 |
|
 |
|
|
 |
28-02-2015 |
NBB versus ECB |
Heuglijk of niet, te bewaren of niet, het is de laatste dag van de tweede maand van het jaar 2015 die ik ga inkleuren om simpelweg te zeggen, denkend aan Jan Smets die morgen Gouverneur van de Nationale Bank van België wordt dat Central bank-bankier zijn een angstwekkend beroep is in deze dagen. Monetaire wapens waarover de Bank, binnen het grondgebied van de nationale munt destijds beschikte, als daar waren, controle van de waarde van de munt, van de intrestvoet op korte termijn, van het volume van de geldcirculatie zijn, nu de Bank opgenomen is (en verzwolgen) in één Europese Centrale Bank, op het eigen territorium, niet meer beschikbaar. Dit territorium valt nu ten prooi aan de golfbewegingen hopelijk geen Kondratiev-bewegingen komende uit de Eurozone, en is de Bank, in haar eigen doen en laten, onderworpen aan de voor de Eurozone genomen beslissingen uitgaande van de ECB waarbij elke, vroeger bestaande mogelijkheid als central banker, wordt uitgedoofd.
Dit wat ik te zeggen heb, van uit mijn blog gelezen elke dag door een twintigtal lezers, aan Jan Smets, die ik alles in acht genomen - een vriend durf noemen. Wat echter zeker niet belet dat ik hem, uit ganser harte alle succes en alle gemoedsrust toewens, ook de vreugde te doen wat hij zeker goed zal doen.
Ik luisterde gisteren naar zijn uiteenzetting, schitterend, zoals hij is, over zijn beschouwingen naar aanleiding van het verslag 2014 van de Nationale Bank van België, en dit te Gent, de stad die hem en mij nauw aan het hart ligt. Ik ga niet herhalen wat hij gezegd heeft, enkel aan zijn uiteenzetting een paar randbemerkingen toevoegen.
Een eerste betreft de Openbare Schuld van de Landen van de Eurozone.
Het jaarverslag 2014 van de NBB publiceert hierover een veelzeggende Tabel. Belangrijk hierbij is dat we cijfers krijgen, én van de gezamenlijke Openbare Schuld van de landen van de Eurozone, uitgedrukt in % van het bruto binnenlands product - het bbp - én van elk land afzonderlijk. We weten dat de toename van de globale openbare schuld t.o.v. het globale bbp van de Eurozone zich heeft geaccentueerd sedert het begin van de Euro in 2002. Schijnbaar ik zeg wel schijnbaar - pas in 2010 werd dit een zorg voor de ECB en de Europarlementsleden. Want in 2010 pas, toen het duidelijk werd dat het percentage Openbare Schuld/bbp, op weg was om de kaap van 100% te bereiken, zijn de Europese leiders wakker geschoten en zijn ze gaan kijken waar de oorzaak lag van deze stijging, om tot hun ontsteltenis (!, ?) vast te stellen dat Griekenland met zijn 160% en Italië met zijn 120%, een zeer gevaarlijke zone waren ingegaan, ook Ierland, Portugal en Spanje hadden de 100% overschreden en België stond op het punt deze landen te vervoegen. Ondanks alle pogingen die, pas van dan af, gedaan werden om de stijging in te dijken of dan toch minstens te vertragen, is de toestand er allesbehalve op verbeterd. Voor alle Eurolanden samen, evolueerde de Openbare Schuld t.o.v. het bbp, van 62 % in 2007, tot 88% in 2011, tot 90.8 % in 2012, tot 93.1 % in 2013 om per einde 2014 op te klimmen tot 94.5% - ik ben niet de cijfers gaan opzoeken waar de lat lag bij het ontstaan van de Euro, maar ik vermoed dat dit rond de 45 à 50 % lag. De door de ziekte meest getroffen Eurolanden, zijn per einde 2014 : Griekenland 175.5, Italië 132.2, Portugal 127.7, Ierland 110.5, Cyprus 107.5 en, België 106.5.
Voor een beeld naar de toekomst, wijzen de negatieve inflatie die we thans kennen en de weinig beloftevolle vooruitzichten wat de economische groei betreft helemaal niet in de richting van een verbetering van de toestand wat de evolutie van de Openbare Schuld/bbp betreft, integendeel. Maar er wordt aan gewerkt om de banken meer liquide middelen ter beschikking te stellen, in de hoop dat hiervan gebruik zal worden gemaakt om de economie meer zuurstof te geven en vers leven in te blazen. Echter heel groot is die hoop niet, de NBB verwacht dat de economische groei van de totale Eurozone, die 0,8 bedroeg in 2014, voor 2015 en 2016 amper stijgen zal tot respectievelijk, 1,0 en (hopelijk) tot 1,5. Of hierdoor de inflatie oplopen zal tot de gewenste 2,0 %, en voorkomen zal worden dat het schuldratio niet verder zal stijgen valt af te wachten, het huidige ondernemersvertrouwen wijst in elk geval niet in de goede richting.
Ik laat deze cijfers voor wat ze zijn, en ook de economische en financiële toestand, maar als ik terugblik, vooral dan naar de evolutie van 2007 tot 2011, dan wil ik er toch op wijzen dat de goed betaalde verantwoordelijken van Europa en ook de ECB veel te laat hebben gereageerd op de evolutie die te lezen was in de toename van de globale openbare schuld van de Eurolanden en dat hun reactie, als beschermer van het Eurogebied, veel vroeger, en zeker in 2007 had moeten komen en niet in 2010/2011 als het te laat was. Er bestaat hiervoor, mijne Europese Heren, een term: schuldig verzuim.
Een tweede aspect dat ik er aan toevoegen wou is het aspect central bankpolicy of de poging waarover hoger sprake is, en die er op gericht is de banken meer zuurstof, meer liquide middelen te verschaffen. Ik hoorde aldus, dat begin 2015 door de ECB een programma werd opgestart - een aanvulling van het programma 2014 voor de aankoop van ABS en gedekte obligaties nu voor de aankoop van obligaties die zijn uitgegeven door overheden van het eurogebied, door agentschappen en Europese instellingen. Deze aankopen starten morgen en zullen in totaal 60 miljard per maand bedragen en dit, indien nodig tot eind september 2016 en in elk geval, tot de Raad van Bestuur van de ECB een duurzame verandering ziet in het beloop van de inflatie die in overeenstemming is met zijn doelstellingen. (Aldus het Verslag van de NBB over 2014, pag.77). Dit betekent dat, wat de ECB betreft de waarden die ze in portefeuille gaat nemen, in ruil voor de liquiditeiten in de markt, van een mindere kwaliteit beter ware meer risicovolle kwaliteit - zullen zijn dan deze aangekocht in 2014.
Il fut un temps, en dan denk ik aan mijn (gelukkige) tijd in de NBB, dat de Directie van de Bank uiterst kieskeurig was voor wat betrof de waarden die ze, in tegenpartij voor de door haar uitgegeven biljetten, aanhield. Toen stond er op de NBB-bankbiljetten nog vermeld dat ze betaalbaar waren op zicht. Wat ook de zin van de betaalbaarheid op zicht betekende, het kon, de Bank was bij machte die belofte te vervullen. Deze eigenschap van het bankbiljet in omloop, deze terugbetaalbaarheid staat vandaag niet meer vermeld op de ECB-Eurobiljetten, de ECB kan zich dus permitteren minder waardevol papier in tegenpartij van haar biljetten in omloop, aan te houden.
Is het een of ander teken aan de wand?
28-02-2015, 00:55 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-02-2015 |
Poëet uit de 10de eeuw |
Poëet uit de 10de eeuw.
Amper mijn blog geschreven moet ik denken aan mijn volgende. Onuitputtelijk moet ik zijn, telkens de zelfde woorden gebruikend in een ander verband, maar alle met een zelfde onderliggende betekenis. Zo gaat het nu eenmaal in het leven, in de dagen die zich ongeremd opvolgen, zonder rustpunt, zelfs geen vertraging, geen herademing, immer verder, tot aan de lijn die de horizont is. Een hulp is deze morgen Eddy Van Vliet die In zijn essay, Poëzie een pleidooi, de woorden aanhaalt van een Japanse dichter uit de 10de eeuw:
Ach dat men maar wanneer de ouderdom aankomt de deur kon sluiten en zeggen er is niemand thuis we ontvangen niet.
Ik zou zo iets nooit schrijven, ik ben niet de persoon die zich opsluiten zou om te vergaan in eenzaamheid, maar ik leef niet in de 10de eeuw, ergens in Japan, ik leef niet alleen, ik heb een echtgenote, ik heb boeken, muziek, vrienden en, ik schrijf. En als dit alles me niet zou voldoen dan heb ik nog de televisie. Ik leef, in vergelijking met de arme Japanse ouderling, in een weelderige omgeving en eenzaamheid is geen woord voor mij, alhoewel dit nog komen kan, men weet maar nooit hoe de dingen verkeren zullen. Ik vermoed trouwens heel sterk dat de poëet in kwestie de vreugde heeft gekend te schrijven wat hij schreef, misschien was het in een haiku vorm, misschien heeft hij honderden haikus geschreven, was zijn oude dag één lange haiku en wenste hij het sluiten van zijn deur opdat niemand hem zou storen bij het schrijven.
Oude man in het verre Japan, ik groet je eerbiedig, zoals ik mijn overleden vriend van gisteren heb gegroet. Ik weet niet veel van jou, kan enkel gissen hoe je leefde, oud geworden met een lichaam dat kraakte maar niet begaf. Maar je schreef, je geest kraakte niet, wat je ook moge geschreven hebben over zijn en half of niet zijn. Het is dankzij mensen als jij die me zijn voorafgegaan dat ik het geluk ken te schrijven, het geluk ken elke dag in afzondering te gaan om mijn vier- à vijfhonderd woorden te schrijven, zelfs om te zeggen: er is niemand thuis, we ontvangen niet.
Hoe ik me verbonden voel met allen die schrijven, die wakker worden voor het hanengekraai wakker worden voor de muëzzin om met de slaap nog in de ogen, luisterend naar de stem in hem en te schrijven alsof de woorden uit zijn vingers kwamen, uit zijn pols, uit zijn arm, uit zijn hoofd, uit wat is omheen zijn hoofd, de kreten van de geest van de oude man uit de 10de eeuw en van deze van ver voor hem als van ver na hem, tot Einstein toe, tot Jung toe, tot Van Ostaijen tot Eliot, tot Claus toe, in een woord, tot allen die nu op dit ogenblik ergens, waar ook, maar ergens aan het schrijven zijn, de aarde - die zijn zetel is, zijn geboortegrond, zijn plaats van afscheid - kerend naar het licht, onverstoorbaar zoals de man die hij is, onverstoorbaar bezig blijft, verankerd in het spel, dat van het woord is.
Vergeef me als ik je er mee storen zou, vergeef ook de oude man in mij die teruggrijpt naar wat is van een broeder in de geest, uit de 10de eeuw.
27-02-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-02-2015 |
De Bron (van woorden). |
Je denkt regelmatig, mijn bron is uitgedroogd en ik wil nochtans productief te blijven tot ver voorbij de lente, tot na de zomer en de herfst. Ik wil me aldus, schrijvend in leven houden. Ik voorzie nu al, alsof ik nog maar twintig was, wat ik schrijven zal als de herfst gekomen is, en verder nog in de tijd, als het ovenhuisje uit mijn droom, bedekt zal zijn met sneeuw terug, zoals het was en blijven zal in mijn herinneren. Terwijl, denk ik nog, er velen zijn die moe gelezen/geschreven, definitief de boeken al hebben dicht geslagen en zijn heengegaan. Een weelde dus die ik me zo maar toe-eigen, alsof ik onsterfelijkheid beogen zou wel te verstaan, enkel in mijn geschriften dan, die ik zie als mijn verlenging naar het erna, zoals Ciccolini spelen blijft in zijn erna, zoals er zovelen zijn die nog eens ter sprake komen, in stilte bewonderd, gelezen, beluisterd.
Zoals het gedicht dat ik terugvond deze morgen omdat ik het vinden moest - Bij het graf van Rilke, dat in potlood getekend staat, maar waarvan ik weet dat het van Willy Minten is een oud bankmedewerker van me - over zijn te jong gestorven zoon, een poëet, die begraven werd met een tak kersenbloesems op de kist waarin zijn lichaam was, toen er het stille vallen van de regen was bij zijn laatste tocht door de straten van Tienen.
Ik neem dit gedicht over onderaan mijn blog, met alle respect voor de vader en vriend die dit schreef toen de pijn hem te zwaar werd.
Een wereld van diepe gevoelens, opgeslagen voor de eeuwigheid. Of het wonder, waar Aristoteles het over had, dat in de mens schuilt en als te gewoon als normaal wordt gezien, terwijl in deze gevoelens het mysterie van het leven wordt toegelicht, in de kijker wordt gesteld, het zo hel verlicht wordt dat we er door verblind zijn zodat we niet meer zien wat er van is. Ik herhaal me, ik moet me herhalen om te noemen welk mirakel de materie ons verbergt als we doordringen tot de geest ervan, een doordringen dat nog maar een begin is want het doordringen is, a never ending story, tot voorbij het Higgs deeltje. Waar ben ik uitgekomen opnieuw, welke weg heb ik afgelegd om af te sluiten eens te meer en te wachten tot morgen om verder te gaan met wat gefezel, zoals dat van de vogels in de hagen, voor het licht opkomt?
En dit is het gedicht dat me werd toegestuurd, toen hij nog in leven was, getekend in potlood met wat zijn naam niet was, W.Verhegghe, geborgen in een uitgave van het Poëziecentrum Gent, Poëzie, een pleidooi, een essay van Eddy Van Vliet.
Bij het graf van Rilke in de bergen dacht ik aan jou, mijn zoon: jouw ziekte die ook hem kwam tergen weerkaatste er haar gruweltoon.
Ik weende bij dit dichtersgraf, liet er de mooiste woorden sterven. Ik weet: treuren is soms laf, maar hoe lijm ik van jou de scherven?
Je wou zo graag naar Zwitserland, je droomde van de hoge, witte sneeuw. Ik hou je nu niet langer bij de hand, je cirkelt boven mij en bent een meeuw.
Ik geef aan dit gedicht een nieuw leven en teken dit gedicht in grote genegenheid, met heimwee aan de tijd dat we samen waren, met de naam van de maker ervan, Willy Minten, een groot man en waardevolle vriend die er aan ontsnapte een dichter te zijn.
26-02-2015, 00:32 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-02-2015 |
Terugvallend op wat ik gisteren |
Ik val terug op wat ik de vorige dag(en) schreef, en mijn vraag hierbij, zijn dit maar wat woorden bij elkaar geplaatst, of is het een vorm van kunst die literatuur wordt genoemd? Het is nu wel niet aan mij om hierover te oordelen maar het is in elk geval wat ik beoog: mijn taal op een kunstwaardige en zelfs liefdevolle manier te behandelen en door te geven. Dit vergemakkelijkt misschien niet de vlotte lezing, bezorgt haperingen wellicht, zoals er soms haperingen zijn bij mij om de precieze opeenvolging van de woorden te vinden. Zo kan het uitkomen dat mijn werkwoorden zich niet bevinden op de plaats waar ze normal verwacht worden, wat dan in vele gevallen, zo niet in alle, te maken heeft met het ritme, omdat ik denk in een poëtische vorm en deze in mijn taal wordt opgenomen. Zo had ik een groot deel van mijn blog van gisteren als een gedicht kunnen weergeven, omwille van de gedachten die door mijn hoofd speelden: de zieke man en wat hij maar te eten had gekregen, de wind en de regen tegen het raam en Ciccolini, pas overleden, die Satie speelde.
Als je schrijven gaat met dergelijke beelden in je hoofd dan kom je onvermijdelijk uit waar je niet dacht uit te komen. Maar ik had ook geen enkele waarheid of vermeende waarheid te verkondigen. Ik liet me drijven op de golven van mijn gevoelens. En het waren deze sterk persoonlijke gevoelens die overheersten, met het gevaar dat deze niet op een gelijkwaardige wijze door mijn lezers gedeeld zouden worden. Want zij zijn niet, op een bepaald ogenblik in hun leven gaan slapen met het boek van Vittorini, dat bij mij een diepe indruk had nagelaten; hebben misschien niet geluisterd naar Ciccolini die Satie speelde; niet geluisterd naar de regen tegen het raam; niet gekeken naar de meesjes in de struiken. Beelden, gedachten en gevoelens die de achtergrond waren van mijn blog.
Schrijven is een vreemd iets, is wat ontstaat in de werkplaats van de geest - in of buiten ons - is zoals het beluisteren van de aanhef van een sonate die ons overvalt en meeneemt. Mijn God, vraag ik dan, wat is dit mooi gebracht, waar heeft de componist deze aanhef gehaald, deze eerste regel waaruit een lange sonate zal worden opgebouwd? Zoals ik elke dag een eerste zin nodig heb om mijn blog te schrijven.
Vanmorgen was dit niet anders, gelukkig kan ik zeggen van het woord dat het aanwezig is in mijn aderen.
25-02-2015, 00:06 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-02-2015 |
Niets is meer onbepaalbaar |
Niets is meer onbepaalbaar, soms, dan wat ik zal schrijven in de vroege ochtend, als ik opsta en het gordijn open schuit op het nog donkere laken, waar geen sterren staan, geen maan, geen teken dat van het leven is. Ik kan dus alle kanten uit, hoewel een flard is blijven hangen van het gesprek tussen VIttorini en zijn moeder die samen op bezoek zijn bij bewoners van grotwoningen. Zij die haar ronde doet om inspuitingen te geven en hij, de zoon, die haar vergezelt. En de moeder tot de zieke in de totale duisternis van de holte in de rots:
Che avete mangiato oggi? Ho mangiato una cipolla, la voce de luomo rispose. Era una buona cipolla, disse la voce della donna, Glielho arrostita nella cenere. Bene mia madre disse, dargli anche un uovo. Domenica glielho dato, disse la voce de la donna. E mia madre disse: Bene
Wat heb je gegeten vandaag? Een ui heb ik gegeten, antwoordde de stem van de man. En het was een goede ui, zegde de stem van de vrouw, Ik heb hem geroosterd in de asse. Goed zegde mijn moeder, geef hem ook een ei. Hij heeft er zondag een gehad, zegde de stem van de vrouw. En mijn moeder zegde Goed
Je draagt deze passage in jou sedert jaren: de ui in de asse en het ei dat hij s zondags gegeten had. En met dit beeld kom je naar beneden en in de kamer is er Aldo Ciccolini[1] die Eric Satie speelt, het perfecte paar in de morgen met de regen en de wind tegen het raam. Of hoe je leeft, hoe je de dagen eet en hoe je binnendringt in het mysterie van de dingen, met opgeheven hoofd, gedragen in dankbaarheid, of zoals gezegd op Klara: de oude man die nog piano speelde als iemand van vijfentwintig. Waarop je ooit vragen wou hoe Ciccolini gestorven is en het antwoord hierop: vraag me hoe hij leefde. Want er is geen afstand tussen wat het leven was en hoe het andere leven nu is, of Ciccolini, die nog steeds Satie speelt, la vita geen sordo sogno, maar een helderheid, een ritseling van klanken, aarzelend en vragend, teder en langoureus naar wat van het leven is.
Of, vraag je je af, is het wel Ciccolini die Satie speelt, of is het Satie die Ciccolini speelt?
Mysterie dat van de dingen is: zoals je hoorde dat het Satie was die aan zijn tafel was het in Le Lapin agileop Montmartre? - de mooie verleidelijke dienster heen en weer zag gaan, en hij zijn Je te veux, zijn wals die eeuwig is, toen componeerde, zijn noten neergezet op het tafelkleed. Dit is dan wat je schrijft: Ciccolini die de morgen is, dit voor de dag ingaat: de bezigheden, het schrijven, het herlezen en het aanpassen: Vittorini en Ciccolini, of de regen tegen het raam en regendroppels getekend lijk blaadjes vroege bloesems van de kerselaar over het raam gestrooid, terwijl in het vale licht, buiten in de tuin, meesjes onderste boven hangen in hoge struiken.
Of, hoe de dag begon en hoe hij eindigen zal.
[1] Aldo Ciccolini, 1925 2015 (1 februari).
24-02-2015, 00:35 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-02-2015 |
Elio Vittorini |
Heb nog het boek van Vittorini naast mij op de tafel: e cosí mi venne una scura nostalgia come di riavere in me la mia infanzia. Niets bijzonders ware het niet dat het ons allen overkomt op de meest onverwachte ogenblikken, dat een donkere nostalgie binnensluipt en we overvallen worden door wat was van onze jeugd. En hoe verder we vorderen in dagen, in seizoenen, des te veelvuldiger komen dergelijke momenten op ons af. We kunnen/willen ze zo maar niet afschudden, ze nemen ons mee naar plaatsen, naar gebeurtenissen, zo goede als mindere goede, als naar momenten die je niet meer herbeleven wilt. Het zijn gevoelens die opwellen, die ons stil houden, in ons zelf gekeerd, met de blik in de diepte van ons bestaan. We herinneren ons ineens wat heel ver achter ons ligt, vandaag is het dit, morgen is het dat. Sommige blijven lang hangen, geraak je niet meer kwijt gedurende dagen, andere bezoeken je nu en dan. Zo is er het beeld van een zondagnamiddag in de lente, je waart in slaap gevallen onder de kerselaar in bloei en toen je ontwaakte lag je bestrooid met bloesems; of een ander beeld, einde oktober, je waart in de appelaar gekropen omdat er nog een appel, hoog in de boom was overgebleven, een Jacques-le-Bel, nu nog voel je de appel in je hand, licht kleverig, nu nog hoor je het kleine geluid van de steel die brak; en verder nog terug, de knaap die je waart en bladen papier plooide tot bootjes met je naam er op geschreven die je uitzette op de gracht op het einde van de boomgaard ook Gillliams moet dit gedaan hebben zoals hij het vertelt van Elias en Aloïsius in zijn Elias - en die je daarna terugvond in de vijver waar Maria woonde. Maria die, later dan, veel later, op een dag voor jou zou staan met ogen groot en verlangend, met wie je het heerlijke bos in wandelde, en naast haar neerlag tussen de varens in het dennenbos, of de geur van varens die Maria gebleven is.
Dit zijn de beelden die zich aanbieden terwijl je aan het schrijven bent. Er zijn er duizend andere die verdoken blijven, de boshut die je maakte in de droge bedding, van de vijver in het bos, of toen de vijver nog vol water stond, waar je naakt zwemmen ging tussen de torren en de stekelbaarsjes en de salamanders.
En nu Elio Vittotini die een meester is als hij schrijft: La vita in me come un sordo sogno, e non speranza, quiete het leven in mij als een doffe droom, en geen hoop, rust een gevoel dat jezelf ook meermalen al hebt gekend. En die Vittorino die plots ontwaakt uit zijn sordo sogno, een biljet koopt in Milaan en met de nachttrein, over Rome doorheen Calabrië reist waar hij de boot neemt naar Sicilië waar hij zijn moeder zal bezoeken. De hele reis wordt una conversazione met zichzelf, met de Lombarden op de trein, met de Sicilianen op de boot, en dan met zijn moeder en de mensen die hij ontmoet in haar omgeving. Meer is het boek niet, voluminous is het evenmin, maar het is en blijft een meesterwerk al werd het geschreven in 1936.
PS. Elio Vittorini: 'Conversazione in Sicilia', i grandi romanzi BUR, luglio 2006
23-02-2015, 05:57 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-02-2015 |
Het web waarin we verweven zijn |
Na een nacht van dromen komt vlug de morgen en, terwijl de aarde zich keert naar het licht, lees je in de Vedanta[1]:
The Lord spoke: Now learn from me, the five causes of all actions: the body, the self, the senses, the functions, and the fifth of these, Providence: these five are the causes of every action, good or bad, that man sets himself to do, whether with body, or with speech, or with mind.
Je aarzelt bij Providence. Ooit las je in Psalm 139 dat wat was en is en nog komen zal, opgetekend werd door de Heer - in het Grote Boek. Of dit, vertaald naar de dagelijkse realiteit, dat al wat ons betreft opgetekend staat in het kosmische web, geweven door de gebeurtenissen die er waren deze van onze voorvaderen en die wij hebben verder geweven door onze handelingen, woorden en gedachten, in het zog van wat voorafging. Aan dit web, dat anderen Providence, lot, karma bestemming, noemen, ontkomen we niet.
Of dit web ook beïnvloed wordt door de toekomst, is niet duidelijk. Rupert Sheldrake waagt het hierop positief te antwoorden en wij wagen hem te volgen als we Teilhard de Chardin geloven die voor houdt dat we, vertrekkende van het Alpha op weg zijn naar het Omega; wat inhouden zou dat het Omega hierbij een functie hebben moet.
Dit zijn mooie woorden, gesofistikeerd wat de draagwijdte ervan betreft, en weinig troostend als we verkeren in een toestand waarbij the body, the senses and the functions, het laten afweten omdat ze en ik denk nu aan velen van mijn vrienden en kennissen - ondergaan wat in het web voor hen staat getekend: de kwaal die het licht verduistert, de kilte is die de zon niet overwint, de lucht verdunt die ze inademen. Elio Vittorini schrijft ergens, in zijn Conversazione in Sicilia dat hij die lijdt meer mens is dan de andere. Alsof het lijden het mensgebonden deel zou zijn van onze aanwezigheid hier op deze aarde en we niet anders kunnen dan dit te aanvaarden. Te aanvaarden uiteindelijk, omdat we geboren zijn uit het Licht en terugkeren zullen naar het Licht wat het allerbelangrijkste is - en als we nadenken over wie of wat we zijn, het leven maar een vergroeiïng betekent in het web waarin we gedompeld zijn en dat doorgegeven wordt aan zij die komen na ons. Wat houden we over, wij die schrijven, denkend aan T.S. Eliot:
My life is light, waiting for the death wind Like a feather on the back of my hand . (A Song for Simeon).
Dat de veer nog lang op ons hand mag blijven liggen en, voor zij bij wie de kwaal is opgedoken, dat ze met al hun krachten blijven hopen, dat het niet zo een vaart zal lopen, en ook en misschien in het bijzonder, dat het web, zoals het nu zich verder ontwikkelt, op het medische vlak, eerder vroeg dan laat, nog heel wat positieve verrassingen in petto houdt.
[1] Bhagavad-Gita, a book of Hindu scriptures, The Peter Pauper Press, Mount Vernon, New York, 1959
22-02-2015, 00:17 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-02-2015 |
Ademnood |
Ik stond op met het Andante uit het tweede piano concerto van Dimitri Sjostakovitsch, een van mijn favoriete nummers, een andante dat mag gehoord worden op mijn uitvaartdienst. Maar dan was er ook wat ik las op een nieuwe uitgave van een flesje Schweppes Tonic: blended to enhance the enjoyment of great spirits, met de vraag van mij, wijst dit op een verhoging van de vreugdes van de geest, of op een verhoging van het genot bij het drinken van geestrijke dranken? Ik zal maar het eerste nemen, het ligt immers in de lijn van mijn verwachtingen van elke dag. Vooral dan als ik in ademnood ben om te schrijven, wat ik gisteren heb ondervonden en wat het je kost aan inspanning om een gedicht te schrijven. De vele pogingen, zoekend naar de juiste vorm, het juiste woord, om aan te komen waar je niet dacht aan te komen, bij een bosje verloren sneeuwklokjes als de avond valt. Of wat het je kost ook om een blog te schrijven, niet op te geven, geen blanke dagen tussenin, maar een snoer van wat je kwijt kon dag na dag. Je doet maar alsof het schrijven je adem is, het kloppen van je hart, je levensweg. Wellicht is het om te bekoren of toch niet. Wellicht is het om te zijn en te bestaan, of toch niet. Wellicht is het omdat het moet, het niet anders kan, omdat je jezelf niet verliezen wilt in ledigheid. Je wacht op het eerste teken van de lente om open te bloeien, de eerste anemoon in het bos, het eerste speenkruid, als het er nog is, waaraan je twijfelt, zoals je twijfelt aan het bestaan nog hier of daar van een bloemenweide, met vlinders en kevers en het gegons van bijen, met distels en koekoeksbloem en smeerwortel en ereprijs en weegbree.
Tijdloos is de opeenvolging van dagen, eens voorbij, eens gesloten, eens opgeborgen voor de eeuwigheid. Je schrijft het maar, je hebt geen zin om het te herlezen, het schrijven zelf is al genoeg geweest. Zo wordt het een Steinmann op je wegen achtergelaten, een soort vergeet-me-nietje, of, ik ben hier langs geweest, mijn tent heeft hier gestaan, de sporen nog zichtbaar in het gras. Zo schrijf ik maar tot er niets meer resten zal van de woorden in mijn omgeving die nu nog worden aangevuld, maar waarvan de schaarsheid me wordt aangemeld in vele tekenen.
Ik denk, ademnood komt er aan.
21-02-2015, 02:37 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-02-2015 |
De Spiegelvijver |
De spiegel die de vijver is, de bomen er gegroeid, naar boven, naar beneden, naar binnen en naar buiten osmose van wat zichtbaar en onzichtbaar is.
Het evenbeeld als van het hart het kloppen is.
Als van de bomen het de sappen zijn die stijgen van uit de fijnste wortels tot in de luchten, roekeloos roerloos in alle stilte, tot er stilte is alom.
Al dacht je het niet te horen, je hoorde het, al dacht je ook, de wereld is me vreemd, en laat ons hier de tenten bouwen om er te zijn en te verblijven, zoals de vijver met havik en met sperwer, met alken neergestreken, geen eenzaamheid er was, geen verlatenheid geen verlies van waarden.
Alsof van alle tijden, dit de tijd hier was er te worden opgetild tot in de hoogste toppen waar je zitten blijft de lucht tot in je aderen, ademloos.
Je hebt van vele zaken nooit geweten wat je beroerde om van de vijver te zijn, je erin spiegelend..
Er te staan en er te wonen, opgenomen in wat van water is en aarde, van wolken en van luchten is, zwermen die van kraaien zijn, getekend in de bomen.
En je ingetogen spreken kunt: de spiegel die de vijver is, niet rakend, niet verstorend met je woorden omdat zo effen waar de zon in duikt. Terwijl op een plaats, sneeuwklokjes bij valavond als verrassing staan,
heel schuchter.
20-02-2015, 00:56 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-02-2015 |
Nederig en dankbaar |
Jacob Bronovsky, in zijn The Ascent of Man[1] leert me dat
When Pytagoras had proved the great theorem, he offered a hundred oxen to the Muses in thanks for their inspiration.
Bronovsky voegt er nog aan toe:
It is a gesture of pride and humility together, such as every scientist feels to this day when the numbers dovetail and say. This is a part of, a key to, the structure of nature herself.
Ik ook heb een geschenk te offeren in alle nederigheid aan de Muzen die me elke dag bezoeken en me elke dag in de mogelijkheid stellen een blog te schrijven, de ene wat beter dan de andere, maar dit ligt dan aan mij die niet volledig begrepen heeft wat de Muzen me duidelijk wilden maken. En de Muzen komen soms uit een onverwachte en toch verwachte hoek. Zo stuurde een vriend van vele jaren me deze morgen een mooie tekst, van een volgens hem onbekende schrijver deze kan even goed hijzelf geweest zijn ik licht er uit de volgende passage:
Vieillir en beauté, c'est vieillir avec son cur; Sans remords, sans regret, sans regarder l'heure. Aller de l'avant, arrêter d'avoir peur ; Car, à chaque âge, se rattache un bonheur. Vieillir en beauté, c'est vieillir avec son corps ; Le garder sain en dedans, beau en dehors. Ne jamais abdiquer devant un effort. L'âge n'a rien à voir avec la mort.
Ik kan alleen maar dankbaar zijn dat ik mijn dagen doorbrengen kan met creatief te zijn in wat van de wereld van het woord is et de ne jamais abdiquer devant un effort. En het is juist, de leeftijd heeft niets te maken met de dood. Ik schrijf wel over de dood maar zoals Cheng zegt, schrijven over de dood is schrijven over het leven en het zijn de Muzen die me geestelijk in leven houden. Het is enkel dit dat telt, en ik ben er zeer dankbaar om, ook omdat ik denk te schrijven in de richting van, en me zelfs reeds met de toppen van neus en voeten bevind in zijn domein, van de homo sapiens sapiens.
Waar kan ik beter vertoeven dan daar, in een toestand van nederigheid en dankbaarheid?
[1] Jacob Bronovsky: The Ascent of Man, Little, Brown & Company, Boston/Toronto, 1973, pag.115
19-02-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-02-2015 |
Leeg geschreven zijnde |
Bijna leeg geschreven zijnde, hoorde ik van een wijs man op de Nederlandse TV dat de natuur zelfregulerend is, dat planten en bomen weten hoe te groeien, hoe te bloeien, hoe vruchten te dragen. Wat wel correct zal zijn maar niet belet dat ze in heel wat gevallen de hulp nodig hebben van bijen, kevers, vliegen om bestoven en bevrucht te worden. Hoe die hulp er gekomen is of wie daar voor gezorgd heeft zegde die man niet, wel wees hij er op dat het zo was, dat flora en fauna het samen heel goed deden en er onder hen een eenheid van ingesteldheid bestond, zoals die nog bestaat op de strook grond van vier kilometer breed die Noord- en Zuid-Korea van elkaar verwijderd houdt. In feite kwam het er op neer, dat de mens hier totaal overbodig was, en niet alleen overbodig, maar dat hij zich gedroeg als een indringer, an intruder, die de orde die er bestond, zelf naar zijn hand wou zetten maar, en hier wringt het schoentje, hiervoor niet de wijsheid bezat die fauna en flora wel bezaten.
De mens een indringer? - Ja, want zelfs de strook grond tussen beide Koreas heeft hij, alvorens er te vertrekken, bezoedeld met landmijnen die er nu liggen te verkommeren.
Maar waar ik toe komen wil is het volgende. Als de Natuur zelfregulerend was en is op de meest perfecte wijze, waarom is dan de mens gekomen die deze grote, zelfregelende orde zou komen verstoren? Waarom heeft de Natuur er voor gezorgd, de aap die hij toen nog was, op een dag een impuls mee te geven, opdat hij er aan denken zou om de afdruk van zijn hand na te laten op de wanden van de grot waar hij verbleef en aldus buiten het bestel van de fauna te treden en om van dan af, in etappes, verder te groeien om uit te komen in de mens van nu, in al zijn variëteiten en soorten, met inbegrip van de Taliban in Afghanistan, de IS in Syrië en Iran, de strijdende legers in Oekraïne om van de rest niet te spreken, maar ook te groeien naar de mens als verdelger van de regenwouden op aarde?
Mijn antwoord hierop blijft een vraag, ofwel ging het fout met de mensaap die we uiteindelijk nog zijn; ofwel was het einddoel van de Natuur niet de flora en fauna, niet de aap noch de mensaap, maar was alles en dit is een diepzinnige gedachte - er van in den beginne op gericht, via flora en fauna, een homo sapiens te doen ontstaan die verder evolueren moet - en hij is volgens mij aan die totaal nieuwe stap in de evolutie begonnen - naar een homo sapiens sapiens.
Ik wil hier stoppen en eindigen met een andere vraag, indien dit zo zou zijn waarom zou de Natuur, een homo sapiens sapiens gekozen hebben als uitloper van de grote orde die er destijds voor hem heerste op aarde? Ik houd mijn antwoord een antwoord dat ik reeds geschreven heb en herhaaldelijk vernieuwd voor een verdere, latere blog.
Zo zien we tot wat, voor een schrijver van blogs, enkele zinnen, beluisterd op een zondagvoormiddag voor TV gezeten, in plaats van gezeten in de zondagsmis, kunnen leiden. Dit nog altijd en blijvend het gevolg zijnde van de Ecclesiasticus van enkele dagen terug.
And I gave my heart to seek and search out by wisdom, concerning all things; that are done under heaven: this sore travail hath god given to the sons of man to be exercised therewith.
18-02-2015, 00:02 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-02-2015 |
De Levensboom in ons geplant |
De levensboom in ons geplant verliest zijn bladeren, het grasperk is al vol gestrooid.
We hopen dat het niet vandaag zal zijn en ook nog morgen niet, dat we de tijd nog krijgen, zo dat dit gedicht maar niet het laatste is.
Hoewel eigenlijk, wie zal het deren of we veel of weinig schreven, want wat we zeggen konden was een herhalen maar van wat zovele malen al verkondigd werd, met trommels en met fluiten over de velden uitgebazuind.
Al denken we wat verder toch te zijn opgeschoten, iets, een bloemenkrans te hebben toegevoegd aan wat in oude boeken als waarheid staat gearticuleerd.
We kijken uit, reikhalzend elke dag, of er op de verweerde takken geen nieuwe botten zijn gekomen die zich met een plof als nieuwe woorden zullen openen,
nu we bijna leeg geschreven zijn.
17-02-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-02-2015 |
Er is geen keren aan |
Er is geen keren aan, het nu van toen, zelfs nog zo intens beleefd, is nimmer meer het nu van nu. Wat voorbij is, is voorbij, er is geen keren aan.
Maar de dagen van de Highlands, waar ook óns hart toen achterbleef, herinner je: Glen Coe waar we waren, de bergen over ons gebogen, de distelvink op tafel die uit je hand kwam eten, en dan Fort William en de winkel waar we een zelfde wollen trui er kochten die enkel nog op foto overbleef.
Herinner je, , Tiroran ons verlangen op Mull, uit de Michelin gehaald, het licht er gouden op het water was, een lange sliert, en verre eilanden, die ons lokten, en hoe vlug de wolken dreven, door hoge winden opgejaagd, herinner je.
De dagen van Iona en niets dat ons kon deren, de zee een zee van licht, het zout dat hangen bleef op onze winterlippen, zoals de meeuwen hangen bleven een korte wijl, je weet het wel je voelt het nog, hoe licht we waren toen, hoe aan elkaar geankerd tot ons eeuwigheid die we dachten toen er was.
En diep in het noorden, de oude dame niet ouder toen dan wij nu zijn, tussen turf en heide in haar eenzaamheid verloren, opgetogen.
Herinner je de regen ook, de wegen en do you know why Scotland is so beautiful?
En andere momenten: Dunkeld en de glinsterwaters van de Tay waar Schotland ons het eerst bekoorde. En Peebles en de 'Gruaud-Larose', herinner je.
Hoe anders we toen waren, hoe ver we nu zijn afgedwaald, vervreemd en opgeslorpt, dooreen gehaald.
Neen, er is geen keren aan.
Maar, wat keert zovele malen, zijn gevoelens van verbondenheid en woorden hoeven niet, en fotos evenmin, we houden wat te houden is
en een rijkdom is.
16-02-2015, 00:35 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-02-2015 |
Vandaag de Dingen |
Je schrijft, zegde me een vriend, in een taal die van de sterren is, zodat we hoog te klimmen hebben om je te volgen. Vandaag kan ik hem antwoorden dat hij opstijgen moet tot boven de atmosfeer, tot waar Plato het ons aanraadde om te ontdekken wat er op vele plaatsen is van de wereld waarin we leven. Zo zegt hij ons, aldus www.overv.eu. dat:man must rise above the earth to the top of the atmosphere and beyond for only thus will he fully understand the world in what he lives.
Je zocht de Webside op, je zag de beelden, maar van de mensen die er in ondergebracht waren had je het gissen, wist je niets, evenmin van het vele dat er nodig was geweest om te voltooien wat je zag. Alleen dat de verwezenlijkte ideeën er voor het grijpen lagen en dat die kwamen uit de geest, die tussen de miljarden sterrenstelsels zweeft en toereikend geladen is om via de mens, concepten uit te bouwen die ons, ontsteld bijna, doen kijken dat het kon, en dat verbazing, en dit tot in het oneindige, ons deel is, onze erfenis.
Dit is je nieuwe morgen dit is, door een mail van je jongste dochter, wakker gehaald uit het dagelijkse, dat je anders opwachtte achter de hoek. Terwijl nu, de creativiteit, de vinding van de mens in zijn uitgelatenheid tot voorbij elke horizont, verbeelding en werkelijkheid onder je neus wordt geduwd.
Dus heb je vandaag de dingen lief: de meesjes in de boom, de vluchtige eekhoorn in de tuin, de luchten en het licht dat van dagen is.
Heb je vandaag de dingen lief: ook Mahler en Das Lied von der Erde, en
er stieg vom Pferd und fragte
. Klanken en woorden die je meeneemt in je hoofd als je tussen de rekken loopt van de Delhaize-winkel, om te vergeten wat je halen kwam.
Heb je vandaag de King James versie van de Bijbel geopend om te lezen in Ecclesiastes 1, 13:And I gave my heart to seek and search out by wisdom, concerning all things; that are done under heaven: this sore travail hath god given to the sons of man to be exercised therewith. A sore travail, een schrikwekkend werk dat ons wordt opgedragen: te zoeken om niet te vinden vanwaar we komen en waar we heen gaan later, maar toch te zoeken omdat het onze opdracht is, onze levensweg.
Heb je vandaag de dingen lief, wat je schreef en wat je nog schrijven zult. En het is niet aan jou om over de waarde ervan te oordelen, zo leert je toch de Bhagavad- Gita: Let your reward be in the actions themselves; never in their fruits. So be not moved by the fruits of action; nor let inaction dwell in you.
De Bhagavat Gita[1], is het Boek van de Hindoe Geschriften, ook het Boek van the Wisdom waar 1.13 het over heeft. We zijn dus afgedwaald als we uitkijken naar de vrucht van ons schrijven, of als we wensen zouden dat wat we verkondigen een groter respons hebben zou. Neen, zegt T.S.Eliot die ook de Bhagavad-Gita las: For us there is only the trying, the rest is no tour business. Maar dit laatste is een herhaling van wat ik vroeger reeds gezegd en geschreven heb van deze wijze man.
[1] Bhagavad-Gita, a book of Hindu scriptures, The Peter Pauper Press, Mount Vernon, New York, 1959
15-02-2015, 00:35 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-02-2015 |
Denkt dat het Poëzie kan zijn |
Denkt dat het poëzie kan zijn.
Of hoe de avond je vulde met namen die vrienden zijn en zijn ze het nog niet, die het worden zullen, al was het maar via Haikus, al was het maar via het klassieke van een Emil Gillels. Deze gedachten nu, naar hem toe die begrijpen zal, want hij is openheid, hij is liefhebber van klank en woord, hij staat, wat dat betreft, naast jou op het podium, zodat je niets te vrezen hebt, maar veel te verwachten. Of hoe de avond.
En hoe de nacht gesloten blijft, de maan verscholen, en wat je gisteren schreef, en al de dagen die er waren, in rook nu opgegaan, met enkel, wat stof van woorden achter gebleven voor een te korte tijd. Largely wasted dus, zoals Eliot het wist. Eliot die ook iemand is, zelfs al is hij overleden, die je niet verlaat en op wie je rekenen kunt om te zeggen wat je anders niet gezegd zou krijgen, of dan anders toch.
Of hoe in het licht dat draalde, het woord dat schuilen bleef tot in de hagen, tot in de bomen waar de kraaien zullen komen, later, zoals van elke dag de uren komen, en voor een wijl de woorden. Beangstigend indien niet.
Of zoals deze morgen, de slaap nog in de ogen, de rug gebogen, gedogen zinnen ophopend tot verhalen die even goed sprookjes kunnen zijn, of het ook ooit worden kunnen, Open gespreide mogelijkheden voor elk van ons, langs wegen die ons voeren zullen naar oorden waar we niet thuis hoorden, maar als we er zijn, we niet meer keren zullen omdat het goed is overal te zijn geweest, zelfs als je niet hoefde er te zijn.
Of anders hoe je dag begonnen is in stilte, aftastend waar je mee begaan zult zijn, Mahler en Shostakovich of Beethoven en Bach, of met wat of wie je ook ontmoeten zult op je wandeling door het woud van boeken, het kleine gebeuren van elke dag, de vriend die je mailt, wat, hoe weinig ook, beslissend zijn kan voor zo veel, zodat er niets meer kan aan toegevoegd, alleen van af genomen.
Je weet het voldoende. Je hebt het herhaaldelijk geschreven, je hebt anders niets gedaan dan schrijven en hernemen, maar je verbleef niet of zelden aan de oppervlakte van het woord, maar telkens - en te veel telkens misschien tot in de diepte van het zijn gekropen, zo dat het moeilijk te begrijpen was toen het er stond, en je je afvragen ging of jij het wel was, die dat geschreven had.
Of hoe keer op keer de nacht zich opent op de morgen vurige luchten in het oosten - de tijd gestald, een vijver in het bos, nu reeds wat kikkers en salamanders die nog een tijd te leven hebben, en jij een wereld van gedachten die je niet meer verlaten zal, vandaag niet of morgen niet, omdat je weinig anders bent dan wat gedachten die je houden wilt naar de avond toe, naar de nacht toe, als alles weer gesloten is.
En toch las je wondere dingen, bij Rilke dan nog wel, op het einde van een brief die hij richtte aan een jonge dichter, wat jij als Ugo, je leven lang al hebt rond gestrooid:
Dort rede ich weiter zu Ihnen vom Leben und vom Tode und davon, dasz beides grosz und herrlich ist.[1]
Of, dacht je het anders, jij die me leest, en is het zo dat je blijft dwalen in onoplosbaarheid, gekneld, vergeten hoe groot het leven is en dus ook, hoe groot het Nieuwe Leven er uit geboren.
[1] Furuborg, Jonsered in Schweden, am 4 November 1904
14-02-2015, 06:18 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-02-2015 |
Zee, bergen, herinnering |
Het is maar dat je elke morgen/avond vaststelt hoe vlug de nacht, hoe vlug de dag is voorbijgegaan en hoe je telkens geconfronteerd wordt met die hoofdopdracht te schrijven wat je te binnen valt. Er is geen houden aan, het is je morgen- of avondgebed, je ogenblik van bezinning, je binnen treden in jezelf om woord te zijn. En de c-letter van de maan, als je de gordijnen openschuift, die ons zegt Crescendo, wassende te zijn, maar als vrouw de waarheid verbergt, dus dat ze aan het afnemen is, levert je weinig op.
Je denkt aan wat je gisteren schreef en eergisteren, de namen die hangen bleven, de vele gedachten die je blijven beroeren, alsof je keuze kunt maken tussen tal van reizen die je maken kunt, naar een ander land, een andere stad, een ander boek, naar iets dat je vroeger schreef opdat je het nooit zou vergeten, en toch vergat. Een platgestreken, halfvergaan viooltje dat je terugvond tussen de bladen van een boek, om wat onvergetelijk zou blijven en dat je toch vergeten bent (dit is van Borges); of een gedicht dat je schreef over Memlincs Sybilla Sambetha, van wie je denkt dat het Maria Moreel is die er op afgebeeld staat, en dat je terug opzoeken wou voor 14 februari omdat het een liefdesgedicht is. Alhoewel elke dag een liefdesgedicht is, levend met je vrouw terwijl je bezig bent met het woord. Twee belangrijke elementen in je leven die je koestert en je dagen zijn.
En wat je schreef over de bergen gisteren en over de zee, elk woord ervan herinnering en herbeleven. Zo van de grote winden, op de hoogste rots gezeten, denkend aan les Vents van Saint-John Perse, met een zin die je bij bleef: Cétaient de très grands vents sur toutes faces de ce monde, en een verdere regel, waar je een tekening over maakte, die je gaat opzoeken: Flairant la pourpre, le cilice, flairant livoire et le tesson, flairant le monde entier des choses.
Of hoe je daar zat op een troon, met de wereld van de dingen aan je voeten, ongenaakbaar, ondoordringbaar onoverkoombaar, in evenwicht met sterren en planeten, met maan en wind, met zee en oceaan.
Je verlaat me nooit, herinnering die van verre komt, ik grijp je vast telkens je verschijnt, ik drijf je in het nauw, in woorden uitgespreid lijk een vrouw die je bezitten kunt, open en teder, verlangen, geurend lijk perzikbloesems in de lente. Of toen je schreef je zoekt het wel eens op tussen het vele de fuga die van de zee hier is.
De zee, de bergen, het wijde heuvelende land van Vlaanderen, de Schelde van mijn jeugd, de Leie, de Dender, het meerdere en het kleinere, samengebundeld in een boek dat je elke dag te lezen hebt, te begrijpen en te verklaren, opnieuw en opnieuw, om uiteindelijk uit te komen waar je uitkomen moet, omdat
we meer en meer gaan denken aan ons aller vriend die naderkomt met reuzenschreden en niet te stoppen is, niet te vermurwen is met woorden.
NB. De aangehaalde verzen komen uit de verzamelde werken van Saint-John Perse: Oeuvre poétique II, Gallimard, 1960.
13-02-2015, 06:37 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-02-2015 |
Briefe an einen jungen Dichter |
Briefe an einen jungen Dichter
Ik lees de tiende brief van Rilke aan een jonge dichter en vertaal zijn zinnen in mijn eigen woorden omdat hij, Rilke dit even goed aan mij kon geschreven hebben aan de Ugo in mij en aan mezelf, Karel - die beiden doordrongen zijn van bergen en zee.
En dan luister ik naar wat Rilke schrijft en hoe ik hem vrij vertaal naar mij toe:
Ik heb dikwijls aan u gedacht tijdens deze feestdagen. Ik zag u in uw fort verloren midden in deze verlaten bergen waar de grote zuiderwinden op afstormen. Wat een soevereiniteit waar dergelijk geluiden en krachten in beweging zijn. En als u daar aan toevoegt de aanwezigheid van de zee, alhoewel ver af, die daar weerklinkt als de klank van het meest intieme van een prehistorische harmonie, dan wens ik u dat u zich overgeeft met geloof en geduld aan de actie van deze magnifieke eenzaamheid die bergen en zee in uw leven betekenen.
Deze (die groszartigen Einsamkeit) die niet meer uit je leven te verwijderen is, moet je laten inwerken op een blijvende en daadwerkelijke wijze als een ongekende kracht op al wat je beleven en doen zult, zoals het bloed van onze voorvaderen zich voortdurend in ons beweegt, en met het ons eigene, te komen tot dit unieke, niet te weerhouden inpakt op elke kering van ons leven[1].
Je leest dit en je denkt aan je ouders en je voorouders, simpele mensen, en hoe je je hebt opgewerkt tot wat je bent. Maar je denkt vooral aan de bergen en aan de zee en wat de betekenis er van was in je leven. De bergen en de Cabanes van de Val dAnniviers: Moiry, Tracuit, Grand Mountet; de bergen waarvan je alle toppen, binnen je mogelijkheden, met gids en vriend hebt beklommen: de Besso, de Blanc de Moming, La Pointe de Zinal, de Bieshorn, les Aiguilles de la Lé, la Couronne de Breyonnaz en tal van andere toppen te veel om op te noemen, ook deze in de andere valleien. Om maar nniet te spreken van de sacrale stilte van wouden en alpages. Deze bergen en de impressies die je als een echo blijven vervolgen, hebben zich vermengd met je bloed. Voeg er aan toe de tijd doorgebracht aan zee in San Juan/Alicante, het geluid van de golven tegen de rotsen, de hoge winden en het grote licht tot de zilveren lijn van de zon over het water, dit ook mengde zich met je geest en alles sloot zich op als in een boek, een oud, in leder gebonden boek, dat je dagelijks openslaat om er in te lezen de impressie die er overbleef en vast te stellen keer op keer dat het massaal is geweest.
Rilke ook heeft dit zo gevoeld als hij dit doorgaf an einen jungen Dichter. Tenminste, mijn gevoelens zijnde wat ze zijn, dit is wat ik ervan begrepen heb, omdat ik weet dat die brieven ook aan mij geschreven werden, zoals aan elk van ons die met het woord door het leven gaat.
[1] Reiner Maria Rilke: Briefe an einen jungen Dichter van 1908. So kann man Ihnen nur wünschen dasz Sie vertrauensvoll und geduldig die groszartige Einsamkeit die nicht mehr aus ihrem Leben wird zu streichen sein, die in allem, was Ihnen zu erleben und zu tun bevorstelt als ein anonymer Einflusz fortgesetz und leise entscheidend wirken wird, etwa wie in uns Blut von Vorfahren sich unablässig bewegt und sich mit unserm eigenen zu dem Einzigen nicht widerhaltbaren Zusammensatz das wir an jeder Wendung unseres Lebens sind.
Tracht deze zin maar eens correct te vertalen.
12-02-2015, 11:09 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-02-2015 |
De zwarte Maagd van Marsat |
Il fut un temps een heel lange periode is er overheen vandaag - dat ik met een vriend architect, Pierre H., Bougogne en Auvergne heb bezocht, een pelgrimstocht naar al wat Romaans was, en nu ik in het boek van Paul Claes over Rimbaud, dat ik uit zijn rek had genomen, een postkaart vond van la Vierge Noire van Marsat, komen de herinneringen aangestormd en zijn ze niet meer te houden. Drie uitzonderlijke plaatsen niet dat elke andere plaats niet uitzonderlijk was - een eerste was de abdij van La Chaise-Dieu, met een prachtig ellenlang Vlaams wandtapijt dat het ganse koor afsloot; een tweede, de kerk van Orcival, met een schitterend beeldje van Notre Dame met kindje Jezus; en een derde, het Romaans kerkje van Marsat met een nog mooiere Madonna met kind, afgebeeld op de wijze van het Orcival-beeldje, maar hier gekleurd in goud met robijnrode schaduwen in de plooien, en met de bijzonderheid dat elk deel van het lichaam dat zichtbaar was: het aangezicht van beiden als de handen van Notre Dame en de voetjes van Jezus, hel zwart waren.
Ik had, vóór ons bezoek, inLEnigme des Vierges Noires[1] van Jacques Huynen gelezen over dit beeldje van Marsat, en het was hij, met zijn beschrijving ervan, die ons had aangezet Marsat, dichtbij Clermont-Ferrand te bezoeken. Huynen schreef over dit beeld, dat het de mooiste zwarte maagd was die ons is overgebleven, en ik herinner me dat we ontroerd waren toen we het ontdekten in de Romaanse schemer van de kerk:
La forme parfaite, lélégance des proportions, la finesse aristocratique des traits de cette véritable reine noire, contrastent avec lhumilité de léglise qui labrite.
Huyen die een opsomming maakt van alle gekende zwarte maagden ook deze van Halle - waagt het ook te verklaren dat het beeld geïnspireerd was op de Egyptische godin Isis, en in de streek lEgyptienne werd genoemd. Het is in elk geval, een van de mooiste afbeeldingen van Notre Dame die ik ken, en vergeleken bij de eenvoud van het intérieur van de kerk, is de tegenstelling inderdaad enorm. Eigenlijk zijn de beeldjes van Notre Dame van Orcival en zeker dit van Marsat even schitterend en waardevol als de Mona Lisa in het Louvre. Te meer daar ze gemaakt werden eeuwen ervoor en wellicht door simpele houtsnijders die ze na hun uren kunnen gemaakt hebben. En wat nog de Mona Lisa betreft gaat mijn voorliefde naar de Sybilla Sambetha van Memlinc. Wat ik hierover destijds in mijn dagboek, terwijl Pierre aan het tekenen was, geschreven heb moet ik ooit eens terug gaan halen. Want we ontdekten toen andere parels van kunst en architectuur in Fontenay, in Tournus, in de mysterieuze kerk van Vézelay toegewijd aan Maria Magdalena (de vrouw van Christus, is het zo, Dan Brown?).
En nu de gelegenheid zich voor doet moet er me nog iets van het hart. Nog niet zo lang geleden, tijdens een bezoek aan het Begijnhof ter Hoye in Gent, heb ik in de kapel een zwarte gekruisigde Christus gezien die heel verrassend overkwam. De gids vertelde dat het beeld zwart geblakerd was door de kaarsvlammen dit wordt ook gezegd van de Zwarte Maagden in Auvergne - maar ik kan dit moeilijk geloven. Ik denk eerder dat de donkere kleur gewild werd aangebracht door de beeldhouwer ervan. In welke richting dit wijzen zou kan ik moeilijk gissen, maar de gekruisigde Christus die er hangt is uiterst uitzonderlijk van een donker, bijna zwart type.
[1] Jacques Huynen: Lénigme des Vierges noires, Rober Laffont, 1972
11-02-2015, 01:44 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-02-2015 |
Genesis en Manfred Kyber |
Genesis I XII
Heb mijn Genesis gedicht dat de delen I tot XII bevat publiceerde Genesis I in mijn blog van 7 februari - herlezen en herschreven. Ik voel me er goed bij. Het grote werk is achter de rug, evenwel moet ik nu de bron gaan vermelden van bepaalde zinnen er in, opdat de tekst te begrijpen zou zijn zoals ik wens dat hij begrepen wordt. De twaalf gedichten zullen aldus moeten aangevuld worden met enkele bijkomendel paginas tekst, wat er uiteindelijk een gans verhaal van maken zal. Ik heb dus, vooraleer tot een besluit te komen, nog een massa schrijf-en opzoekingswerk te doen.
Ik denk dan aan Paul Claes die onder meer, The Waste Land van T.S.Eliot uit zijn voegen heeft gedaan en me verbaasd heeft, - zoals Eliot me verbaasd heeft - met het verborgene dat in de tekst verscholen zit, zoals hij me verbaasd heeft met zijn 'Rimbaud' en zijn 'Rilke'. Mijn 'Genesis' heeft ook nood aan bijkomende uitleg, ik zal het zelf doen al is het zeer aanlokkelijk te wachten tot er zich iemand aanbieden zou om de verborgen verwijzingen erin, bloot te leggen.
De oorsprong van mijn lang gedicht dateert van het jaar 2000, uitgegeven, in een zeer beperkte oplage, met als titel Genesis 2000, deze bundel is nu voorbijgestreefd door mijn werk van de laatste dagen. Zo blijf ik maar herkauwen wat voorheen werd neergezet, blijf ik ronddolen en kom ik niet los van mijn verbetenheid het maximum te halen uit mijn woorden.
In feite spelen, als ik aan het werken ben, heel wat onderwerpen door mijn hoofd. Een woord is soms voldoende om me bij een ander onderwerp te doen aankomen. Zo wou ik vanmorgen gaan schrijven over het bezoek bij mij thuis van de boswachter die me documenten zou brengen over de woning en haar omgeving. Maar dit viel anders uit want ik ben terug gevallen op mijn oude Genesis en heb, omdat ik voelde dat mijn tijd gekomen was, alle gedichten ervan herzien en, me eens te meer leeg geschreven.
Manfred Kyber.
Alleen nog dit, en dan overgenomen uit een taal die me niet zo goed ligt - maar dan toch een springplank is naar de man die ik ben - een zin waarin ik me volledig herken, gelukkig maar. Het betreft de schrijver Manfred Kyber[1], die ik bij het opstaan absoluut niet kende, zelfs niet wist dat hij ooit had bestaan, maar een vriend die weet wie ik ben, verwees me naar zijn webside. Kyber is het voorbeeld van wat ik onlangs schreef, dat de hele wereld aan het schrijven is (en was), en dat mijn schrijven slechts een vervolg is, een herop nemen is van wat vóór mij geschreven werd, wat me duidelijk wordt als ik lees van Kyber:
Wesentlich waren und bleiben allein die unsichtbaren Fäden des Geschehens, die das Jenseitige ins Diesseitige wirkt, das Ewige ins Zeitliche, und die uns einmal wieder hinausführen werden in das ferne Land, aus dem wir kamen.
Het is een niet zo gemakkelijke zin om te vertalen maar omgezet in mijn woorden, begrijp ik, dat het essentieel alleen het onzichtbare (de onzichtbare draden) is en blijft, dat het gebeuren bepaalt; dat het wat achter de dingen schuil gaat is, dat het zichtbare tot stand brengt, het eeuwige het tijdelijke; en dat het, het onzichtbare is dat ons ooit eens zal terugvoeren naar het verre land waar we zijn opgestaan. Dit doet me denken aan die zin aangebracht op de binnenmuur van de aeropuerto van Alicante: lo que se ve es un vision de lo invisible. Wat je ziet is een visioen van het onzichtbare. Het Onzichtbare dat onze wereld is.
[1] Manfred Kyber, 1880-1933. Zie ook : http://manfred-kyber.de/
10-02-2015, 06:48 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-02-2015 |
Veel tijd zullen we niet meer hebben |
Veel tijd zullen we niet meer hebben om te herlezen wat we schreven, omdat het veel is wat er staat en te kort de tijd die hij ons overlaat.
Alsof we, om te kennen wie we zijn we weten wilden wat werd opgetekend, teruggaan wilden naar de vele plaatsen waar we waren en hoe we waren,
ons bezinnen wilden hoe we hebben liefgehad: de holle weg naar de kapel een zomeravond - vuurvliegjes in de struiken toen ik je hield in het diepste van de velden met maan en sterren levend boven ons.
Alsof ik nood zou hebben te herlezen wat toen in mij is neergerezen.
Alsof er noch zin zou zijn, noch lijn in wat de dagen waren, de jaren blad na blad ons niet gewijzigd had, gevormd tot waar we nu staan opgesteld.
Zo: Dimmi maestro, dimmi signore, Zeg me, Dante, wat je over eeuwigheid ons nog te vertellen hebt?
Zelfs al komen we er niet verder mee het blijft een vraag die we niet laten kunnen, al zoeken we, al trachten we voortdurend te ontcijferen al wat hierover er te lezen staat,
alom is stilte en stilte is wat blijven zal.
09-02-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-02-2015 |
Het Huis van een Vriend |
Een gedicht dat me is blijven achtervolgen; dat op een groot moment in mijn leven, spontaan in enkele ogenblikken is ontstaan; erna, herhaaldelijk werd herwerkt en nu, eindelijk en ik weet het zeker - zijn definitieve vorm heeft gekregen..
Atomen van stenen, beschoten met elektronen die geest kunnen zijn, zodat we ons vragen stellen wat de componenten zijn van de materie waaruit het huis is opgestaan.
En met de gang van de seizoenen, bomen er omheen gegroeid en toegedekt, alsof geen huis er was, maar park of huis, wat is van elk heeft geen belang want beide zijn noodzakelijk in hun samenhorigheid.
Beleef met ons als je de drempel overschrijdt, het wonder van conceptie dat je wacht, godin van ons hart, je had het nooit gedacht hoe vormen kunnen leven en hoe kleuren kunnen zijn.
Zo zegen ons begrijpen want dit is Hiroshige en dat is Hokusai, want dit is Shiva, dat is precolumbiaans, en dit van Hatshepsut, het zachtste blauw dat ogen ooit aanschouwen mochten.
Dit kan een tempel zijn, consolidatie van regels en maximes van Euclides en van anderen, bij oordeel en bij inspiratie her-ontsponnen en getemperd door de stand van winterzon en door de plaats van Sirius en Orion.
Weet je nog, de merel toen die opvloog uit de vijver, de biezen, en de waterlelies, het eendenkroos; weet je nog de avond hoe die neder zeeg tussen de bomen tot op ons handen waar hij kleven bleef?
En wij pratend maar, gedachten zaaiend lijk mosterdzaden, luisterend tussendoor naar Chopins 'Sonate funèbre', of de nacht gekomen, de haard, de vlam die maar niet doofde, omdat de stilte er bewoog,
Het huis, wat clusters van atomen, van wat woorden, een zeldzaam ogenblik ons toen beschoren.
08-02-2015, 05:52 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-02-2015 |
Genesis (I) |
To find more what holds the nuclei (of atoms) together, many experiments were made in which protons with higher and higher energies were smashed into nuclei. It was expected that only neutrons and protons would come out. First there were pions, then lambdas, and sigmas and rhos, and they ran out of the alphabet. Then came particles with numbers (their masses), such as sigma 1190 and sigma 1386. It soon became clear that the numbers of particles was open-ended, and depended on the amount of energy used to break apart the nucleus. There are over four hundred such particles at present. We cant accept four hundred particles; thats too complicated. (Richard Feynman: QED, the strange theory of light and matter. Penguin Books, 1990.)
Een vraag hierbij: Als er een schepping is geweest is die begonnen anders dan met de creatie van deeltjes, particles?
I
In den beginne was het Woord dat zelve geen beginnen kende zodat het ook geen einde kennen zal; was het Woord een substantie in potentie, een subatomair gewemel inhoudelijk geladen met een Universum in potentie,
zoals Prigogine het te zeggen wist: een universum reeds vóór het, het Universum worden zou.
Niet te tellen vormen zijn tot stand gekomen uit dit 'worden', in een kwellende verbondenheid in elkander opgegaan.
En alle vormen die ontstonden waren vormen van het Woord, en alle vormen in hun totale totaliteit, waren dragers van het komende, want vorm en potentialiteit zijn één en zijn ondeelbaar.
Dit was in den beginne dat begin gebleven is, want niets is af en niets is dat niet bewegend is naar binnen als naar buiten, in een mateloze complexiteit.
Al wat is, is uit het Woord ontstaan en niets zal er ontstaan dat uit het Woord niet is.
Zo had het Woord een zichtbare vorm en een vorm die niet gezien kon worden, maar niemand was er, om te getuigen van wat zichtbaar was, noch iemand om te noemen wat onzichtbaar was.
Dit, in den beginne dat begin gebleven is.
07-02-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-02-2015 |
De wereld die schrijft |
De wereld die schrijft
Ik herinner me een passage in Le Monde van enkele jaren terug, woorden van Roger Grenier, ° 1919, schrijver en medewerker van France Culture: 'Pourquoi écrit-on? Pourquoi des milliers de Français noircissent-ils du papier à longueur dannée, sans la moindre garantie dêtre publiés? Ecrire a tourné à lhabitude, pour ne pas dire à la manie. Une manie dans laquelle je menfonce chaque jour davantage, de sorte quà présent, je suis incapable de goûter aucune autre activité, aucune autre distraction.
Dit is ook mijn geval en wellicht ook het geval van iemand van wie ik het sterk gedetailleerd verhaal lees van zijn zoektocht in Lessines, naar een Spirou nummer, dat hij zeker niet missen wou voor zijn collectie, om uiteindelijk aan te komen bij zijn laatste zin - het waarom hij zijn tekst geschreven had - bij de moorden omheen 'Je suis Charlie' in Parijs.; en van een ander iemand, Robert De Telder, hij houdt er een zeer gerichte blog op na, waarin hij zich, op een doordachte wijze, bezig houdt met het situeren in de tijd van de op klei in spijkerschrift ontdekte Almanara geschriften, waarvan men beweert dat deze van de twaalfde eeuw voor Christus zouden zijn terwijl hij, de zekerheid heeft dat het de zevende eeuw voor Christus moet zijn. Wat hij tracht te bewijzen aan de hand van de Bijbel. Als ik hem vragen zou waarom hij volhardt in zijn zoeken, dan zou hij me zeggen dat het zijn leven is, dat hij niet zonder kan en dat het uiterst belangrijk is, precies te weten in welke eeuw Ramses II en de slag van Kadesh moeten gesitueerd worden.
Dit zijn twee recente voorbeelden van schrijvers en zoekers, mensen wier werk zich situeert in het domein van de geest, uit mijn zeer beperkte wereld van vrienden en kennissen. En dan zijn deze er nog die onze dagbladen vullen, die boeken schrijven en gepubliceerd worden. Al deze geschriften zijn producten van de geest. Producten van het Woord dat in den beginne was ik had het Woord ook kunnen vervangen door Tao - want vanwaar anders zou deze geest kunnen komen.
En al deze producten stapelen zich op, vormen een wolk van gedachten en berichten die de ruimte doorkruist en wie weet waar terecht zal komen om er opgevangen te worden en uitgestreken tot nieuwe gedachten en nieuwe woorden, neergezet in tekens, of opgenomen in de particles, de deeltjes van wat geest moet zijn. Ik zeg maar wat. Mijn vingers lopen over mijn klavier, de letters roepen me zodat ik terecht kom op de plaats waar ik komen moet om te zeggen wat ik een fractie tijd ervoor nog niet wist. Zo gaat het nu eenmaal, de woorden komen ongevraagd, ze dringen zich op, ze worden genomen, ze worden omhelsd en neergezet voor een tijd.
Maar hoe het precies gebeurt? We zullen het wel nimmer weten, we zullen ons moeten beperken tot gissingen, gissingen die ons levend houden, daarom, laat het zo en laat het zo blijven.
06-02-2015, 11:30 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-02-2015 |
Ic ben so wid |
Urbain Van de Voorde, in zijn werk over Ruusbroec [1] - het was in 1934 - schrijft:
In zijn pathetisch grijpen naar iets absoluuts aan den overkant der tastbare verschijnselen (alle dinghe sin mi te inghe ic ben so wid) kon de gothische mensch onmogelijk blijven stilstaan bij een eens voor allemaal vastgelegde geloofsregel.
Ik heb hier reeds gesproken over wat er zijn moet achter de horizont, ik heb dus niets nieuws gebracht. Daarenboven, mijn neiging het levende Universum, als het Ego van God te zien, het Ego dat er was van in den beginne, dat dit misschien zelfs het begin van alles was, en dat dit, alles samen genomen, ook de reden was waarom ik ben beginnen te schrijven, zoals ik thans meen te moeten/mogen schrijven, is ook een herhaling van mij.
En ik keer ook (te) graag terug naar de idee van Ruusbroec, omdat ik, telkenmale ik geconfronteerd word met dat ic ben so wid, - een zin van Hadewijch[2] en niet van Ruusbroec ik een fractie van een ogenblik het impact op mij voel van het totaal-beeld van het Universum. En nu als ik buiten ben, in het grote licht - het licht dat God is zegt Lorca - de wijde inspirerende luchten van dit heuvelend land over mij, is er meer dan ooit het gevoel dat de oneindigheid zich opent op wat niet of nimmer te noemen is. Het is slechts een kort ongrijpbaar ogenblik, maar het moet ook een ogenblik zijn dat de gothische barbaar, zoals Van de Voorde Ruusbroec noemt, heeft gekend en gegrepen om te voelen wat hij voelde : ic ben so wid.
Ik weet dat ik het pad van de metafysica bewandel, maar ik weet ook dat deze momenten, alhoewel eerder uitzondering, dat ik deze broodnodig heb om dingen te schrijven die de alledaagsheid van het leven ver te ver? - over stijgen. Aangezien al het andere gebeuren meer dan regelmatig, met alle mogelijke middelen wordt verkondigd en door gegeven naar alle plaatsen waar er ontvangst is, voel ik me gelukkig niet te moeten verhalen waar anderen voltijds mee bezig zijn.
Ik houd de vrijheid me uit te drukken als metafysieker, het staat geschreven in mijn genen, verwacht niet dat ik me er wil aan onttrekken.
[1] Urbain van de Voorde: Ruusbroec en de Geest der Mystiek, 1934 De Sikkel, Antwerpen. Van dit boek werden gedrukt 300 exemplaren op getint velijn van Pannenkoek, genummerd van 1 tot 300. Dit is nummer 144.Een boek dat ik destijds vond bij De Slegte, getekend door de schrijver en van harte geschonken aan Albert Saverijs, ongelezen gebleven want ongeopend. [2] Maurice Gilliams en Albert Schrever weten dit te melden om me ervan te overtuigen.
05-02-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-02-2015 |
De zee die me beroerde toen |
Genomen uit een bundel gedichten: 'De zee die me beroerde toen'. (I)
Levend, meer dan ooit, ondanks de vele jaren, ondanks de haren wit, alhoewel geen triomf, verre van, maar hier verblijvend waar wind en zee de adem zijn, ons toeverlaat, ons onbevangen streven, dringen we de schoot van Wijsheid binnen door het Woord bezeten in het begin der tijden, zoals het staat te lezen in het epistel van acht december,
over de grenzen heen van wat zichtbaar en onzichtbaar is, luisterend naar wie we zijn en wie we waren en wie we hadden kunnen zijn, maar only in a world of speculation[1] dan.
Zoals deze morgen, het licht verdovend lijk klaroengeschal, dit ogenblik dat duren zal de tijd van ogenblikken aan elkaar geregen, openbloeiend een spettering, een kwantumwereld hier verweven en alle zeeën erin opgenomen en alle luchten, groot en overweldigend, een opening, een toegangsweg die we betreden zullen om te naderen tot wat we elders zochten en elders nog niet gevonden hebben.
We houden hier het potlood hoog, onverminderd tekens achterlatend op folios oud papier, vergeeld met bloem en blad erin, gedroogd, gekneld, een simpelheid die onze weelde is.
Het Woord dat ons bezeten heeft van eeuwen her, en nog niet genoemd bij naam, dan hier misschien, tussen de wieren, je weet maar nooit.
[1] T.S.Eliot: Four Quartets
04-02-2015, 05:27 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-02-2015 |
De vraag die mijn dag vult |
.
Een dag is een vraag, is een vraag die hangen blijft, die er gisteren al was, wellicht vorig jaar er al was en zolang ik er niets aan doe een vraag blijven zal: Wat vang ik aan met wat ik schreef als blog in 2010, en om nog pittiger te mak, en om andere vragen te ontwijken, wat vang ik aan met wat ik schreef van 2011 tot 2014? Bij wie ga ik te rade, want ik heb niet de moed een autodafé te doen, zoals ik al eens heb gedaan, wat me erna blijvend spijt heeft bezorgd. Overigens zijn er nog drie bundels gedichten, geschreven aan zee, over de zee en over wat ik las aan zee. Ik kan er zelfs nog een Genesis-cyclus aan toevoegen, alles samen voldoende om me enkele maanden bezig te houden met het herzien tot in de diepte van wat ik schreef en herschreef. Wat doe ik er mee, is er een uitgever aan wie ik deze zou wagen te sturen om, zoals ik vermoed achteraf te horen dat dergelijke gedichten niet meer gepubliceerd worden, dat die moeten geschreven staan in de vorm van Auster of Hertmans of maar dit zal ik nimmer doen van Pfeiffer.
Een vriend die ik enorm waardeer, schreef me gisteren dat ik een poeta faber ben, iemand die voortdurend werkt en smeedt, een zoeker naar het precieze woord en de precieze vorm. Het is zo, ik zaai geen woorden, ik zaai gedachten, ik ben geen dichter van het woord, van het rijm, van het aantal lettergrepen of versregels; ik ben geen Dante. Ik heb de grootste vrijheid nodig om te zeggen wat ik zeggen wil. Wat mijn verlies is, mijn dood punt, omdat gedachten geen poëzie zijn, maar eerder de beschrijving van een pelgrimstocht in het landschap van de geest, gaande van boek tot boek, van gedachte tot gedachte, Kelt zijnde, zoals Hadewijch: Alle dinghe sijn mi te inghe Het zijn deze vragen en vaststellingen die me overvallen, terwijl ik vanmorgen een eerste zin voor een gedicht in mijn hoofd had opgetekend: Een dag is niet veel als je niets te schrijven hebt.
En als ik nu een laatste maal, voor het inloggen, ga herlezen wat ik schreef, dan stel ik vast dat ik op dergelijke wijze, in dialoog met mezelf blijf schrijven, zoals ik mijn hele leven al geschreven heb. Is het een troost, of wordt het hoog tijd dat ik het anders ga doen?
03-02-2015, 09:55 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-02-2015 |
Charles Baudelaire |
In de nacht is er de droom die je houden wilt, is er het woord dat je schrijven wilt, is er Venus die je groeten wilt, en in de morgen, in de glorieuze morgen is er het gouden licht dat je leven schenkt, verwondering te zijn waar je bent en hoe je bent gekroond, zij het niet met laurier dan toch met woorden, je biotoop die je omwikkelt als een wikke omheen de graanhalm in bloei, met stuifmeel all over the place.
Anders, is er niet veel méér waarover ik nog niet heb gefilosofeerd. Tot, een poëet in het hart, een vriend en groot kenner van de Franse Literatuur, Jacques V.I. me vertelde dat ook voor Charles Baudelaire, de natuur een tempel is. Veelzeggende springplank voor mij als ik denk aan de boswachter - van enkele dagen terug - die niet in God geloofde, wel in de Natuur. Baudelaire in zijn veel besproken gedicht Correspondances benadert deze gedachte. Maar zeg me, vriend(in)van mijn geschriften , wie leest er nog Baudelaire vandaag?
Wie leest er nog?
La nature est un temple où de vivants pilliers Laissent parfois sortir de confuses paroles Lhomme y passe à travers des forêts de symboles Qui lobservent avec des regards familiers.
Ik neem er de commentaar bij van Antoine Adam in de Collection Classiques Garnier, 1973, over Les Fleurs du Mal:
Baudelaire part dun univers animé où les choses, en apparence inertes, ont un langage, où les formes visibles sont les symboles dune réalité invisible.
Wat we altijd hebben verklaard en dat, wat ver voor ons de Ecclesiasticus al wist, er niets nieuw is onder de zon. Ik was er dus niet zo ver af als ik dertig jaar lang, (bijna) elke zondagmorgen bij het joggen, de zelfde boom heb toegesproken, mijn hand gelegd op zijn schors, en diep in mij gevoeld hoe hij zich roerde alsof hij me antwoordde op zijn manier. Wat de titel van het gedicht Correspondances betreft vloeit deze voort uit het voorgaande, het wijst op de intimiteit die er bestaat tussen les parfums, les couleurs et les sons, et que les formes sensibles, multiples en leurs apparence, sont en fait lécho dune réalité unique.
Wat Pfeiffer aangaat is het zeker niet hij, noch om het even wie van de hedendaagse poëten die hier enige aandacht zouden aan besteden. Wijst dit op een vooruitgang in onze inzichten in de realiteit der dingen, of betekent dit simpelweg een terugkeer naar de zo gekoesterde oppervlakkigheid?
02-02-2015, 04:16 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-02-2015 |
Souvenirs du Valais |
Een gedicht dat ontstaan is uit zijn eerste zin, ettelijke keren werd gewijzigd tot vanmorgen toe
Un jour nous navons plus mesuré le temps, car la lumière était éternité et léternité était de ce moment-là.
Souviens-toi nous étions sans âge faits dair et desprit, et la vie, la grande vie, un torrent dénergie: Dieu, traversant en filigrane, les montagnes et les forêts traversant les herbes et les gentianes, traversant lUnivers dans sa totale totalité.
Car léternité était devant nous et 'les petites choses qui navaient lair de rien' lourdes de signification et de promesses, nos mains tenant haut le vin que tu avais si religieusement versé, arôme et bonheur se mélangeant en paroles sages.
La lumière comme de la poudre sur nos visages, le jour où nous étions sans âge.
01-02-2015, 05:48 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |