 |
|
 |
|
|
 |
16-03-2014 |
Wat hij bereiken wou. |
Hij wou bereiken wat niet te bereiken is, hij wou komen tot een verhaal waarin het absolute centraal zou staan. Hij wou hierin alles opsommen, hierin alles verwerken.
Hij wou vertrekken vanuit de rijke aarde, opklimmen langs het kleine leven in de wortels van een grassprietje aan de muur van een Romaanse kerk, via het leven in de wortels van de struiken, in de wortels van de taxus en langs de stam ervan de luchten bereiken, de planeten en de sterren, sterrenstelsels doorkruisen, de oneindigheid in.
Hij wou in één ademstoot alle geslachten die voor hem waren, raken met zijn woorden, inkleden met zijn woorden, oproepen met zijn woorden, de zingeving ervan, de wondere textuur ervan, de ineen schakeling van leven in leven raken, betasten en weergeven in één enkele gebogen lijn die lopen zou van de oneindigheid links en voor hem, naar de oneindigheid rechts en achter hem, van zenit tot nadir, en hij een ogenblik het centrum ervan.
Hij had voorheen getracht het onvatbare te vatten in potloodtekeningen of kleine etsen, om nader te komen tot het wonder van het zijn. Erin binnendringen, ontspannen, geopend en met een immens verlangen een vonk in méér te zijn.
Dit niet te beschrijven gevoel is als een speerpunt in de nacht. En aldus, alles vergetend, is een rust gekomen die hij in lang niet meer had gekend, alsof alle leed geleden was. Alsof alle grote ogenblikken in zijn leven, samen met alle onaangename gebeurtenissen gebald achter hem lagen, ingepakt en hij van hier uit, vanuit het punt nul vertrekken kon, met een groot verlangen naar simpelheid, lijk het gras is op het grasperk, lijk een boom is, een roos is.
Al zijn krachten samengebundeld in één groot ogenblik van waaruit al het nieuwe dat nu komen zou, ontstaan zou, alsof de nakende dood van vader een nieuw vertrekpunt zou zijn voor hem en vaders laatste krachten zich vermengen zouden met die van hem, aldus ook vaders leven vergroeid in het zijne.
16-03-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-03-2014 |
Schrijver zijn |
Elke vrijdag is er een literair supplement bij De Standaard als bij Le Monde, het is verbazend het aantal boeken dat hierin week na week besproken wordt.
Het zal wel even verbazend zijn het aantal manuscripten dat blijft liggen in de schuiven na door de uitgevers te zijn verworpen.
Het is nu eenmaal zo en het zal altijd zo blijven, enkel de werken die enige kans maken op succes worden uitverkoren en succes is gelijk aan kwaliteit als het boek bij ons een verkoop haalt van 50.000 exemplaren, zoals Oorlog en Terpentijn van Stefan Hertmans.
Ik weet dat ik verkeerd bezig ben, dat ik me leeg schrijf met mijn blog, maar ik weet ook en het werd hoog tijd dit te weten dat ik me tevreden moet stellen met mijn dagelijkse publicatie die toch een redelijk aantal lezers, of dan toch bezoekers kent.
Ik zoek en blijf zoeken. Het zoeken als schrijver is voor mij broodnodig is, het vult mijn dagen, het is mijn leven. Ik geef me totaal bloot in de woorden die ik breng. Ze verhalen van mijn dagelijkse realiteit, ze verhalen ook van het relaas van mijn vluchtpogingen, mijn vlucht in het ongerijmde van droom en verlangen. Ik zou dit meer moeten doen, maar de gelegenheden om op dergelijke wijze op te treden zijn schaars en zullen schaars blijven.
Gisteren was er een poging uit te zwerven, mijn verbeelding even aan te scherpen en te trachten een sfeer op te roepen omheen een ingebeelde ontmoeting in een boekenwinkel.
Het zou literatuur worden indien ik deze ontmoeting zou kunnen gebruiken als springplank tot een korte novelle, maar ik steiger reeds als ik denk aan de moeite en de aangehouden inspanning dat het me kosten zou.
Een blog schrijven is dus voor mij (wellicht) het maximum.
Ik zal het er maar bij laten, al weet je nooit.
15-03-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-03-2014 |
Dromend |
Het geluk een woonkamer te bezitten zoals deze hier die uitgeeft op het land van zijn vader en van zijn vaders vader. Een kamer met open haard, met op de tafel naast hem een bundel van T.S.Eliot en in een blauwe Chinese vaas enkele takken bloeiende forsythia en met Schubert op de radio.
Maar vandaag drukt hem de eenzaamheid en roept zijn lichaam om tederheid, roept om een lichaam dat hij tegen zich kan drukken, waarin hij zich verliezen kan, zoals vroeger, toen zij er was en hij voelde hoe ze zich totaal opende voor hem, ongeremd en onbeperkt.
En nu, hoe vreemd het leven is, in zijn gedachten nog het blanke gelaat van de dame die hij ontmoette de vorige dag, in een boekenwinkel in de stad en de vraag die hij las in haar ogen, toen ze naast hem stond voor de rijen boeken, een vraag die hij meende te lezen en die hem onvermijdelijk zal blijven bezoeken de komende dagen tot de echo ervan zich mengen zal met alle andere herinneringen.
Deze morgen, wandelend onder de bomen, met naast het huis het ontluikende bos met de krijsende eksters hoog in de bomen, terug die blik van haar, een droom die niet stilvalt, die niet ophoudt maar groeien blijft. Het zwellen van een gevoel dat smeekt om te worden omgezet, opgetekend in kleur, in vlakken en in lijnen, in licht en in donker, neergezet in noten op een notenbalk. Welke waren de droomgevoelens die leefden in Schubert toen hij zijn Andantino componeerde, wat bezielde Memling toen hij Maria Moreel maalde?
Hij droomde weg in een gedachtewereld die niet meer van hem was doch van een soort spiegelbeeld. Hij zag haar witte handen en de roos gelakte, verzorgde nagels en het beeld sprak in hem : Ik wil je, ik wil je. Hij zag hoe ze een boek uit het rek haalde en iets zeggen wilde alsof ze samen hoorden.
Hij keek haar aan en zocht haar ogen achter haar brilglazen, ogen die lichtend waren, verlangend, grijzer dan grijs, ogen die een wereld waren, een sluimerend ogenblik verlangen waren. De boeken bewogen omheen hen, hij verdwaasd, de titels op de ruggen las, de letters binnendrongen en zich niet verzamelden tot begrippen, terwijl dit ogenblik een onvervuld verlangen was, een zee van zovele levens uitgestreken, neergezet in tekens. Het licht was de stilte en alles samengesmolten tot één groot niet te bepalen gevoel, groeiend in hem.
Hoor je me ? dacht hij. Hoor je wat ik je zeggen wil over mijn eenzaamheid?
Zijn hoofd neigde naar haar toe, zijn lippen raakten haar lippen, even maar, alles een binnenglijden in het irreële, in de onbestaande wereld van het verlangen elkaar te bedekken zonder schroom met woorden die niet gesproken worden, maar zich voltooien waar handen gelegd worden op plots toegankelijke plaatsen, om weg te zinken in het grote wilde wonder waar alle leven woont, waar hij haar en zichzelf raken kan tot in het diepste van hun cellen.
Hoe lang duurt het ogenblik van het denken het terwijl alles zwol in hem, alsof er van haar tot hem en van hem tot haar, een gebeuren was dat zich voltrok als in een tunnel, gevuld met klanken die niemand horen kon, die dwars doorheen de rijen boeken gingen.
En wat in hem gebeurde, weerspiegeld in haar gelaat, in de lijn van haar lippen, in de roep van haar ogen die hun kleur verloren. De wezenloze wereld van droom en woorden.
14-03-2014, 07:33 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-03-2014 |
Herademing |
De dag opent zich moeilijk. Hij kan hem niet ontwijken, kan hem niet dichtsnoeren om niet te zijn maar hij zit met het gevoel dat hij zich klem gereden heeft met zijn blog en dat hij zich moet heroriënteren.
Hij had gedacht zijn blogs op elkaar te laten volgen om uiteindelijk een verhaal/roman te vormen en komt nu tot de conclusie dat hij zich vergaloppeert heeft, dat het vermengen en beheersen van elementen als droom, realiteit, herinnering en inventiviteit, moeilijker uitvalt dan eerst gedacht en dat hij nu ergens geblokkeerd zit. Ook omdat hij het verhaal omheen vader uit zijn dagboek van vroeger dacht te kunnen overnemen maar dat dit verhaal veel te vroeg komt.
De vloeiende lijn ontbreekt, het gaat niet op een verhaal zo maar dag aan dag op te bouwen als je niet weet hoe het verder moet en je elke dag opnieuw moet gaan vissen om de ruimte van een blog te vullen.
Het is evenwel zo dat mijn blogs slechts fragmenten van een geheel uitmaken die later op een andere, meer logische plaats zullen worden samengebracht.
Niet gepubliceerd als blogs die elkaar opvolgen, is dit geen probleem, maar opgenomen dag na dag wordt een aaneensluitend verhaal verwacht, zodat verwarring mijn deel is.
Mijn blog van vandaag is dan ook een herademing, een poging duidelijker af te lijnen waar ik heen wil en hoe het verder moet. De lezer moet er dus rekening mee houden dat elke blog in de eerste plaats een voorlopig afzonderlijke bijdrage is.
13-03-2014, 11:34 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-03-2014 |
Carl Gustave Jung |
Een klein gebeuren dat hij zich herinnert : laat oktober, de appelaar op de ouderlijke boomgaard met nog een laatste appel hoog in de bijna naakte kruin. En als hij toen in de boom kroop om de appel te plukken, dat dit een daad was van betekenis die een lange weergalm kende. De kleine ruk die hij geven moest, het licht gekraak van de korte steel die brak en de koele, licht kleverige appel die hij in zijn hand hield, minimale handelingen die omwille van de plaats, de tijd, het beleven van elk detail ervan en vooral het bewust weten dat hij, Ugo, het was die deze appel plukte, deze handeling een dimensie had meegekregen die onuitwisbaar was.
Wellicht is een dergelijke dimensie eigen aan elke handeling die we stellen als we maar, bewust van ons zelf, elk detail ervan in ons opnemen en verwerken. Alsof aldus elke welbewuste handeling het spiegelbeeld zou zijn van een handeling die zich terzelfder tijd afspeelt in die andere wereld waar Jung het over heeft, zijnde een actie gesteld in het domein van het onzichtbare, van het kosmische, zelfs al is het maar het plukken van een appel.
En zo zou elke handeling bewust moeten gesteld worden, gevoeld tot in de vingertoppen van onze geest of onze daden die tentakels krijgen tot binnen de aura van het onnoembare.
Hij wist in hem, en dit kon niemand hem ontnemen nu niet en morgen niet, een binding met de oerstof, een binding, die reeds in potentie moet aanwezig geweest zijn, onder welke vorm ook bij het ontstaan van het Universum.
Maar dit oerbegin was niet meer, zoals voorheen, gekleurd door de God van zijn jeugd, door die vingerkijker, die doe-dit-niet-doe-dat-niet. Niet meer door Hij die zegde niet met de meisjes in het hooi te kruipen en hen te betasten als hij ons eerst bedwelmt met de geur van het hooi.
En er hing nog een beeld van Carl Gustave Jung in hem: als er iets is dat we niet kunnen kennen, laten we het achter ons als een probleem voor ingewijden. Bijvoorbeeld, ik weet niet waarom het Universum tot stand is gekomen en zal het nimmer weten, daarom moet ik dit probleem laten vallen. Maar zegt Jung: als hierover een idee me wordt aangeboden moet ik er nota van nemen, moet ik zelfs, op de basis van zulke gedachten, zelfs al bleef dit voor altijd een hypothese waarvan ik weet dat deze nimmer zal worden aangetoond.
En dan die zin van Jung waar hij gelukkig mee is omdat het volledig strookt met zijn opvatting ter zake : een mens moet kunnen zeggen dat hij zich ingespannen heeft om zich een opvatting te vormen over het leven na de dood of zich dan toch een beeld ervan te hebben gevormd zelfs indien hij achteraf zou moeten bekennen dat hij verkeerd was. Dit niet gedaan te hebben is een vitaal verlies.
Trachten het leven van de natuur te omvatten. Te voelen hoe in een grote ademtocht de seizoenen zich uitstrekken van winter naar lente, van zomer naar herfst, één enkele lange beweging die een zich eindeloos hernieuwen is, terwijl de aarde wentelt omheen de zon, de zon beweegt, gehouden door haar melkwegstelsel en deze wegschietend naar het immense oneindige en te beseffen dat dit alles, vertrekkende vanuit de onvoorstelbare ingewikkeldheid van het atoom, een ononderbroken eenheid vormt, gedragen door dezelfde wetten, gestuwd in een richting die we nog niet hebben achterhaald en waarschijnlijk nimmer achterhalen zullen.
En deze vloeiende eeuwige consequente beweging kan niet anders dan de godsidee verwoorden. En in deze idee, God de beweging zelf zijnde en wij deel van deze beweging, ons een beeld vormen over het leven na de dood.
Maar dit kan hij niet vertellen aan vader die opgenomen werd in het Universitair Ziekenhuis.
If an idea about it is offered to me in dreams or in mythic traditions I ought to take note of it. I even ought to build up a conception on the basis of such hints, even though it will for ever remain a hypothesis which I know cannot be proved.(C.G.Jung over Leven en Dood in zijn boek Memories, Dreams, Reflexions. Ed.Collins, the Fontana Library, 1963.
12-03-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-03-2014 |
Fresco's |
Het zijn frescos die hij nu wil aanbrengen op de muren van de woning die hij betrekt.
Een woning die dringend toe is aan restauratie, vooral het dak waarvan de pannen losgekomen zijn en bij hevige regenval hij boven alles uit het geluid hoort van de druppels water in de emmers en kommen die hij op zolder heeft moeten plaatsen om erger te voorkomen. Maar de wit geverfde muren zijn intact gebleven, vooral dan in de ruime woonkamer met de open haard die als een donkere holte is als het vuur is gedoofd en met de zware eiken tafel, beladen met boeken en geschriften en de soliede Luikse bollenkast, twee meubelstukken die te zwaar waren om nog verplaatst te worden en die de vorige eigenaars hem hadden overgelaten.
En het is in deze schemerruimte, dat hij in gedachten frescos afzet op de muren, losse beelden die zo maar opduiken als hij even gaat neerliggen op de sofa voor de haard, zijn voeten gedoken onder het schaapsvel.
*
Een lange tocht met zijn ouders door de Ardennen. Hij gaat met hen binnen in het restaurant. Moeder grijs en zwaar gebouwd, vader moeilijk te been en hij hun oudste zoon, grijs ook, doch nog niet zoals zij bewust van zijn ouderdom, alhoewel.
Vader, moeder en zoon, twee geslachten en reeds komende geslachten onder hen. Het leven loopt op zijn einde voor hen, binnen afzienbare tijd zal hij in de eerste linie staan. Hopelijk krijgt hij nog wat respijt, maar zijn tijd komt.
Hem werd gegeven bewogen te worden door een versregel, wat meer had hij kunnen verwachten. Hij werd verliefd en kende de begeestering en de pijn ervan en zijn hoop in de eeuwigheid van de geest is nog steeds oneindig en hij meent de zekerheid te hebben dat zijn ouders en hijzelf, dat de kelner en de kok, dat de mensen in dit sfeervol restaurant, dat we allen een opdracht te vervullen hebben, dat we ingeschakeld zijn in het een-zijn van leven en sterven en herboren worden.
En dit nu-ogenblik, denkend aan wat was: de dag gefilterd over de tafel, de vreugde van het bestaan en het niet weten waarom, doch aanvaardend dat is wat is. Herinneringen in mezzotinten door elkaar, te veel om er een uit te nemen, maar te denken deel te hebben aan het groot gebeuren, op weg te zijn als mens naar wat we denken de wordende mens te zijn.
En bidt hij, heb ik iemand pijn gedaan, heb ik iemand te kort gedaan, en dat zal wel, dat het me vergeven worde, want vandaag is mijn spijt erom heel duidelijk in mij.
Maar een paar dagen later, telefoon, de huisdokter die zegt dat vader moet opgenomen worden in het ziekenhuis in Gent. Als hij weg rijdt om hem te gaan halen heeft hij het gevoel de eeuwigheid te raken, alsof hij terecht kwam in een andere dimensie van het leven.
11-03-2014, 00:24 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
Vader |
De lucht is koel als water als hij buiten komt in het licht van een bijtende scherpte op de binnenkoer. Hij heeft het gevoel de eeuwigheid te raken, weg te glijden in de grote rust van het zijn, alsof hij opstond in een andere dimensie, in een nieuw beginnen.
Naast het ovenhuisje is er de oude half verdorde linde die hij altijd had willen tekenen. De oude wijze linde met de boom-wereld er binnenin als er omheen. En wat of wie is wijzer dan deze boom met zijn meest grillige, uitgeleefde vorm, een wijsheid ontstaan uit de wijsheid van vele bomen, van vele planeten en melkwegstelsels.
Die morgen brengt hij vader weg met de wagen naar de kliniek in G. waar hij een onderzoek moet ondergaan. Hij ziet hoe sukkelachtig hij geworden is, hoe klein ook, nu hij ineengeschrompeld naast hem zit. Mijn voet, zegt hij, is opgezwollen en laat me geen ogenblik zonder pijn, heb in geen vier nachten geslapen.
Hij is naast hem, hij ziet zijn donker gelaat, zijn blik naar binnen gekeerd, terwijl voor hen uit, de velden trillen van het licht en het leven.
Hij wacht met vader op de komst van de verpleegster. Hij zit er ineengedoken, klein, angstig, zijn wandelstok met zilveren handvat tussen de benen, een stukje leven nog. Zijn stap is onzeker als hij aan de arm van de verpleegster verdwijnt in de witte lange gang.
In de namiddag haalt hij vader terug uit de kliniek. Hij ziet er heel wat beter uit, ontspannen, de kommer is weg van zijn mond, de pijn weg uit zijn voet. Hoe het lichaam beheerst kan worden door de geest. Hij zit stil naast hem als hij terugrijdt naar huis, kijkend naar het landschap, hij houdt het hoofd rechtop nu. Aan wat kan hij wel denken, of denkt hij wel, is hij niet weg in een droom, in een beeld uit zijn jeugd, zoals hij zo dikwijls verdwijnt in de beelden van zijn jeugd ?
Hoe weinig hij zijn vader kent en toch ook hoe gelukkig hij zich nu voelt naast hem, hier in de wagen. Ze komen thuis, een merel vliegt op uit de tuin, moeder komt vader tegemoet. Ze kussen elkaar. Hij is ontroerd, hij dacht dat dit de eerste maal was dat hij hen zag kussen.
11-03-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-03-2014 |
Het bos |
In het bos wist hij dat de bomen hem aankeken, dat ze voelden dat hij een boom-man was, iemand die hen waardeerde voor wat ze waren: beuken, eiken, dennen, berken, lijsterbes. Wisten dat hij de geur kende van de ontdooiende aarde, de geur van rottende blaren in het kreupelhout, de geur van water lijk de geur van dood en leven, dat hij wist van het stille punt dat van het ene is als van het andere, dat hij hun ganse cyclus volgde : openbarsten en bloeien, bevrucht worden en als vrucht wachten op een nieuw beginnen. En het licht zo teer, zo schraalblauw tussen de nog naakte kruinen en het geluid van takken bewegend over elkaar, alsof het fezelen was in woorden.
En zijn geest sprak tot de geest van de bomen in poëtische woorden, omdat poëzie, zoals de kunst, begint daar waar het onnoembare aanwezig is, begint bij wat verzwegen wordt.
Het magisch contact met de natuur wordt aldus een gesprek van geest tot geest en hij hoort wat niet gezegd wordt en hij ziet wat niet te zien is, alsof zijn geest het doek was waarop de natuur zijn kleuren en vormen heeft neergezet. En zo gebeurt het dat het bos groeit in hem en dat hij weg groeit in het bos.
Dit is maar een momentopname, maar ze is typerend voor de man die hij was en gebleven is. En omdat het woord een antwoord vraagt herhaalt hij hier, en dat zal zijn stelregel blijven voor de rest van zijn dagen, dat hij in deze wereld een gerichtheid wil die positief is en zin en betekenis moet geven aan zijn leven dat nu al lang genoeg een twijfelgeval is geweest.
Een oplossing staat open, uitermate creatief zijn. Er is geen andere uitweg voor de mens hier op aarde en dit is evenveel, zo niet meer, als bemin je naaste als jezelf, wat utopisch is. Creatief en correct zijn, toegeeflijk in je omgang met anderen, dit is het noodzakelijke en haalbare gebod voor ons, mens in wording.
10-03-2014, 08:42 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |