 |
|
 |
|
|
 |
27-05-2012 |
De Adem van de Dagen Deel II, 2/1 |
Bemerking voor de lezers van
deze Adem vd Dagen.
Als ik mijn doel: 34, 33 en
33 per deel wil bereiken zijn de stukken tekst die ik hiervoor moet inloggen,
telkens te lang en neemt de centrale PC de teksten niet op zoals ik het wens.
Ik word dan geconfronteerd met een tekst die te dicht op elkaar is gelijnd.
In de toekomst zullen mijn
stukken tekst korter zijn en, indien ik er toe in staat ben, vlugger elkaar
opvolgen. In deze omstandigheden echter zal, wat Deel II betreft, het vervolgcijfer
in breukvorm worden opgegeven. Zo wordt deze tekst II, 2/1.
Dit alles
was deel van het grote zinderende leven dat hem steeds blijft doorkruisen. De
siddering van wat gekomen is uit het Alfa-punt en hem voeren zal over de dood
naar het grote onbekende.
Hoe kon hij
deze fuga van het woekerende leven dat keer op keer doven gaat in de herfst en
in de lente lijk een vloedgolf het land overspoelt, hoe kon hij dit alles
omvatten met woorden, wetende ook dat hij, dromend in het licht van de niet meer te tellen morgens
die hij bewust had beleefd of roekeloos had ondergaan, zijn lichaam ook niet
ontsnapt aan het ritme van de natuur.
Hij dacht
nog, Hugo Claus vermocht dit te beleven. Hertekende dit, in zijn gedichten, in
het barokke van zijn woorden die Claus zo plukken kon, die zo uit hem opwelden
en die hij nam zoals ze kwamen. Woorden die schreeuwden van poëzie, niet zo
zeer door wat ze te zeggen hadden dit was Eliot - maar door de klank ervan,
de vorm ervan, het ongewone ervan, het passende, verrassende beeld ervan.
Hij gaat
slapen met deze zin. Hij denkt is het wel zo, overstijgt Claus het ritme van de
natuur, overtreffen zijn gedichten het in en over elkaar vloeien van zomer en
herfst, van winter en lente. Is het dit fenomeen dat eigen is aan de poëzie van
Claus?
Hij, Ugo,
zal dan begraven worden onder een steen die zijn naam zal dragen, en een
grafschrift dat hij nog schrijven moet, waarbij hij het grafschrift benaderen
wil dat hij vond in een boek over de Romaanse architectuur en cultuur in la Provincia de Burgos:
Soy lo que serás;
lo que eres en el
tiempo fui:
ora por mi, te ruego.
Ik
ben wat jij zult zijn,
wat
jij bent was ik eens:
bid
voor mij, ik vraag het je.
Hij vraagt
echter niet te bidden voor hem, al zal hij het zelf wel onvoldoende gedaan
hebben. Maar zijn ganse geestelijk bestaan werd een gebed. Een wandeling naar
en binnenin wat niet te noemen is.
Hij zal
evenwel niet zoals Rilke, begraven worden zijn grafzerk leunend tegen de muur
van een Romaanse kerk, maar hij vraagt zulks niet, hij wenst enkel dat zijn
naam verlengd wordt naar wat hij in zijn dagboek schrijft op een dag zoals
deze.
27-05-2012, 00:34 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-05-2012 |
Dmitri Shostakovich |
Ik was sterk
onder de indruk van de prestatie van Andrey Baranov na zijn Prokofief en vooral
na zijn uitvoering van Shostakovich Eerste Vioolconcerto, opus 77.
Het is een
van de mooiste vioolconcerti die ik ken en ik stel me de vraag, hoe zou Baranov
eruit gekomen zijn had hij zoals de anderen het concerto van Sibelius, Paganini
of Tchaikovsky gekozen.
Nu ik maak
geen rangschikking van de prestatie van de tien kandidaten die ik al hoorde, er
is een jury hiervoor, alleen waag ik het te zeggen dat het optreden van Baranov
hoogstaande was, en als het hoogstaande was dat het te wijten was aan de
immense kwaliteiten van het concerto dat hij gekozen had.
Het
vioolconcerto en dan dat uitzonderlijke, onevenaarbare derde deel is alles, verdriet, afscheid en herop
standing, is een bundel wonderlijke klanken dat ik zou willen aanbieden aan zij
die naar mijn uitvaart zouden komen.
Zullen zij
die me lezen en, als ik het niet zou gedaan hebben, iets te regelen hebben, er
rekening willen mee houden, het derde deel van het vioolconcerto van
Shostakovich, van het tromgeroffel af, tot zo ver mogelijk te willen laten
vloeien over mijn lijkkist.
Dit is wat
ik dacht, vandaag 25 mei, toen ik het her beluisterde op Canvas, met het venster open op het gezang
van de merels en de lijsters en de vinken
en de mezen en van de wind in de bomen.
*
Ik las Testimony, the memoirs of Dmitri
Shostakovich van Solomon Volkov (Faber & Faber, paperbacks 1981,
London-Boston). Niet dat hierin veel verteld wordt over zijn werk in het
algemeen, wel over de angst die hij kende muziek te componeren dat niet in de
lijn lag van wat van de componisten gevraagd werd.
Zo werd in
1948, op het Congres van de Componisten, zijn werk samen met dit van Prokofief
en Katchaturian veroordeeld als anti-people
formalisme and decadence (zijn eerste vioolconcerto dateert van 1947-48). En
werd de partituur van zijn negende symfonie als totaal waardeloos van op het
podium de zaal ingegeooid.
26-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-05-2012 |
Waarom Bloggen? |
Waarom in s
hemelsnaam, waarom een blog, wat wil ik ermee bereiken?
Ik heb
altijd geschreven, altijd - het is trouwens tijd dat ik een grote schifting
doe, zo niet wordt het kind dat ik baarde weggegooid met het badwater
vrienden wisten dat ik schrijver was, zoals je van vrienden weet dat ze zondagsschilder
zijn of verzamelaar van het een of het ander. Is het dan vreemd dat ik aan de
wereld tonen wilde dat ik schrijf en, nu me de mogelijkheid geboden wordt, dat
ik het kond wil doen, dat ik het uitbazuinen wil over de daken?
Maar ik
besef schijnbaar nog steeds niet dat ik geschreven heb in het luchtledige, dat
ik nimmer bereikt heb, wat elke schrijver moet bereiken, gepubliceerd worden. Had ik enig talent gehad als schrijver
dan had ik reeds, mijn ouderdom in acht genomen, tien boeken geschreven of
minstens enkele dichtbundels.
Zo mijn blog
is een compensatie, een elegante oplossing, voor het luchtledige, het anonieme
van mijn prestaties en het is het enige dat me overblijft.
Ik denk dat
dit de hoofdreden is. Niemand wil me gepubliceerd, dus publiceer ik me zelf op
de meest voor de hand liggende wijze, en
op een wijze waar niemand enige zeg over heeft, ik schrijf wat ik schrijven
kan, gelezen of niet gelezen. Nu, een succes werd het niet, zeker niet het
succes dat ik verhoopt had.
Evenwel, als
ik dieper ga kijken is er toch iets aan toe te voegen, het is tonen aan zij die
me kennen of gekend hebben oud-collegas bijvoorbeeld - dat ik nog leef op
een voor mij waardige manier er zijn er die met dubbele Vlaamse vlaggen
zwaaien bij de aankomst van een rit in de giro dItalia voor mij is mijn blog
mijn vlag: Mensen ik ben er nog!.
Mijn vlag, eigenlijk
is het maar een wimpel - eine Fahne und sei stolz ich trage die Fahne - is er
om de vele vrienden en kennissen er op attent te maken dat ik er nog steeds ben
en hoe ik er ben.
IJdelheid,
ijdelheid! Terwijl ik voldoende wist van T.S.Eliot en ik loop er mee te koop
- the only wisdom we can hope to acquire is humility, humility is endless.
Soms wordt
het me te veel, soms is er een moeheid, soms is er wat vermoedelijk velen in
mijn geval denken gaan: Stop it, genoeg gebazeld, maar dit is dan een
beslissing die ingaat tegen de persoon die ik ben!
25-05-2012, 05:04 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-05-2012 |
De Adem vd Dagen, II, 1 |
Light enters my room like a gilded Pavlova ...
Deze
versregel van Ezra Pound herhaalt zich in hem als hij neerzit aan zijn
schrijftafel voor een nieuwe dag. Wanneer, denkt hij, vind ik nog de tijd om
Pound te lezen, om Hemingway of Steinbeck te heropenen, wanneer Proust of
Pasternak, wanneer Malaparte?
Onlangs had
hij gelezen - maar hij herinnert zich niet meer in welk boek het was - dat een
bepaalde passage in De Huid van
Malaparte, (maar wie leest of spreekt nog over Malaparte) wetenschappelijk kon
bewezen worden en wel waar hij het heeft over het plotse bevriezen van een troep
vluchtende wilde paarden die zich in een meer hadden gestort tijdens de
Fins-Russische oorlog en een winter lang, lijk standbeelden uit het ijs staken.
En alsof
Malaparte hem vervolgde, heel laat op de BBC, een documentaire over het huis
van Malaparte, dat lijk een rechthoekige schuinoplopende massa stenen opdook
uit het landschap, met de commentator die de vraag herhaalde van Rommel aan
Malaparte of hij het was geweest die het huis had geconcipieerd en het antwoord
van Malaparte dat hij het landschap had bedacht, het huis voegde hij eraan toe,
is er altijd geweest!
Hoe lang of
hoe kort duurt het leven van een boek, en dan vooral, nu hij hoorde dat een boek, in de huidige context, vier
maanden krijgt om te bewijzen dat het levensvatbaar is. Maar dan, gesteld dat
het levensvatbaar is, hoe lang duurt het leven ervan, tien, twintig, dertig
jaar, een generatie?
Hij had een
lange tijd, een te lange tijd te weinig gelezen omdat hij verzonken zat in
cijfers, in economie en financiën maar ook in filosofische beschouwingen over
het leven en over God, zodat het duidelijk is dat hij van een andere generatie
is dan zij die thans de boekenwinkels en de literaire tijdschriften vullen met
hun woorden, en hij in feite nu aan het filosoferen is vanuit een vorige
generatie dan deze van nu en meer nog, naar de generatie toe die na hem zal
komen. Wat zeker geen winstpunt is om gelezen te worden. Maar hij waagt het
toch de taal te gebruiken die hij gewoon is te gebruiken en zelfs toe te geven
dat hij de literatuur van de generatie na hem, op enkele uitzonderingen na, wel
van ver heeft gevolgd maar weinige boeken eruit gelezen heeft.
Maar over de
levensduur van een boek weet hij dat achteraf gezien, elk boek dat we lezen
teruggebracht wordt tot enkele passages die ons om een of andere reden heel
bijzonder hebben getroffen; soms zijn het verheffende, soms zijn het
afstotende. Als hij bijvoorbeeld de Four
Quartets uit zijn boekenkast neemt dan is het niet Eliot die hij neemt,
maar:
Time present and time past
are both perhaps present in time future,
and time future contained in time past.
Deze
versregels van Eliot zijn in hem gaan leven, en Eliot blijft aldus aanwezig in
de band geest die hen bindt, over tijd en ruimte heen, terwijl deze versregels
stammen van de generatie voor hem, heeft hij ze toch gelezen en bewaard. De
vier maanden respijt die gegeven worden aan een boek is dus meer dan sterk
afhankelijk van de waarde van het boek. Als hij rond zich kijkt vindt hij Saint
Joan van Bernard Shaw, vindt hij Canetti, vindt hij Kundera, Auguste Rodin en
nog niet zo lang geleden heeft hij Mulisch teruggelegd, heeft hij Chateaubriand
en Stendhal terug op hun plaats gezet, ook Paul Claes en zijn vertaling en
commentaar bij The waste Land, en
vooral Hertmans Arcadia. Bij elk boek hier zijn de vier maanden lang voorbij.
Wat bedoeld
werd is praat van de uitgever, als de verkoop stilvalt na vier maanden is er
het bewijs dat het boek niet loopt en nimmer lopen zal. Maar een boek dat in de
diepte geschreven is heeft zeker een veel langere levensduur, niet bij de
gewone lezer, maar wel bij de lezer die voedsel wenst voor de geest, en daar
komt het op aan, niet op verkoop, wel op vastheid, wel op degelijkheid.
Maar hoe
komt het, en via welke binding, gebeurt het dat hij vertrekkende van Pound,
over Malaparte bij Eliot komt, terwijl hij reeds denkt aan Gods little Acre van Erskin Caldwell dat hij eens heeft uitgeleend
en nimmer terugkwam.
Hij was het
gaan zoeken in de Engelse bookshop op een grote laan van de hoofdstad, waar de
herinnering aan haar die hij had liefgehad hem overviel en hij terug die
immense tederheid voelde die zij was geweest. Maar zoals zij verdwenen was uit
zijn leven, zo was elk spoor van het boek verdwenen.
Om welke
reden was Gods little Acre terug
opgedoken? Was het omdat hij dacht aan het gebeuren waarbij een van de
personages van het boek, opgehitst door het provocerend sensuele lichaam van
zijn schoonzus, haar plots het kleed van het lichaam rukt en het in stukjes
scheurt? Dit is toch het beeld dat het boek heeft nagelaten in hem. Doch het
zal wel Caldwell zelf zijn geweest die opgehitst door wat hij schreef haar in
gedachten de klederen van het lichaam rukte, want hoe groot is soms niet de
kracht van onze verbeelding?
Hoe oud was
hij toen hij met Julie op de hooischelf was en hij, over haar gebogen, zijn
hand had gelegd op haar kleine harde borsten, en hij in de glans van haar ogen
zag wat er gebeuren kon en zijn hand opschoof naar die ongekende, onvermoede
plaats, verhit, bedwelmd en als verdwaald in het hijgen van zijn bloed.
Wat indien
Julies moeder, die instinctmatig het gebeuren moet hebben aangevoeld, niet met
aandrang geroepen had over de meidoornhaag die hun beide boomgaarden scheidde.
Julie had zich losgerukt van onder hem en was lenig als een kat de ladder
afgesprongen om in een aureool van licht in de poortopening te staan en te
verdwijnen, hem achterlatend in de
doordringende geur van het hooi en de dwarreling van deeltjes stof in bundels
licht tussen de losliggende pannen.
Lang nog
erna heeft de echo van haar lichaam hem bezeten, vooral dan als hij op zijn bed
lag onder de pannen en eraan dacht, zoals ze hem gezegd had, dat ze slechts
gescheiden door twee muren en een smalle gang, naakt in haar bed aan hem lag te
denken.
Het was
Julie die zijn bloed had doen ontwaken, niet alleen op de hooischelf maar veel
vroeger nog in het kleine elzenbos, dat in de herfst onder water liep en waar
ze in de winter speelden op het ijs, hun stemmen klaar en helder in de
avondschemering. En eens de zomer, eens het water weggetrokken, de bodem
dooraderd met de fijnste worteldraden van els en wilg en zacht lijk dons,
bedekt met stukjes hout en droge bladeren waarover een wilde, doordringende
geur hing die zijn verbeelden aanwakkerde.
Maar later,
op een namiddag in september, zouden andere bomen getuige zijn. Hij kon haar
niet weerstaan als ze naar hem toekwam waar hij zat aan het open venster en hem
meenam, zonder woorden, over de bloemenweide, onder de ruisende canadabomen
naar een plek dopheide in het bos, waar ze beiden als kind hadden gespeeld, en
waar ze hem in de geuren van heide en aarde en sappen had binnengeleid in haar
kreunend heiligdom.
Nu nog
riepen humus en mossen, lisdodden en gevlekte orchis, gevoelens op die hij
onderdrukken moest, die hij wegduwen moest, want de tijd van Julie, van
vlinders over de bloemenweide, de tijd van stuifmeel en van hooi, was de tijd
van zijn jeugd die begon bij haar en ook eindigde met haar.
24-05-2012, 10:53 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-05-2012 |
Concours Koningin Elisabeth |
Ik
luisterde naar het optreden van de laureaten op 21 en 22 mei. Ik ben heel
gevoelig voor dergelijke zaken, de muziek ontroert me, hoe die wordt
geïnterpreteerd is eigenlijk bijzaak.
Het
is de muziek die bepalend is voor mijn oordeel. Ik denk dat elk van de laureaten
een maximale vertolking brengt en het is niet aan mij om er iets meer over te
zeggen al heb ik duidelijk een voorkeur voor een van de vier. Ligt het aan de
manier van spelen of ligt het aan de keuze van de muziek, ik weet het niet. Wel
is het zo dat mijn gedachten in de eerste plaats gaan naar de componist die de
muziek schreef en dat dit wellicht doorslaggevend is voor mijn voorkeur.
De
twee sonates van Prokofief, heerlijke muziek; de sonate van Brahms, prachtig, je
hebt Brahms liever maar dit is omwille van zijn symfonieën en je houdt van Prokofief
omdat je van zijn pianoconcerto houdt.
En
dan Sibelius vioolconcerto, origineel is de aanvang ervan, opduikend uit het
geruis van de nacht komen de eerste gezangen van de viool. Je kent het concerto,
je hoorde het vele malen en je denkt aan de maker ervan, hoe hij er aan gewerkt
heeft, dag en nacht. Eraan denkend, aan tafel bij ontbijt en avondmaal,
componerend in zijn gesprekken, componerend wandelend, luisterend naar de wind
in de bomen, kijkend naar de rimpeling van het water, klanken die opduiken op
de meest onverwachte ogenblikken, klanken ademend, componerend voor hij
inslaapt, opstaat uit bed terug om neer te schrijven wat het begin is van een
nieuwe beweging, een nieuw thema. Keer op keer, alle themas zich vermengend om
dan terug te vallen op zijn beginthema.
En
dan die wondere, ontroerende vraagstelling met het antwoord van het orkest en
het wederwoord van de solist(e) die het weet, die alles weet wat er te weten
is.
Je
zou willen schrijven zoals Sibelius componeerde met variatie in de themas, fijne
zilveren lichtstralen van woorden doorheen het gebladerte, opspringend tot golven
van licht, tot een dramatiek van licht. Maar een boek van klanken is nimmer een
boek van woorden.
Tchaikovsky
ligt je minder, je vindt het gemaakt, je wordt er niet door aangegrepen, maar
Sibelius is Sibelius, groots bij vele, vele momenten.
En
wat dan over het virtuoze concerto van Paganini, schitterend, en voor zoveel ik
er van ken, gespeeld door een jong maar groot virtuoos. Prachtige lyrische
passages, zuiver in klank gebracht. Ik denk dat Paganini meer aan de viool
heeft gedacht bij het componeren, terwijl Sibelius meer zijn gemoed liet
spreken.
Je hebt geen oordeel over het opgelegde werk, je
kent het niet, je weet niets over compositie, je leest heel weinig de
samenspraak orkest en solist, je bent a
poor man op dit gebied.
En toch, toch wil je een blog schrijven omdat je
het enig vindt uit te kijken naar wat de avond je brengt van acht tot twaalf
aan muziek waarvan je houdt.
Een week lang grote muziek van grote componisten
gebracht met hart en ziel door jonge, schitterende kunstenaars. Hun namen
zullen we later ontmoeten. Maar grote avonden met grote muzikale momenten. Het
feit dat het om een wedstrijd gaat verhoogt nog de waarde en brengt een kleur
die verborgen in een waas een achtergrond vormt van een zekere spanning.
23-05-2012, 00:16 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-05-2012 |
Kunst en Hokusai |
22 mei
Zou
ik op mijn 40ste of 50ste, of op mijn 60ste
jaar geschreven hebben op de wijze waarop ik vandaag schrijf, ik geloof het
niet. Als ik woorden/ideeën binnen krijg, van waar ook, en uitstrooi op de
wijze waarop ik het doe, is het vandaag dat ik het kan, niet eerder of niet
later, en dat ik het kan op de wijze die deze is van de persoon die ik nu ben,
in een verouderde taal misschien met een woordgebruik of zinsbouw die niet meer
van deze tijd is.
Voorheen
zou het maar gebazel geweest zijn, zoals het maar wat gebazel is is het niet
Ruusbroeck? als men gaat vertellen wie of wat God is .
Mijn
ganse leven zie ik aldus als een lange aanloop naar de blogs die ik nu schrijf.
Naar elk ogenblik van het nu dat even vlug gekomen is als het verdwenen is,
enkel de echo van wat was, blijft hangen in wat ik nu schrijf.
Ik
denk soms aan de biografie van Frans Minnaert, een vriend schilder, waarvan ik
laatst niets meer hoorde. En dan aan de passage die Frans liet aanbrengen op de
muur van de inkomhall van de academie te Anderlecht. Een
tekst van Kabushika Hokusai,
die niemand nog leest en als hij nog zou gelezen worden niet als ernstig wordt
genomen, zeker noch door Koons, noch door Hirst:
Ik
ben gek van schilderen geworden vanaf mijn zesde levensjaar toen ik er voor het
eerst kennis mee maakte. Ik vervaardigde enkele schilderijen die ik zeer goed
vond: toen was ik al vijftig jaar. Maar niets van wat ik deed alvorens ik
zeventig jaar was, had enige waarde. De ouderdom van drieënzeventig jaar
bereikt hebbende ben ik ertoe gekomen de natuur onder vele aspecten te begrijpen:
vogels, vissen, dieren, bomen, gras
, kortom alles. Als ik tachtig word zal ik
nog verder gaan en in de geheimen van de kunst zal ik binnendringen met mijn
negentig jaar. Eenmaal honderd jaar bereikt, zal mijn kunst subliem zijn. En
mijn enig doel zal bereikt zijn rond mijn honderd-en-tiende jaar, want dan pas
zal iedere lijn en ieder punt dat ik maak doordrongen zijn van leven.
Dit
werd meer dan een eeuw geleden gedacht en geschreven, vandaag heeft de kunst
veel minder voorbereiding en aanleg nodig, het volstaat enkele emmers verf uit
te strijken op/uit te gieten over, een doek en eens een naam eronder is het
kunst, of wordt het toch als kunst voorgesteld.
Eén
zaak zal wel verschillend zijn, het gevoel dat de kunstenaar overhoudt na de
prestatie, maar dit is vandaag bijkomstig, wat telt is de prijs die de wereld
er voor over heeft en deze is in vele gevallen, ofwel een raadsel, ofwel
gegoten in een lichte vorm van gekheid.
Wat
me opvalt is dat werken waarvan de verf, tenminste als er verf mee gemoeid is,
amper is opgedroogd, vandaag hoge toppen scheren, waarbij ik me de vraag stel
gaan die prijzen de evolutie volgen die de werken van Van Gogh, van Renoir, van
Munch hebben gekend of zou het niet kunnen dat de prijs-evolutie de andere
richting uitgaat?
22-05-2012, 00:34 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-05-2012 |
De wijngaarden in Champlan |
In de gebouwen van BSi (Swiss bankers since 1873) in
Crans-Montana, een tentoonstelling van beeldjes en maskers uit het donkere
Afrika, weergaloos opgenomen in een prachtig, verzorgd BSi-album met de fotos
van de tentoongestelde werken, telkens
aangevuld met een gezegde van het volk in kwestie. Zoals bijvoorbeeld een
Sierra-Leona-gezegde - de tekst bij het album is in het Italiaans met Engelse
vertaling: Per quanto sia caldo il sole,
non seccherà mai il mare. (However hot the sun, it will never dry the sea).
Of een Benin proverb, en het is hier
dat ik even wil bij stilstaan: Chi
pianta un albero prima di morire non ha vissuto invano (Anyone who plants a
tree before they die, has not lived in vain).
Gustave Cotter, il mio fratello, was een planter, hij plantte jonge dennen,
sparren, lorken bij zijn chalet in Zinal die hoog zijn opgegroeid, hij plantte
talloze druivelaars die in lange rijen de flanken van het land van Champlan tot
leven brachten.
Zijn wijngaard was een voorbeeld van
zorg en respect. Hij sprak erover alsof het zijn zoon , zijn dochter was, alsof
het zijn vrouw was die hij bevruchtte. Hij plantte de beste wijnstokken: Pinot
Noir, Johannisberg, Amigne, Malvoisie, Humagne, Muscat, Syrah. Hij was een
artist als planter, zijn leven ging niet voorbij, liggend op de sofa of onder
de lakens, zoals Dante het wist en het Vergilius liet verhalen.
IK heb in mij gebrand, het beeld van
de gang van de Home waar hij (opgesloten) verblijft. Een gang waarvan de ene
wand kamers zijn en de andere wand volledig in glas met zicht op de straten en
de luchten en de bomen, met zicht op zijn bergen. Ik ga naar hem toe en zie hem
zitten, hij de grote planter van planten en bomen, ineengeschrompeld,
krachteloos, voor zich uitkijkend, herinneringen naar de wereld toe. Het beeld dat ik bij houd en dat
mijn hart breekt.
Ik bezocht zijn wijngaard met Jacky,
de man van Gustaves dochter, Marie-Claude, die een derde van de wijngaard bij
leven toegewezen kreeg - de andere twee derden gingen naar Lilian en Nicole,
haar broer en zuster. Ik liep met Jacky door de al opgeschoten ranken, la partie quil avait ébourgonnée ontdaan van
de te vele knoppen - vroeg in de morgen. Het was zijn wijngaard nu, hij sprak
erover met liefde. De wijngaard was in zijn hart gegroeid. Ik ontmoette er ook
John, met een onmogelijke familienaam. Ik hoorde hen spreken over hun
minnares die ze beiden hadden. We zaten buiten aan een wankel tafeltje bij
een homp kaas en een glas diolinoir-wijn, een rariteit van druif die er nog
gekweekt wordt. (De Valais produceert de beste wijnen van de wereld zeg ik
altijd en ik meen het). Ze spraken er over le
don de Dieu, met wortels diep in de aarde die er zijn kracht, zijn kleur,
zijn parfum, zijn vruchtensmaak, zijn grote eigenheid, ging halen. Ik luisterde
naar de poëten die ze waren.
We zaten er op een taboeret, elk met
een reepje oude harde kaas en een glas donkere, vreemde wijn in de hand. Onder
ons, op een lange helling naar de Rhone toe, de prachtigste wijngaarden. Aan de
overkant, ver weg, de besneeuwde toppen van de bergen die ik met Gustave
beklommen had. Mijn hart, mijn oude hart met het beeld van de Gustave die ik zo
pas verlaten had, voor altijd, nog helder in mij.
Mijn zwellend hart. Ik voelde, met
de smaak van de wijn in de mond, hoe ik nog leefde.
21-05-2012, 19:20 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |