 |
|
 |
|
|
 |
10-11-2019 |
Een merel van onder de haag |
Ooit hebben mijn boeken alfabetisch op naam van de schrijver geklasseerd gestaan, wat gemakkelijk was als ik er naar een te zoeken had. Thans, na al die jaren, is dit niet meer het geval, ik moet nu voortgaan op mijn kennis van de rug van het boek dat ik zoek, die ik me niet altijd duidelijk herinner hoe de rug ervan er uitziet en soms is er verwarring. Wat ik hierover zeggen wou: elk boek is een soort van avontuur, heeft een geschiedenis, vooral dan deze die een grote indruk hebben nagelaten zoals het boek van Fabre d’Olivet, ‘La Langue hébraïque restituée’, dit van Fulcanelli, ‘Le Mystère des Cathédrales’, dit van Fritjov Capra, ‘The Tao of Physics’ en honderd andere die ik koester. Ze staan er heel rustig bij tussen de romans of dichtbundels, zwijgend, wachtend om uit hun rek genomen te worden en doorbladerd; om aldus voor even nog eens tot leven te komen, lijk een vriend die je ontmoet in een rustige straat of midden in de velden bij valavond en die je omhelst omdat hij een vriend is en deel van jou.
Een boek ook is een deel van jou, je hebt het je eigen gemaakt; je hebt er zaken in onderlijnd, met potlood; je hebt er op half lege pagina’s kleine tekeningen in aangebracht, in de periode dat je dagelijks tekende. Je kent het en je weet wat je er vinden kunt. Dit is het machtige van een boek, het is een verlenging van jezelf, iets dat je, je eigen hebt gemaakt, een toevlucht soms, een hulp om verder te gaan in je bespiegelingen van wat het leven is. Een zin erin, een passage die je op weg zet naar een wereld waarin je, je verliezen kunt voor enkele tijd.
Maar het boek werkt ook aanstekelijk, het is een verleiding om er ook een te schrijven, iets dat je bezig houdt een gans leven lang en als je er maar niet in slaagt gepubliceerd te worden, soms, een zwaarte wordt die hangen blijft, een donkere wolk over je gedachten.
Anderzijds stel ik me de vraag, welk verschil het zou maken voor de wereld indien er één enkel boek van mij - want wie ben ik? - zou staan tussen de vele die ik heb, of tussen de vele boeken in de stadsbibliotheek bijvoorbeeld. En ik kom, als troost, tot het besluit dat dit geen verschil zou maken, dat het beter is, zoals nu, dagelijks te werken aan wat ook, een blog, een gedicht, dan voldaan terugblikkend, op de rug van een boek, door mij geschreven, ergens tussen andere boeken, bijvoorbeeld tussen deze bij De Slegte. Stoïsch te denken dat je aangekomen bent, dat je naam gekend is en dat je de eeuwigheid zult ingaan als een schrijver, zijn naam waardig, in het canon van de Nederlandse letteren.
Neen, zo dwaas ben je niet, het is maar, eens als je dit hebt bereikt, dat het grote werk begint, dat je niet anders meer kunt dan te overtreffen wat al eens een zich overtreffen was. En de tijd ontbreekt om maar niet te zeggen, de kracht van het verbeelden van dingen die zijn zonder er te zijn.
Zo, laat me zoals ik ben, laat me zoals dit ogenblik, dat ik er nogmaals in geslaagd ben uit een eerste zin, zo maar los opgedoken, lijk een merel van onder de haag, een blog te schrijven.
God zij gedankt, en je weet wie die God is van mij.
10-11-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-11-2019 |
Ooit schreef ik |
Ik schreef ooit - alsof het in een vorig leven was - wat ik toen noemde: ‘Laatgotische gedachten’. Het was a statement dat ik toen maakte, over hoe ik me voelde en hoe ik dacht over mijn bestaan in de wereld.
Deze geschriften verschenen, opgetuigd in een bundeltje van een twintigtal pagina’s, in een licht groen couvert, gereprografeerd in februari 2004, in 40 exemplaren zoals het er achteraan in vermeld staat.
Ik overloop het. Ik vind dat het een document is van hoog poëtische waarde, een hoogte die ik achteraf nog zelden heb bereikt. De bezitters ervan - ik herinner me niet meer aan wie ik het gestuurd heb -zullen het zich beter herinneren wellicht, tenware het in hun papiermand was terecht gekomen. Maar zoals ik het nu terugvind stel ik vast dat het typerend is voor de sfeer waarin ik me toen bevond, typerend voor de spirituele man die ik toen was. Ben ik ondertussen uitgezworven naar een intenser, een rijker landschap, of ben ik ten volle gebleven wie ik was?
Een zaak is zeker, mijn ingesteldheid heeft zich niet gewijzigd, ik ben niet armer geworden, de volheid van geest van toen meen ik te hebben behouden, verstevigd zelfs in vele van zijn facetten. In feite ben ik dezelfde weg blijven bewandelen en om deze reden wens ik de woorden van mijn proloog van toen, hier te laten herrijzen, hier te herschrijven in het licht van al wat ondertussen met mij gebeurde.
Ik herneem hier dus, licht gewijzigd, de woorden waarmede dat geschrift van 2004 begon:
Omdat gedachten vragen om te worden neergeschreven en aldus bewaard te blijven tot (lang) na jou, hopende, wetende echter niet zo ver als Ovidius.
Omdat zoveel nog te lezen is, op te zoeken, te begrijpen, te verwerken is. Te beleven is.
Omdat de geest ons voortdurend wakker houdt en bestaande vormen en ideeën zich verdiepen en zich vernieuwen en we dit opvolgen willen.
Omdat het grote mysterie van het zijn, oneindig veel verrassingen inhoudt en de lichtinval hierop ons diep verwondert soms zodat we er stil bij worden.
Omdat we denken dat het Universum én lichaam is én geest, groot levend is, onopgemerkt, onverklaarbaar, onvoorstelbaar, ontegensprekelijk, in al wat er van is, immens is.
Om al deze redenen en er zijn er wellicht evenveel andere, deze Laatgotische gedachten hier neergeschreven.
Gotisch, omdat gotiek verwijst naar het metafysische, naar het transcendente, naar het geheime dat van het leven is en ons gelaten werd om het te ontcijferen en onze conclusies te trekken.
Of, zoals ik het nu wens te zien, de opdracht die we hier hebben meegekregen, uit te maken wie we eigenlijk zijn, wat onze rol hier is als integraal deel, materie e,n geest van wat het Universum is. In essentie, in niets verschillend, al denken we het.
Al menen we een individualiteit te bezitten, we zijn tezelfdertijd en in de eerste plaats, boom in het woud van bomen, een agglomeraat van atomen en elektronen, van energieën en golfbewegingen, van deeltjes, ontelbaar in de verscheidenheid van hun zijn.
We zijn hier niet de meester, integendeel, we zijn hier met een opdracht. Zelfs al weten we nog niet welke, onze atomen weten het, heel duidelijk, hoe kort of hoe lang hun bestaan ook is, ze zijn van het levend Universum.
Dit te weten is het begin van heel wat, is het kennen van onze plaats hier op aarde.
09-11-2019, 07:21 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-11-2019 |
Opgetekend voor later |
Het leven is een struggle om boven water te blijven. Ik ondervind dit meer vandaag dan gisteren of eergisteren, omdat ik vandaag kwetsbaarder ben dan ik ooit was. Ik me dus met hand en tand verdedigen moet tegen elk onheil dat opduikt. De jaren die ik draag helpen me hierbij. Dit betekent dat ik vandaag aandurf wat ik voorheen niet zou aangedurfd hebben.
Het is een houvast, een sterkte die zich situeert buiten de wereld van mijn blog-ingesteldheid, en wel op het vlak van het reële leven. Dit ook om te zeggen dat ik in een ander vel kruip als ik me verschans in woorden. Ik gaf deze man een andere naam die verwijst naar mijn ‘roots’, naar het dorp waar ik verwekt en geboren ben, een dag dat het bedolven lag onder de sneeuw, vertelde moeder me.
Ik zie voldoende dat elk van ons, eens op leeftijd gekomen teruggrijpt naar zijn jeugd en zijn jonge jaren. De grote lijnen ervan liggen verdoezeld maar details er uit, kleine gebeurtenissen vooral, zijn ons bijgebleven en kregen zeggingsrecht terwijl andere, meer belangrijke verscholen blijven, toegedekt voor altijd, zoals je het verlangt en omdat je er niet meer wenst met geconfronteerd te worden.
Zo bestaan we dan. Ik zal hier niet herhalen wat James Joyce wist te vertellen over ‘sins’ die plots, op de meest onverwachte ogenblikken, opduiken en ons verwarren. Maar ze zijn er, en ik vermoed dat ze er zijn bij elk van ons, dat ik dus geen uitzondering ben en evenmin een uitzondering als ik er niet over uitweid.
Maar we herinneren ons goed, de kleine dingen die er waren, al was het maar de geur van vers gebakken broden als moeder de oven opende; al was het maar het gezang van de vogels vóór het eerste licht er was; al was het maar het drijven van papieren bootjes op het heldere water van de sloot op het einde van de boomgaard; al was het maar het neerliggen, een zondagnamiddag, in de bloemenweide met het gegons van bijen en vliegen en kevers over ons, wij groot dromend.
Wat een wereld als we er nu op terugblikken; wat een rijkdom van beelden en gevoelens die we meedragen waar we ook gaan, die zich voortdurend vermengen met het nieuwe en er een meerwaarde aan geven.
Zo, als ik neerzit, wie ben ik wel, hoe omschrijf ik me, wat meen ik te moeten verkondigen dat er nog niet zou zijn; verborgen gedachten die ergens schuil gaan in de nevels van het verleden en die ik, in mijn ijver alles te vertellen wat enigszins vertelbaar is, in het daglicht breng. Waar geen einde aankomt omdat er zovele dingen zijn geweest die merkwaardig waren om gezien of gehoord te worden, dan toch voor iemand die meent dat hij over dergelijke zaken schrijven moet tot hij er bijvalt, tot hij er aan ten onder gaat.
Schrijf maar oude man, schrijf je ziel uit je lijf vandaag, om morgen te herbeginnen, het einde ervan, je moment van glorie, tegemoet.
De laatste dagen werd ik zeer geroerd door mijn kinderen, dit is wat ik er nog wou aan toevoegen, een postscriptum, een vleug geluk, van een aard die ik in lang niet meer heb gekend.
Ik dit hier optekenen wil voor later.
08-11-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-11-2019 |
Uitdaging |
Mijn dagelijkse blog is een dagelijkse uitdaging, tenminste zo zie ik het, zo onderga ik het. Hoe ik er uit kom is dan een soort beloning, een schouderklopje, een herademing voor een korte tijd, hoogstens een paar uren, daarna herbegint het want ik moet verder.
Ik denk dan aan de raad van Hemingway aan jonge schrijvers, ‘nooit de avond zelf, alles weg te schrijven, maar nog iets over te houden zodat je in de morgen onmiddellijk verder kunt met je verhaal’. Dit is zeker geldig voor iemand die een boek aan het schrijven is, minder voor mij die elke morgen een ander thema opzoekt. Maar, helemaal ontsnap ik er niet aan, ik verwees er naar een paar dagen terug, het is maar dat het niet stopt, dat het doorloopt ohne Ende, wat het eigenlijk wel spannend maakt
Wat me beroert vanmorgen is het feit dat ik blijf schrijven over mezelf en dat ik, schijnbaar althans, geen oog heb voor wat zich afspeelt om me heen - de vorming van een federale regering die geen schijn van kans maakt - of, wat er gebeurt in de wereld. Op beide zaken heb ik echter niet de minste vat, wat niet belet dat wat er zich afspeelt me niet bekommeren zou. Maar dit alles zijn zaken die buiten mijn blogs liggen.
Destijds waagde ik het nog, iets te zeggen over Europa, en meer in het bijzonder over de politiek van de Europese Centrale Bank, maar je beleeft er geen vreugde meer aan, je begrijpt niet dat de biljetten in omloop in feite ‘maar’ gedekt zijn door staatspapier - waar is de ‘schoonheid’ en de zeggingskracht van de vroegere weekstaat van de NBB - van twijfelachtige waarde die bepalend zijn voor het beeld dat de balans van de ECB verdoezelt, zodat we het de moeite niet waard vinden om er naar uit te kijken.
Wat van de NBB als centrale bank is overgebleven, is nog wat studie werk en sedert een paar jaren het toezicht op de banken in dit land, maar weg zijn de instrumenten die ze bezat om de munt te ondersteunen of het verloop van de geldmassa te bepalen. Niets rest er nog van wat vroeger was, de financiële wereld is een woestijn geworden, drijfzand geworden, waarop geen gebouw meer kan worden opgericht. Alles wordt nu in vraag gesteld. De media volgt dat al op de voet, trekt haar besluiten en stelt maatregelen voorop. Hierover wordt genoeg geschreven, ik wens me dus niet te mengen in de debatten dienaangaande. Ik verkies me terug te trekken in mijn cel en te leven met mijn boeken en mijn geschriften. Ik heb ook BRAVA en kan kijken en luisteren naar de meest wonderbare dirigenten die de meest machtige muziek dirigeren. Ik krijg er niet genoeg van, vooral van een Bernard Haiting, een man op leeftijd zoals ik, die de vierde van Mahler dirigeert, of een Claudio Abbado die Beethoven opvoert, of een Daniel Barenboim die Elgar brengt. Dit is dan ‘mijn’ wereld. De andere, wel die is er ook, maar niet meer voor mij, die tijd is voorbij gegaan.
Zelden is het evenwel, zoals Mr Chips’in zijn Goodbye: ‘you get very sleepy at times and the hours seem to pass like lazy cattle moving across a landscape.
Gelukkig maar.
07-11-2019, 07:51 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-11-2019 |
Het kleine dat we zijn |
De avond van 5 november: hoe ik morgen zal opstaan - en of ik - weet ik niet, wat ik wel weet is dat er een heel grote kans bestaat dat ik zal gaan neerzitten om te schrijven, maar wat ik schrijven zal weet ik nog niet. Het is elke avond zo. Als ik geluk heb valt er me iets te binnen en zet ik het af op een stukje papier, maar ik zoek niet, ik wacht af, geduldig, een gave die ik heb.
En het is morgen,nu.
In onze handelingen ligt aldus een regel vast, een wijze van zijn waarin het schrijven centraal staat. Ik ontkom niet meer aan deze regel en ik wil deze ingesteldheid op het creatief zijn, een weg die ik naar vermogen steeds bewandeld heb, bewaren. Ik zie het als mijn binding met het eeuwige. De roep naar dit eeuwige draag ik in mij, dragen we allen in ons, onder de ene of de andere vorm, zelfs al weten we niet wat het eeuwige is, het is onze diepere voedingsbodem, het is de hoop dat de geest die ons bewoont, na ons lichaam, nog een tijd aanwezig zal blijven hier op aarde onder de mensen.
Het is misschien te veel hoop, maar aldus krijgt het schrijven een kosmische eigenschap, wordt het een kosmische aangelegenheid. Umberto Eco wist dit maar al te goed. Het is een zich inschakelen op een zeer minimale wijze weliswaar – de wijze die ons eigen is – in de onverzadigbare creatieve eigenheid van het Universum dat ons omkleedt.
Het is, op een kleine schaal, functioneren zoals het leven in het Universum is: een open bloeien in de lente en een weggaan in de stilte van de herfst. Ik meen dat Max Wildiers het ergens heeft over een ‘werkzame aanwezigheid’, én in het Universum, én dus ook in elk van ons.
We kunnen het zo stellen dat, gezien we een actief deel zijn van het Universum, we functioneren moeten zoals het Universum om aldus deel te hebben, hoe dan ook, aan het innerlijk leven ervan en, mijn voetafdruk hierbij is, het woord.
Ik heb een vriend schilder, zoals ik een vriend dichter heb. Ze schrijven me, nu en dan iets over wat ik vertel in mijn blog, maar ze zijn even goed bezig als ik, zij ook zijn bezeten door die ‘werkzame aanwezigheid’ en regelmatig krijg ik de vrucht ervan toegestuurd. Ik ben er hen dankbaar voor, het creëert een band tussen ons, we zitten op een zelfde golflengte en interpreteren de golven die ons bereiken op een identieke wijze door deze interpretatie een vorm te geven, een status, een eigenheid van zijn.
We zijn hier zo maar niet om er te zijn en daarmee basta. We hebben ons, hoe ook, zelfs in gedachten, ingeschakeld in het proces dat van de Kosmos is, dit gebeurt evenwel niet voltijds, dit gebeurt sporadisch telkens we binnen komen in de wereld van die ‘kosmische ingesteldheid’, die een andere, een diepere wijze is van het zijn. Het is een zich loswrikken uit de realiteit van onze dagelijkse handelingen en het betreden van het domein van de geest dat onweerlegbaar dit is van de Kosmos. De voile ervan die zich welft over ons, ons bedekt en ons omsluiert, zodat we de ogenblikken dat we bezig zijn, opgenomen zijn, weg van de aarde zijn, alles vergetend wat van gisteren was of wat van morgen zal zijn. Ogenblikken dat we ons zelf hebben verlaten en zijn van het wordende.
Het wordende waarvan we, met zijn allen, deel van zijn.
06-11-2019, 06:53 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-11-2019 |
Wat verborgen wordt gehouden. |
De dagen zijn als een vlucht duiven, ze strijken neer in de velden lopen er wal rond zoekend naar granen en vertrekken. Deze vergelijking gaat wel niet helemaal op, maar elke morgen als ik de datum zie schuift deze onherroepelijk verder, steeds maar vlugger vind ik, het verbaast me zelfs even, al aangekomen te zijn in de novembermaand, terwijl het nog maar zomer is geweest.
Hoe vlug de tijd, we struikelen erover, hij neemt ons mee in zijn vlucht en laat ons geen respijt, laat ons geen ogenblik van verpozen. De morgen komt alsof er geen nacht is geweest want je staat precies waar je gisteren stond, belast met dezelfde opdracht die je te vervullen hebt eens te meer. Ooit stopt het wel eens, maar die ‘ooit’ schuift maar verder en verder.
In plaats van het schrijven van novellen, zoals Cervantes deed in zijn late dagen ‘om de melancholie van het ouder worden op te vangen’ houdt mijn blog me bezig in afwachting van dat ‘ooit’, maar wat zin heeft het als ik er niet in slaag de gevoelens die de laatste dagen de kop opsteken te verdoezelen alsof ze er niet zouden zijn.
Ik moet dus, wil ik verder gaan, niet meer vertrekken van uit mezelf, maar van uit het omringende, wie of wat dit ook moge zijn en hoe ik het ook moge zien. Vertrekken van uit mijn dromen of van uit mijn verbeelden dat ik niet meer beheers zoals ik het vroeger beheerste. Ik geef me er rekenschap van welke rijkdom ik bezat, toen ik mijn vleugels nog kon uitslaan. Ik had toen nog een visie, nog een toekomst. Alles wordt nu stilaan herleid tot een duidelijk afgelijnde einder die een te hoge muur is geworden.
Ik adem nog maar mijn veerkracht is voorbij, schijnaar is dit het begin van de aftakeling. Een moeheid die zich vestigde in de geest, wat rampzalig is voor elk van ons die in dit stadium is terecht gekomen.
Het begint bij de achterkleinkinderen, het gevoel, dat de vreugde die van de kleinkinderen was, niet is overgeslagen op de achterkleinkinderen. Het is een stap te ver om het te verwerken, al wil je wel, maar het is geen spel meer, het is een spiegel die je wordt voorgehouden waarin je je zelf ontmoet getekend door de jaren en niet meer door het greintje jeugd dat je nog restte.
Geconfronteerd met jezelf, van vroeg in de morgen tot in het begin van de nacht, zijn dit de woorden die uit jou zijn opgestaan. Je kende ze niet toen je begonnen bent, maar ze zijn er nu open en bloot, of je het wou of niet, ze staan er genoteerd, een ‘selfie’ dat je op je ‘blog-book’ plaatst waar het lang zal blijven, onaangeroerd.
Zo, wat van de morgen is, zal zijn van de dagen, de jaren erna. Je bent je ervan bewust dat het een hand kan zijn uitgereikt naar wie je lezen zal, morgen of jaren erna. Eens geschreven heeft het een deeltje eeuwigheid verworven, ligt het gezaaid op de akker van het komende waar het verdorren zal of, bij regen en zonneschijn opschieten tot de stengel die een boom zou kunnen worden.
Echter, hierover bestaat geen zekerheid.
05-11-2019, 07:24 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-11-2019 |
'You've allways thought of it...' |
Een blog zoals ik gisteren schreef, die in een ruk er stond herlees je node, herlees je beter niet, vooral als hij gaat over zaken die dan toch enigszins afschrikken. Ook jezelf afschrikken. Dit is dan wat gebeurde: een bergstroom in de vroege lente die alles meesleurt naar de vallei, takken en boomstammen en blokken rots, alles samen een gezang van water. Een bevrijding ook van al wat zich had opgepropt gedurende de wintermaanden, wellicht, zoals het gebeurde in het verleden, voor de tijd dat ik er niet meer zal zijn.
Zo mijn woorden met vandaag de nagalm ervan. Ik zal deze zeker evenmin nu gaan herlezen. Ze staan er en ik heb ze achter mij gelaten voor altijd wellicht niet, maar dan toch voor een lange tijd. Het is maar om te zeggen dat ik, wanneer ik ooit in nood kom, terug ga kijken naar wat ik in 2012 wist te schrijven en er inspiratie in zoek, zoals ik vermoed dat elk schrijver dit wel eens doet.
Gisteren bijvoorbeeld had ik er nog iets willen aan toevoegen, iets van Christopher Fry, de woorden die hij in de mond legt van de ‘Countess’ - uit ‘The Dark is Light enough’, een van zijn ‘Plays’ - die we eens te meer hebben opgezocht omdat ze hier passend zijn:
‘But you’ve allways thought of it, Jacob, in the pleasure and conversation of these evenings. The argument, philosophy, wit, and eloquence were all-in the light of this end we come to. Without it there would have been very little to mention except the weather…’
We staan niet alleen als we schrijven wat we schrijven, het is hoogstens een aanvulling, een andere benadering van wat al zo dikwijls werd gezegd en telkens neer komt, op de impact van ons aller lot, op wat van het leven is. Hoe het leven er door gekleurd wordt, opgehemeld tot zijn ware waarde.
Zeg ik dan ook dat ik me gelukkig voel, deze morgen in november, er nog te zijn en wat meer is te kunnen zeggen dat ik er ben. Ik zag gisteren op TV als dirigent, Daniel Barenboim aan het werk, hij dirigeerde, Elgar’s Enigma (Nimrod). Ik zag wat het is groot levend te zijn, muziek te zijn, klank te zijn, te weten, heel precies, op welk ogenblik elk instrument invallen moet en hoe. Barenboim die de muziek van Elgar in zich draagt, zoals hij deze van Beethoven in zich draagt, deze van Verdi. Ik schreef het gisteren of eergisteren: het wonder dat van de geest is, dat van de hand is als de verlenging van de geest, zo van dirigent als van welke musicus ook.
De wereld die van het leven is, ik zou er willen aan toevoegen, is ook de wereld die van de dood is omdat beide werelden gedrenkt zijn in het wonder dat is van het leven van atoom en elektron en van de, zoals Richard Feynman[1] ze geteld heeft, over four hundred partikels die, en zo is het ook, alle waardig zijn en een functie hebben meegekregen.
En ik weet ook dat heel wat van mijn geschriften op een of andere wijze doordrenkt zijn van het beeld dat Feynman hier oproept, zijnde de ondoordringbare, onvatbare wereld van het zijn als van het niet-zijn, van wat er was voor er iets (de Big Bang) was.
Ademend zijn we van het leven, niet-ademend zijn we van het leven na de dood omdat er geen lichaam meer zal zijn dat ademen moet om er te zijn.
[1] Richard P. Feynman: ‘QED. The strange theory of light and matter’, Penguin books, 1983: ‘It soon became clear that the number of particles in the world was open-ended, and depended on the amount of energy used to break apart the nucleus. There are over four hundred such particles at present. We can’t accept four hundred particles; that is too complicated. (p. 132).
04-11-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |