 |
|
 |
|
|
 |
02-08-2015 |
Wat als de moeheid |
Ik moet me losrukken van de dagen over mij om neer te zitten en te schrijven wat me te binnen valt, van gisteren nog en van de dagen ervoor; ongeacht het vele dat reeds geschreven staat er een nieuw geluid aan toevoegen, het liefst gezwind in een ruk geschreven, met of zonder metaforen, waarin ik soms overdrijf terwijl die de eigendom zijn van Pablo Neruda. Ben dus ben gaan zwerven langs de velden, de heuvels op, de heuvels af, ben ik de bossen ingegaan, heb ik de weiden afgelopen, bij vijvers stil gestaan, om weer te keren van waar ik vertrokken ben, armer dan ik ben heengegaan.
Wat is het dat me op kan fleuren of dat mijn dag kan kleuren; wat is het dat me zal neerzetten ergens waar ik me vermeien kan, me zelf niet meer als een last zal voelen, een begin van moeheid die al lang aanwezig is maar die ik nog niet tot mij genomen of willen nemen heb en nu zijn recht opeist te zijn wat ze is.
Kleine vogels zijn het in de tuin, wat gefezel, nu de merel vertrokken is om redenen die ik niet ken – hoop dat hem niets is overkomen - en ook, ik ben te zeer ingenomen met mezelf en wat is van mij en van mijn dagen, vandaag niet van deze die waren, maar wat meer is, van deze die aan het komen zijn.
Zo, je kunt niet elke dag een gedicht gaan schrijven dat je omhelzen wilt omdat het zo goed gedacht is en zo goed verhaald, woord in woord verstrengeld, lijk bloemen in een ruiker, lijk de geuren van de bossen als het regent en de wind gaan liggen is en jij zelf maar wat gefluister bent dat in de bomen hangt, meer niet. Wat licht lijk zilver op de bladeren, op de netels, al wat je nog rest aan inspiratie en wat je amper nog weet van het binnendringen in de dingen om je heen.
Veelvuldig ben je opgestaan en weer gaan liggen, veelvuldig heb je gedacht dat het geluk hier voor het grijpen lag en veelvuldig ben je terug gewandeld naar het weinige dat je dacht te houden. Vandaag is er een lijn getrokken die je niet meer overschrijden kunt. Herinneringen zijn uit den boze. Maar doorgedrongen is het niet.
02-08-2015, 00:22 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-08-2015 |
Le Valais: 1 augustus |
Ik ben hier niet vandaag, wat je ook hoort of ziet, ik ben hier niet vandaag. Mijn horizont heeft zich verlegd, zijn de wijngaarden van de Rhône-vallei, zijn de besneeuwde bergtoppen, de Zinal Rothorn, de Weiszhorn, de Obergabelhorn, de Dent blanche, de Besso; zijn de dorpen van de Valais met de kerktoren er boven uit. Zo zoek me niet, ik ben hier niet, morgen misschien.
.De vorige avond was geen gelukkig zijn, was van stil zijn en ondergedoken, geklemd, gebroken, van kop tot teen roemloos ten onder gegaan en er verbleven voor een lange tijd. Vandaag ben ik heen gegaan naar waar ik wonen wou, zo, ik ben hier niet vandaag.
Je zoekt me in de wijngaarden, tussen de rijen wijnstokken, de ranken en de druiven die zich vormen zullen terwijl ik er vertoeven zal al is het maar voor een korte tijd, ze zullen mijn adem voelen, ze zullen me horen met hun diepste wortels, met hun fijnste ranken naar omhoog gekropen, de luchten in; ze zullen weten van vroegere tijden, van vroeger gelukkig zijn, ze zullen weten van mijn zoete pijnen als ik met de kist geplukte druiven op de schouders naar de straat toe ging, als ik de wijnen proefde, het brood, de kaas, en als ik de slaap der gelukzaligen sliep in het gras, na het middagmaal, de geur van kweeperen over mij. Alles zullen ze zich herinneren, meer dan ik me herinneren zal.
En ook, je zoekt me in de Val d’Anniviers, je vindt het wel op de kaart, vertrekkende van Sierre de slingerweg naar hoger, het knooppunt Vissoie voorbij waar de weg zich splitst, een drietand gelijk, een naar St-Luc, een naar Zinal en de weg rechts naar Grimentz toe, een oud dorpje dat nu te ver is uitgegroeid, te hoog is opgeklommen om nog dorpje te zijn, maar daar ben ik niet, je vindt me in de oude kern, het hart van het dorp, onder de vrienden van vroeger die allen nu zijn heengegaan, maar voor mij zijn ze er nog, wachten ze op me, ergens op een terras, met ‘trois décis de Fendant’, of in een wijnkelder, bij een vat ‘vin du glacier’, ouder dan oud, het kan ook een Ermitage zijn of een Malvoisie, het kan van alles wezen als het maar onder vrienden is.
En als de avond valt, je zoekt me onder hen die in stoet, met voorop ‘les Fifres et Tambours’ en de rijen kinderen met lampions, de weg opgaan naar het plaatsje Roua toe. Je vindt me daar al zal ik er niet zijn, mijn herinneren zal er aanwezig zijn als het vreugdevuur van de Nationale Feestdag er wordt aangestoken, als de vlammen hoog de lucht in gaan en het gensters regenen zal over onze hoofden, de nacht een heiligdom van sterren en planeten.
Dus, wat ik je zeggen wou, ik ben hier niet vandaag, morgen wel hoop ik er te zijn, zoals ik er altijd was, maar wat meer geschonden.
01-08-2015, 00:30 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-07-2015 |
Node-dag |
Heb eens te meer de maand juli overleefd en kan nu augustus binnen gaan. Heel wat meer dan buiten stappen in de tuin en binnenkomen in het huis. Maar zoals ik het zie vandaag is het weinig meer, eens voorbij geschoven en we met cijfer één mogen herbeginnen tot glorie van onszelf hier neergezet in simpele woorden. Te simpel om er besluiten uit te trekken en er mee op stap te gaan naar andere oorden om uit te komen op eilanden van de geest waar het goed is te zijn en er te verblijven, Arcadia’s met bomen die spreken en winden die luisteren, een ander werelddeel dat er gisteren nog niet was maar uit de golven hier is opgedoken, randen met schuim bedekt lijk van klanken de violen zijn.
Augustus heeft een vreemde kleur die luistert naar wat van de zomer is en stilaan van de herfst die een bestemming is voor poëten en voor pijnen diep in jou om wat voorbij geschoven is, onherroepelijk opgelost, destijds onbegrepen hoe goed het was en nu de echo die er is niet meer te herbeleven.
De adem van de dagen die voorbij zijn gegaan, onbewust achtergelaten en pas nu er naar omgekeken. Beter ware niet te weten hoe ze waren, hoe ze hun indruk hebben nagelaten, lijk een verflaag op een doek waarop je schilderen gaat wat van je schrijven is en hoe verloren je je voelt, totaal machteloos het nu-ogenblik te beleven. Hunker van de tijd die je achterlaat. Verloren dus in schaduwen van wat verrukking was, al wist je het toen niet. Zo zijn er vele momenten voorbij gegaan die nu terug wensen te komen, zelfs als je ze niet binnenlaat, staan ze te drummen op de drempel van je hart, symbool van alle leven, die de ogenblikken van toen terug binnen brengen en meer ogenblik zijn dan de ogenblikken van nu.
Wie is het die me komen halen zal als mijn stem er om roept met aandrang, nu ik elk ogenblik verlaten wil om niet meer te zijn en in stilte te verdwijnen.
Dit is geen dag als andere dagen, dit is geen uur als het uur dat gisteren was, dit is het node-uur van een node-dag die beter niet gekomen was.
31-07-2015, 00:25 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-07-2015 |
Coimbra |
Je dacht van morgen aan Coimbra, je dacht eraan dat toen je er was, toen je de optocht zag van de studenten in de straat, vroeg in de morgen, je droomde een van hen te zijn om binnen te gaan en neer te zitten onder hen, een jonge knaap terug, zo uit een boek gekomen, als appelbloesem uit de bot, openschuivend naar het licht dat het licht van kennis was. Je wist dat je niet verder denken mocht, dat je je niet mocht laten gaan in vreemde gedachten, dat je deze schuwen moest, maar het woord was Coimbra en het hing om je heen als een waas die niet openschoof maar je gevangen hield met tal van mogelijkheden voor jou, filmbeelden op het doek, uitgerold naar de vier windstreken tot in het oneindige van de gedachten.
Je wist het ook nog van de zin, in graffiti op de witte muur getekend, wat je trachtte te begrijpen of toch meenemen wou voor later, als de betekenis ervan je treffen zou - zoals naar het zeggen, Paulus ooit getroffen werd door een bliksem inslag op de weg naar Damascus – als de plons van een steen in de spiegelvijver. Je hoorde later dat de zin van Antero de Quental was die je niet kende noch van haar noch van pluimen, maar je zocht het op, je dacht erover na alsof het in italiek onderaan de graffiti geschreven stond:
Heb je ook gelezen, Heer, wat op Coimbra’s muren in graffiti geschreven staat, dat ‘de universiteit pas dan het volk verlichten zal als ze in vuur en vlam zal staan[1]’.
Al zouden we het zonde vinden als iemand dit betrachten zou, want als ze ons niet verlicht, verduisteren ook dat zal ze niet. Al is het zo dat velen hier geroepen zijn maar weinigen zijn uitverkoren. Zeg me dan waarom Antero de Quental dit zo verkondigd heeft?
Al vermoeden we het wel, maar zeker zijn we nooit, dat hij eerder leren wou hoe je naam te noemen, waarom we hier geroepen werden en ook waarheen we zullen gaan als onze tijd is opgebruikt. Want dit is dat ons verlichten zou. Of was het, het tegengestelde dat hij wou, de neer geploften in de aarde te beletten op te stijgen, in andere regionen, deze van de geest, neergezet?
Geboekstaafd echter staat dit niet, leert ons Coimbra niet, Evora evenmin. De zon wijst ons de uren aan en in de nacht, de sterren je oneindigheid en het is hiermee dat we, wat jou betreft, het hier stellen moeten.
Al zijn er ook de planten en de bloemen, de zeeën en de luchten, de eilanden, alleen heeft waarde wat van het ogenblik is, al droomden we avonden lang dat heel wat meer er was.
[1] ‘A universidade so illuminara o povo, no dia en que lhe puseren fogo’. (Antero de Quental (1842-1891), poëet en filosoof).
30-07-2015, 07:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-07-2015 |
Panoplie van gedachten. |
Heb me nogmaals, totaal onbeschaamd, helemaal bloot gegeven, wat mijn droom betreft. Maar kent elk van ons niet zo een onvervulde droom, iets waar hij of zij een bijna ganse leven heeft omheen gedraaid en gekeerd alsof alles, in een draaikolk zich omheen die droom heeft gesitueerd?
Ik stel me de vraag, deze morgen, staande voor het raam die uitzicht geeft op de ruime ceder die fier, zoals het hoort, zijn vruchten draagt, groene cederappels lijk korte mooi gevormde kaarsen die nu aan het rijpen zijn, de herfst tegemoet, ik zal ze volgen, ik zal ze zien rijpen, bruin worden en openbarsten. Wat niet gebeurt is met die droom van mij want, zo lang men rondloopt met een blos van overmoed op de wangen is alles nog mogelijk, maar eens men het gewicht van de jaren nog met moeite torsen kan, vervaagt de droom, blijft hij dagen achterwege als onbestaande tot hij ineens weer opduikt en ons lang wakker houdt.
Gisteren, na Hemingway en Pasternak stak ik terug even de nek uit en overviel hij mij, op een ogenblik dat ik hem niet had verwacht en hem liefst niet had ontmoet. Maar dit is de weg die de gedachten nemen, dwars door zee, zonder omwegen, ons overrompelend en ons achterlatend in een omgeving die niet te controleren is, alsof je plots het groot lot zou gewonnen hebben en je droom openspat op tal van mogelijkheden die zich plots aanbieden. Uit ondervinding weet ik echter dat daarna, in een oogwenk, alles zich heeft opgelost, met een leeg blad voor je ogen, de droom even onmogelijk als vroeger mogelijk,
Ik heb er leren mee leven, ik ben er in opgegaan en ben er uit weggegaan, ik weet dat het, zoals in vele zaken een gaan en keren is dat, for you there is only the trying, ongeacht het resultaat dat je eventueel bekomen zou. De cederappels zullen rijpen, afvallen of worden meegenomen door de eekhoorns om te verdwijnen; mijn geschriften wacht een zelfde lot dat uitlopen zal op hun verdwijning.
Alles samengenomen is het maar een panoplie van gedachten, opgehangen tegen de wand, met een hoofdthema: de dood overleven op een of andere wijze. Elk van ons weet welke waarde hieraan mag of kan gegeven worden.
29-07-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-07-2015 |
Dankbaarheid |
Op wat vergast ik jullie vandaag, welk gebeuren, welke herinnering, haal ik aan of wat tover ik uit mijn hoed? Ik zelf kijk er naar uit. Misschien gelooft je me niet, misschien denkt je dat alles zo maar kant en klaar geschreven staat in mijn gedachten en ik het maar op te halen heb en uit te schrijven? Neen, het is de vraag die ik stel aan mezelf en waarop ik geen antwoord weet en wellicht nimmer weten zal: uit welke bron van gegevens het is dat ik putten moet om uit te komen waar ik zijn wil, en van waar uit ik vertrekken kan voor een nieuwe dag, als de luchten overhellen en gesloten zijn, bedekt met vraagtekens waar ik ook kijk.
Ik weet nu ook al dat ik laatst had moeten denken aan de Zwiebel Geschichte van Günther Grass[1], maar er zullen er mettertijd nog wel andere opduiken. Het kan niet dat de ui, een van de belangrijkste groente uit de tuin en op de tafel van los pobres gentes als van deze van de rijken, niet regelmatig opduiken zou in wat er geschreven wordt naast het gebeuren dat zich afspeelt in de kookboeken. En als ik over de ui begonnen ben dan was het ongewone gedicht van Neruda dat me inspireerde en me onmiddellijk deed denken aan Hemingway. En nu ik opnieuw deze naam heb vernoemd terwijl ik nog bleef uitkijken naar de ‘pocket’ met de losgekomen omslag, stuurde een vriend me – hoe hij het deed weet ik niet – de volledige passage waarin de ui van Hemingway optreed en ik eens te meer vaststellen kon met welke verve erover gesproken werd. Hoogtepunten uit de wereldliteratuur, knap geschreven, geen woord te weinig, geen woord te veel, maar gegrepen uit het leven van de simpele dingen, opgehangen tegen een dramatische achtergrond, de schilderij overschilderd door een nieuwe die ons wordt aangeboden.
Het boek zelve bergt nog een dramatisch gegeven, Robert Jordan – was dit ook geen figuur uit ’La Carte et le Territoire’ van Houellebecq? - de hoofdpersoon die ik zie als Hemingway zelf, zegt over zijn vader dat hij zich gezelfmoord heeft, dat hij de revolver waarmede het gebeurde in het meer heeft gegooid en zweert dat hij nooit zou doen wat zijn vader deed. Vele jaren later heeft Hemingway zelf, deze belofte verbroken. Zou hij, op het ogenblik van de daad nog gedacht hebben aan de belofte die hij uitgeschreven had in zijn ‘For whom the bell tolls’?
Ik heb de passage die de vriend me stuurde herlezen en nu ik mijn dagen doorbreng al schrijvend kan ik meer dan ooit de wijze van schrijven van een auteur appreciëren, het houdt me zelfs meer bezig dan het verhaal of de inhoud aan gedachten. Ik kan me dus ongeveer een idee vormen over de vlotheid waarmee het geschreven werd of me afvragen, hoe dikwijls de passage moet herschreven geweest zijn om te komen tot die allerlaatste versie die bekroond werd om behouden te blijven en, om achteraf niet mee te worden herlezen uit vrees er nog iets te moeten aan wijzigen.
‘For whom the bell tolls’ is een boek dat destijds, en nu nog, op mij grote indruk heeft gemaakt. Ik weet dat het begint met een vers van John Donne, dat ik ook durf gebruiken, waarin een duidelijke verwittiging staat opgetekend dat de doodsklok als we ze horen ook luidt voor ons. Over het boek is een film gemaakt die er voor gezorgd heeft – de passage met de ui komt er niet in voor – dat ik nu rondloop met een Gary Cooper als de Robert Jordan uit het boek, zoals ik rondloop met het beeld van de onlangs overleden Omar Sharif, als de Zhivago van Pasternak, een ander boek dat een even groot, zo niet nog groter impact heeft gehad op mij en op mijn ingeboren drang tot het schrijven van een boek. Met dien verstande dat ik er wel aan begonnen ben met de ijdele hoop een Hemingway of een Pasternak te worden, ik had er ook een Vassili Grossman kunnen aan toevoegen of een Stendhal, maar ik kwam nooit verder dan de benadering van een Bernanos. En het was het feit dat ik voelde dat ik niet verder kwam dan een benadering dat de bestaande ontwerpen alle verdwenen zijn in de schuif en er zijn blijven liggen. Een minderwaardig boek schrijf ik niet.
Zo gebeurt het dat ik eigenlijk vandaag heb verder geschreven aan een vorige blog, wat vroeger ook al eens het geval is geweest. Ik kan nu concluderen dat de moraal van dit alles is dat ik, ondanks de gesloten luchten en ondanks ik niet wist met welke eerst zin te beginnen, mijn zevenhonderdvijftig woorden heb bereikt. De Muze is me eens te meer ter wille geweest en eens te meer ben ik er haar dankbaar om.
[1] De roman van Günther Grass, ‘Bein Häuten der Zwiebel’ van 2006. (Het pellen van de ui)
28-07-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-07-2015 |
De wiek in de kaars |
Je hoort heel wat de laatste dagen. Je hoort ook over vrienden en kennissen, niet dat ze sterven, wat maar zou betekenen dat hun tijd gekomen was - wat ons allemaal te beurt zal vallen - maar wat erger overkomt en tot nadenken dwingt dat ze, door ‘de’ ziekte getroffen werden op een wijze dat ze een behandeling met chemo moeten ondergaan, het ene het gevolg zijnde van het andere.
Wat zeg je tegen hen, wat zeg je als de dofheid van het lot op hun hoofd is neergekomen en ze rondlopen nu, verzonken in wat hen, precies hen, is overkomen? Je hebt geen woorden om te helen, je vraagt je enkel af waarom zij en waarom niet ik, en hoe gaat Vrouwe Fortuna - deze waar Dante het over heeft - wel te werk, hoe regelt ze haar tussenkomsten bij jou, bij mij?
Afwisselend zegt Dante, een goede periode die gevolgd wordt door een minder goede of, vice versa. Maar dit aanvaarden we maar voor de goede, wat erna op volgt is de onredelijkheid zelf, is niet op ons toepasselijk, denken we, maar we vergissen ons, zoals we ons vergissen in vele zaken.
Zoals ook de wereld een vergissing is wat ziekte en gezond zijn betreft. We vragen niet zo veel, we hopen enkel onze dagen door te brengen in peis en deugdzaamheid, in een opstaan en een slapen gaan zonder dwanggedachte, zonder zwartgalligheid, zonder te zien en te voelen dat de brandende kaars die we zijn, gevaarlijk aan het minderen is of, zoals het maar al te dikwijls gebeurt, dat op een bepaald ogenblik, de wiek in de kaars een fractie van een millimeter onderbroken is en zich, nog precies met een mini vezel, verbindt met de volle dikte van de wiek een poos verder.
Het komt er dus op aan, de hoop te houden, de kracht op te doen en deze kracht optimaal, met hart en nieren te gebruiken, opdat de binding met de volle wiek zou behouden blijven en de kaars niet doven zou, zelfs niet in ‘tijden van cholera’, zelfs niet in tijden dat elk positief gevoel in ons, is weg geëbd.
Zij die tot hier toe, enigszins gespaard bleven, is het er om te doen, het hecht vast te houden, niet enkel toe te zien, maar mee te voelen en te wensen, meerdere keren in de dag en in de nacht als de slaap niet komt, dat de weke plek in de wiek het houden zal opdat steviger en helderder dan ooit de kaars, ook die van ons, zou branden blijven tot het laatste eindje van de wiek.
27-07-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |