 |
|
 |
|
|
 |
09-02-2020 |
De cel |
Ik tracht elke dag iets anders, iets totaal ongewoons soms, te brengen; iets dat je nergens anders lezen zult, en ik heb het gevoel dat ik de laatste tijd hierin overdrijf. Ik merk dit aan het aantal lezers die me nog volgen. Hetzij dan zo, ik kan maar schrijven wat me te binnenvalt, wat me door de gedachtegolven om me heen wordt aangeboden.
Komen die uit mij zelf, ik geloof het niet, ze maken geen deel uit van het stoffelijke waarin ik schuil ga, ze hebben een totaal andere aard, een totaal onstoffelijke. Zo, van waaruit zouden ze me bereiken kunnen. Bijvoorbeeld deze waar ik het gisteren over had en die me achteraf zelf hebben verbaasd want bij het opstaan heb ik er zelfs niet aan gedacht, de idee is maar gekomen als ik neerzat en aan het schrijven was.
De inbreng van iets totaal nieuw - even nieuw als de Nieuwe Fysica in de Oude - in de wereld van de filosofie is een even grote sprong. Ik raak het aan omdat het een logisch gevolg zou zijn, maar ik ga er niet verder op in. Het overstijgt me, zeker deze morgen. Ik ben dus niet zinnens er verder over uit te weiden, ik heb het maar aangeraakt als een mogelijkheid die ligt in de lijn van de kennis-evolutie die we tot hier toe gekend hebben. En als het een gevolg zou zijn van die evolutie, dan zal het niet uitgaan van de mens zelve, maar van uit de geest die van de inner-Kosmos is
Als ik dan in mijn aanvang schrijf dat ik iets ongewoons tracht te brengen, dan zijn de gedachten hierboven er het voorbeeld van. Ik trachtte die gisteren op de middag duidelijk te maken aan een jonge man van veertig. Hij keek vreemd op. Ik denk niet dat hij me gevolgd heeft, dat hij heeft ingezien dat de fysica een grote sprong heeft gemaakt en op een ander niveau is terecht gekomen, en niet alleen de fysica, ook de geneeskunde, ook de kennis van de Kosmos: het aantal planeten dat ineens is opgedoken en de mogelijkheden van leven erop. Waarom zou er dus geen vernieuwing mogelijk zijn op andere vlakken. Anderzijds vrees ik dat er iets aan het broeden is in de omgang van de mensen met elkaar. Ik waag het niet hier vooruit te denken, besluiten te trekken.
Ik buig deemoedig het hoofd, ik trek me terug in mijn cel in mijn Cistercienzersabdij, het liefst in Le Thoronet, diep in het zuiden; maximaal afgezonderd, een soort voorgeborchte van wat mij te wachten staat, en ook jullie. Ik denk dan aan het voorgeborchte dat Dante ontleend had aan de Kerk van toen, waar hij wandelde in het gezelschap van Homerus en Ovidius, Horatius, Lucanus en Vergilius. Los en ongedwongen hij er zich voelde in dit verheven gezelschap als een onder hen.
Ik zou in mijn cel George Steiner meenemen, Stefan Hertmans, Maurice Gilliams, Boris Pasternak, om er maar enkele te noemen, maar ik zou er ook anderen kunnen meenemen, een Robert De Telder, de Bijbelman, een Fabre d’Olivet, de man die schreef dat het naar de geest is dat we keren zullen, een Immanuel Velikovsky die de Oudheid op zijn kop zette. Ik zou honderd boeken kunnen noemen die ik in mijn cel om me heen zou opstellen, ik zou ze blijven lezen zonder ze te openen en de wereld buiten de muren van mijn cel, vergeten.
Wat ik hier schrijf zijn morgengedachten van een man op leeftijd die de dagelijkse wereld ontvluchten wil, niet dat hij moe geleefd is, maar omdat hij met angst bijna, vooruit ziet naar wat er gaande is onder de gemeenschappen van mensen en wat hieruit kan voortkomen.
09-02-2020, 07:31 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-02-2020 |
Evolutie |
Ik was niet uitgeschreven gisteren, niet half. Na al wat ik reeds gezegd, geschreven en zelfs heb herhaald, wou ik er nog aan toevoegen dat Ik de indruk heb al genoeg gefilosofeerd te hebben in mijn leven opdat ik het vandaag even over een andere boeg zou gooien en binnentreden in een andere wereld, een soort virtuele, deze van de kwantum fysica die ons een omgeving voorschotelt, wars van alle hoogdravende filosofische beschouwingen over wat de mens is, hoe hij denkt en handelt, en hoe en naar wie of wat hij op zoek is.
Een onwezenlijke omgeving of wereld, schijnbaar onbestaande, want onzichtbaar. Nochtans een wereld die altijd bestaan heeft, waar de BIg Bang mee begonnen is en die nog altijd bestaat. Voorheen, in den beginne, was het de enige die er was, daarna is geleidelijk aan, de tastbare, zichtbare wereld gekomen, is de aarde ontstaan met zon en planeten en eindeloze, ontelbare sterrenstelsels. Maar er was niemand om er van te getuigen tot de homo sapiens opdook, de mens die de zichtbare wereld ontdekte waarin hij leefde én, vermoedde dat er in die zichtbare wereld een andere wereld schuil ging, deze van God. Wat nu gebeurt is de ontdekking van die ‘oorspronkelijke’ wereld die de naam kreeg, niet deze van God, maar van de New Physics. Hoewel er geen verschil is tussen beide werelden.
Het is deze wereld die er altijd geweest is die de homo sapiens geleidelijk aan is aan het ontdekken. Hij treedt binnen in ons dagelijks bestaan, dankzij de verworven kennis ervan kunnen we elke plaats op aarde contacteren en er visueel gaan vertoeven op elk moment dat ons gunstig lijkt.
De vraag die ik me stel, en deze is cruciaal, deze oorspronkelijke wereld, deze van de Nieuwe Fysica gaat die ooit onze ‘oude’ gedachtewereld binnen treden, gaat die er zich ooit mee vermengen en alle filosofische en religieuze gronden aantasten en tot in het diepste ervan beïnvloeden, zodat er niet alleen een nieuwe fysica maar ook een nieuwe denkwereld zal ontstaan.
Anders gedacht en anders gezegd de wereld van de kwantum fysica, de wereld van het onzichtbare, de wereld achter de wereld, die nu ingeschakeld wordt in ons dagelijks bestaan, zonder dat we er voorheen ook maar iets vanaf wisten, gaat die ook de wereld van onze gedachten bepalen, vooral dan wat het leven, wat het sterven betreft?
Is de volgende stap die de mens te zetten heeft, de stap naar een andere, meer ingrijpende spirituele instelling, de stap naar de homo sapiens, sapiens - misschien had Teilhard de Chardin die al op het oog - een mens die we nu nog niet kunnen omschrijven met woorden omdat die woorden nog niet te vinden zijn?
Ik weet het, ik ga heel ver nu. Ik overschrijd de grenzen van het welvoeglijke, van het normaal denkbare. Ik zet hiermede een stap in de richting van een toekomst die eeuwen ver voor ons ligt, tientallen eeuwen misschien. Wat onlogisch is zo ver vooruit te kijken.
Het is dus wachten of de mens die gegroeid uit de aap, over de mens heen, evolueren zal naar de nieuwe mens, de spirituele mens.
Tenware we op een keerpunt gekomen zijn en de andere, tegengestelde richting zouden inslaan. HIeraan denk ik echter niet. Nooit.
08-02-2020, 07:57 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-02-2020 |
Het gevoel dat er iets 'in meer' is. |
Hoe komt het dat velen aanvaarden van stof te zijn en tot stof terug te keren, en hoe komt het dat ik me er met de moed der wanhoop tegen verzet; dat ik dit absoluut niet aanvaarden kan; dat ik een totaal andere bestemming uitdragen wil die me brengt op de rand van het on-indenkbare.
Hoe ben ik ertoe gekomen? Wie was ik als kind, als knaap, als jonge man, opgegroeid in een landelijke - eerder achterlijke - omgeving tussen weiden met bloemen en bossen zonder paden, en abelen in de beemden en weegbree en smeerwortel en ereprijs en sint-janskruid en zovele andere bloemen en planten in de stiltes van wat de dagen en de seizoenen waren.
Ik heb dit allemaal in mij opgeslagen: en vlinders en bijen, en eksters in de bomen en merels in de hagen, en meesjes, en eieren in de nesten, en meikevers op de bladeren van eik of beuk, en de geur van de meidoorn in de lente, en kastanjes en hazelnoten.
Een wereld van kleine en grote wonderen die ik zag gebeuren en aanvoelde. En ik zou moeten geloven dat er, achter dit alles niets in meer schuil ging; dat dit alles er zo maar gekomen is, zo maar, zonder een diepere ondergrond, een vaste reden van zijn.
Want al dit dat ik te zien kreeg en maar een peulschil was van al dat er te zien was, waren dingen om onze geest te openen, om ons duidelijk te zeggen, wat je ziet, is maar het uiterlijke, is maar een verwijzing naar het innerlijke dat het wondere van het leven is. En het is dit wondere waar het om te doen is.
Heb ik dit zo gedacht in mijn jeugd? wellicht niet. Een leerkracht van het college die ik ontmoette op het strand in Koksijde, lang nadat ik het college verlaten had, zegde me eens dat ik een persoon was die van iemand achteraf zeggen kon dat hij een wollen sjaal droeg, maar niet welke kleur die sjaal had. Ik was een zoeker naar het innerlijke.
Er was een basis, een humus in mij, die er toe leiden zou dat ik van daar uit vertrekken zou op mijn pelgrimstocht naar iets dat er noodzakelijkerwijze moest zijn maar niet te bepalen was met woorden. Wel hadden velen er een naam voor, maar jij vond dat dit ‘in meer’ niet te noemen was.
Zeker is dat ik meer een kind was van de natuur dan een kind van mijn ouders én, dat ik misvormd ben geweest om hier rond te lopen in deze wereld. Ik denk nu dat mijn plaats was, ergens in een cel in een oude, romaanse abdij, er eigenwijs op te groeien, wel gehouden aan bepaalde regels maar vrij te mogen denken in de richting die ik zocht. Dit ware ideaal geweest; maar idealen zijn er om niet gevolgd te worden, enkel om erover te schrijven, ik zou het zeker niet volgehouden hebben.
Het feit van mijn dagelijkse blog is er in elk geval een uitvloeisel van, het is mijn binding met de natuur, die een binding is met het kosmische die mijn wereldbeeld heeft gevormd, ondersteund door bepaalde boeken die mijn wegen hebben gekruist, om uiteindelijk aan te komen waar ik me nu bevind en te verkondigen, met fluiten en trommels – des fifres et tambours - dat er Iets in meer moet zijn, Iets dat enorm is, onoverzichtelijk is, onverklaarbaar is.
Het Zijnde, dat van de Geest
07-02-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-02-2020 |
Woorden, en de dood. |
Woorden kunnen bloemen zijn, een tuin vol, een weide vol , een bos vol maar dan met speenkruid, met druifhyacint, met ranonkel; ook met distels en netels. Woorden kunnen alles zijn. Kunnen, naast elkaar geplaatst een wereld zijn, een afgaande of een stijgende, verrassing of ontgoocheling.
Ik denk vanuit mijn voorgevoelens dat ze voor het ogenblik meer ontgoocheling zijn dan wat anders. Er zit een loomheid in wat ik schrijf, de ouderdom is er binnen gegleden en deze wijkt niet meer. Wat ik ook betracht ik vind de vorm, de kleur niet meer om (me) te behagen. Vooral gisteren niet, er zijn van die dagen, er zijn van die momenten, je zoekt ze niet op, ze overvallen je en ze houden je in hun greep. Je bent jezelf niet meer en hoe sta je er uit op?
Destijds zocht ik een boek, het mocht de Bijbel zijn, het mocht het Boek van Job zijn en verloor ik me op een andere wijze, voelde ik me Job of voelde ik me Elihoe die maar wachten bleef om het woord te krijgen. Ik vond heil bij anderen. Vandaag zijn het de boeken zelf die me lezen en ik tracht te bedenken wat ze wel zouden kunnen vernemen van mij. Veel zal het niet zijn, tenware ze gingen kijken naar wat er al staat.
Er nog iets aan toevoegen wordt moeilijk, ik mis spontaneïteit. Ik voel me zoals de in elkaar gewervelde takken of wortelingen van de foto van een paar dagen geleden, of beter nog als een bol wol - de streng wol die ik houden moest met beide armen en die moeder oprolde tot een bol. Ik ben die bol gedachten die niet meer uit elkaar te halen zijn, ik ben meer zelfs, ik ben de bladen van de boeken, opgesteld in de bibliotheek van de abdij van Mafra - ‘El Convento’ van José Saramago - de boeken die ik er zag overvielen me. Boeken die niet meer geopend worden, een dode massa, de bladen dicht gegroeid, denk ik. Woorden die geschreven werden, de schrijvers ervan vergeten voor de wereld. Wat ons aller lot is: wachten om vergeten te worden, de naam herleid tot een vermelding in een oud register.
En toch gaan we verder met schrijven. Herman Brusselmans met een grote regelmaat zelfs, schijnbaar onuitputtelijk. Iemand die marathon na marathon loopt en niet buiten adem geraakt. Bewonderenswaardig zou ik durven zeggen. Ik zal hem wel niet lezen, maar ik hoor dan anderen, en niet de minste, Mia Doornaert, die hem lezen zullen.
Wellicht, zit hij, zoals ik nu, voor zijn klavier en laat hij de woorden, zoals ik, op zich afkomen om ze te nemen en neer te zetten in een vorm, de woorden eigen. Eens schrijft hij, misschien, ooit een boek dat de wereld verbazen zal, en schrijft hij dit boek niet hij draagt het in potentie in zich want hij verbaast ons als veelschrijver en als dusdanig is hij een figuur, staat hij in de media in het centrum van de belangstelling en wat kan men meer verwachten als schrijver.
+
Ik las in ‘De Morgen’ van 4 februari dat ‘de Frans-Amerikaanse cultuurfilosoof, literatuurwetenschapper, criticus en essayist George Steiner’ maandagavond 3 februari overleden is in zijn woning in Cambridge, Verenigd Koninkrijk. Hij was van het jaar 1929, twee jaar jonger dan ik.
Hij was én een veelschrijver als ik kijk naar de boeken die ik heb van hem, zijnde een deel maar van de boeken die hij schreef. Hij was ook een groot schrijver, ‘zijn’ werken wegen heel zwaar in de geschiedenis van de Literatuur, het zijn alle onmiskenbare hoogtepunten.
De omstandigheden hebben gewild gewild - en ik dank de omstandigheden - dat ik hem geciteerd heb, in een gedicht dan nog, de dag voor zijn heengaan. Zou hij toen ook, zoals ik, gedacht hebben aan wat hij ooit geschreven had over de verrassing die de dood zou zijn?
Of hoe iets gebeuren kan.
06-02-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-02-2020 |
De dofheid soms |
Ik ben een ander persoon als ik schrijf, ik ben veel ruimer van geest als ik schrijf, losgelaten in een landschap dat geen grenzen kent of kennen wilt, waar ik beschik over de vrijheid te zijn wie ik zijn wil.
Wie is het dan die schrijft en in welke mate is wat hij schrijft realiteit of fictie? Weet ik het zelf wel, eens het geschreven staat?
Ik weet enkel dat wat ik schrijf het product is van mijn gesprek met mezelf en ook, dat de oude man, zoals ik me gisteren zag - ook vandaag - geen andere keuze heeft dan verder te gaan met wat hij, eerder lichtzinnig dan wel overwogen, begonnen is tien jaar geleden.
En niet alleen dit dagelijkse bloggebeuren maar hij wil ook Dante’s Inferno herschrijven. Hij wil dus nog heel wat, se innanzi tempo, grazia a sé nol chiama[1].
Want dit is heel wat werk dat hij in het zicht heeft, heel wat dagen dat het hem vergen zal, heel wat opofferingen. Het wordt een gevecht met de tijd, trouwens, al wat hij nog volbrengen wil is deel van dit gevecht met die oude man.
Hij heeft er nooit aan gedacht dat hij de leeftijd zou bereiken die hij nu heeft, het is hem in de schoot geworpen al heeft hij het niet gevraagd. Vele vrienden zijn al heen gegaan. Ze staan vóór hem, allen samen opgesteld, wachtende op zijn komst. Ze zien hem bezig en vragen zich af, wellicht meewarig, of ik niet inzie dat de tijd erases everything, zelfs de herinneringen worden niet gespaard.
Hij zegt hen van hieruit, dat hij het wel weet, maar wat hij doet is sterker dan hemzelf, hij kan niet anders zelfs al zou hij het willen. Wat hij doet zit hem in het bloed, vloeit in zijn aderen, lijk de sappen in de bomen die op het ontluiken staan, het is zelfs al zo ver.
Maar hij voelt hun meewarigheid, hun neerzien op hem van uit de hoogte en hij bekent ootmoedig dat er bij hem ogenblikken zijn die er beter niet zouden zijn.
Zo heeft hij gisterenavond een ‘dafalgan forte’ genomen, iets wat hij zeer zelden doet. De medicatie werkte door tot ver in de morgen, misschien nu nog, nu hij zijn gedachten tracht te ordenen, afgestemd en gedragen door die versregel van Dante die al enkele dagen in zijn hoofd hangt.
Er zelden nog uit weg is.
[1] ‘Indien voor die tijd, de genade (la grazia di Dio)hem niet tot zich roept. (Inferno XXXI, 129).
05-02-2020, 06:54 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-02-2020 |
De andere oever. |
Je weet, dacht ik deze morgen, dat de andere oever niet ver meer af is, maak je klaar voor de overtocht. Weet dat je niets van al wat je vergaarde, van al waaraan je gehecht bent: je boeken, je tekeningen, de stenen en stukken wortels die je meebracht van je reizen, dat je niets van dat alles meenemen kunt, dat alles wordt achtergelaten, en verspreid zal worden in andere handen, in andere kamers.
Weet dat na jou, de wereld even vol zal zijn, maar leeg van jou, van je schrijven, van je dromen, van je kijken naar de bomen, naar de meesjes en vinken die afkomen op de bollen zaad die je ophing in de rozelaar voor het raam. Enkel nog wat je achterliet zal zwijgend vertellen over jou.
Aldus, onthecht je van al wat je bezit en schrijf, schrijf; dit is het enige dat je bezitten kunt, totaal bezitten kunt, en waaruit je nu bestaat. Dit is van jou en van jou alleen. Al hebben wel vele anderen bijgedragen om te schrijven wat je schrijft, de vormgeving, de wijze van denken en uitdrukken ben jij.
Daarna zal er van jou de stilte zijn, de bevreemdende stilte. Maar schrijf nooit dat de andere oever nog ver af is en dat je nog een groot pak dagen hebt. Schrijf dus en laat niets je ontmoedigen, laat niets je in verwarring brengen.
Je tijd is daar om je Bernardus[1] te herinneren wat hij hierover vertelt, je hebt het wel ergens opgetekend in een van je dagboeken, toen Bernardus je aanzette tot schrijven, en je hem opzocht, niet in de kerk van Vézelay waar hij de kruistocht predikte, dat was een andere Bernardus in hem, maar in de abdijkerk van Fontenaye waar je hem ontmoette in de schemerstilte, toen je de kapiteelversiering zag op de eerste kolommen, links bij het binnenkomen in die grote donkere ruimte met het lichtpunt in het oosten. Je hebt toen begrepen dat daar waar de versiering van de kapitelen ophield, met de tekening van de halve cirkel nog klaar gegrift om te worden uitgebeiteld, Bernardus is langs gekomen en gezegd moet hebben aan de beeldhouwer die het kapiteel een meer speelse vorm wou geven:
‘Stop ermee, geen versieringen die ons gebed kunnen storen, de ruimte hier is van Hij die is, van Hij die de totaliteit is van het Zijn, van Hij die ons levend houdt en het is in zijn geest dat we ons verliezen moeten’.
Jij ook, je hebt geen nood aan versieringen, geen nood aan boeiende gebeurtenissen, er zijn er trouwens geen geweest in je leven en je wenst er geen dramatische uit te denken om eraan toe te voegen - zoals het gebeurt in de wereld van de literatuur - maar blijf optekenen wat je te binnen valt, zoals gisteren, geïnspireerd door een foto, over de kunst in het bos.
Je had er voorheen nog niet aan gedacht!
[1] ‘A l’oeuvre donc, sache que le moment est venu pour toi de tailler dans le vif, étant admis que celui de la méditation l’ait précédé. Si jusqu’alors tu n’as remué que ton esprit, il faut maintenant que tu remues ta langue, il faut maintenant que tu remues ta main. Ceins-toi de ton glaive, de ce glaive de l’esprit qui est le verbe de Dieu.’
Geciteerd door Fernand Pouillon in ‘Les Pierres sauvages’, Ed. Du Seuil, 1964.
04-02-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-02-2020 |
Kunst, deze van de Natuur. |
Er zijn van die kunstschatten die je vindt in moederbossen, tenminste zo je bent ingesteld op de kleine wonderen van de natuur. Peter Wohlleben, de man van ‘Het verborgen Leven van Bomen’, was dat eerst niet. Hij heeft pas later, zegt hij, de schoonheid van oude, verweerde bomen ingezien, maar van dan af heeft hij de bomen anders gaan beleven, zijn de bomen museumstukken geworden van het bos.
En niet alleen de bomen, ook wat er nog van rest. Hoe de wortels - ik had een ganse pagina gewild - ooit zijn bloot gekomen, daar waar ze liggen is me een raadsel, maar ze liggen er, open en bloot, in het licht van de dag en in de duisternis van de nacht. De vogels zijn er over, de mieren, de spinnen. Ik die er langs kwam heb er lang bij stilgestaan omdat ik ze zag als een werk van de natuur, Het was in een moeilijk toegankelijk bos in een weelderige begroeiing, van mossen en grassen en bloemen, midden struiken en hoge bomen in elkaar gegroeid en met elkaar vergroeid, een getuige van het wondere leven van het bos.
Ook niet de minste aanduiding om te verklaren hoe dit daar gekomen is; uit welke plaats in de aarde. Waren het luchtwortels of waren het geen wortels maar in elkaar geweven takken van boom of struik? Velen zouden er aan voorbij zijn gegaan, het eigenaardig schone ervan onopgemerkt, niemand zou er ooit over gesproken hebben. Het was op een plaats waar zelden iemand komt, maar wij waren er alsof we er geroepen werden. We hebben de brede geul in het bos overgestoken, zijn over de neerliggende stam van een verdorde spar gekropen - we zochten ‘chanterelles’ en boleten - en vonden het werk, zoals het er lag in het licht.
Het ligt er wellicht nog, onaangeroerd na al die jaren.
We hadden het willen meenemen, we hadden het willen houden, het neerleggen in de tuin naast een bonsai, naast een stuk rots begroeid met mos en lichen of, het ophangen aan een buitenmuur, maar het was niet los te wrikken, het zat vast in de grond, de aarde liet het niet los. Neen zegde het bos er omheen, neen, dit is een deel van ons, een schoonheidsvlek, die niet weg te nemen is.
Zo hebben we het begrepen. We zijn er van weggegaan, ik weet nog goed de plaats in het bos, zoals ik nog de plaats weet waar ik chanterelles vinden kon. Waar het nu nog liggen moet, midden andere kunstwerken in het bos, in alle bossen van de wereld.
Als ik dan denk aan de bossen van Australië en er zijn ook deze van Brazilië die in de vlammen opgaan, welke onmetelijke kunstwerken zijn daar niet vergaan tot as, verloren voor de kinderen van de wereld. Geloof me, mijn oud hart heeft er moeite mee.
Het boek, ‘Het verborgen leven van de bomen’ was een geschenk. De foto’s erin vormen een museum van de natuur. De foto’s die ik binnen krijg van ‘Pinterest’ zijn even sprekend, zijn levende kunstobjecten, bijna-ontstellend mooi en hoogst verrassend.
Mijn God denk ik dan, wat doe ik met het werk van de mens Jef Koons, of wat met vele van de hedendaags werken opgehangen of neergezet in onze musea?
Een feit is zeker een hedendaags werk uit het SMAK kan niet opgehangen worden in een bos; de wortelstructuur hierboven kan wel opgehangen in een museum, niemand zal er zich aan storen.
03-02-2020, 06:15 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |