 |
|
 |
|
|
 |
30-09-2012 |
Confrontatie |
Als je, zoals gisteren, hals over kop binnenvalt in
je jeugd, wat wil je hierover kwijt, welk beeld wil je je herinneren van de
knaap die je waart, en verder, van de jonge man, van de rijpere man, de gehuwde
man, de vader-man?
Want het oproepen van de beelden die waren, is heel
wat meer dan een terugblikken op wat goed en mooi was. Als je er dieper op
ingaat, is het, naar omstandigheden toe die totaal anders waren dan mooi en
goed, en wordt het een zich blootgeven, een zich zelf beschuldigen en zich terzelfdertijd
veroordelen voor wat verkeerd ging, of waar je helemaal niet fier op bent.
Je vermoedt wel dat elk van ons, met zo een
zwartboek op zak loopt en het zelden bovenhaalt om het te herlezen. Een
zwartboek dat diep in jou met onzichtbare inkt geschreven staat, die onder een
speciale lamp moet gehouden worden, een lamp die jij alleen bezit, opdat het
geschrevene zou kunnen gelezen worden.
Mits de nodige moed zou je al dit verkeerde ook kunnen
optekenen in een echt boek dat je wegbergen zou daarna in een omslag, verzegeld
met rode lak en erop vermelden dat het boek in deze omslag je zwarte punten
bevat, je sins waar Joyce het over
heeft, zijnde al het negatieve dat uit jou is ontstaan. Dat in dit boek, al dit
negatieve met de hand werd neergeschreven om je ervan te bevrijden en dat de verzegelde
omslag moet meegegeven met wat rest van je lichaam het uur van je begrafenis.
Je schrijft dit nu, waar je aangekomen bent,
gekneusd en her opgestaan, in de nabijheid van de dood. Hoe nabij je bent weet je
niet, maar waar het in je jeugd nog altijd een jaar in meer was, is het nu een
jaar , een maand, een dag in min geworden.
Maar het heeft zin, het schrijven is meer dan een
akte van berouw, het is een laatste maal herbeleven wat verkeerd was gegaan, geen
goed praten, geen zoeken naar een verontschuldiging voor wat je deed of niet
deed. Zelfs, al is het kwaad geschied, het zaad ervan uitgezaaid, en zelfs al werden
wegen getrokken die anders niet zouden getrokken en bewandeld geweest zijn.
Het wordt een herconfrontatie met het gebeuren
zelf om er, min of meer gezuiverd, uit op te staan. En je denkt in deze
uitzonderlijke ogenblikken aan de Mattheus-Passion
van Johan Sebastian Bach in een van zijn mooiste arias:
Erbarme dich, mein Gott, um meiner zähren
Willen. Schaue hier, Herz und Auge weint vor dir, bitterlich.
Jij ook, zoals Bach, vraagt om dat erbarmen.
30-09-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-09-2012 |
Een klein gebeuren. |
Ik ben in mijn twee laatste blogs heel ver gegaan,
zegt men me, moeilijk om te begrijpen, zegt men me. Dan maar iets helemaal
anders, een klein gebeuren dat
ik me herinner:
Laat september, de appelaar op de ouderlijke boomgaard met nog een allerlaatste
appel hoog in de kruin. En ik me toen, jong en overmoedig, opspringend naar de
laagste tak, in de boom heb gehesen om de appel te plukken. En dat dit een daad
was van een wondere betekenis gezien deze een lange weergalm heeft gekend, tot
vandaag en er zijn heel wat laat september momenten tussen - tot het ogenblik
dat ik me neerzette om te schrijven.
De kleine ruk die ik geven moest, het licht gekraak van de korte
steel die afbrak en de koele, licht kleverige appel die ik in mijn hand hield, alle,
minimale handelingen die omwille van de plaats, de tijd, het beleven van elk
detail ervan, in mij een impressie hebben nagelaten die onuitwisbaar is.
Hoe kan het dat dit onbelangrijk gebeuren uit mijn jeugd, me zo
duidelijk is bijgebleven. Is het omdat het zonder betekenis was of is het omdat
ik op het ogenblik van de handeling, ik, uitzonderlijk, ervan bewust was dat ik
het was die de appel van de tak trok en dat het om deze reden niet een klein
maar een groot gebeuren was.
Het is Ouspensky in zijn In
search of the miraculous die deze verklaring geeft. Hij leert me dat we
bewust moeten zijn én van elke handeling die we stellen én tezelfdertijd bewust
dat wij het zijn die de handeling stellen. Maar het kan ook, en dan verwijs ik
naar wat Bernanos in zijn Journal dun
Curé de Campagne schrijft: que les
petites choses nont lair de rien mais quelles donnent la paix; dat ik
die dag in de boom gekropen ben ontdaan van alle problemen, als nieuw geboren
en groot ontvankelijk en dat het plukken van die laatste appel aldus niet een
klein maar een groot gebeuren is geweest.
Zijn er In mijn leven van vandaag nog dergelijke kleine gebeurtenissen die
in feite grote gebeurtenissen zijn, het schrijven van deze blog bijvoorbeeld?
29-09-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-09-2012 |
Gebed |
Ik herneem hier het gedicht dat ik schreef in 2005, na lezing van wat Slavoj Zizek had verklaard wat de Islam voor hem betekende en ik hem goed begrijpen kon, omdat wat hij schreef verheffend was en in de lijn lag van wat een gebed ook voor ons kan betekenen. Dit gedicht is een aanvulling van wat ik gisteren schreef.
En van de filosoof Slavoj Zizek, heb ik gelezen
'a mí me interessa la religión musulmana',
en waarom zou hij niet, ik kan
hem goed hem begrijpen.
Ik droomde even,
de
ongelovige die ik was, verdwaald,
verward,
was het in Ibb, in Saana
was
het in Kawkaban, de binnenkoer
van
de moskee het was,
verder
mocht ik niet,
maar het beeld van grijze baarden-mannen
van nu mijn ouderdom, me bijgebleven
gebogen
over oude boeken,
in
tekens opgetekend,
geschreven
en herschreven
en
geen sukuun ervan gewijzigd,
geen shadda, identiek zoals wat eerst
werd
neergezet door handen
even
vast als hun geloof.
En ik
toekijkend, denkend dat ik beeld
toen
was zoals zij het waren, luisterend
naar
wat ze zeggen konden
over
een zin, een woord, over de stam ervan
en
hoe in hadiths, de Profeet
het
had bedoeld of niet bedoeld.
Een
ogenblik in hun bestaan,
een
ogenblik in dat van mij, om te begrijpen
de
donkerte en de klaarte van het woord,
zoals
het timshel-woord
in
Steinbecks East of Eden.
En
geknield
met
hen naar Mekka tot de grond gebogen
en
met hen gebeden : Allah akbar, Allah
akbar,
tot
Allah met de negenennegentig namen,
het
getal gemerkt in beide handen samen.
Hij, al rahmaan, al rahim, le Miséricordieux.
Ik
droomde maar.
Me
afgevraagd hoe ze baden, denkend
aan
de Kaaba, in een zwarte doek gekleed
bestikt
met gouden letters ,
de
bijna-kubus gebouwd door Abraham
en
Ishmaël met erin de zwarte steen
uit
de hand van Allah neergekomen,
zijn
teken zijnde, zijn zwijgend woord.
Alhoewel
zovele stenen neergekomen
boven
Gabaon als boven Misraïm
en
andere nog met vuur gemengd.
Ik
ongelovige,
respectvol
toegekeken en gedacht
aan al rahmaan, al rahim, de Medelijdende,
maar
niet wetende wie Hij is noch hoe Hij is,
maar
als Hij is, dat Hij op alle plaatsen is,
et que le poids dun
atome ne lui échappe,
ni sur la terre ni dans les cieux
En
nu, na de steen die heilig is
en
weggeborgen, in een afdruk
van the Wilkinson Map Anisotropy Probe
het
teken, open en bekrachtigd
van
wat eens het beginnend Universum was.
De
vele vragen er omheen,
de
voornaamste onbeantwoord nog gebleven.
28-09-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-09-2012 |
Dit is geen Blog |
Heb de beelden gezien, meer dan gruwelijk, hoe
volgelingen van de huidige Islam, de Amerikaanse ambassadeur, Christopher
Stevens in Libye hebben gemarteld en verkracht vooraleer hem te doden en hem
als een trofee te tonen in de straten van Benghazi.
(http://www.nineveh.no/?p=42577).
Het zijn beelden die we allen moeten gezien hebben om te weten welke Islam het
is die op ons afkomt.
Ik breng dit in verband met de woorden van Salman
Rushdie uitgesproken in de kantoren van zijn agent op 12 september in Londen. Le
Monde wijdt
hier een artikel aan. Hierin wijst Salman Rushdie op de breuk die ontstaan is
met de islam van zijn jeugdjaren - en van zijn vader, qui était dune grande
érudition religieuse et qui avait choisi de sappeler Rushdie en hommage à Ibn
Rushd (Averroès) - als hij zijn ontgoocheling over wat zich in het Oosten
aan het afspelen is, verwoordt:
'Quand jétais jeune
beaucoup de villes dans le monde musulman étaient des cités monopolites, de
grandes cultures. On surnommait Beyrouth, le 'Paris de lOrient'. Lislam dans
lequel jai grandi était ouvert, influencé par le soufisme et lhindouisme, ce
nétait pas celui qui est en train de se répandre à toute vitesse. Cest pour
moi une tragédie que cette culture régresse à ce point comme une blessure
auto-infligée. Et je pense qu'il y a une limite au-delà de laquelle vous ne pouvez plus blâmer l'Occident'.
Uit respect voor de familieleden en
vrienden van de ambassadeur die deze beelden moeten ondergaan, schrijf ik
vandaag geen blog.
27-09-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-09-2012 |
Henry Bauchau |
De schrijver Henry Bauchau, in 1913 geboren in
Mechelen, van wie ik enkele dagen geleden een gedicht overnam, is niet meer,
hij was negenennegentig jaar oud. Een vriend stuurde me een knipsel uit La Libre Belgique van 22 en 23
september met het bericht van zijn overlijden, zoals het hoort, in peis en
vrede.
Behalve zijn laatste dichtbundel bezit ik ook van hem,
Le Présent dIncertitude - Journal
2002-2005 (Actes Sud 2007).
Een feit is zeker, wat ik met hem gemeen heb is de
noodzaak te schrijven. We kunnen er niet omheen, het is sterker dan ons zelf. Als
ik kijk naar het weinige dat ik, in zijn journal
heb onderlijnd dan val ik op zijn belijdenis:
je nai
plus vraiment envie que décrire. Je ne suis pas parvenu à devenir un homme
libre, jai besoin de me justifier, de devoir me justifier dexister encore. Pour
cela le seul moyen qui me reste cest décrire. (pag. 231).
Echter wat we schrijven en hoe we schrijven is totaal
verschillend. Ik schrijf in de hoogte of in de diepte, ik neig naar de dingen
binnen in. Bauchau blijft op aarde, het kosmische, de snelheid waarmede de elektronen
om hun kern gieren is geen onderwerp voor hem wat niet wil zeggen dat hij het
niet zou weten maar dit belet niet dat hij me, in zijn dagboek, op heel wat
plaatsen heeft ontroerd of bezig gehouden. Hij kleeft aan de realiteit der
dingen en zijn woord en zijn taal zijn precies, stevig en poëtisch. Bij mij
ligt het anders, ik kruip in het woord, ik zoek naar een betekenis in meer.
Als ik lees wat hij schreef op 25 december van het
jaar 2005, volg ik hem, woord na woord, alsof ik het zelf zou geschreven hebben:
En sortant de la vie
liturgique il est vrai quon appauvrit sa vie, il ny a plus que trop peu de
variation dans ma prière. Je devrais revenir à la Bible et au missel, mais le
courage me manque. Cette période de décembre jusquà Noël et au solstice est
bien difficile pour moi. Les jours ont cessé aujourdhui de diminuer, ils vont
bientôt reprendre un peu plus de lumière et de vigueur, quel merveilleux
symbole.
Apparemment il ny a
plus beaucoup de vie proprement chrétienne dans ma famille et cependant y règne
une pensée un peu confuse, une sensibilité dorigine chrétienne. (pag. 304).
IK ook voel wat mijn jeugd, wat mijn christelijke
opvoeding heeft nagelaten in mij, die hunker naar het sacrale, het grijpen naar
de Bijbel, het grijpen naar mijn missaal, alsof het, zoals voor Bauchau, een
vorm was van gebed, een verlangen om even te stoppen met al wat ik doe en op te
zien naar het mirakel dat het leven is, dat de geest is, das ganz Andere van Horkheimer, dat dit leven omkringt.
26-09-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-09-2012 |
Al wat geschreven wordt |
Heb mijn weekend-dagblad met al wat ertoe behoort, doorbladerd.
Wat een woordenhoop, het werk van een respectabel aantal journalisten over hun
klavier gebogen en neergeschreven wat werd ingegeven, komende van hoge en van verre
oorden, waar woorden wonen en zinnen horen om bezeten te worden, elke dag en
elke nacht al over de aarde. Zinnen die samen komen, in elkaar versmolten en
uitgedragen worden, lijk reisduiven, in kooien bij elkaar gebracht, om in een
ruk gelost te worden in Saint-Quentin, of Angoulême of Barcelona.
Heb mijn weekend-dagblad, blad na blad gescreend,
bekeken al wat er geschreven stond, en uitgekozen het deel dat ik lezen zal,
later op de dag, omdat de keuze overvloedig is. Ik zeg het maar al wordt het nog
al eens verzwegen, maar elke dag met het blad voor mij, bewondering en ontzag voor
het vele.
De arme geest te zijn, de arme redacteur die de beste
woorden vond om het beste te verhalen wat er verhaald kon/mocht worden, alles
neergezet, geschikt, getoond in de meest sprekende vormen om de nacht in te
gaan en in de morgen te worden rond gedragen, tekeningen en fotos en paginas vol
teksten, te lang om allemaal te lezen, alhoewel ze toch geschreven werden om te
worden gelezen.
Ik aan hen gedacht, aan de schrijvers en de
fotografen, de tekenaars, en aan zij van de lay-outs, en ik vergeet er nu;
gedacht aan allen, maar eerst en meest aan zij die schreven en aan de producten
van hun geest, de ontzaglijk vele woorden, duizend dagbladen vol in duizend
talen over duizend onderwerpen geschreven, dagelijks, zonder verpozen en wat
erger, zonder zekerheid te weten of wat er geschreven staat, gelezen wordt of
niet gelezen.
Als ik mijn weekend-dagblad in de handen houd, de
werken houd van de schrijvende, creërende mens, die mijn bewondering draagt, wat
een massa geest ik houd, de geest die zon
en sterren in beweging houdt, het ganse Universum in beweging houdt, zelfs
al dacht Dante dat het Amor was.
Ik, en mijn schamele blog, al is het maar in mini minuscule
mate van zij die schrijven, ik deel van hen?
25-09-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-09-2012 |
Komrij en Gruwez |
In De Standaard
der Letteren van 21 september bespreekt Luuk Gruwez de postuum uitgegeven
dichtbundel, Boemerang van Gerrit Komrij. Hij doet het op de wijze die hem
eigen is, briljant van woord en even briljant in kwaliteit. Het is een recensie,
die me duidelijk maakt dat ik die Komrij-bundel ga neerleggen naast mij.
Ik voeg er
onmiddellijk aan toe dat de zwartgalligheid en de globale visie van Komrij,
verwerkt in zijn gedichten, me absoluut niet ligt. Ik heb een totaal andere
visie. Ik voel me méér dan een zak scheikunde
en besta als mens uit méér dan een
mankementig lichaam. En het overige, aangehaald door Gruwez, ligt me
evenmin, vooral dan als Gruwez, Komrij typeert als iemand die het leven niet veel zaaks vindt, dan
bedank ik er nogmaals voor Komrij te lezen.
Wat, meen ik, mijn
volste rechts is.
Wat Gruwez opmerkt,
toegepast op mezelf, is wel correct: wie
op het punt staat te sterven, heeft als dit in zijn vermogen ligt plotseling
nog veel te zeggen.
Ik ook sta op dit
punt, is het nu nog niet, of morgen of overmorgen nog niet, met mijn stand van
zaken, komt het punt er aan. Ik begrijp dus ten volle wat Gruwez bedoelt, want
dat ik haast heb om de verloren tijd in te winnen wat trouwens niet meer kan
is zeker.
Wat echter niet
betekent dat ik schrijven zou of zelfs willen in de richting waarin Komrij
zijn Boemerang de wereld heeft in gegooid. De inhoud van mijn blogs, sedert
het ontstaan ervan, is er het bewijs van. Ik durf hier zelfs een kort gedicht
aan toevoegen, het eerste van een bundel gedichten: Fuga die de zee is, die ik aan het voorbereiden ben. Gedichten die
ik vroeger schreef en vandaag, de herfst van 2012 mijn Muze zijnde, heb
bijgewerkt.
We waren niet oud,
al waren we van jaren.
De zee daarentegen, de zee,
ze was van eeuwigheid,
onaangeroerd, almachtig,
en wij, bijwijlen erin opgenomen,
meegesleurd in overmoed
om jong te zijn
en intenser te gaan leven.
We waren niet oud
maar ondefinieerbaar
zoals van de golf het bewegen is.
We waren in die dagen, van einder
tot einder zo ruim, zo onvergankelijk,
zo licht om op te stijgen en al te weten
wat er geweten moet om niet
te vergaan
van onbenulligheid.
Hoe goed het is hier neer te zitten,
te lezen en te schrijven,
van morgenlicht tot avondrood,
welke woorden ook, of ze gelezen
of niet gelezen, ze staan er toch,
gebrand.
We waren niet oud,
al waren we van jaren.
24-09-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-09-2012 |
Op mijn qui-vive. |
Weet u wat het is
op zijn qui-vive zijn, wat het is een blog afmaken en onmiddellijk denken aan
een volgende, omdat je zeker niet wilt dat de lezer die je bezoekt, stuit op de
blog van de vorige dag.
Wat is dan de
betekenis van dit fameuze voornemen, elke dag een prestatie neer te zetten om
te verrassen met een onderwerp dat niets gemeen heeft met wat de vorige dag
verspreid werd. Dit is zeker geen vorm van nederigheid maar het zou een teken
van nederigheid kunnen zijn indien ik een blog klaar had en deze gewild zou laten
liggen voor de volgende dag. Dit echter kan ik mezelf niet aandoen.
Zo gebeurt het dat
je je laat verleiden, overmoedig als je bent, door enkele verzen van Dante
zoals op 21 september - dat je er een korte blog aan wijden wilt en dat je er uiteindelijk
uren ermee begaan bent om je tekst af te werken zoals je denkt dat het hoort,
en een blog produceert die te lang uitvalt.
Zo gebeurt het ook nu
dat ik blader in Le sermon sur la chute de Rome, en
dat ik lees:
Dans
la chambre les volets sont mi-clos. Elle ne veut pas que la lumière trop vive
blesse les yeux de son grand-père. Elle ne veut pas non plus quil meure dans
les ténèbres. De temps en temps il ouvre les yeux et tourne la tête vers elle.
Elle lui prend la main
En plots overvalt
me de vreemde idee dat mijn laatste uur op een zelfde wijze zou kunnen verlopen.
Ik in een kamer met gedempt licht en mijn kleindochter aan mijn bed, die mijn
hand houdt.
En het beeld blijft
me de ganse dag bij. Een vriend, Pierre H. -
hij heeft op weinig na mijn ouderdom - belt me en vraagt hoe mijn blog
het stelt. En onmiddellijk denk ik aan de passage die ik las, en vertel ik hem er
over en het effect dat de woorden hadden op mij, alsof het, zeg ik hem, het de
allereerste maal was dat ik iets las dat ik onmiddellijk terugbreng op mezelf.
En deze avond
herlas ik de woorden voor ik slapen ging, en lang nog bleven de woorden en de
beelden komen zodat ik terug ben opgestaan en ze heb toegevoegd aan mijn blog
dat anders een ander einde zou gekend hebben.
23-09-2012, 07:22 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-09-2012 |
Herfstequinox |
Vandaag om 16.49
begint de astronomische herfst. Dit leert me mijn Sterrengids 2012, de
zon staat dan op haar herfstpunt, het punt waarop dag en nacht even zijn. Het
is van dit punt af dat de nacht de
winnende partij is en dit tot 21 december, 12.12.
De dag van de
herfstequinox, valt dus niet op 21 september, dit zal slechts gebeuren, zo
leert me Stichting De Koepel, in 2092. En dan nog voor de eerste maal in de gregoriaanse
kalender.
Hebben we er nood
aan dit te weten, niet meer denk ik, het is maar wat folklore, wat voer voor
astronomen. Maar voor mij is het een van de vier belangrijke punten in het jaar,
omdat het punten zijn gebonden aan het licht en de duisternis. En al heeft
vandaag het licht niet meer de betekenis die het vroeger had, we kunnen er zo
maar niet aan voorbij omdat het herfstpunt de aanvang is van een stilvallende
natuur, van de levenssappen die hangen blijven, die geen voedsel meer naar
boven stuwen.
Ik zie het in de
bladeren die vergelen, ik zie het in de rozen, in de hortensias die hun kleur
verliezen. De herfst is overal zichtbaar en als ik zie hoe teer en met zilver
omfloerst het licht valt op het laatste leven is er ook de stilte in mij. Ik
kwijn met de natuur, ik verdwijn in mijn schelp, in de woorden van mijn blog.
Alle resten van
leven die ik nog ontmoet zijn me heilig nu, raken me dieper nu, omdat het
stuiptrekkingen zijn van de natuur: de laatste kleuren, de laatste bloemen in
de tuin en langs de wegen, de vorming van het zaad. De rust stolt er in weg, het
is de meditatie van de natuur, die doorloopt nog tot in november misschien om
dan uit te doven en weg te zinken diep in de warme aarde. Waar terug de nieuwe
krachten zich klaar maken zullen om open te barsten in de vroege lente, als de
zon in haar lentepunt, eens te meer loodrecht op de equator zal staan.
Dit alles is van
het leven, één uitgerokken lijn lopende van het grote, het immense van het Zijn,
naar de kilte van het sterven, keer op keer hernomen, als het in- en uitademen
van de natuur, tijdloos gebonden aan de positie van aarde en zon.
En wij, onveranderd
in wezen, ongestoord door wat zich boven ons aan het regelen is, luisterend
naar het weerbericht, ons aanpassend.
Dit is ons aller
lot, ook dit van mij als ik neerzit, ongeacht de positie van aarde, zon,
sterren en planeten, om mijn blog te bedenken en dit tot in der eeuwigheid,
want het zit al in mijn genen, ik zal verder blogs verzenden als ik er niet
meer zal zijn. Natuurlijk zullen deze after
live blogs niet geschreven worden, maar verpulverd in ionen van licht, de
ether ingestuurd, hopende, hopende dat ze hier op aarde, op een of ander
scherm, miraculeus zullen terecht komen als een boodschap uit een of andere
planeet, alsof verstuurd miljoenen lichtjaren geleden.
Zo gaat het in de
wereld van het Onzichtbare, eens we erin terecht komen, maar dan the later the
better.
Nog 22 september
Ann
Het is vandaag de
verjaardag van mijn dochter Ann, het is langs deze weg, deze wonderlijke weg,
via, via, dat ik haar een mooie, gelukkige verjaardag toewens, dit in geval ik
het, om een of andere reden vergeten zou het bij monde te doen, het gebeurde
ooit, wat ik, nu ik goochel met blogs, zeker wil voorkomen.
22-09-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-09-2012 |
Francesca en Paolo |
Geen groter pijn
dan zich te herinneren de tijden van geluk
in de dagen van
ellende.
Dante : Inferno, Canto V, 121
Waarom is er vandaag deze zin die me onder ogen valt,
deze zin van de eeuwige Dante die in het begin van zijn tocht door de Hel,
kennismaakt met de geschiedenis van Francesca en Paolo, een van de prachtigste passages uit de Divina Commedia.
Francesca en Paolo die verliefd waren op elkaar
zonder er zich rekenschap van te geven. Hun liefde was echter een onmogelijke
liefde gezien Francesca de vrouw was van de broer van Paolo. Maar op een dag,
samen de geschiedenis lezend van Lancelot, realiseren ze zich plots wat in hen
levend is als ze diep ontroerd lezen dat Lancelot zich over Ginevra buigt en
haar kust. Hun liefde voor elkaar wordt hen duidelijk en zij ook kussen elkaar.
En die dag, vertelt Francesca, lazen we niet meer verder.
Maar hun liefde wordt hun ongeluk want in hun
liefdesspel worden ze verrast door de echtgenoot van Francesca en door hem
gedood.
Het gebeuren situeert zich in canto V van
de Hel, waar, wat rest van de overledenen, de zielen, door de hevige winden
worden opgejaagd. Dante ziet er twee zielen in zijn richting komen en vraagt even
met hen te mogen spreken.
En
zoals duiven, die door het verlangen bewogen, met wijd open vleugels naar hun
nest toe zweven, verlieten de twee de schare zielen om doorheen de vreselijke
lucht naar ons Dante en
Vergilius - toe te komen, zo sterk was
mijn vriendelijke roep
En het is Francesca die het gesprek voert met
Dante, en het is met de Dante en de tedere Francesca in mij, dat ik de essentie
van het verhaal hier overneem.
O,
lieve en welwillende levende die ons hier in deze duistere luchten komt
bezoeken, wij die de aarde besmeurden met ons bloed, ware de koning van het
Heelal onze vriend, we zouden hem bidden je vrede te schenken, omdat je
medelijden toont met onze afschuwelijke toestand.
Wat
u graag wilt horen zullen wij u zeggen en wat u graag wilt zeggen zullen we
aanhoren, tot zo lang de wind, zoals hij nu is, zwijgt.
En Franscesca:
Liefde,
die aan geen enkele beminde het beminnen vergeeft, maakte dat Paolo me zo behaagde
dat, zoals je bemerkt, hij me zelfs nu nog niet verlaat.
Maar
Dante die begrijpt hoe
ongelukkig die geliefden wel waren wil weten hoe alles gekomen is en vraagt Francesca hoe het gebeurde dat ze elkaars
verborgen verlangens hebben leren kennen.
En
Francesca vertelt:
Geen groter verdriet dan de herinneringen aan
tijden van geluk in momenten van ellende.
Maar
als jij zo verlangt het prille begin van onze liefde voor elkaar te kennen, dan
zal ik het wenend doen. Op een dag lazen we voor ons plezier over Lancelot en
de liefde die hem beving; we waren alleen in de kamer en hadden niet het minste
vermoeden. Meermaals gebeurde het echter dat bij het lezen onze ogen elkaar
ontmoetten en dat we verbleekten. Maar één passage was er die ons te machtig
werd, toen we lazen dat de begeerde mond gekust werd door de minnaar.
Toen
kuste hij, die nooit van mij gescheiden wordt, bevend mijn mond. Koppelaar was
het boek en degene die het schreef: en die dag lazen we niet verder.
En Dante, die het verhaal ontroerd aanhoorde,
schrijft:
Terwijl
de ziel dit vertelde was de andere zo aan het wenen, dat ik diep ontroerd door
dit verhaal, het bewustzijn verloor alsof ik stervende was. En ik viel zoals
een dood lichaam valt.
Het verhaal van de liefde tussen Francesca en Paolo,
de broer van haar gehandicapte man, steunt op waar gebeurde feiten. Het geniale
van Dante is dat hij er een verhaal omheen weeft waaruit blijken moet dat het, het
boek over Lancelot en Ginevra van Chrétien de Troyes was dat er de oorzaak van was, dat bij lezing
ervan, het hen duidelijk werd dat ze op elkaar verliefd waren en dat geschiedde
wat geschieden zou. Maar het boek dat hen samenbrengt is een vondst van Dante
en het is dit dat het verhaal dubbel interessant maakt.
Daarenboven staat de grote liefde tussen Francesca
en Paolo symbool voor de liefde van Dante voor Beatrice die van een totaal
andere dimensie was. Beatrice trad in het huwelijk en overleed op zeer jonge
leeftijd en het is pas op zijn weg door de Hemel dat Dante haar terug ontmoeten
zal.
Wellicht is het om deze reden dat Dante, bij het
aanhoren van Francesca in zwijm viel: En
ik viel zoals een dood lichaam valt.
Amor, che a nullo
amato amar perdona / mi prese del costui piacer sὶ forte,/che, come vedi, ancor non mabbandona.
(canto V: 103-105)
Mentre che luno spiro
questo disse,/ laltro piangeva sὶ, che di pietade / io
venni men cosὶ comio morisse; / e
caddi come corpo morto cade.( V:139-142)
21-09-2012, 00:30 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-09-2012 |
Godsdienstbeleving |
In de Standaard van 19 september, een artikel van Salingram
Narayanrao Balagangadhara, Directeur van het India Platform en hoofddocent
vergelijkende cultuurwetenschap UGent, over de houding van de Moslims die consequent moeten zijn, als ze niet
willen dat ze beledigd worden onder een of andere vorm dan moeten zij ook geen
andere godsdienst beledigen.
Ik ga niet de tekst hier bespreken, die eventueel
hierin zou geïnteresseerd zijn, kent de bron. Ik wil alleen de grote
waarheid eruit lichten, namelijk dat de eis van de Moslims hier op neer komt: dat de
wereld hen moet behandelen als een uitzonderlijke religieuze gemeenschap, gelijk
aan geen en superieur aan allen.
Want dat is hun
stelregel, dit is wat ze ons tonen en verkondigen, (hier in begrepen - waar ik absoluut niet gerust in ben - de gekken, zelfmoordenaars, die niet aarzelen zich
in stukken te rijten om ongelovigen, een andere soort Moslims dan zij mag ook, te doden).
En, schrijft onze hoofddocent nog, en voor eens zo
ver is het hier gekomen - waag ik het niet er iets aan toe te voegen:
Het hele debat zoals het zich nu eens te meer voor doet gaat noch over respect voor andere religies,
noch over de vrijheid van meningsuiting. Het gaat erover dat een religieuze
groep, die zichzelf superieur acht aan alle anderen, eist dat heel de wereld de
waarheid van deze overtuiging zou onderschrijven.
Wij ook bevonden ons ooit in de XIVde, XVde eeuw.
20-09-2012, 02:23 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-09-2012 |
Dichtbundel |
19 september
Dichtbundel
Ik schreef in de
loop der jaren enkele bundels gedichten, waarvoor slechts eenmaal een uitgever
werd gezocht die me eenvoudigweg antwoordde dat de dag van vandaag poëzie zoals
deze van mij niet meer gepubliceerd werd.
Wat doe je dan, je
stelt je tevreden met een eenvoudige bundeling die je stuurt aan vrienden en
kennissen.
In de loop der
jaren werden aldus heel wat bundels rondgestuurd, sommige vrienden hebben die
allemaal zorgvuldig bewaard, zorgvuldiger dan ikzelf. Hieronder waren drie
dichtbundels met de zee als centraal thema. Ik heb deze nu samengebracht onder
de titel: Fuga die de zee is, omvattende:
I. De Zee aan de Kaap der Tuinen, II. De
Zee mijn toeverlaat, en III. Zal ik tot jou komen, filosofisch Diario.
Deze bundel is in
wording, de gedichten worden herlezen, herwerkt en herschreven, maar de grote
lijnen ervan blijven bewaard. Dit gebeurde echter niet eenmaal, maar ettelijke
malen zodat ik nu op mijn PC moet gaan zoeken naar de allerlaatste versie. In
elk geval het moet nu gebeuren. Na mij is niemand nog in staat om te beslissen
welke versie behouden moet worden.
Omdat een vriend me
onlangs liet weten dat hij graag lange gedichten las van mij, vergast ik hem
hier en jullie allen op een voorsmaak van een gedicht uit bundel III, geschreven op
maandag 20 maart 2005.
Het bekome je wel.
Lunes, 20 de marzo 2005
De eerste zin vandaag die komt maar niet
dan maar wat schelpen tussen wieren opgezocht,
dan maar wat wortelresten tussen rotsen,
cellen en atomen in het beven van mijn handen.
Te oud geworden, te doorzichtig nu de dingen
om me heen, al ben ik, lijk zovele, blind geboren,
gezien ook wij atomen zijn
en golven van fotonen dwars door ons
en rakelings langs ons sterven.
En denkend aan wat ik las van Gould
en de echo die hier geschreven stond:
¿ Está emergiendo una
nueva teoría general
de la evolución ?
Alhoewel er weinigen aan denken
omdat zo schijnbaar nutteloos,
zo onverklaarbaar ver, beangstigend als bevrijdend;
hoewel betekenisvol omdat de nieuwe theorie
onvermijdelijk naar het transcendente wijst,
wat weinigen wagen te waarderen.
Zo waarover is het dat ik schrijven wil vandaag
als het niet zou zijn over wat onzichtbaar is
en ook onzichtbaar blijven zal.
Of,
heeft het nog wel zin in andere woorden
te herschrijven al wat hierover
reeds geschreven staat?
Maar hier gezeten op mijn promontorium,
de strakke luchten,
de golven die mijn woorden zijn,
me geopend eens te meer tot Hij
die wordende is zoals het Al dat wordt.
En gehoord alhier, de zang van vele zeeën
als de stem van zij die gingen, van moeder
en van vader, van broer, van allen
die ik herdenken kan. En graag beluisteren
wil wat ze me hier te zeggen hebben,
alvorens hen te vervoegen.
Alsof hun woorden boten waren,
witte zeilen met in filigrane hun naam erop
me tegemoet gevaren om in te schepen.
Dit hier mijn promontorium
naar het ganz
Andere, dat Horkheimer wist,
en dat we kennen zullen
als we de luchten binnendringen,
opgezogen, meegevoerd op vleugels
zoals Dedalus, om niet meer te keren hier.
Ik, wie verlost me van mijn onbeschaamde ik.
Niet meer zoveel leven dat ik ben.
Hier gekomen om te gedenken zij die gingen
en ook om hen, wiens plaats hier is leeg gebleven
al zijn ze hier, al is hun woord gestold te horen,
ik hun leemte raken kan.
Hopende, hopende hier morgen weer te komen
met nieuwe woorden om nogmaals te herbeginnen
wat niet meer nodig is omdat,
zo veelvuldig dikwijls al gezegd,
geschreven, uitgebazuind, dat geest het leven is.
De zee, de geluiden van de zee
in mij gebrand.
En zee, heb je mij vandaag verrast omdat
zo lang reeds, want bijna vergeten.
Al kwam maar niet de eerste zin
die in potentie is al gedicht,
maar ook nog niet.
Als ik weg zal gaan van hier,
o God van alle goden,
o, Onfray, o, Gould en Darwin, o boom
uit het oudste veld ter wereld opgegraven,
herplant alhier in aarde,
die verpulverd is, onvruchtbaar is,
in een tuin onwaardig.
En bid ik de God van de olijven
die ook de God van mij moet zijn
dat de olijfboom groeien moge,
hij, een deel van mij.
19-09-2012, 03:41 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-09-2012 |
Henry Bauchau |
Met dank aan Jacques v.I.
Chaque
soir, dans lespérance du sommeil
Je
sens que le jour vient où mon travail, ma vie
Ces
quelques livres, ces points, ces virgules
Ne
seront plus que pierres roulées dans le fracas
De
lincompréhensible torrent qui nous guide
Het is slechts een
deel van het gedicht dat ik hier overneem. Ik las het in de wachtzaal van de
dokter een paar dagen terug. Ik zat er goed en rustig met die kleine prachtig uitgegeven
bundel gedichten van Henry Bauchau, een
man van mijn ouderdom het komt er op een paar jaren niet op aan en ik las
wat ik ook, maar dan in andere woorden, regelmatig denk en schrijf.
Waar ik, van zijn
idee meen te mogen afwijken, is dat ik verwacht dat wat ik schrijf, na mij, nog
zal blijven verder leven, al was het maar een tijdje, en dus meer kan zijn dan een hoop rollende stenen in het geweld van
de onbegrijpbare stroom die ons mee voert.
Maar ik denk ook
dat Bauchau deze gedachte in zijn achterhoofd draagt, dat ook hij hoopt dat het
vele dat hij geschreven heeft, én gepubliceerd werd, wat een groot voordeel is
op mij, een verlenging van zijn leven betekenen zal, zoals een symfonie van Schubert
ook een verlenging betekent van het leven van Schubert onder ons.
Na de aanvang,
hierboven, loopt zijn gedicht door, maar dan vertaald in mijn woorden:
Als
de liefde van mijn lichaam ophoudt mijn leven te bewaren maak dan dat het
altijd is - zoals bij het kind dat inslaapt met het dekentje (le chiffon) in de
armen, gedrenkt in de beschermende geur van de moeder - in de weelde van het
ontwaken. (dans labondance de léveil).
Zeg ik nog dat mijn
gesprek met de dokter een aangenaam gesprek was, en dat haar ogen meer vertelden dan haar woorden.
18-09-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-09-2012 |
Verpozing |
Er is hier bij ons
heel wat te doen geweest de laatste dagen, over de recensie van Mark
Cloostermans bij een prozadebuut van Maarten Inghels, de handel in emotionele goederen die te negatief uitviel voor de
uitgever van het boek.
Ik volgde de
opeenvolging van columns van op afstand, maar het Overboekt van Veerle Vanden
Bosch (de Standaard van 14 september) legt voor mij, op een meer dan
overtuigende wijze het euvel bloot waaraan het proza van Inghels lijdt.
Ze haalt een
tiental zinnen aan of zijn het er meer? - die Inghels uit zijn literaire hoed
heeft gehaald om zijn werk aan de man te brengen. Ik wil er twee overnemen,
deze over een fietsende vrouw:
Hij
zag haar dijen van elkaar klappen bij elke gracieuze omwenteling van haar
trappers;
en
verder, over een andere vrouw:
Onontkoombaar
zag je de vrouwelijke toets in het interieur, de inbreng van Sylvia, die in het
nieuwe leven van meneer Dons was geslopen als een traag werkend stroopmiddel.
Nu verder ga ik
niet, de andere zinnen zijn even leuk. Maar, wat zet er een uitgever toe aan
dergelijke geschriften te publiceren en aan te bevelen als een tijdloze roman die inslaat als een komeet,
en die de radicaliteit van de jonge
Harry Mulisch (combineert) met de poëtische beeldenrijkdom van de oude Leonard
Cohen.
Mulisch, jong of
oud, zou dergelijke zinnen nooit hebben aan elkaar geregen, daarvoor had hij
een te grote zorg voor zijn taalgebruik; over de taal van Cohen doe ik geen
uitspraak, maar het feit dat het volstaat enkele zinnen uit het boek aan te
halen om het een duidelijke recensie te geven, is voldoende om te weten wat
vlees er in de kuip steekt.
Nu voor mij was het
een verpozing, gebruik te kunnen maken van de column van Vanden Bosch om mijn
blogs wat kleur te geven met de van
elkaar klappende dijen van een fietsster. Het zullen dan
zeker niet de dijen geweest zijn van Marianne Vos, misschien wel het gracieuze
van haar traptechniek.
Wat allemaal niet
belet dat ik toch enige notie heb van wat het boek, aan volgehouden inspanning,
moet gekost hebben aan de jonge auteur ervan. In dit verband voegt Veerle
Vanden Bosch er terecht aan toe dat Maarten
Inghels gebaat zou geweest zijn bij een degelijke redactie. Daar heb je
tenslotte een uitgever voor.
17-09-2012, 05:50 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-09-2012 |
Gedicht |
Op Pink Floyds wish you were here.
Ik wenste dat ik was waar jij nu bent,
niets in meer maar niets in min.
Zijn waar je adem is, waar je handen
en je ogen. Waar over mij, je ogen
en je handen, opdat ik
niet meer missen zou wat is van jou.
Wat, zo dwarrelend lijk kersenbloesems
is van jou over mij, tot in mijn dag,
tot in mijn slaap tot in mijn droom.
Ik wenste bovenal je tederheid die ik
zo mis, je fezelwoorden in mijn oor,
je vingers door mijn haren, neergelegen
ergens, in het gras onder de bomen,
of in de branding van alle zeeën
die er zijn, mij om het even, als er maar
van de golven het geruis er is.
Ik wenste, ik wenste dat het hoogdag
was en alle bazuinen open en dat ik
hoog gezeten je verwelkomen kon,
in een ruk, ik naar beneden in
je armen open. Ik wenste
jij me optillend, me houdend, ronddraaiend
in je armen, ik een tol gelijk,
zo dwaas, zo klein, zo wild verlangend
Ik wenste dat het avond was, de deur
nog op een kier gelaten, je weet
maar nooit in zulke tijden, en dacht
dat jij er stond, dat jij het waart
die even binnenkwam, in het laatste licht nog wel,
wensend dat jij waart waar ik toen was.
16-09-2012, 22:51 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-09-2012 |
Racine |
Mijn blogs zijn
niet noodzakelijk en meestal niet gebonden aan de gebeurtenissen van mijn
dag. Anders zou ik vandaag teruggekomen zijn op de State
of Union van Barroso en zijn geplande controle op de banken, terwijl hij
destijds, maar dan zeker van 2005 af, ernstig had moeten denken aan de controle
van het budget van bv. Griekenland - een reactie die in mij is blijven
hangen - maar het is zelden mijn bedoeling geweest, vastgehaakt te blijven aan
het dagelijks gebeuren, ook niet in mijn dagboeken. Wat niet belet dat ik met
interesse de gedachtegang en gebeurtenissen van zij die het wel doen op hun blog,
volgen blijf en soms aangenaam verrast ben bij wat ik lees of te zien
krijg.
Het gebeurt dan dat ik ga wandelen in mijn teksten van vroeger en er enkele ga
terughalen om te gebruiken als onderwerp voor mijn blog. Dit was het geval gisteren, omdat ik er nood aan had ver terug te gaan naar vroeger en Elitis
mijn weg kruiste. Ik had dit verhaal over het gedicht verder kunnen uitschrijven,
maar eens te meer zou ik gezondigd hebben door langdradigheid. Het verhaal in zijn totaliteit ligt wel ergens
geschreven, al is het nog niet in woorden neergezet, het ligt geschreven in
mijn geest.
Ik herhaal hiermede
het verhaal van mijn vriend Paul V. over Racine, die een tragedie beloofd had te schrijven
voor zijn vorst, le Roi Soleil. En toen deze, een paar weken voor de uitvoering ervan, Racine
ontmoette en hij hem de vraag stelde hoever het stond met zijn tragedie, Racine antwoordde, Sire, la tragédie est faite, je n'ai plus qu'à écrire les vers.
In vele gevallen is
het zo, mijn blog is af voor ik er begin aan te schrijven.
PS. Ik was even mis met de naam van de auteur - ik dacht aan Molière - maar Paul zette me op de goede weg.
15-09-2012, 18:42 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-09-2012 |
Eens, aan het meer van Genève |
Not the intens moment
Isolated,
with no before and after,
But
a lifetime burning in every moment
And
not the lifetime of one man only
But
of old stones that cannot be deciphered.
Of,
vandaag, een oud gebeuren
dat een andere afloop had kunnen kennen. Misschien heb ik het al verteld,
misschien nog niet en in dit geval is het beter dat ik het nu doe, en indien er
een vorige keer was dan zal het nu toch anders verteld.
Het was de zondag dat
ik terugkwam van een huwelijksfeest in de Valais en veel te vroeg voor mijn
vliegtuig naar Brussel, had een vriend me afgezet bij het meer in Genève. Mensen met kinderen
en zonder kinderen zaten in groepjes neer in het gras onder de bomen. Het meer,
een grote effenheid van licht met aan de verre overkant, de bergen in een
lichte nevel. Ik was neer gaan
zitten met een dichtbundel van Odyseus Elitis in de
hand. En, half in gedachten, opende ik de bundel op een gedicht en las:
Her soul took on a certain lightness
From the mountains
opposite
Though the day had been
cruel
And
tomorrow was unknown
Het was toen dat
een jonge vrouw in een lang wit kleed naar mij toekwam en ging zitten op enkele
meters afstand. Ze weende of ging wenen of had geweend, ze hield een wit
zakdoekje in haar hand:
Though
the day had been
cruel, and tomorrow was unknown.
Mijn vingers tussen
de bladen van het boek zag ik hoe ze, voor zich uitstarend, haar zakdoekje weg
borg in haar witte tas en, was het door de glinstering van het water, maar haar
gelaat klaarde op:
Her
soul took on a certain lightness from the mountains opposite.
Het was alsof Elitis
deze lijnen geschreven had precies, over deze vrouw die uit een groot verdriet was gestapt
en bij het zicht van het water en de bergen in de verte, gezeten tussen groepjes
mensen en kinderen die rustig bezig waren, zich zelf had teruggevonden.
Ik dacht nog aan
haar toen ik in het vliegtuig zat. Had ik gedroomd, toen ik het gedicht las en
was er helemaal geen vrouw in een lang wit kleed geweest die geweend had, en
had ik Elitis lezend, half in slaap, zijn woorden omgezet alsof het echt
gebeurde?
Het kon. Maar ik had
niet gedroomd, ik wist dat ze naast mij was komen neer zitten op het gras, haar
kleed onder haar vouwend.
Voor een lange tijd
ben ik stil gebleven met de treurende vrouw, zo voelde ik toch, op enkele
meters van mij, het boek in de hand, niet verder lezend dan de vier versregels,
starend naar het glijden van de zeilboten op het water. Misschien wachtte ze op
een woord van mij, een onbekende man die haar helpen kon met een simpel gebaar,
enkele woorden die de greep om haar hart verlichten zou?
Had ik haar moeten
toespreken en was dit de weg die ik had kunnen nemen, even vragen of het goed
ging met haar en zien wat er op volgen zou? Maar, dit was niet de weg die in
het Boek van Psalm 139 opgetekend stond voor mij. Ik ben opgestaan toen het
tijd werd. Het was het ogenblik dat ze opkeek naar mij en onze ogen elkaar
raakten, een fractie maar, en dat ik haar bede las.
Wat is er van een
ontmoeting die kon maar niet was, Gebeurt het nog dat zij, zoals ik nu,
terugdenkt aan die namiddag op het gras voor het meer, toen ze weende en er een
man zat, dicht bij haar, met een dun boek in de hand. Een korte tijdspanne
slechts in het leven van zovele dingen
die gebeuren of dingen die niet gebeuren, maar ogenblikken die hangen blijven,
omdat ze geladen zijn met onverwachte mogelijkheden?
Misschien - maar
dit is Bashevis Singer die zo iets zou schrijven - was er tezelfdertijd op een
andere plaats, in een ander land, aan een ander meer, een zelfde gebeuren waar
de man wel is opgestaan om naar de vrouw toe te gaan en naast haar te gaan
neerzitten om haar nimmer nog te verlaten.
14-09-2012, 03:17 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-09-2012 |
Terug |
Een ogenblik van
zwakte was mijn deel gisteren, een negatieve ingesteldheid die weerklonk tot in
mijn blog, iets wat ik had kunnen/ moeten vermijden. Maar mijn blog is mijn
dagboek geworden, méér dan mijn diary
en in mijn blog als dagboek heb ik niets te verbergen.
Gezegend zijn zij
die zich over mij, omwille van mijn andere dag, zorgen hebben gemaakt en nu
rekenen dat ik terug grijp naar de tijden van vroeger. Tijden die nog altijd
doorleven in de tijden van nu of, zoals T.S.Eliot het wist als hij schrijft in
zijn Four Quartets over a lifetime burning in every moment.
Knipsels van zinnen
die me zijn bij gebleven en waarmee Eliot me veroverde, zodat vele van mijn gedichten door
hem werden beïnvloed en hij aldus een groot impact heeft gehad op de wijze
waarop ik, met de jaren, ben gaan schrijven: de tijd van een ganse leven brandend in elk ogenblik als regel aannemend.
Het komt er niet op
aan te weten of ik geslaagd ben of niet, ik alleen weet wat ik aan Eliot heb
gehad, zoals ik ook heel wat ik verschuldigd ben aan Maurice Gilliams. Twee
schrijvers die op de achtergrond van de literatuur zijn gaan leven, maar die,
gezien mijn ouderdom bij mij nog steeds in de hoogste schuif zijn blijven
liggen. Maar wie kan me hiervoor een verwijt toesturen. Dit te vertellen hier geeft me rust.
13-09-2012, 05:58 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-09-2012 |
De andere dag |
Elke dag, als ik
slapen ga, heb ik alles gegeven wat in mij is. Het bed is mijn bevrijding. Ik
val als een blok en verdwijn in de meest vreemde dromen waarvan ik me bij het
ontwaken niets meer herinner, maar de dromen zijn er.
En dan is er de
morgen, het eerste licht, en dan de middag en dan is, hoe gebeurt het, alles
anders ineens. Het is een gesloten, donkere dag. Heb geen verlangen om buiten
te gaan, om een dagblad te lezen, om een boek te openen. Ik wil enkel gaan
neerliggen en me in te beelden hoe de dingen zullen zijn als ik er niet meer
ben, de dingen ontdaan van mij, mijn boeken in hun rek, mijn dagboek open op de
tafel met de laatste zin die ik schreef, een verwarring van losse bladen en knipsels,
mijn tekeningen aan de muur, als alles nog spreken zal van mij.
Ik lig zwaar op
mijn bed, de ogen als ontstoken met een begin van wazigheid. Alles sluiten,
alles opbergen, ogenblik in ogenblik, immer verder. Kijken naar het uurwerk op
de nachttafel, hoe de tijd opschuift, niets te schrijven, niets en niets en
niets.
Het is een andere
dag.
12-09-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-09-2012 |
Publiceren |
Heb ik de moed en
het vertrouwen in mezelf, om de gedichten die ik in het verleden geschreven heb
te publiceren, durf ik het aan deze open en bloot de wereld in te sturen en het
risico te lopen me voor altijd belachelijk te maken?
Ik herlees het lang
gedicht dat ik schreef onder de titel Fuga die de Zee is - in feite zijn alle
gedichten van de laatste jaren zee-gedichten en kan ik onder deze titel alles
bundelen maar elk gedicht is meer een filosofische beschouwing dan poëzie.
Het is meer T.S Eliot die ik voor ogen heb gehad, zonder erin te slagen het
sterk poëtische van Eliot te benaderen, wat me onder de neus zal geduwd worden
als mijn bundel ooit waardig wordt gevonden voor een recensie.
En, als ik afga op
wat Gruwez vertelt hij had er duidelijk moeite mee - over een bundel
gedichten van Ronelda S. Kamfer, (De
Standaard van 7 september) dan kom ik voor mezelf maar wie ben ik tot het
besluit dat ik niets gemeen heb met de poëzie van deze jonge dame. Wat zo licht
en poëtisch is bij haar, is zwaar en vol bij mij, zodat de twijfel me overvalt
als ik lees:
vandaag
is het mijn huildag
ik
trek mijn witte jurk
aan
en ga blootsvoets voor
de
zee staan met
de
parels van mijn oma
om
mijn nek
En het gedicht gaat
op zelfde wijze nog elf regels verder. Je hoeft dus niet zo veel te zeggen te
hebben als het maar met poëzie is opgetuigd, zonder al te veel inhoud wat woorden
samen brengen, omwille van het beeld van het woord zelf dat dan meestal verrassing is. Maar ik, ik denk immer in de diepte en grijp naar wat ik denk schoonheid te zijn. Ik heb daarenboven
mijn ouderdom dus zou ik, in een ruk, al mijn gedichten moeten publiceren, waarin
ik mijn ganse bezit aan beeld, gevoel en geest etaleer. Evenwel, meen ik begrepen
te hebben dat er in deze wereld geen nood meer is om schoonheid uit te strooien.
Heb vandaag - de
vorige dagen ook al - niets dan vragen.
Al wat ik schrijf is een vraagstelling, mijn ganse leven is er een geweest. Ik
ben een vraag voor mezelf en het is die persoon die ik voor de leeuwen wil
gooien.
Het doen of het
niet doen is de kwestie. Zo, waar kom ik uit?
11-09-2012, 00:23 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-09-2012 |
Vraag en antwoord |
Mijn missaal van 1934,
biedt me het antwoord op de vraag in mijn Blog van gisteren: is er, én de She van de Natuur, én de He die de Natuur schiep?
De lezing uit het
Boek van de Wijsheid Spreekwoorden 8, 22-35 die deel uitmaakt van de
liturgie van de Mis van 8 december, het feest van de Onbevlekte Ontvangenis,
geeft me zijn antwoord in een van de prachtigste passages uit het Oude
Testament. Het is een tekst die ik overneem zoals ik hem vind:
Le
Seigneur ma possédée au début de ses voies, avant de faire quoi ce soit, dès le principe. Jai été
établie dès léternité et dès les temps anciens avant que la terre fut créée.
Les abîmes nétaient pas encore et déjà jétais conçue; les sources des eaux navaient
pas encore jailli; les montagnes ne sétaient pas encore dressées avec leurs
pesantes masses; jétais enfantée avant les collines
De Heer bezat me
is de correcte vertaling van: Dominus possédit me, dat ik terugvind als Yahwe
schiep me in het begin van zijn wegen (Willibrordbijbel 1975); als Yahvé ma
créée prémices de ses voies(Bible Osty,
1973); als Yahveh me creo primicia de su camino (Biblia de Jerusalén, 1976) en
als The Lord possessed me in the beginning of his way, de correcte vertaling
van de King James bible, 1611.
Much ado about
nothing zul je zeggen. Maar waarom moet het prachtige van het werkwoord to
possess wijken voor scheppen of créer. Is het preutsheid?
Nu, over de
betekenis van onbevlekte ontvangenis heeft Pasternak in zijn Zhivago een
duidelijk antwoord als hij zegt dat elke bevalling een onbevlekte ontvangenis
is. En als ik teruggrijp naar mijn beeld van gisteren, dan is de bevruchting
het werk van de Natuur, dat nooit kan gezien worden als bevlekt met het een
of het andere.
Maar The Lord possessed
me in the beginning of his way, en het zou de Wijsheid zijn die Hij bezat, is
een zin die te overwegen is.
10-09-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-09-2012 |
Het kind dat wordt. |
Het kind dat wordt,
het grote wonder.
Onze zoekende, druk
bezig zijnde geest kijkt blind naar wat
zich verborgen houdt achter de dingen. Nochtans, mon cher Eugène Ionesco,
wat zou er meer kunnen zijn dan het wonder dat van het Leven is.
Ruth, de echtgenote
van mijn kleinzoon Anthony, is in verwachting. De geboorte is voorzien voor
begin april. Ze is acht weken en enkele dagen ver. Ze voelt al beweging, zegt ze, en het kan dat ze het voelt als
moeder. Het kan dat ze het zwellen voelt van het wonder dat zich in haar schoot aan het
voltrekken is. Het grote nieuws komt binnen op de gsm van mijn echtgenote. Ze
leest de woorden luidop. Waarom worden mijn ogen vochtig, waarom is er die
ontroering, vandaag, dieper dan het voorheen het geval was, is het
omdat ik vandaag, een ander beeld heb van wat het betekent in verwachting te
zijn?
Het is het werk van
de natuur wordt er gezegd - maar dan moet natuur met hoofdletter - zo, wat is
de Natuur, wat betekent de Werking van de Natuur?
Alles is
wetenschappelijk te verklaren, zelfs de eicel die de zaadcel uitkiest. Maar, is
evengoed te verklaren, het precieze ogenblik waarop de natuur beslist en optreedt,
het ogenblik van de ontbranding, van de bevruchting, het ogenblik dat IS van de Natuur? Want
het is pas, na dit ogenblik, dat de weg open en geëffend ligt en dat de wetenschap de
groei volgen kan.
Omdat het kind dat
wordende is, me nauw aan het hart ligt, omdat ik de groei ervan met de geest
volg, ontroert het me, ben ik, in het diepste van wat ik ben en van wie ik ben,
bewogen. En is me duidelijk geworden, het mirakel van de Natuur: het stuifmeel
dat op de stamper valt, wat een normale zaak is, en de bevruchting die erop
volgt, dit eigenste ogenblik, dit o zo precieze moment van de bevruchting dat het
moment is van de Natuur, het onverklaarbare van wat achter de dingen is.
En dan, is het ook
niet de Natuur, met een andere naam, a
more suitable, a more appropriated name, but a she-name, die aan de basis
van de Schepping ligt?
Eraan ontkomen doen
we niet, als de bevruchting het werk is van de Natuur, dan is het a She dat de wereld schiep. En wat er
schuilt achter de dingen, Ionesco, u allen die me leest, is Moeder Natuur, die je noemen moogt zoals je
wilt, maar, de werkzame aanwezigheid waar Wildiers het over had is een Moeder.
Blijft in dit geval
de vraag: was die Moeder er van in den beginne, of was er nog een Hij die de Moeder
schiep?
Als het antwoord
negatief is heb ik heel wat te schrappen en treed ik binnen in een totaal nieuwe
mindscape.
09-09-2012, 05:09 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-09-2012 |
Les miettes d'Ionesco |
Ik
ben streng en blijf streng voor mezelf, omdat ik het beste van mezelf wil
geven, omdat bijna goed niet mijn betrachten is. Ik schreef dit reeds, geen
middelmatigheid, maar de volle pot is dat ik beoog en daar begint het want soms heb ik de indruk niet het
maximum te hebben bereikt.
Als
ik mijn dagboeken opensla, wat zelden gebeurt, om het even dewelke deze van de
eerste jaren en dan ga ik ver terug of deze van de laatste jaren, dan heb
ik nog duizend blogs te schrijven alvorens er mee te stoppen. Er is echter een maar,
het verleden opzoeken is een plons in de poel herinneringen, en soms gebeurt
het dat er iets bloeden gaat, iets dat lang hangen blijft, Bach en zijn Passies
ten spijt, en zelfs aangewakkerd door Bach.
Maar
vandaag lees ik Ionesco. Hij is was een wijs man die wijze dingen heeft
geschreven, dingen die de moeite zijn om over te nemen. Zo:
I assert that learning is
useless. I assert that science can never get to the essence of our being
I am
not interested in the mechanisme of our movements, not at all, what lies
behind, the Unknown, He or It, is alone worthy of our interest
(pag 33).
De
Franse, oorspronkelijke versie van zijn Fragmenten dateren van 1969 (Editions
Mercure de France). Pas in 1991 kwam de Engelse vertaling van zijn Journal en miettes, een boek dat ik vond
bij De Slegte. Wat hij schrijft is ook mijn probleem, ik ook kijk naar wat
er achter de dingen is, wat er is van de Higgs en de quarks, of dit soms niet
de materiële deeltjes zijn van de geest, en dan van welke geest.
Ionesco
zegt nog:
We were born cheated, for if we
are not to know, if there is nothing to know, why do we have this longing to
know?
En
hier heb ik een punt.
Ofwel
ligt het antwoord open en bloot en zien we het niet, ofwel zijn we nog niet
voldoende ver gekomen we tekenden nog niet zo lang geleden op de wanden van
de grotten! om het te zien. Hoe dan ook, het antwoord is er, het ligt
verscholen in de vraag, de vraag stellen is al een begin van antwoord.
Maar
het zijn grote momenten om van Eugène Ionesco de kruimels van zijn dagboek te
lezen. Ik heb er nog voor enkele dagen en ik voel me er heel goed bij, même si ce ne sont que des miettes.
08-09-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-09-2012 |
De Avond en het Huis |
We
spraken: hoe de gingko bilboa,
hoe
van alle bomen de catalpa.
Hoe
ons ogen over de pelouse,
hoe
een effenheid van gras en denkvermogen,
het
huis gedoken hield.
Dit
toen over ons de avond.
Hoe
de lissen en de waterlelies,
de
biezen en de merel laat.
Hoe
als vrienden, ook van vele tijden,
hier
gekomen om van de dingen te getuigen
die
er waren, de kleine en de grote.
Dit
alles toen over ons de avond.
Dit
alles toen de schemer
in
de kamer, met Hiroshige en Hokusai,
en
wij gezellen in een kring gezeten,
in
bezinning oosterse gedachten strooiend
over
van wat al was en wat nog komen zal.
Hoe
wijs we waren, hoe poëzie, hoe Hamlet
onder
ons gekomen, hoe wijs gedronken,
wijnen
en waters en woorden,
En
aan de tafel waar we genodigd waren,
een
stil gebed gedacht, het niet luidop gesproken,
omdat
zo uitzonderlijk we er waren,
omdat
we zagen hoe goed het was, hier te samen,
en
de dis, hoe die van alle dissen, uitgelezen was.
Zo
de avond, we avondmaalden en vertelden
wat
de omtrek van de aarde was,
indien
een meter meer.
Dit,
terwijl de aarde zich wentelde om de zon
en
het ons niet deren kon, omdat van alle avonden
dit
precies de avond was.
Zij
die er niet waren, hebben enkel te begrijpen,
van
de avond dat hij enig was,
ons
niet zo vlug verlaten zal, vergeten.
Zo
het huis dat alles hoorde, zag, en het noteerde,
07-09-2012, 06:49 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-09-2012 |
Akhnaton |
Waarom
heb ik, een goede week geleden, het boek van Michel Bur over Suger uit zijn rek
genomen, was het opdat ik het vers van Sandhurst zou lezen op de postkaart die
ik vond in het boek; was het opdat ik een blog zou schrijven over Suger en zijn
visie op het licht; was het opdat ik iets vertellen zou over Akhnaton? Alle
redenen zijn goed en volbracht als ik vandaag Akhnaton aan de beurt laat.
Ondertussen
heb ik ook al Eugène Ionesco op
mijn tafel en lees ik.
My thought is something
detached from myself. How is it possible to be both here and there, how is
thought possible?
En
ik, ik weet evenmin van waar mijn gedachten komen of wat hun bedoeling is, hoe
ze in elkaar verweven liggen en op elkaar inwerken, zodat het een snoer wordt
van beelden en boeken en verwijzingen.
Akhnaton
brengt me het verst, hij is er, en met hem tal van namen die zich aanmelden:
idipus en Antigone van Sophocles, en onvermijdelijk, sedert ik Velikovsky las,
de binding die ik maak tussen Akhnaton en idipus, en Antigone en Meritaten die
haar broer, Semenkare gestorven samen met Touthenkamon - begraven wilde,
zelfs al wist ze dat, als ze dit deed, ten dode opgeschreven was. Het verhaal zelf
van Sophocles leunt heel dicht aan bij de geschiedenis van Akhnaton, enkel de
namen verschillen en ook - maar dit is juist de grote verwarring - het verhaal
van Sophocles zou alsdan negen eeuwen na de geschiedenis van Akhnaton geschreven
zijn.
Maar
als ik hier verder op inga, geraak ik verzeild in de Egyptische geschiedenis en
chronologie, wat me eigenlijk niet deren zou, maar een te lange blog vereist.
Wat
ik wel zou kunnen is enkel de personages van Sophocles vergelijken met de
personages omheen Akhnaton, een uitkomst die verbazend is.
Wat
ik met mijn blog enkel wou beklemtonen, is, zoals bij Ionesco, het bevreemdende
in de wereld van onze gedachten en herinneringen, waarbij een naam tal van
andere namen en de geschiedenis eraan verbonden, aan de oppervlakte brengt.
Hoe
werkt onze geest of hoe en waar liggen al onze herinneringen gegroeid en
gestapeld en hoe leven ze verder? Is het zo dat alles in de natuur en in het
Universum, met elkaar verbonden en verweven is, dat alles één eenheid vormt en,
zoals de kwantum fysica ons leert, niet in afzonderlijke delen te scheiden is, onze
herinneringen incluis?
06-09-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-09-2012 |
Verpozing |
Zo
deze morgen, deze heerlijke morgen onder de morgens, in het licht en de geuren
van de eerste herfst, een zin van Bashevish Singer genomen uit zijn short
story, A Friend of Kafka):
I feel like de Maupassant,
says Freidl, two lovers are better than one and three are better than two
Exactly what love is I dont know and probably never will know. Everyone
understands it in his own way.
En een andere zin die
hangen bleef, een zin van Emile Gillabert die in zijn Thomas-evangelie vertelde
over nog een ander evangelie, dit van Philippe:
Le Seigneur aimait Marie plus que tous les disciples et il lembrassait
souvent sur la bouche. Les autres disciples le virent aimant Marie, ils lui
dirent : pourquoi laimes-tu plus que nous tous ? Le Sauveur répondit, il leur dit : comment se fait-il que je ne
vous aime pas autant quelle?
Hij had dit ook
kunnen antwoorden toen hij, voor haar staande in haar kamer, gleed van een
geestelijke verrukking naar de verrukking van het lichaam, zijn handen nu onder
haar losse bloes over haar kleine harde borsten en de dansende Shiva op de oude
kast hem aanstaarde en hem betoverde.
Omdat hij wist en
aanvoelde hoe ze wachtte op hem, en hoe alles klaar was om binnen te dringen,
binnen te wandelen, diep heel diep, en ze alle krachten wegzoog uit hem, alle
gedachten, alle vreugdes en alle pijnen en ze hem ontving, zijn totale ik
ontving met een kreet.
Hoe alle gevoelens,
alle woorden een kring vormden, lichaam tegen lichaam, woorden tegen woorden en
opnieuw, zoals het vroeger was, de krachten rijzend in hem lijk de deeg in de
trog, en dit, als tijd en aarde stil blijven staan en hij neerligt naast haar
onder het laken, en de schemer van de lichten en de geluiden van de straat
tussen hen en over hen en over zijn gedachten en over zijn hand open op de
donzige warmte van haar schoot en alles te vergeten, wat was geweest en wat
komen kon.
Die nacht, toen hij
het erf opreed waren de sterren klaarder getekend in de blauwte van de lucht. Kan
het, dacht hij, dat wat ik beleefd heb slechts een droom is geweest, dat ik
enkel een glas heb gedronken met haar in een stil café onder de toren van de
kathedraal en zijn de woorden die hij nu optekent niet de woorden niet van zijn,
maar de woorden van Singers verbeelden? Dwaas hoe het nu,
omgezet in woorden, geschreven staat en hoe het zal gelezen worden door de
wereld?
*
Is elke ontmoeting
tussen man en vrouw niet lijk een roman die men openslaat op pagina zoveel,
niet wetende en niet wensend te weten wat er in de voorgaande paginas reeds
verteld werd?
En wie of wat zal
bepalen of we het boek zullen verder lezen of op zij zullen laten liggen, omdat
we niet willen dat het ons volledig opslorpen zou, meeslepen zou in een leven
naast het leven; niet willen dat het ons houden zou in de tentakels van een
zelden gekende hevigheid die hij voelen kon, ruiken kon in de geur van haar
haren waar zijn hand in woelde toen hij die avond en die nacht wegschoof in
haar. En hij, in de echo van haar lichaam, kwetsbaar ineens, kwetsbaarder dan
hij ooit geweest was.
Ugo dOorde
05-09-2012, 00:15 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-09-2012 |
Suger (1081-1151) |
Suger,
abt van Saint-Denis bij Parijs.
Heb
nog altijd het Boek van Michel Bur, Suger, dat de afbeelding van Akhnaton tot
mij bracht, op mijn tafel liggen. De woorden die hij aanbrengen liet op de vier
panelen van de deur in het portaal van de westergevel zijn meer dan typerend
voor de abt van Saint-Denis, die de eerste was om zijn abdijkerk om te bouwen
tot het prototype van de gotiek in Frankrijk. Het zijn geladen woorden, het zijn
woorden van een diep gelovige, van een leven in gesprek met God, de God die hij
raken kon met de vingertoppen. Dit was de plaats van God voor de mens in die
tijd, ze hadden hun God juist boven hun hoofd, Hij zag hen, Hij hoorde hen.
En
de mens, met zijn God die al hun handelingen optekende in zijn Boek, was maar
al te gelukkig als hij Suger helpen kon, om de in de steengroeve uitgebeitelde
kolonnen naar Saint-Denis te brengen, of om de boomstammen die Suger zelf gaan
zoeken was à la forêt quon appelle
Yveline weg te slepen.
Die
God was het licht zelve, en Suger geloofde in de metafysische, transcenderende
kracht van het licht. Treffend, zijn de woorden die we geresumeerd vinden in LEurope des Cathedrales van Georges Duby:
LEsprit aveugle surgit vers la vérité par ce qui
est matériel et, voyant la lumière, il ressuscite de sa submersion antérieure.
Ces vers, Suger les fit graver à la porte même de labbatiale de Saint-Denis en
exergue. Ils ont charge dinitiation, ils révèlent la fonction propre du
monument.
Wat
meer is, in zijn glasramen liet Suger het pulver van robijnen en amethisten,
van saffieren en turkooizen verwerken ter verheerlijking en verrijking van het
binnenvallende licht.
Het
geloof van de mens in de middeleeuwen verzette bergen. Echter, na Galileo, toen
de aarde haar centrale positie verloor en kleiner en kleiner werd - een zandkorrel in het heelal nog nam God
meer en meer afstand van de aarde en werd zijn beeld uitgesponnen tot in de
oneindigheid van tijd en ruimte.
Het
is de geschiedenis van het geloof in God die eerst heel nabij was en alles zag
en hoorde, en deze nabijheid die meer en meer een afstand, gemeten met de
snelheid van het licht, geworden is. God heeft zich opgelost in het Universum,
zodat vandaag de vraag wordt gesteld of God én het Universum niet een en
hetzelfde zijn.
04-09-2012, 06:44 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-09-2012 |
Wat ik al lang |
Wat ik al lang heb
willen schrijven.
Als ik mijn blog
vergelijk met een ander blog dat ik elke dag bezoek, dan sta ik versteld te
zien hoe vlot en handig, hoe eenvoudig een blog kan zijn en toch hoe interessant
om volgen, daarenboven, wat ook niet weinig is, prachtig geïllustreerd. Wat een
verschil met mijn dagelijkse zee van woorden die mezelf overrompelen, gespeend van
elke humor.
Ondertussen denk ik
aan Dante die het geluk(!) heeft gehad, in zijn eerste boek, de profeet te
ontmoeten hoe hij eruit zag heeft geen belang, enkel de plaats waar heeft
belang maar meer, Tenware iemand zou aandringen, durf ik er hier niet over
zeggen.
Maar ik kan nog
altijd de Mattheüs-passie beluisteren niet noodzakelijk omwille van het
religieus karakter ervan maar als mens die het goed meent met zijn evennaaste
en die een poging doet geïntegreerd te blijven in de wereld van de cultuur.
03-09-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-09-2012 |
Tussentaal |
Eerst dit. Ik heb
gisteren eens te meer een te lange blog laten verschijnen. Maar je zult me
begrijpen dat ik, na de vele contacten die ik met Kamal Salibi heb gehad, niet
minder kon dan hem, als is het maar even, terug te brengen onder de mensen en
hem via mijn blog mijn vriendschap en respect te betuigen voor het werk
verrassend en baanbrekend dat hij presteerde. Het is, zoals van velen hier op
deze aarde, het werk van een leven.
En, een tweede maar.
Een om bij te wenen en de politiek voor eeuwig te vervloeken. Ze wil nu haar
integratie programma uitbreiden en de moeilijkheidsgraad van ons Nederlands
verlagen omdat ze tegemoetkomend wil zijn, en niet wenst dat mensen Nederlands
onkundigen dus - die hier zijn binnengevallen in het land van melk en honig uit
de boot zouden vallen. Ze, de politiek, wil dus een tussentaal Nederlands
onderwijzen, een tussentaal voor een tussenvolk, zegt Stefan Hertmans in de
Standaard van 31 augustus een artikel dat we allen tweemaal zouden moeten
lezen - en hij noemt deze tussentaal, Onzin,
onzinnig en onzindelijk. Ik noem het een smerige boel.
Ik dacht dat
integratie betekende aanpassing aan de cultuur van een land, aan de taal, aan
de geplogenheden, aan de wijze van leven van een land. Hier binnekomen met zijn
eigen cultuur en deze cultuur blijven beleven zoals van oudsher, is geen
integratie en zeker niet als ze de bevolking van hier - zoals het regelmatig
gebeurt door de ingewijden die het, onder de geïmmigreerden, voor het zeggen
hebben verwijten en behandelen als ongelovigen. Als wij voor hen
ongelovigen zijn zullen ze zich nooit ofte nimmer hier integreren, zijn ze hier
gekomen met oneerlijke bedoelingen, zijn ze hier gekomen om ons vroeg of laat
te overrompelen. Ik let op mijn woorden wat al een begin is van overrompeling.
Wel ik wens niet
dat mijn taal, mijn Vlaams Nederlands gedesintegreerd wordt voor de integratie
van zij die me als ongelovige bestempelen, het is me trouwens heel duidelijk
wat ze hier komen doen in dit land van ongelovigen, wat er in hun achterhoofd
leeft of wat ze verbergen in hun baard verzwijgen ze niet.
Ik las over lAlgérie de la France in Le Monde. Als
ik verneem wat er zich afspeelt in la
France van nu dan wordt er, binnen afzienbare tijd, geschreven over la France de lAlgérie.
02-09-2012, 00:14 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-09-2012 |
Kamal Salibi |
Ik kon ik niet onopgemerkt
voorbij 31 augustus ik kan ook niet voorbij 1 september omdat het op die dag
is, precies een jaar geleden, dat in Beirout, Kamal Salibi overleed. Weinigen
in het westen hebben Salibi gekend of gelezen. Hij was de auteur van diverse
boeken over het land en het volk van de Bijbel, en van een ontstellend, bijna
provocerend boek over Jezus.
Ik hoorde voor het
eerst van Salibi in 1986, de dag van mijn verjaardag in Al Tawila aan de Rode
Zee in Noord-Yemen, toen ik zijn boek ten geschenke kreeg van vrienden uit
Parijs.
Ik herinner me dat
ik het een eerste maal, maar dan vluchtig, gelezen heb op het vliegtuig dat ons
van Sanaa terugbracht naar Parijs en dat het voor mij een revelatie was die me
ettelijke jaren zou bezig houden en leiden zou tot een correspondentie met de
auteur, en veel later tot een uitwisseling van e-mails. In den beginne over het
gebeuren, gekend als de uittocht uit Egypte en de veertigjarige tocht van Mozes
door de Sinaï woestijn en later over de veroveringstocht van Thutmosis IV ofwel
in Palestina, ofwel in de Asir.
Nu, Salibi lezen is
één zaak, de verhalen van de Bijbel lezen en er geloof aan hechten is een
andere zaak. Absolute zekerheid, wat de plaatsnamen in het Oude Testament betreft ik spreek niet over de rest - is er
niet. Wat Salibi me wel leerde, en wat ik van hem aanvaardde is dan hij op
basis van de plaatsnamen die nog steeds bestaan in Saudi Arabië, de tocht van
Mozes en de Israëlieten wist te situeren en dat ik de overtuiging opdeed dat ik
met mijn vrienden, bij onze tocht door Yemen, in het spoor van Mozes had
gelopen. Wat me een zeer ongewoon gevoel gaf en aan onze reis een kleur en een
diepte gaf die ik op andere plaatsen nimmer heb gekend.
Ik ga hier niet
verder op in, maar voor zij die het wagen zouden Salibi te gaan lezen - maar
het is best dat je er een goede reden voor hebt hierna de lijst van de werken
van Salibi:
Zijn eerste boek Die Bibel kam aus dem Lande Asir, verscheen
eerst in Der Spiegel en pas daarna in boekvorm in 1985 bij Rowohlt Verlag
GmbH Reinbek bei Hamburg. In hetzelfde jaar gevolgd door The Bible came from Arabia, bij Cape ed. London en, Het ware Land van Abraham, Een nieuwe
theorie over de oorsprong van het volk van Israël, bij Elsevier.
In 1986 kwam de
Franse vertaling uit: La Bible est née
en Arabie, bij Grasset. Het is deze vertaling die ik ten geschenke kreeg.
In 1988 verschenen The Secrets of the Bible People bij
Saqi Books, London, en Conspiracy in
Jerusalem, The hidden origins of Jesus, bij I.B.Tauris & Co London.
IK heb altijd
getracht de werken van Salibi te vergelijken met de herziening van de
Egyptische geschiedenis door Velikovsky. Ik ben er niet in geslaagd, in het
werk van Salibi enige bevestiging te vinden van wat bij Velikovsky centraal
staat, namelijk dat Thutmosis IV leefde in de -Xde eeuw en niet in de -XIVde,
zoals algemeen aanvaard.
Ik kan hier ooit op
terugkomen maar het is een essay dat ik dan zou moeten schrijven, wat ik niet
zinnens ben. Eigenlijk heb ik er al genoeg tijd in gestoken, én in Velikovsky,
én in Salibi.
Wat ik wel nog
kwijt wil is het volgende:
Zijn de
fundamentalisten in Israël er wel zo zeker van dat het graf van Abraham zich
bevindt in Hebron, waar ze gemeend hebben het te moeten situeren, samen met een
nog meer twijfelachtig oord, het Kyriat Arba uit Genesis 23: 1 en 2?
Ze hebben het graf
gelokaliseerd binnen hun grenzen van nu, en hebben er een pelgrimsoord van
gemaakt. Echter van de grotten van Maqfellah wordt niet meer gesproken.
Misschien hadden ze
vooraf Kamal Salibi moeten lezen over het nog steeds bestaan van een Hebron in
Saudi Arabië, met aldaar vier (arba)
dorpen (kyriat) en van een plaats
Maqfellah en ook lezen al wat Salibi
wist over het Beloofde Land van Abra(ha)m.
Maar zoals de
fundamentalisten, de moordenaar van Uriah zijn bevelhebber, namelijk Koning
David die met Bethsabee, de vrouw van Uriah, in bed wilde een verhaal, breed
uitgesponnen in hoofdstuk 11 van Samuel II hoog in het vaandel voeren, zo
zullen ze, er mogen nog tien Salibis opduiken, geen duimbreed toegeven wat het
graf van hun aartsvader betreft.
Het weze dan maar
zo.
01-09-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |