 Timothy 3, 7, King James’ Bible).
03-06-2015, 06:30 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-06-2015 |
Wie ben ik als lezer? |
Mijn blog is a struggle, is een vreugde, is een noodzaak en een veelvraat Ik ben een lezer van mezelf. Ik verplicht me, binnen de grenzen van mijn wereld te blijven, met als gevolg, ik verleer het lezen van boeken. ‘Godenslaap’ van Erwin Mortier neem ik nu al dagen mee met mij, van mijn kamer beneden naar mijn kamer boven, ik open hem amper omdat ik op elk uur van de dag, als van de nacht als ik wakker ben, geconfronteerd wordt, én met wat ik te schrijven heb, én eens dit gedaan, ik bezig ben met de teksten die ik vroeger schreef te herzien. Ik kom niet meer los uit mijn eigen wereld hoe zou ik nog kunnen binnendringen in de wereld van een boek.
Is het een excuus dat ik zoek, voor mijn ‘luiheid’ niet de nodige inspanning te doen, of is het een vorm van egocentrisme, van eigenliefde, met een gewaagde minachting voor wat anderen schreven?
Neen, en dit laatste zeker niet. Erwin Mortier verrast me telkens ik enkele pagina’s lees. Ik heb wel geen zicht op waar hij heen wil en hoe hij er heen gaat, maar literair gezien is het zeer hoogstaand wat hij schrijft, is zijn taal, verbazend en verwonderlijk maar, zoals het vroeger wel gebeurde, kom ik er nu niet meer toe op te gaan in een boek, het te ‘verslinden’, en dan zeker niet zoals ik het deed, in die verre jeugd van mij, toen ik er zelfs toe kwam me te gaan verstoppen, niet alleen op de hooischelf, op een plaats die ik niet noem, zelfs tot in het korenveld, het boek bestoven met stuifmeel dat nu nog aan de vergeelde bladen van bepaalde boeken in de onderste rekken van mijn boekenkast kleeft, zoals er zinnen en personages uit die boeken –Jules Verne, Karl May, Ernest Claes - als stuifmeel zijn blijven hangen in mijn herinneren, waar ik ze regelmatig ontmoet als ik even terugzink in de knaap die ik was, zelfs in de persoon die ik werd en die ik thans ben; evenveel als wat ik opdeed aan gedachten bij schrijvers als Gilliams en Streuvels, als Solzhenitsyn, als Vassili Grossman, als Daudet, Bernanos, Sartre, noem maar op, Vittorini, om toch Dante niet te vergeten, noch T.S.Eliot, noch Mulisch noch honderd anderen, maar er zijn er duizend en meer nog die ik niet las en dit weet ik met grote zekerheid. Dit is mijn zwak punt. Ik ben op een bepaald punt in mijn leven, afgedaald in mezelf en ben er verdwaald in een wereld waar ik moeilijk nog van los kom.
Ik verwijt het me maar dit verwijt helpt me niet en zal me niet veranderen. Ik zal het moeten blijven stellen met enkele uitzonderingen, een Hertmans, een Houellebecq, een Barnes en verder wat geblader in boeken die ik, zoals ik zegde, meeneem van boven naar beneden en van beneden naar boven en daarna terug draag naar de bibliotheek waar ik ze ontleende. Tussendoor evenwel, een blog schrijvend, en eens deze geschreven, denkend, terwijl ik begaan ben met andere zaken, met andere teksten, aan wat ik zal schrijven voor de daarop volgende, een etmaal later. Elke dag van de week als van de maand.
Ondanks, zegt de Ecclesiasticus, dat er niets nieuws is onder de zon.
02-06-2015, 21:24 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-06-2015 |
Emmanuel Carrère en zijn intuïtie |
De SdL publiceert een interview van Maijke Arijs met Emmanuel Carrère, naar aanleiding van het verschijnen van zijn boek ‘Le Royaume’, waarin hij onderzoekt hoe het kon dat hij, lijk zovele anderen kon geloven in het verhaal van een God die zijn zoon slachtoffert om de mensheid te redden. Ik licht hier, uit hun gesprek, een enkele passage in verband met de veroordeling van Christus:
Carrère:
‘Voor de Joden primeerden de godsdienstige wetten op de burgerlijke wetten. Dat kun je dan met de sharia vergelijken. Het verzet tegen Pilatus nam de vorm aan van een soort intifada.
Arijs:
Als wij min of meer in dezelfde situatie zitten als de Romeinen toen, dan ziet het er niet zo best voor ons uit?
Carrère:
Ik geloof inderdaad dat we op een catastrofe afstevenen, maar dat is louter intuïtie. En er zijn er natuurlijk in alle tijden mensen geweest die er zo over dachten.
Dat we afstevenen op een catastrofe is bij Carrère, voorlopig nog intuïtie, bij Arijs is het meer dan intuïtie, is het een zekerheid. Mijn blogs van de laatste dagen gaan er niet aan voorbij. Ik neem me telkens wel voor er niet meer over te schrijven, maar keer op keer word ik uitgedaagd door nieuwe feiten die opduiken, zoals de passage uit De Standaard, heimelijk verborgen. Houellebecq echter wist ook waarover hij schreef in zijn ‘Soumission’, hij weet dat het komt, misschien is hij verkeerd wat de tijd van het komen betreft, maar hij geeft heel duidelijk de richting aan waar het Frankrijk van nu op weg naar is. Als ik hem bezig zie op TV, dan staat hij, er in feite apathisch tegenover, er kome wat er kome, hij zal zich laten inschrijven als volgeling van Mohammed.
Eigenlijk is het voor Arijs, Carrère, Houellebecq niet zo zeer de vrees voor IS, maar wel de vrees voor een, eens te meer, verstarring in het religieuze dat ons zal worden opgedrongen, een verstarring die we al lang hebben overwonnen en ons de vrijheid van meningsuiting heeft gebracht die we als individu broodnodig hebben.
Tornen aan deze vrijheid betekent de dood van een beschaving, de dood van mijn schrijven.
01-06-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |