 |
|
 |
|
|
 |
24-10-2021 |
Mahler in de morgen. |
Ik ontwaak met Mahler, wat uitzonderlijk is zo vroeg in de morgen, maar dan toch een groot moment, een pure verrassing - wat bezielde KLARA? - een Mahler zoals ik hem leerde kennen, meer dan zeventig jaar geleden, toen ik ‘Das Lied von der Erde’ voor het eerst hoorde, er niets van begreep, maar voelde dat het iets enorm was, iets totaal nieuw, nieuwer dan ‘le Sacre du Printemps’ die ik had leren kennen dankzij de film ‘Fantasia’ van Walt Disney. Een film die ik tweemaal na elkaar zag, in Aalst, op de dag dat ik er medisch onderzocht werd en goed bevonden voor mijn militaire dienst.
Het was niet alleen mijn kennismaking met de geplogenheden van het leger maar ook mijn intrede, mijn overweldigende intrede in de wereld van de klassieke muziek, van Ponchielli tot Moessorgski, tot Dukas, tot de wondere Bach en Beethoven, tot Tsjaikovski én, Strawinski en zijn ‘Sacre’.
Mijn God, mijn toeverlaat, wat een spektakel het was, alles was nieuw voor mij, totaal nieuw, een wondere klankenwereld die ik niet kende, die niets gemeen had met mijn muziek van toen; maar muziek die van dan af mijn leven heeft veranderd.
Gustav Mahler is later gekomen, heeft me in het begin heel wat moeite gekost om hem te aanvaarden, maar een vriend, ik noemde hem al, Leonard Hoendervangers, hij woonde in Kapellen aan de grens met Nederland, die vriend was vol van hem, hij kon er niet over zwijgen, hij zwoor bij Mahler en ik heb hem hierin gevolgd na een tijd, na ettelijke malen das Lied von der Erde en zijn andere liederen gehoord te hebben.
En deze morgen, de slaap nog in de ogen, voluit, met hoorngeschal en pauken, de stem van de alt erboven uit:
Schon winkt der Wein im goldnen Pokale, Doch trinkt noch nicht, erst sing ich euch ein Lied! Das Lied vom Kummer soll auflachend in die Seele euch klingen.Wenn der Kummer naht…
En ik dronken van de klanken en van de herinneringen, mijn kennismaking met ‘Das Lied’, hoe die tot stand gekomen is, wat het me gekost heeft om vertrouwd te geraken met zijn muziek. Hij is een baanbreker op dat gebied, meer nog een revolutionair, een zonderling, een wonder iemand en zijn muziek, zijn klanken zijn enig, vol kleur en spanning; zijn gebruik van soorten instrumenten is overrijk, is alles beproevend, is verrassing bij hem. Hij staat er alleen als componist, even alleen als Eric Satie die het zuivere tegengestelde is van Mahler.
Wat een mogelijkheden die ons geboden worden, aankomen in een wereld van klanken onderlijnd met woorden of omgekeerd, en erin opgaan, er zichzelf in verliezen. Woorden en klanken verankerd voor eeuwen en voor de zoveelste maal binnen geschoven in je leven.
Of het geluk dat ik ken, mijn morgens te beleven, te ontwaken en binnen te stappen, in de wereld van een Mahler, een Beethoven, een Ravel, dat een binnenstappen is in mijn jaren, getekend door mijn ontmoetingen met het werk van die componisten en van vele anderen, zoekers zoals ik, naar de diepere zin van het leven. Waar jullie die me lezen, voortdurend mee geconfronteerd worden.
En nu, zoals jullie, in de dag, binnenstappen in mijn woorden, ben ik binnengestapt in de muziek van Gustav Mahler. En Mahler ook, is een zoeker. Hij is geen ‘Freude, schöner Götterfunken, Tochter aus Elisium, Wir betreten feuertrunken, Himmlische, dein Heiligthum’. Hij zwerft niet uit in de richting van de Negende van Beethoven. Hij is van de aarde en van de mens op aarde en zijn binding met het leven op deze aarde. Elk woord is ervan doordrongen, de zorgen ervan de donkere kanten ervan en ook de lichtende uitgelatenheid ervan. Google en de Gustave Mahler Stichting toont jullie de woorden van ‘Das Lied’, poëzie vertaald uit het Chinees eerst naar het Frans, daarna he door Hans Betghe naar het Duits, waar Mahler heel dankbaar gebruik heeft van gemaakt.
En hoe voldaan ik me voelen kan: ruim te leven in de wereld van de muziek en van het woord; de wereld waar ik me elke dag in ophoud en hoe begeesterend als ik mijn dag kan beginnen met Mahler, zoals vandaag of, met Grieg of Bartók of Vivaldi om daarna af te dalen in de boeken van Julian Barnes en te verdwijnen, opgenomen in wat ik schrijven ga.
Opgenomen in mijn tijd, de tijd die het me vergt.
24-10-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-10-2021 |
Het bos in gedachten. |
Ik ontwaak uit een nacht van regen en windstoten, eigen aan de herfst die zijn tentakels heeft in mijn lichaam en vanmorgen, enigszins tot in mijn geest is doorgedrongen. Ik wil mijn geschriften van de vorige dagen ver achter mij, want wat ik vandaag het liefst zou doen is een verhaal schrijven, een verhaal voor grote mensen. Voor kinderen schreef ik er een over een reiskoffer met koperen hengsels en geheim slot, jaren geborgen op zolder onder het stof, maar het einde van het verhaal was niet het einde dat ik wenste, het was gekopieerd op de geest van - ja van wie? - gevangen in een fles die eens bevrijd vele dingen vermag; die van mij wou ik gewoon bevrijd. Het was de geest van Antigone die haar broer Polinice begroef, al wist ze dat het haar dood betekende. Het zou een Antigone in meer geweest zijn na al de ‘Antigones’ beschreven door George Steiner[1].
Maar een verhaal voor grote mensen is niet mijn sterkte, trouwens de wereld zit vol met ‘faits divers’ die als verhaal verteld worden, voor mij is fictie de oplossing, een verhaal dat zich afspeelt in mijn verbeelden, maar dan eerder in de diepte dan aan het oppervlak, zo over het bos waar ik was, zonder er te zijn, of, ik was er wel maar zonder het bos, zodat ik er niet was.
En toch, ik, gefascineerd door bomen in het bos omheen mij, vanaf mijn kindsheid, zodat ik kan spreken met hen. Je zegt zo iets: het kan gebeuren, het kan dat je, je opgenomen voelt, vastgehouden door de bomen, bomen om je goed bij te voelen, terwijl bladeren, als delen weemoed, in alle traagheid neerdwarrelen om je heen in een wondere stilte, deze van je dagen, alles gezegd zijnde.
Jij ook een deel boom geworden, meer boom dan de ‘ik’ in jou. Hoe het kan weet je niet maar het is een gedachte die je houdt kijkend naar de bosjes salomonszegel aan je voeten die een boodschap hebben voor jou. Zoals je las van Jacques Lacan dat hij, kind zijnde, op een dag in de zomer gefascineerd werd door de weerkaatsing van het licht op een conservenblikje op het water en dat hij de nette overtuiging kende dat het blikje hem fixeerde en een boodschap had voor hem. Zo dacht jij dat de salomonszegel je iets te vertellen had over hoe je dagen waren, en hoe de herfst zich nestelen zou in jou, voor een tijd nog, naar de winter toe en naar de lente. Jij het geloven wou, het in de handen hield als een belofte voor je schrijven tot over de winter de lente in. En de wind in de bomen, de bladeren die bewegen, en je denkt aan de jonge Zhivago die voor een boom stond, en de boom beval zijn bladeren stil te houden en zag dat de kruin gedurende een korte tijd beweegloos bleef. Zo wist Boris Pasternak. Jij wou dat niet vragen, jij wou het houden zoals het was, het ruisen een gezang voor jou dat je mee kon nemen waar je ging of waar je je ophouden kon, zelf boom zijnde, neerkijkend op de man met de witte haren die daar, verloren en verlaten, te kijken staat naar en bosje salomonszegel aan zijn voeten.
Die er staat, vergroeid met de aarde en de geuren van de aarde, alles omvattende met de geest, van mos tot struik tot boom, tot water en tot lucht en hij het leven voelt het leven in hem dat ook het leven is van het bos in de velden, van de velden in het heuvelende landschap, met er boven de zon verscholen achter de wolken en de sterren, wachtend op het licht van de nacht, zoals hij wachtende is op de woorden die hem omkringen en hem bevruchten, hem bevloeien lijk water.
Jij, je weet niets van wat is, noch van wat komt, je staat er als een boom gegroeid in de aarde, stil, ademend, de armen uitgestrekt om het leven te omhelzen, te koesteren, te bezitten en uit te dragen, zelfzeker en onaantastbaar.
Je zult er lang verblijven, je zult al wat van de Kosmos is in je opslaan, je ermee vermengen om ook Kosmos te zijn, tot je ontwaken zult tot het ‘ganz Andere’, dit waar Horkheimer het over heeft.
[1] George Steiner: ‘Les Antigones’, traduit de l’ Anglais par Philippe Blanchard. Ed. Gallimard, 1986.
23-10-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-10-2021 |
Eens we weg zullen zijn. |
Onze gedachten behoren tot de Kosmos’, een gewaagde stellingname waarmede ik gisteren eindigde. Het scheen me logisch, gezien wij er toebehoren, zijn ook onze gedachten er deel van. Dit is slechts te begrijpen als we ons zien als een massa deeltjes, verspreid over en verbonden met de andere deeltjes van de Kosmos, ver van ons of dicht bij ons. Ik heb er geen beeld van, zelfs geen vaag beeld van maar ik denk dat het zo is en dat mijn gedachten en herinneringen zich in die deeltjes, deze van mij, genesteld hebben.
Ik kan er niets meer over zeggen, het is een zoveelste ingeving waarover nagedacht kan worden, maar zoals ik gisteren besloot, als er waarheid in schuilt dan betekent ons sterven enkel het verlies van de controle erover. Maar dan, wat is het nut achteraf van al deze in de elektronen of in andere particules opgesloten elementen, leven die verder op een of andere wijze?
Hier stopt mijn redenering dus, tot mijn spijt.
Julian Barnes is veel voorzichtiger dan ik, hij gaat niet zo ver, hij haalt er de ‘New Physics’ niet bij. Hij zegt niet zoals Jean Emile Charon - mijn blog van 30 augustus 2021 - dat elke elektron van ons lichaam alle weten en alle herinneringen van ons bewaart. Ik herinner me in elk geval niet, het bij hem gelezen te hebben.
We houden het vermelde dus ‘en suspens’, als een mogelijkheid, ene die me passen zou, trouwens het is om deze reden dat ik ze hier heb achtergelaten.
Ik heb al meer dergelijke opvattingen naar voor gebracht, wellicht nemen jullie ze met het nodige korreltje zout. Het loont in elk geval de moeite er eens over na te denken, uit te werken of categoriek te verwerpen. Je weet dat ik jullie schrijf van uit mijn ivoren toren. Nu en dan komt er iemand op bezoek, ditmaal was het Julian Barnes, een schrijver die ik waardeer, een van de weinigen die ik nog frequenteer; een vorige was Cees Nooteboom die diepzinnige gedachten schreef waar ik naar opkeek, maar ook hij waagde zich niet om te spreken over het ‘au-delà de la mort’ op een wijze waarbij de Nieuwe Fysica wordt ingeroepen.
En het woord ‘wagen’ is hier wel gepast, Nooteboom en Barnes kennen een immens publiek, ze moeten veel voorzichtiger zijn dan ik in wat ze publiceren, hun diepste gevoelens houden ze voor zichzelf, of ontbloten ze enkel in hun gesprekken met vrienden op wie ze vertrouwen kunnen.
In mijn beperkte kring van vrienden kan ik me laten gaan, kan ik zeggen wat ik denk, zelfs al zou ik er naast zitten, ik loop niet het gevaar bekritiseerd of zelfs, uitgescholden te worden, Onder vrienden doet men zulks niet.
Ik blijf dus over met een gedachte die me regelmatig nog zal bezighouden: wat rest er nog van de elektronen van mijn broer Daniël, van mijn vader en moeder, van mijn beide grootvaders, van mijn vriend Guy Maeyens, van de velen die ik gekend heb en die zijn heengegaan naar de wereld der gedachten die bestaan zou, ergens: een nergens op aarde, maar een ergens in de Kosmos.
Of hoe we er naar snakken om een glorierijke opening te vinden eens we wegglippen uit het aardse, zegerijk.
22-10-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-10-2021 |
Het gedachtenveld. |
Ik kreeg gisteren een zin toegestuurd, volgens Julian Barnes,van uit het Universum en ik betwijfel het niet. Maar deze uitspraak kent gevolgen, want als ons gedachtenveld zich bevindt buiten ons lichaam, in een soort van elektron- of neutrino-gordel omheen de aarde of, verspreid over de ganse Kosmos, dan kan ons sterven geen impact hebben op dit gedachtenveld zelf, enkel het contact ermede wordt verbroken.
Dit is iets waar ik nog niet aan gedacht had, iets totaal nieuw en iets moois. Mijn gedachten blijven voortleven, blijven aanwezig, ergens, dat een soort van aards nergens is, om vroeg of laat opgenomen te worden door iemand anders en verder uitgewerkt door hem, zoals ik die gisteren geplukt heb komende uit het gedachtenveld van iemand voor mij. Zo zullen anderen na mij, ideeën putten uit mijn velden.
Is dit dan het bewijs van onze onsterfelijkheid? Want wie of wat zijn we eigenlijk? Het is niet ons lichaam, dit is ons uiterlijk, dit veroudert en sterft; maar innerlijk, wie zijn we als het niet onze gedachten zouden zijn?
Als het niet zou zijn de wijze waarop we kijken op onze aanwezigheid hier op aarde en de aanwezigheid van de aarde in de Kosmos?
Als ik dit schrijf dan redeneer ik als geïntegreerd deel van de Kosmos, dan is het, het deel Kosmos in mij dat nadenkt over wie of wat de Kosmos is of, de Kosmos zelf die zich vragen stelt over zijn eigen bestaan. Dit is wat ik afleid uit de stelling van Julian Barnes die ik onderschrijf: de Kosmos, het Universum is een peinzend iets, is ‘je pense donc je suis’. En wij, de peinzende mens zijn er om dit te bewijzen. Dit is de rol die we te vervullen hebben.
Ik verontschuldig me bij jullie met deze woorden die je te verorberen krijgt, bij enkelen zelfs, komende uit de nacht en vóór hun ontbijt. Anderen krijgen dit zo maar, verwacht of totaal onverwacht, voorgeschoteld terwijl ik er een ganse morgen heb aan gewerkt, vertrekkende van, ja van waar? Wellicht van de eerste dagen van mijn bestaan als ‘je pense donc je suis’, de dag van mijn geestelijke ontplooiing, mijn geestelijke ontpopping.
Moet ik verder gaan vandaag, is wat er geschreven staat voor de dag van 21 oktober 2021 niet voldoende om je dag te vullen, om je namiddag te kleuren terwijl de zon ondergaat?
Ikzelf heb me niet verveeld, geen fractie van een ogenblik had mijn leeftijd vat op mij, ik schreef, drijvend als een gedachtenwolk, boven de aarde, zoals op het schilderij, hierboven in de tekst ingekaderd, van Johan Souffriau. Het komt uit zijn ‘schilderdagen’, terwijl hij nu een metaal bewerkend bedrijf leidt.
Hem heb ik leren kennen via zijn vijver, die een stuk van mijn dagen werd, voor hem een groot stuk van zijn leven.
Uiteindelijk, moraliteit: onze gedachten horen tot de Kosmos.
21-10-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-10-2021 |
Julian Barnes: missing God. |
Een blog is soms een werk van dagen, de tekst wordt aangezet en dan, zoals het gebeurt op zij geschoven wachtend op het goede ogenblik om er verder mee te gaan of om hem binnen te schuiven in een andere aanzet. Het is een gedachtenproces dat nimmer stopt en opduikt vóór het eerste licht. Er is dus onvermijdelijk een overlapping niet alleen van ogenblik naar ogenblik maar ook van ogenblikken die terugblikken naar vorige ogenblikken, of blogs die binnendringen in vorige blogs of een aanloop zijn naar toekomstige.
Zo, na je ‘steenhistorie’ van de vorige dagen is er nog altijd Julian Barnes die in je hoofd speelt en wel zijn ‘Nothing to be afraid of’[1], zijn ‘funniest and frankest work ’ met de passage waarvoor je het boek uit zijn rek hebt genomen, waarin een specialiste ‘in consciousness’ weet te verklaren, dat er geen centraal punt is in onze hersenen, geen punt dat we zien kunnen als het ‘ons zelf’ en, dat onze notie van ziel of geest, moet vervangen worden door een ‘distributed neuronal process’. Wat betekenen zou dat de woorden die voor het ogenblik uit mij komen, niet herkomstig zijn uit dat kleine ‘ik’ in mij maar ‘emanating from the entire universe just doing its stuff.’
En Barnes, de grote, wijze Barnes gaat hierop verder, en dit ook is meer dan het overwegen waard:
‘… There is no separation between ‘us’ and the universe, and the notion that we are responding to it as a separate entity is a delusion’.
Het is voor mij altijd een invraagstelling geweest waar ik de gedachten haalde, om elke dag een blog te schrijven en, als er gedachten waren, hoe ik erin slaagde om deze om te zetten op een wijze dat anderen deze konden begrijpen.
Dat het ‘bevreemdend’ is - ‘weird’ zoals Barnes het uitdrukt - is ons duidelijk want dat er geen scheiding is tussen ons zelf en het Universum, op het vlak van het mini-minimale, is heel aanvaardbaar, maar dat mijn gedachten, met een absolute zekerheid, voortkomen uit het Universum dat handelend op zou treden, is moeilijker te aanvaarden, al ligt het wellicht dichter bij de waarheid dan dat de gedachten uit mij zouden voortkomen, want waar zouden deze alsdan gesitueerd zijn in mij?
Julian Barnes zelf is van oordeel, dat onze gedachten ingegeven worden door ‘the universe doing its stuff’, dus door wat binnenin het Universum actief aanwezig is, wat een boude uitspraak is maar wie durft die, als zijnde onmogelijk, tegenspreken.
De vraag is hiermede maar half opgelost. Alhoewel een tipje van de sluier schijnt opgelost, blijven we in een twijfeltoestand die zich uitstrekt naar ons eindpunt toe. Want als ons gedachtenveld zich bevindt buiten ons lichaam, in een soort van neutrino-gordel omheen de aarde of verspreid in de ganse Kosmos, dan kan ons afsterven geen impact hebben op dit gedachtenlandschap zelf, enkel het contact ermede is verbroken.
Ik trek hieruit geen conclusies. Ik weet enkel dat op het einde, een lichtende on-indenkbare, onvoorstelbare verrassing niet uitgesloten is, integendeel.
En Barnes, ik zegde het al, een wijs man: 'I don't believe in God, but I miss Him'.
[1] Julian Barnes : ‘Nothing to be afraid of’, Vintage edition, 2008. ‘A meditation on mortality and the fear of death, a celebration of art, an argument with and about God, and a homage to the French writer Jules Renard.’ Aldus Google hierover.
20-10-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-10-2021 |
Woorden en hun spel. |
De herfst is binnengedrongen tot onder mijn huid, het gevolg ervan is dat wat ik gisteren waagde te schrijven, vertederd door een stukje rots dat ik meenam, een souvenir aan betere, vollere tijden. Al was het maar une bagatelle, ik had er toch nood aan, de volheid van de herinnering voluit gebruiken om het te zien als een belangrijke gebeurtenis in mijn leven.
Wat het niet was natuurlijk, het was slechts een klein gebeuren dat ik nu volop in het licht wil plaatsen omdat me weinig anders - behalve het vallen nu en dan - overkomt in mijn dagen. Ook, omdat de kleine dingen, die we, bij momenten heel belangrijk achten, ons rust geven. Weet dus dat ik me goed voelde bij wat ik gisteren schreef. Een herinnering die herleefde in mij: een blik op een bijzondere plaats op de alp naar de Lona toe, hoog boven het dorp Grimentz, een plaats die leeft in mijn gedachten.
Het steentje is de tocht ernaartoe, houdt al de details van de weg als van de inspanning die gevraagd wordt. De wegel vanaf het donker gebrande kruis op de Marenda alp naar het zuiden toe dan de stroom over; verder naar het zuiden het pad volgend om daarna abrupt naar rechts te nemen, het pad in de bergflank, om, na een lange klim, eens boven op de Lona-alp, die fameuze plaats te bereiken.
Het steentje draagt al deze herinneringen, ik zegde het niet maar het heeft deze eigenschappen van de weg die ik neem, van de stroom die ik oversteek, van de lange wegel in de rotsen waar ik overloop en dan mijn aankomen boven, op de alp, met links van mij een moerassige plaats met een enorme variëteit aan mossen en lichen en bloemen, een droomplaats van de natuur.
Dit alles is die steen voor mij en ook, de verrassing van de sneeuw in augustus en het zicht van de sneeuwvlokken die hangen bleven op het blauwe van de gentiaan en het gele van de arnica.
Niemand weet dit, niemand leest dat erin, kan het zich indenken hoe het was. Voor hen is het een niemendalletje, een onooglijk iets, voor mij is het een stuk leven dat ik niet kwijt wil, dat me vergezellen zal tot het einde van mijn dagen; voor mij is het, wat ‘a rosebud’ was voor Orson Welles als Citizen Kane.
Was het waard hierover een weinig zeggende blog te schrijven en dan nnog een vervolg erop om de betekenis ervan op te hemelen tot waar jullie me waarschijnlijk niet meer volgen kunt?
Het is maar dat ik deze morgen toen ik ontwaakte, er niet aan dacht om er iets meer over te schrijven, integendeel het was aan Julian Barnes dat ik dacht, maar toen ik mijn blog bezocht, omdat ik er een ‘PS’ wou aan toevoegen, ben ik terug gaan zweven en heb ik in gedachten de plaats opgezocht en de weg ernaartoe; ben ik gaan neerzitten voor mijn klavier en heb ik de woorden gevolgd die lijk sneeuw in augustus, neerdwarrelden over mij. Ik werd erdoor opgeschrikt zo hevig was de vloed aan woorden, zoals je zien kunt nu.
Ik wil en ik kan, wat ik schreef en enigszins dubbel gebruik maakt met mijn geschrift van gisteren, niet deleten. Ik heb niet de moed ertoe, je hebt het dus te nemen zoals het er staat, zoals de Ugo die schrijft het heeft vernomen van mij.
Voor Barnes ook was het een probleem te weten vanwaar de gedachten kwamen die hij verspreidde. Bij mij komen ze vandaag uit mijn herinneren, echter waar dat herinneren zich bevindt weet ik niet. Laat ons stellen dat het van de Lona-alp kwam waar ik even terug naartoe ben geweest om er een heel bijzondere steen op te rapen, waar ik later - maar dat wist ik toen nog niet - op een dag in de herfst, ook de herfst van mijn leven, over schrijven zou.
19-10-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-10-2021 |
Een klein gebeuren en zijn gevolgen. |
Het is het schamele steentje, stukje rots, dat je raapte tussen edelweiss en gentiaan op de Lona-alp* in augustus en het sneeuwde. Je het bewaarde in een Chinees doosje gedurende jaren. Je bewaarde het om het dicht bij jou te houden, zoals zovele kleine dingen die je bewaart, die niet veel zijn maar dan toch een stille vreugde ze te hebben en ze in de hand te houden om er naar te kijken, om de schoonheid die verborgen is voor velen ervan te zien, een schoonheid die niet veel is vergeleken met goud en brokaat, maar het is een schoonheid die je trof toen je het raapte op de Lona-alp en het sneeuwde. Was het ook niet omwille van het ongewone van de sneeuw die liggen bleef op het blauw van de gentiaan en jij er stond met sneeuw in je haar, gelukkig er te staan op een plaats waar je zo dikwijls had gestaan, maar nu zo bijzonder was omdat het sneeuwde in augustus en omdat je in je hand het steentje hield, hoe weinig het ook was, het was veel voor jou, waarom weet je niet, zul je nimmer weten, hoeft ook niet, maar nu je het hield was het stukje van jou, en, heb je het bewaard als een relikwie - alles in je leven is relikwie geworden na al die jaren - je was het vergeten, zoals je zovele dingen vergeet. Maar je vond het terug, samen met een ander, nog kleiner steentje.
Nu je hart brak niet, maar je dacht hoe oneerlijk het weggeborgen te bewaren. Het meegenomen te hebben waar het lag tussen gentiaan en edelweiss, in het grote licht van de dagen erover en het verstopt te houden, terwijl er zoveel is dat er over te weten valt, het een geschiedenis mee kreeg van het ogenblik dat ik het vond en, een geschiedenis ervoor die niemand kennen kan: een splintersteentje, losgekomen, door de vorst misschien, van een moedersteen en meegevoerd door wind en water. Ik zie het zo zonder het te zien met de ogen, maar in gedachten het volgend weet ik hoe het kon gegaan zijn en hoe het er - waarschijnlijk - gekomen is tot ik het raapte en, van het ogenblik dat ik het hield het tot leven kwam, het een waarde verwierf alsof ik een goudstuk had gevonden. Werkelijk het ontroerde me deze morgen, ik dacht dat ik het misbruikt had door het op te sluiten, dat ik het een nieuwe kans geven moest, een hechte, stevige kans die het verheffen zou tot zijn eigenheid van stukje rots, een heerlijke kans.
Ik heb het gekleefd in een ander landschap waar het weliswaar weinig mee te maken heeft, maar ik kan het niet kleven op een wit blad met niets er omheen waar het vergaan zou van eenzaamheid. Ik heb er een tekening voor gesacrifieerd, heb er een passend deel uit weggeknipt, heb het op de lijnen ervan gekleefd, heb het een partner als steentje, meegegeven.
Beide verloren hun schamelheid, het zijn minstens gedroogde bloemen geworden, tronend op de lijnen van het schamele van mijn tekening.
*PS. Lona-alp op 2300m boven Grimentz in de Valais.
18-10-2021, 04:27 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |