 |
|
 |
|
|
 |
20-10-2013 |
Over Poëzie (4) |
We
zijn niet altijd ontvankelijk voor poëzie. Er is voortdurend een aanpassing
nodig om binnen te dringen in de gemoedstoestand van de dichter om de sfeer van
een gedicht als poëzie te ervaren. Vandaag dacht ik aan Maurice Gilliams, aan
enkele versregels van hem:
Ik droomde: toen ik over de
heide kwam
in het late avondrood: mijn
koude hand
had een warm vogelei geroofd;
o, liefste
En
op een andere plaats:
Maar uw vingers zijn als mos, small
en koud,
en ik befluit ze zoetjes, tot
ze zijn
betoverd aan mijn lippen,
eeuwiglijk,
met de weemoed van mijn mond
overdonkerd
Dit
is de poëzie van een vorige generatie waar ook ik toe behoor. En voor mij is Maurice
Gilliams, sinds ik zijn Elias of het Gevecht met de Nachtegalen heb gelezen,
altijd een inspiratiebron geweest.
Zijn
poëzie is een poëzie die beneveld, die ons stiller maakt, ons in een andere
wereld doet vertoeven. Zijn woorden betoveren ons, en voeren ons terug naar bos
en heide en avond en verliefd zijn, zelfs al is het eerst maar voor een korte
tijd. Maar de beelden verlaten ons niet meer, zoals vele passages uit zijn
Elias me niet meer verlaten, wellicht omdat ze de eenvoud zelf zijn, wellicht
omdat ze enig zijn, zo verfrissend en zo poëtisch, dat deze Elias een
meesterwerk mag genoemd alhoewel niet zo bekend van de Nederlandstalige
literatuur.
20-10-2013, 00:33 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-10-2013 |
Psalm 133 |
Heb
Psalm 133 van een paar dagen geleden, uit het hoofd geciteerd. Achteraf stelde
ik vast dat het geciteerde niet helemaal strookte met de tekst van de Bijbel
die hierna volgt:
Zo de
vertaling uit de Willibrordus van 1975:
Zie, hoe goed, hoe weldadig broeders te wezen en samen te zijn,
2. - olie kostelijk op het hoofd, nedervloeiend over de baard, de baard
van Aaron die nederdaalt over de rand van zijn priestergewaad,
3. dauw van de Hermon die nederdaalt over de bergen van Sion. - Want daar gebiedt Hij de zegen, de Heer, leven in eeuwigheid.
Een magere en weinig sympathieke tekst, dan maar
liever deze tekst van de King James versie
in het Engels van 1611:
BEHOLD, how good and how pleasant it is for brethren to dwell together
in unity.
2.It is like the precious ointment upon the head, that ran down upon the
beard, even Aarons beard: that went down to the skirts of his garments;
3.As the dew of Hermon, and as the dew that descended upon the mountains
of Zion: for there the Lord commanded the blessing, even life for evermore.
Ik kon er nog aan toevoegen de vertalingen zoals ik
die vind in La Bible Osty en in la Biblia de Jerusalen, die even
poëtisch zijn, je hoeft het maar te vragen.
19-10-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-10-2013 |
Dante en Freeman Dyson |
En nu, terug aan
mijn schrijftafel, met de hand geheime tekens zettend in mijn dagboek, terug
het beeld oproepend van de schrijvende Dante, en wetende wat mij telkens
overkomt als ik dag aan dag, bladzijde na bladzijde van mijn dagboek vul en me
soms de vraag stel, wat is er van de mens die schrijvend zich bewust is van de
hand die in een minimaal bewegen over de lijnen van zijn blad glijdt, op het
ritme van zijn gedachten, op het ritme van de gevoelens en beelden die loskomen
in hem en waarbij elke ingeving opgetekend wordt in een conventionele
vormgeving die de wondere transmutatie is van de geest in hem.
En onvermijdelijk denk ik hierbij aan wat Freeman Dyson schreef:
to me the most astounding fact in
the universe, even more astounding than the flight of the Monarch butterfly, is
the power of the mind which drives my fingers as I write these words.
Of dit het meest
verbazende is in het universum durf ikzelf niet beweren, maar Dante meer dan
ik, eeuwen na hem geboren, moet dit gevoel hebben gekend. Moet geweten hebben
dat wat hij aan het schrijven was, de wondere transmutatie was van de gedachten
in hem, dat hij deze gedachten aldus kon overbrengen aan de wereld omheen hem.
Of hij er zal aan gedacht hebben dat hij doordringen zou tot de eenentwintigste
eeuw vermoeden we niet, maar hij moet toch geweten hebben, als hij zich
plaatste naast Homeros en Vergilius en Horatius en Ovidius en Lucanus, dat hij
in goed gezelschap was om de eeuwigheid van de geest in te gaan. In dit licht
gezien, heeft Dyson natuurlijk overschot van gelijk en is het een wonder dat de
mens aldus in staat wordt gesteld de tekst af te lezen van de lippen van Dante,
en de stem van zijn geest te beluisteren, zeven eeuwen erna.
En ik weet nu en
voel de behoefte ertoe, Dysons Infinite
in all Directions te herlezen omdat ik, nu ik het terug ter hand nam om
het citaat correct over te nemen, zien kan de vele zinnen die ik in zijn
boek heb onderlijnd en ik er zelfs, op het einde, een zin in terugvind die
ik er in potlood aan toegevoegd heb : I
indeed heard whispers of immortality.
18-10-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-10-2013 |
Over Poëzie (3) |
Poëzie is wat door de lezer wordt toegevoegd aan wat er
geschreven staat, het element dat er is zonder er te zijn, het element dat we
als lezer ontcijferen en ondergaan in het gebruik of op de wijze waarop een
beeld of een toestand door het woord wordt opgeroepen of gesuggereerd.
Zo gebeurde het ooit, dat je op een avond in de vroege
herfst, met de regen tegen het raam en de wind jagend in de vlammen van de
haard, samen met enkele vrienden, in een kleine kamer, de wanden bedekt met
boeken, oude fotos en oude schilderijen, bij een glas wijn, hulde wou brengen
aan de poëzie, waarvan Francis Jammes - zo leerde me Gilliams - wist:
La poésie que jai
rêvée gâta toute ma vie,
Ah qui donc maimera?
En je vertelde dit aan je vrienden, terwijl je de wijn
schonk, terwijl gensters opsprongen tot je voeten. En je vertelde ook welke rol
Saint-John Perse ooit toeschreef aan de poëzie, namelijk:
Déventer lusure et la
sècheresse
au cur des hommes
investis.
Maar je wist nog beter en je zocht psalm 133 op in je Bijbel
en je hebt gelezen, de meest passende poëtische passage voor een gelegenheid
zoals die er toen was. En de stormwind, jagend om de woning en in de bomen heb
je met trage stem gelezen:
Weet hoe goed het is en hoe
aangenaam, samen te zijn. Deze vreugde is lijk een geurige olie die van het
hoofd neerdruipt op de baard van Aaron, die neerdruipt tot op de boord van zijn
kleed.
En het woord werd bevrucht door de poëzie, zoals we
lezen in het Boek Wijsheid : De Heer bezat me in het begin van zijn wegen. En er was een moment van stilte erna, de geurende olie lijk
een warme band die ons naar elkaar toehaalde.
Vandaag, dit schrijvende, dacht ik terug aan Saint-John
Perse en wat hij vertelde de dag dat hij de Nobelprijs literatuur ontving:
La grâce poétique, létincelle du divin, vit à
jamais dans le silex humain.
Aan de mens is het gegeven Poëzie te bedrijven, het
Higgs deeltje in hem zorgt ervoor. Of de Heer bevruchtte ons met de poëzie van
het Woord dat in den beginne was. Omhulde ons met de poëzie die de realiteit
verdoezelt, vervormt, omkleedt met een in-realiteit.
Het is de levensadem van het woord dat de dingen en het
gebeuren een dimensie in meer geeft, dat de dingen omstraalt als met een aura
waarin aanwezig is het grote mysterie van leven en van dood.
17-10-2013, 00:24 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-10-2013 |
Over Poëzie (2) |
De groei van de planten in de tuin is stilgevallen, het
licht verliest zijn kracht en in mij hangt de echo van dit verstillen dat ook
mijn geest treft en ik neem afstand van vele dingen, die ik voorheen zo
belangrijk achtte. Er is in mij een grote rust gekomen, de rust van wat
onvermijdelijk op komst is, ik ben meer dan ooit deel van regen en wind en van het schuiven van de wolken over mij.
Het leven is geen
begeestering meer, het is een aanvaarden van het grote mysterie dat het is. Ik vermag
nog dingen te schrijven, woorden bij elkaar te brengen, geordend of ongeordend-geordend
zoals de kleine zwammen in de moslaag van de tuin, en ik vermag nog een zin over
te nemen uit de lezing van Christopher Fry over de Dood, in de Chichester
Cathedral:
for if death has the
quality of mystery it is only so because of the abundant mystery of life.
Ik vermag ook met mijn
geest, minuscule zwammen doen ontstaan in de vorm van woorden, dingen
neerschrijven die even geladen kunnen zijn als de trillingen van leven in de zwammen
en van het bewegen van de sappen in de bomen om het huis, en dit gevoel te
kennen is lijk een warme wolk, waarin ik beweeg en schrijven kan.
En ik denk meer dan ooit
aan die zin uit de Bhagavat Gita, en die had ik gisteren kunnen toevoegen in
mijn blad over poëzie:
Nooit ben ik er niet
geweest, nooit ben jij er niet geweest, en nooit zal er een tijd komen dat wij
er niet meer zullen zijn.
Een gedachtenwereld die
we niet kennen maar tekenend is voor de hoedanigheid van het mysterie
dat de dood is. Aldus spreidt de poëzie haar
vleugels uit, onbeperkt qua tijd en ruimte, qua inhoud en vormgeving; ze
wentelt zich in het zichtbare om het onzichtbare te suggereren. Ze is de
zoektocht naar het hart van het woord.
16-10-2013, 00:42 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-10-2013 |
Over Poëzie |
We
ontdekken dat we van stof zijn gemaakt en we blijven deze gedachte bevechten
tot we er bij vallen.
Eugen
Drewermann in Wort des Heils, Wort der Heiligung, Patmos Verlag 1989
En het is correct, ik heb deze regel bevochten
met alle mogelijke argumenten, en dit van het ogenblik dat ik wat wegwijs ben
geworden in de kwantum fysica en de overtuiging is gekomen dat we geboren zijn
uit de geest en terugkeren zullen tot deze geest.
Ik weet nu dat de stof waarover Drewermann het heeft,
de stof waaruit ons lichaam is gebouwd, de stof waaruit de kosmos bestaat,
atomen zijn, bestaande uit een kern in een veld van energie, gevormd door, met
de snelheid van het licht, cirkelende elektronen.
Atoom en de energie erin en er omheen, een
wereld zijnde van minimale deeltjes, geladen met kennis, die als we doordringen
tot de minimaalste ervan we (voorlopig) uitkomen bij de Higgsboson, het deeltje,
dat misschien ook de allerkleinste bouwsteen is waaruit de Kosmos werd
opgebouwd. Maar het kan alsdan evengoed een deeltje geest zijn, waaruit dan blijken
zou dat alles, ook de stof, geest is.
We stellen voorop dat het in deze
gedachtenwereld is dat de poëzie tot leven komt, onbeperkt qua tijd en ruimte,
onbeperkt qua inhoud en vormgeving, opstijgend vrij en vrank in de regionen van
de geest. Poëzie wentelt zich omheen het zichtbare om het onzichtbare te
suggereren, ze is een zoektocht naar het hart van het woord.
In mijn blog van gisteren, heb ik enkel het
antwoord van Yahweh aan Mozes overgenomen. Ik heb niets gezegd over de
omstandigheden waarin dit gebeurde, noch over de grond waarop Mozes stond - die
een heilige grond was - noch over de brandende braamstruik die toch intact
bleef, noch over wat er voor en wat erna gebeurde, maar het verhaal in hoofdstuk
3 van Exodus is van een grote poëtische
schoonheid. De verbeelding van de schrijver ervan, jaren, eeuwen nadat de
feiten zich hebben voorgedaan of die nu reëel waren of niet is opmerkelijk.
Dit is ook de reden waarom ik gemeend heb er een Blog over te schrijven.
15-10-2013, 00:25 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-10-2013 |
Exodus, vers 3, 14. |
Ik
ken op zeldzame ogenblikken het geluk me een te voelen met de auteur die,
gehuld in een wolk van vervoering, is gaan neerzitten om vers 3, 14, het meest
bevreemdende vers uit Exodus, op te tekenen. Een vers dat ik lees op het
ogenblik dat een kleine vogel tegen het raam botst.
Hoe
komt een schrijver, een sterveling, zoals wij allen zijn, tot het beeld van een
brandende (braam-)struik en een stem erin die de stem van God is. En als die
schrijver, Mozes laat vragen wie die stem is, - en hij die nu God een naam moet
geven, die in een paar woorden alles zegt wie Hij is, wat Hij is en hoe Hij is
aarzelt niet en hij schrijft het neer, hier in vers 3, 14:
And God said unto Moses, I AM THAT I AM: (zo gedrukt in de King James), and
he said, Thus shalt to say unto the children of Israel, I AM hath sent me unto
you.
Of,
Ik
ben hij die is uit de Willibrordus-bijbel en: Zeg aan het volk van Israel dat het Ik Ben is die jou tot hen heeft gezonden. Of, yo soy el
que soy
uit de Biblia de Jerusalen;
Of,
Je suis qui je suis, of, je suis ce que je suis, of, je suis parce que je suis, of, je suis celui qui suis, uit de voetnoten
van de Bible Osty.
George
Steiner noemt dit een tautologie. Maar ik wil begrijpen dat deze Ik Ben meer
is dan een naam, het is een toestand. Deze Ik Ben is wat leeft, wat beweegt
in materie, in plant, in dier, in mens, in Kosmos. Deze Ik Ben is het bewegen
naar binnen en naar buiten, en betekent: ik ben het zijnde dat is. ik ben de
totaliteit van het zijnde, de levende totaliteit van het zijnde.
Op
grote dagen - zoals het moment van toen waarop het geschreven werd op dat
uitzonderlijke moment, wikkelde de schrijver zich omheen het Ik Ben lijk de
wikke omheen de roggestengel. Wist hij heel duidelijk, in een fractie van
inspiratie, dat Hij die hij noemen moest, het zijnde was.
Ik
vind het een van de meest verheffende passages uit de Bijbel geschreven door
iemand die de Nobelprijs van Literatuur, van Fysica en van Scheikunde verdient. Maar wie ben ik om zo iets te schrijven.
14-10-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |