 |
|
 |
|
|
 |
04-10-2020 |
Elke dag is een nieuw avontuur. |
Elke dag is een nieuw avontuur. Het is vertrekken van uit een plaats die je, als je klaar staat om weg te gaan nog niet kent, naar een andere plaats die je ook niet kent. Een wandeltocht waar de weg het onbekende is en blijft. Het wondere is dat je aankomt ergens en dat je verbaasd bent te zijn waar je bent.
Als je dagelijks een column schrijft is dit wat je kan overkomen: vertrekken uit een nomqn’s land en niet weten in welke richting te gaan.Vele morgens is het zo, geloof me, en er is telkens doorzetting nodig om te vertrekken, niet wetende welke obstakels je op je weg ontmoeten zult.
Ik denk aan de Ulysses die Dante ontmoet in de Hel, hij is er als een vlammetje met zijn gezellen. Ulysses heeft het aangedurfd de bakens van Hercules, neergezet in Ceuta en Gibraltar, voorbij te varen en de oceaan te trotseren, het totaal onbekende tegemoet. Een symbolisch beeld voor wat mij elke morgen overkomt. Ik hijs dus elke morgen de zeilen om de te ontdekken wereld van het woord te bevaren, dit is voor mij - mag ik even overdrijven?- voor mij van levensbelang: woorden neer te zetten zoals ze komen en af te wachten waar ze me zullen brengen. Als ik dit niet meer heb, ben ik zoals Ulysses - hij liet vader vrouw en zoon achter - reddeloos verloren, droog ik uit.
Schrijven in het onbekende is, hoe vreemd ook, de weg nemen in het tijdloze. Dit is binnen schuiven tussen het nu van nu en het bewuste erop volgende nu, is vertoeven tussen de twee in, en er blijven zo lang de woorden komen die je opnemen zult. Het komt niet zo dikwijls uit dat je precies die plaats tussenin bereikt, eerder zelden komt het voor en dan enkel op dagen als het moment je gunstig is, Zeggen we, als de sterren doven en de slaap je heeft verlaten. En als je werd afgezet, gelaarsd en gespoord om je wereld van de gedachten onopmerkzaam binnen te glijden, dit langs een spleet in de tijd, een opening gemaakt voor jou, een plaats tussen het zijn en het niet zijn; een soort voorgeborchte van de tijd.
Het is het gevoel dat ik heb als ik schijf, het gevoel van de tijd die stilstaat, van de zon die blijft staan op dezelfde plaats, zoals ten rijde van Joshua, in zijn strijd tegen de Amorieten; En ik denk dat we allen dergelijke momenten wel ooit eens ervaren. Dat we ons bevinden tussen twee momenten in, uit de tijd losgewrikt. Dergelijke momenten zijn evenwel schaars, heel schaars, gelukkig zij die ze beleven, zoals Ulysses ze beleefde volgens Dante::
En ik zeilde de hoge open zee op met enkel een vaartuig en een kleine groep gezellen die me nooit hebben verlaten.[1]
Ik ook heb het gevoel dat ik elke morgen de open zee opvaar om een uitzonderlijk punt te bereiken, een punt dat nog niemand kent; een punt dat ik je verklaren wou, het bloot geven voor jou maar ik lukt maar niet. Ik bleef eens te meer steken op wat schamele woorden.
En ik kwam terug in de tijd van de tijd. Niet armer maar zeker niet rijker dan voorheen. Of hoe soms de dingen zich soms keren tegen jou als je schrijft.
[1] ma misi me per l’alto mare aperto, / sol con un legno e con quella compagna picciola / dalla qual non fui diserto (XXVI :100-102)
04-10-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-10-2020 |
Nocturne |
Wat is het dat je vandaag horen wilt van mij of, waar wil je heen met mij, naar welk land, naar welke zee, naar welke woestijn of berg? Echt, ik vraag je waar gaan we samen heen, een plaats waar het goed is te zijn, een plaats om er twee tenten te bouwen, een voor jou, een voor mij.
Beeld je in, we zouden er samen zijn bij het ontwaken, de slaap nog in de ogen, jij komend uit je tent, je uitrekkend in de zon en ik uit de mijne komend , mijn gebeente verweerd, licht krakend. We zouden er de dag doorbrengen, koutend, gezeten rond een houtvuur, een vuur tussen twee stenen dat we brandend zouden houden om de plaats af te bakenen als zijnde die van ons. We zouden er zitten of er rond lopen van de morgen tot de avond, tot de nacht.
Ik zeg je dat de bergen een goede plaats zouden zijn, een alp hier of daar, ik ken er enkele. Maar Ik ken me al voldoende, ik ben gekomen op het einde van mijn wegen, op het einde van mijn plaatsen. Maar ik wil ook, en het liefst, naar die plaats van jou, een plaats die ik niet ken maar waar je heen wilt gaan met mij, waar je me zeggen zou, het is hier goed te zijn, laat ons hier twee tenten bouwen, nu het nog tijd is, nu het nog kan.
Ik gis naar waar: je zou me meenemen naar een verre zee op een ver eiland. We zouden wat boeken meenemen, niet veel, ik wat Gilliams, wat Saint-John Perse, jij wat Gezelle, wat Havelaar misschien, me om het even, om overhand te lezen, zomaar en erover na te denken, erover te spreken, wijselijk, hen oproepend, hen inbeeldend alsof ze er zaten bij ons. om hen te zien, de pen in de hand, het blad, de inktpot, voor hen, en stil zijn bij hun woorden, bij hun tekens van groot leven, het leven dat woelt in hen. Samen houden lijk pianoklanken die opstijgen zullen tot wijd over het eiland.
Zo maar om de tijd door te brengen, elke dag een beetje meer of een beetje minder.
De tijd die onze gezel zal zijn, die zich ophouden zal tussen ons beiden en om ons heen, lijk een wolk van klanken en gedachten die hangen blijven. We zullen erin wandelen zonder ons te verplaatsen van het vuur weg. En over de tijd gesproken van hoe het vroeger in onze jeugd toen was en hoe gekomen tot wat of wie we geworden zijn. En ook, ook hoe het komt dat we hier samen zitten voor onze tenten rond het vuur op dit eiland dat gisteren of de dag ervoor nog niet op de kaart getekend stond.
Trouwens hoe we het gevonden hebben weet niemand en niemand zal het ooit weten, ook wij niet, omdat van het eiland het niet geweten is waar het gelegen is. Maar het deert ons geen zier omdat het eindeloos is wat hier te beleven valt: de ebbe en vloed, de winden en de wolken en van de palmbomen geladen met dadels de gezangen; en niet te vergeten de meeuwen, niet te vergeten die ene blauwe reiger in het water op de middag, opgedoken zoals het eiland uit het niet van het niets.
Maar elke avond als de nacht er is lezen we in de sterren, wat hun schittering ons te vertellen heeft en volgen we hoe het sterrenbeeld van Orion over onze hoofden schuift om later, we weten het, naar de morgen toe, af te dalen in de zee, een ritueel van elke dag.
We zitten er lang, jij met je gedachten die je luidop denkt, ik met die van mij en ik vertel je erover. We zitten er lang. Wij, gedachten zaaiend over de golven, door de golven mee genomen naar even verre oorden die we nooit kennen zullen., enkel er horen over spreken.
Hoe lang we hier blijven zullen? Wel, de tijd is niet: een eeuwigheid.
02-10-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
Wij, de ongelovigen. |
Er zijn ook andere zaken die me bezighouden, onderhuids weliswaar, maar soms komen die boven als ik hoor - een e-mail dat me bereikt - hoe het in Frankrijk gesteld is. Ik lees dat de aanhangers van de Islam, aan de Fransen die zich in hun land niet meer thuis voelen, de raad geven om het land te verlaten. Dit bewijst voldoende, of het nu waar is of gezien moet als een mogelijkheid, hoe ver en hoe diep de Islam is binnen gedrongen in de Franse samenleving, ook hoe sterk de Islamaanhangers zich voelen op Franse bodem.
Ik wil hier even bij stilstaan omdat deze infiltratie van de harde kern van de Islam een gevaar inhoudt voor de komende generaties. Hun aantal blijft groeien, generatie na generatie; ze blijven sterk gegroepeerd en volgzaam, dan toch de meerderheid, zodat ze zich sterker en sterker gaan voelen als gemeenschap. Hieraan valt niets meer te veranderen, de weg is gebaand en het debat tussen het oosten en het westen krijgt vorm en betekenis.
Tenware, mettertijd, de harde kern niet mee gevolgd zou worden door de meer gematigden en er, zoals dit gebeurde met de macht van de Kerk in het Westen, dit ook gebeuren zou met de macht van de Islam om te beginnen in Frankrijk en, in de wereld.
Wat ik echter niet zo vlug zie gebeuren. Trouwens ik vermoed dat, als het er op aan komt, de gematigden onder hen nooit een hechte steun zullen worden voor het Westen.
Ik durf dus voorzien dat enkele generaties verder, de macht van de Islam sterk - misschien té sterk - zal zijn toegenomen en dat we ons in de luren zullen laten leggen: een volk met een geloof staat sterker dan een ander volk dat zijn geloof heeft afgelegd.
Is dan de toekomst die ons wacht, deze die Houellebecq in zijn ‘Soumission’ ons voorhoudt en zullen we gedwee, elke vrijdag de moskee, een omgebouwde vroegere kerk, ongeschoeid, na het gebruikelijke handen wassen, betreden?
Is dit een beeld, zo onwaarschijnlijk als het eruit ziet, dat ons wacht: wij biddend tot Allah, al onze westerse waarden verloochenend?
Ik zal het niet meer zien gebeuren, wat niet belet dat ik dit beeld niet wens voor mijn achterkleinkinderen, want Frankrijk ligt niet zo ver af, en als het in Frankrijk regent, droppelt het in België, als België dan nog zou bestaan.
Er is dus vanmorgen, duidelijk een bitterheid en een vrees in mijn gedachten. Ik zal me er moeten van loswrikken; achterlaten de doembeelden die in mij zijn opgerezen, niet alleen vandaag maar ook latent aanwezig in vele zaken die ik doe. Ik ben een even grote racist als deze van de Profeet, de harde kern ervan. ik ben tegen elke verder inwijking van dergelijke personen, ze betekenen met hun sharia een gevaar voor onze westerse samenleving, en ik stel vast dat hun infiltratie dieper en dieper doordringt.
Ik ben echter geen racist tegenover de gematigden, de echte gelovigen onder hen, integendeel ik weet genoeg welke waarden ze vertegenwoordigen; ik ben geen racist wat de andere niet-Islam volkeren betreft, zij komen hier niet binnen met getrokken messen, en hun religie blijft gedoken, ze zijn er niet op uit ons te bekeren.
Maar dat men me spare, me bevrijde van zij die hier rondlopen met moordgedachten en ons betitelen als ongelovigen.
02-10-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-10-2020 |
Een andere maand, eenzelfde ingesteldheid. |
.
Het is een feit dat ik het moeilijk heb als ik mijn blog voor de volgende dag, niet in de voormiddag kan afmaken omdat ik riskeer dat bepaalde omstandigheden in de dag, me te veel in beslag kunnen nemen. De haast waarmede ik in dergelijke gevallen alsdan in de avond geconfronteerd word - de vrees niet klaar te komen - weerspiegelt zich dan in mijn woorden, en dit was gisteren het geval. Het gewone ritme van mijn dag mag dus liefst niet onderbroken worden, zeker niet in de morgen of de voormiddag, ik heb precies die uren nodig. Een eerste zin is dan vooral welgekomen.
Evenwel ik let eveneens op het gebeuren rond mij, vooral in deze tijden: de coronaperikelen, de vorming van een nieuwe regering, het debat Trump-Biden, maar ik heb er geen commentaar op te geven, ik houd er geen persoonlijke mening op na die ik kond wil doen, want wat het onderwerp van mijn blogs betreft leef ik in een totaal andere wereld, gecentreerd op mezelf, en hieruit afleidend wat ik betekenen kan voor de vrienden en kennissen om me heen.
Ik aarzel duidelijk om met mijn woorden die kring te doorbreken, ik houd dus mijn manuscript dat ik als blog heb bloot gegeven geborgen, omdat ik niet weet wat, eens ik als tweeënnegentigjarige naar buiten zou komen, de reactie zou zijn. Ik vrees dat ik niet ernstig zal genomen worden en dat mijn theorieën, waarin ik me uitkleed over God en zijn geschiedenis, over de evolutie van de homo sapiens, over Akhnaton, over het gebeuren van het Joodse volk in Egypte en al die andere zaken ermee verbonden, aas zal worden voor de gieren die er zich op zullen storten, zonder de minste schroom of respect voor het werk dat het me gekost heeft. Ik herhaal dus dat ik de durf, de moed ontbreek om er mee buiten te komen. Trouwens wie stoort er zich aan het feit, of stoorde er zich aan, dat Jezus plots is opgedoken op 33 jarige leeftijd, en wie heeft zich ooit de vraag gesteld waarom Paulus drie jaar in Arabië heeft verbleven alvorens naar Jeruzalem te gaan om Petrus en Jacobus, de broer van Jezus op te zoeken? En ook wie, buiten Stefan Hertmans, interesseert zich nog aan Antigone?
Waarom ik dan dat manuscript geschreven heb?
Ik heb het altijd gewild. Ik heb iets ernstig willen schrijven, iets dat hangen blijft, iets waarover kan nagedacht worden, waarover kan gefilosofeerd worden en heb er, zoals het hoorde, een verhaal aan vastgeknoopt dat ik ergens ben gaan halen en waarvoor ik ettelijke personen in leven heb geroepen. Kortstondig weliswaar, de tijd van een herfst, een winter en een lente.
Het manuscript op vaste schijf is er. Ik sukkel ermee, omdat ik weet dat ik het voor de zoveelste maal moet herzien van A tot Z, en ik voel dat de tijd me ontbreekt, dat ik er geen uren na elkaar kan mee begaan zijn, te meer daar ik ook een blog heb te schrijven en allerlei andere zaken heb die ik zou willen afhandelen om het mijn erfgenamen gemakkelijker te maken. Afgerond, dertig jaren dagboeken en tien jaren blogs is een heel pak woorden.
Denk dus niet dat ik gemakkelijk inslaap en dat elke dag zich opent met klaroengeschal.
01-10-2020, 06:36 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-09-2020 |
Einde maand: terugblik |
Ik schrijf in het licht en ook in de schaduw van de dood en van de eeuwigheid. En zelfs al weet ik, dat wat ik geschreven heb of nog schrijven zal uiteindelijk geen belang heeft toch heb ik de wil en zoek ik de kracht te volbrengen wat ik me voorgenomen heb.
Ik besef dat mijn woorden van weinig betekenis zijn, ten overstaan van een Himalaya aan woorden die dagelijks geschreven worden en gepubliceerd. Wat ik vertel is ‘maar wat gezoem van bijen in hun korf’ - woorden van José Saramago - ik besef dit ten volle, maar dan toch, wat er van overblijft is het bewijs dat ik hier geleefd heb, dat ik nagedacht heb over het leven en over de dood twee tegengestelden die innig met elkaar zijn verweven.
Welke betekenis ook er later aan mijn woorden zal gegeven worden, deze zijn uit mij ontstaan, uit de zoekende die ik was en gebleven ben. Ze zijn het bewijs dat ik spiritueel levend was, dat ik urenlang aan mijn tafel heb gezeten, schrijvend om te zijn wat ik wou zijn, de appelaar die leefde omwille van de appels die hij voortbrengen zou, zelfs al vielen ze achteraf in het gras om er te rotten of doorprikt te worden door de wespen.
Telkens ik neerzat om te schrijven, heb ik gehandeld als iemand die zich afvroeg waarom hij leefde als het niet zou geweest zijn om creatief te zijn, om meer te zijn dan een slaper, een eter, een languitgestrekte tv-kijker. Ik weet dat al deze geschriften van mij, zullen verdwijnen, in het beste geval op een zolder, om uiteindelijk, enkel de dagboeken dan, ofwel terecht te komen op de Sint-Jacobsmarkt wanneer mijn geschrift nog amper zal te lezen zijn, ofwel vergaan tot as op een brandstapel, zoals mijn lichaam zal vergaan tot as.
Want mijn geschriften verschillen van deze die gepubliceerd werden en verspreid. Deze van mij zullen enkel – als ik ze tenminste bundelen zal, wat een enorm werk betekent - terecht komen bij mijn kinderen en kleinkinderen, bij enkele vrienden en bekenden om ongeopend, of even doorbladerd, onbesproken terzijde te worden gelegd. Alleen ikzelf zal er tenminste vreugde aan beleefd hebben, de vreugde van het schrijven en het dromen erover. Maar dit alles is geen reden om op te houden met schrijven, want dan kan ik even goed ophouden met leven.
Ik doe er eigenlijk best aan niet te zeggen dat mijn woorden, belangloos zijn. Integendeel ik ken ook het geluk wat ik nog schrijf te kunnen verspreiden onder de vorm van een blog. Ware dit er niet, ik ware droog gebleven, ik had ik me beperkt tot een dood geboren dagboek terwijl ik nu, de ideeën van mij vrije loop kan geven in de hoop dat ze door anderen worden opgenomen en verder verspreid zij het dan in een , in een beginfase, beperkte kring.
Gedachten eruit zullen op hun beurt nieuwe gedachten doen ontluiken en zullen velen hebben wakker geschud.. Zeg dus niet dat de woorden die je schreef, finaal geen enkele waarde hebben, ze hebben om te beginnen me wakker gehouden, wakker van geest. De geest die de wereld verandert.
30-09-2020, 08:05 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-09-2020 |
Het schillen van een appel. |
In mijn blog van gisteren had Ouspensky niets verloren, want, van het ogenblik dat je, je niet volledig bewust bent van wat je doet, dat je handelt terwijl je begaan bent met wat je zou kunnen schrijven, ben je verkeerd bezig.
Ouspensky leert ons dat je altijd bewust moet zijn van wat je doet, welke handeling ook die je stelt. Je bent een denkend mens, je moet ten volle met je gedachten zijn bij wat je doet.
Bijvoorbeeld, het geval van het schillen van een appel waar ik het over had. De keuze van appel eerst en eens deze gemaakt, je moet de appel voelen in je handen, de koelte ervan, de gladheid of lichte ruwheid ervan. De keuze van het mesje, weten dat je het neemt en dan, het ogenblik dat je het mesje in de appel duwt en hoe, bij de eerste snede de sappen opspringen, soms tot in je gezicht. En als je begin te schillen cirkelgewijs, hoe de schil zich krolt en je wil niet dat ze afscheuren zou halfweg. Dan komt het verdelen van de appel om er het klokhuis uit te verwijderen, de zaden erin die bloot komen. Je hebt er oog voor.
Men begrijpe dus dat het schillen van een appel: zien hoe dit gebeurt, ruiken hoe dit gebeurt, zien hoe het vlees van de appel bloot komt ,welke rijkdom dit wel is, dit te kunnen, dit te beleven. Kleine dingen die het schillen een dimensie geven die het niet zou hebben als we het schillen niet zouden beleven.
En als we de schil weggooien in de bak met groenafval, denken aan de mens in het hoge Noorden die de schillen te drogen hangt op een draad in de woning; waarom weet ik niet, wellicht voor later in het putje van de winter, maar van het ophangen van de schillen was ik getuige in een documentaire, niet in een droom, en het bleef me bij.
Dit alles hoort bij het schillen van een appel tot het weggooien van de schil in de bak voor groenafval.
De zaadjes is altijd een andere zorg. Je denkt onvermijdelijk aan wat je ooit las: ‘everyone can count the seeds in an apple, only God can count the appels in a seed.’ Wat een verleidelijke zin is om verder te gaan en te denken wie die God wel kan zijn.
Je moet dit alles beleven, zien en voelen als een moment van de dag, een moment van het leven van jou want er is ook het verdelen van de appel in maantjes, er is ook hoe de stukken voelen aan je vingers, hoe je die schikt op een schotel, je hebt al het water in de mond, maar je wacht nog om te proeven tot de ganse appel herleid is tot een stilleven op een witte schotel. Je vindt het mooi. Je schildert met de ogen hoe de maantjes er liggen en je aarzelt nog even, licht verwonderd over de metamorfose die de appel onderging en dan proef je en komen de sappen rijkelijk los in je mond en je weet hoe heerlijk, een appel kan zijn..
Het schillen van een appel wordt aldus een gebeuren in je dag en dit is wat ik noemen mag een Ouspensky-gebeuren. Gisteren was ik dus volledig fout, ik dacht bij het schillen aan niets anders dan aan de tekst die ik schrijven wou. Heel wat, ging verloren tot zelfs het stilleven.
Of hoe het schillen van een appel , een gebeuren wordt, een minuscuul en toch belangrijk gebeuren wordt dat je beleefd hebt en zo is uitgekomen dat het je, een blog heeft opgebracht. Het bewijst ook, vooral hoe, en ook waar, ik mijn woorden haal om rond te komen.
Noteer dat ik de pitten in een appel met veel respect behandel. Dat ik ze zie als jonge bomen in potentie, en als dusdanig schrijf ik erover.
We willen allemaal een beetje God zijn.
29-09-2020, 07:43 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-09-2020 |
Over het schrijver zijn |
Ook Pierre Michon (1945), een van de meest vooraanstaande, hedendaagse Franse schrijvers - zegt men, een vriend zal me dit bevestigen - weet, wat ik zo dikwijls al gezegd heb:
’Schrijven voor mij, grenst aan het sacrale. Terwijl ik schrijf ben ik een ander mens. Dan is het net of ik stemmen hoor’. En beweert hij: ‘schrijven is mijn afgod’. En nog: ‘Als ze Matisse vroegen of hij in God geloofde, zei hij: Ja, onder het schilderen. Bij mij is het net zo. Geloof ik? Ja, als ik schrijf’
Ik heb, spijtig genoeg, voor mij, Pierre Michon niet gelezen, wel van hem gehoord op France 3 en 5, maar hij is een man naar mijn hart. Mijn enig excuus is: als je schrijft kun je niet alles lezen - evenmin als je niet schrijft - er is een grens.
Hoe bezeten zijn we niet om elk ogenblik van de dag te denken aan schrijven, zelfs als we bezig zijn met totaal iets anders, het schillen van een appel bijvoorbeeld, in gedachten zijn we altijd aan het schrijven. We speuren voortdurend naar wat ons belangrijk toeschijnt om erover iets in meer te kunnen vertellen. Gisteren was er het woord procratination, dat ik zou kunnen vertalen door ‘uitsteleigenheid’ of ‘uitstelgeneigdheid’. Ik zocht het niet op en ik noteerde niet de vertaling van Katja Retsin, die ik meen gepaster was. Maar elk bewust ogenblik van de dag, en de nacht - elk Ouspensky ogenblik - zijn we op zoek, en zeker Pierre Michon ook, om jets nieuw te ontdekken, iets dat ons prikkelt omwille van het originele of het onbekende/onverwachte erin.
Ik herinner me trouwens, van de grote Umberto Eco dat hij vertelde dat schrijven een kosmische aangelegenheid is en ik voel me heel ruim en los en vrij, als ik bezig ben, omdat ik dan niet meer met beide voeten op de begane grond sta, ik zweef en ik begrijp Matisse dat hij gelooft in God als hij schildert, omdat ook ik, mijn schrijven zie als een gebed, als mijn morgen- of avondgebed met de Geest van de Kosmos.
En wie zal het me kwalijk nemen als ik dit zeg of schrijf. En niet alleen het schrijven is sacraal elke vorm van Kunst is het. Als het niet sacraal is, is het geen Kunst. Dit is mijn boodschap en blijft mijn boodschap.
Maar Ik herhaal me, ik word oud, ik schrijf in een cirkel - dit ook herinner ik me al gezegd te hebben - al wat ik ooit schreef staat neergezet op de band van een cirkel. Ik blijf die band afwandelen en onvermijdelijk kom ik zo terecht op wat ik ontmoet unterwegs[1]. Ik voel me dan geneigd over hetzelfde anders te gaan schrijven. Ik noem deze, de momenten van zwakheid die ik ken, want schrijven is ook een soort van drug; ik heb er elke dag nood aan.
Geloof me, een pagina schrijven, liefst zinvol: het zit vast in mijn genen en wat ik schrijf mag minder belangrijk, als ik maar mijn pagina vul. Dit was zo en dit is zo gebleven. En ik beklaag degene bij wie mijn geest - het deeltje kosmos in mij - ‘misschien’ zal terecht komen na mijn heengaan, hij of zij zal mijn ziekte, want schrijven is een ziekte, moeten overnemen..
Maar ik herhaal Michon: schrijven grenst aan het sacrale, ik ga zelfs verder is sacraal. Is iets voortbrengen, iets dat leeft, iets dat inhoud heeft, een ziel heeft, zelfs al is het maar, zoals vandaag, een kort stukje literatuur. Ik heb het geschreven naar best vermogen en ik draag het uit, zoals een schrijver. Al weet ik wel dat ik niet het statuut van schrijver bezit en ook: ‘the only wisdom we can hope ta acquire is humility, humility is endless’. Dit kan enkel T.S.Eliot geschreven hebben.
[1] Rainer Maria Rilke : … Und die das Dorf verlassen, wandern lang, / und viele sterben vielleicht unterwegs.
28-09-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |