 |
|
 |
|
|
 |
21-11-2021 |
Waarom schrijven we? |
Ik hernam een knipsel uit Le Monde van jaren terug - in feite stond het geschreven dat ik het, ooit, eens terugvinden en gebruiken zou - de woorden zijn van Roger Grenier, (1919-2017), een schrijver die ik niet ken en zelfs niet zal lezen. Hij was 96 toen hij dit schreef, hij zal het me vergeven als deze woorden hier, op mijn bijna vierennegentigste overneem:
Pourquoi écrit-on? Pourquoi des milliers de Français noircissent-ils du papier à longueur d’année, sans la moindre garantie d’être publiés? Ecrire a tourné à l’habitude, pour ne pas dire à la manie. Une manie dans laquelle je m’enfonce chaque jour davantage, de sorte qu’à présent, je suis incapable de goûter aucune autre activité, aucune autre distraction.
Ik heb zo het gevoel, dat hoewel gericht ‘aux Français’, ze ook in het bijzonder, vandaag, tot mij zijn gericht; vooral dan de laatste zin erin, ‘onmachtig te genieten van om het even welke andere activiteit, om het even welke andere ontspanning’.
Ik ben een van die schrijvers, een, die dag en nacht begaan is met woorden. Die weinig of geen oog heeft voor wat er omgaat in de wereld over hem; die vertoeft in de warmte en de huiselijkheid van zijn cel, en er niet uitkomt, zelfs geen blik gunt aan zijn nabije omgeving.
Hoe noemt men zo iemand, een kluizenaar of hoe houdt iemand het zo uit, vooral in de tijden van nu, de tijden van Corona en mondmaskers en bovenal scholen die niet normaal kunnen functioneren, zonder op te zien naar wat er gebeurt omheen hem en erover te schrijven?
Het is maar dat de Coronawereld overstroomd wordt met berichten zo dat ik er geen meer hoef aan toe te voegen; dat ik in die zaken geen stelling nemen kan of nemen wil, omdat die wereld me overstijgt. Het is een wereld waarnaar ik me weliswaar richten moet en er mijn gang en handelingen op afstemmen, maar verder heb ik er geestelijk niets mee te maken, hij beroert de inhoud van mijn geschriften niet of amper.
Mijn werk als schrijver situeert zich in het domein van de geest, in de ruimte van de gedachtewereld waar het goed vertoeven is en waar Corona nog niet binnen gedrongen is en het ook niet gebeuren zal, liefst toch niet in deze van mij. Ik ga dus verder met me uit te drukken alsof Corona niet bestond. Ik zou het trouwens niet anders kunnen.
Maar hier ben ik nog niet ver genoeg, alsof ze geroepen werden komen de woorden en zeggen ze wat ik een fractie ervoor nog niet wist. Zo gaat het nu eenmaal, ze komen ongevraagd, ze dringen zich op, ze worden genomen, ze worden omhelsd en neergezet voor een tijd. Maar hoe het precies gebeurt? We zullen het wel nimmer weten, we zullen ons moeten beperken tot gissingen. Daarom, laat het zo en laat het zo blijven. Gissingen houden ons in leven.
Ik denk nu aan Jean-Emile Charon die, toen ik zijn ‘L’Esprit cet inconnu’ heb gelezen, mijn hoofd (even) heeft op hol gebracht. Hij verdedigde de stelling dat elk deeltje van ons, elk deeltje van de geest van ons, de totaliteit van onze geesteswereld bezat. Ik vond het aangenaam en verrassend om dat te lezen, ik denk er dikwijls aan, me afvragend wat hij er eigenlijk mee bedoelde.
Ik vraag het me nog altijd af.
21-11-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-11-2021 |
De les die te leren is. |
Een vriend, die ik enorm waardeer, schreef me ooit dat ik een ‘poeta faber’ ben, een dichter die voortdurend werkt en smeedt’, een zoeker naar het precieze woord in de precieze vorm.
Ezra Pound was voor T.S. Eliot, ‘il miglior fabbro[1]’ - vertaald als ‘de betere vakman’ door Paul Claes - nadat hij de helft had geschrapt in het manuscript van ‘The waste Land’. Mijn vriend heeft niets geschrapt, hij heeft gelaten wat er stond terwijl ik graag had gezien wat er verkeerd, te veel of te weinig stond, want een gedicht is nooit af, er kan altijd iets aan gewijzigd worden, of het dan betere poëzie is, is een andere zaak.
Zelden is mijn gedicht af, er is altijd hier of daar iets dat anders kan en anders mag. De perfectie is er nooit, en ik weet het, ik draag dit met mij mee, ook de leemte(s) erin. De vorm en de inhoud ervan volgen me enkele dagen, daarna valt het gedicht stil, verdwijnt het in de massa van het geschrevene.
Voorhouden dat alles wat uit mijn pen komt perfect is, is niet aan mij besteed, ik blijf gematigd in mijn beweringen dienaangaande. Het feit is dat ik nooit een leermeester heb gekend, dat er, buiten Stefan Hertmans, nooit iemand met zeggingskracht is geweest die een oordeel heeft geveld over mijn geschriften. Hertmans vond het ‘mooie reflexies’, maar zegde me ook ‘dat men steeds minder geneigd is reflexief proza uit te geven in deze hyper-commerciële tijden.‘
Ik had dit moeten weten, maar had het moeten weten wanneer ik begonnen ben. Ik vermoedde het wel maar ik kon enkel schrijven zoals ik schreef en over wat ik schreef en in de tijden van nu had ik geen schijn van kans met wat ik bracht.
Hertmans had een goede leermeester geweest, Nooteboom zeker. Ze zouden me gezegd hebben, man laat de wereld van de ‘New Physics’ aan de wetenschapper, hij is te wazig en te diep voor ons. De wereld die wij bewandelen is deze van elke dag, er is ruim voldoende om erin onderwerpen te vinden om over te schrijven.
Maar ik, eens gelanceerd in woorden, zou ik naar hen geluisterd hebben, me kennende?
Frans Minnaert (1929-2011) in zijn tijd, die zag hoe ik bezig was met het tekenen, raadde me aan enkele jaren les te volgen in zijn Academie in Anderlecht, maar ik vond dat me de tijd ontbrak om het te doen; eigenlijk was het een soort vrees, op mijn leeftijd te verschijnen voor een bende jongelingen die voor het eerst opgingen in het leven van de kunst.
Neen, ik ben heel mijn leven autodidact geweest, ik zou het gebleven zijn, ondanks alles, wellicht omdat ik niet anders kon, omdat het de enige manier was om mijn gevoelens en gedachten in vormen en lijnen uit te drukken, en later in woorden, waar ik nog altijd mee bezig ben, op mijn manier en over mijn onderwerpen.
Onder mijn vrienden ken ik er die op een identieke wijze vergroeid zijn met wat ze altijd hebben gedaan, even halsstarrig, en, nu we gekomen zijn waar de kunst nu staat, zoals ik, halsstarrig volhoudend, zich beklagend zoals ik, over het weinige succes dat ze kennen.
We vergeten één zaak, wat vroeger het mooie was is het nu niet meer. Er is nu een abstracte schoonheid, een zo weinig mogelijk zeggende, ene die zo weinig mogelijk tijd en inzet, en vakmanschap vergt. Deze eigenschappen zijn afgedaan.
Kunst kent geen ernst meer. En ernstig bezig zijn is geen kunst meer. Je bent ongelukkig als je dit niet aanvaarden kunt. Maar dan liever ongelukkig zijn dan het te aanvaarden.
[1] Fabbro, Italiaans voor smid
20-11-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-11-2021 |
Het schrijven een verslaving. |
Het schrijven is voor mij een verslaving. Is het lezen van wat ik schrijf ook een verslaving voor jullie? Ik zou me in elk geval heel slecht voelen indien ik een dag zou overslaan. Ik ben ooit vergeten mijn tekst in te loggen wat nog erger was. Er werd zelfs gevreesd dat ik er niet meer was.
Ik ben dus gebonden aan jullie, het is voor mij, niet zo zeer wat het in de aanvang was, een opdracht gegeven aan mezelf, neen het werd meer en meer een opdracht die jullie me hebben opgedragen. Het wordt dus geen spel meer maar ernst. De ernst die van het leven is.
Ik ben echter Nooteboom niet. De grote Nooteboom weet dat de uitgever staat te springen om het nieuw geschrevene uit te geven, zelfs het oude dat is blijven liggen komt van pas. Nooteboom[1] schrijft dus om uitgegeven te worden, ik schrijf voor een handvol lezers, dit is het enige verschil, de moeite en de inzet is dezelfde, het resultaat is verschillend en als het verschillend is ligt het aan mij, niet aan Nooteboom, niet aan de uitgever.
Het is maar dat ik geen verhalen zaai, ik zaai maar gedachten. Ik zit dus fout, volledig fout. Ik heb de grootste vrijheid nodig om te zeggen wat ik zeggen wil. Wat mijn verlies is, mijn dood punt, omdat gedachten maar het resultaat zijn, een beschrijving van een pelgrimstocht in het landschap van de geest, een zoektocht gedragen door de leuze van Hadewijch en Ruusbroec: ‘Alle dinghe sijn mi te inghe’. En het is te laat nu om deze weg te verlaten; Ik ben dus een gevangene van mijn eigen inventiviteit.
Je weet allen genoeg hoe zeer ik elke dag een struggle door moet om er te komen, ik zwijg er niet over, omdat het me bezighoudt of ik wat ik vandaag nog kan, ook morgen nog zal kunnen, mijn zekerheid is wankelbaar geworden, staat op een licht pitje. Ik heb meer dan vroeger de indruk dat ik in een cirkel aan het schrijven ben en dat ik telkens op hetzelfde terugkom, dat er niets meer te vertellen valt, niets meer dan wat ik al gezegd heb.
De vaststelling doen is één zaak, maar kom ik er nog uit of slaag ik erin met het gedicht dat volgt, van mijn cirkel een bol te maken, zodat ik ook een zenit en een nadir te bewandelen krijg?
Leven willen, meer dan ooit, ondanks de vele jaren, ondanks de haren wit - hoewel geen triomf, verre van – maar hier verblijvend van water en wind bevangen, dringen we de dingen binnen tot voorbij de grenzen van wat zichtbaar is.
Luisterend naar de stem van wie we zijn en wie we waren en van wie we hadden kunnen zijn.
Zoals deze morgen, openbarstend lijk klaroengeschal, het licht, dit ogenblik dat duren zal de tijd van ogenblikken aan elkaar geregen, openbloeiend, een spettering van zeeën erin opgenomen en luchten wijd, een opening die we betreden, een toegangsweg.
Het potlood houdend, onverminderd tekens leggend op folio’s vergeeld papier om meer te zijn dan ingetogenheid
een simpelheid die weelde is met woorden toegedekt.
[1] Begin december komt een nieuwe Nooteboom ‘De Grens over’ in de boekhandel.
19-11-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-11-2021 |
Aan de overkant. |
‘In zijn pathetisch grijpen naar iets absoluuts aan den overkant der tastbare verschijnselen (‘alle dinghe sin mi te inghe – ic ben so wid’) kon de gothische mensch onmogelijk blijven stilstaan bij een eens voor allemaal vastgelegde geloofsregel’.
Een zin die ik vond - in De Slegte, Gent - in het werk van Urbain Van de Voorde, over Jan van Ruusbroec[1]. Een voor mij belangrijke zin, een zin waarin ik me volledig herkende. Want ik ook schrijf graag en veel over wat er zijn kan/zijn moet ‘aan de overkant der tastbare verschijnselen’. Ruusbroec (1293-1381) zal wel een van de eersten geweest zijn, een prespinoza die zich, heel vroeg in de tijd, los heeft gerukt van het wereldbeeld van de Kerk en zijn eigen weg is gegaan door dieper te gaan kijken en dichter te komen tot hun beeld over de God van toen.
Mijn neiging, hen te volgen, uit te deinen tot voorbij de grenzen van het zichtbare, is dus helemaal niets nieuws, wel mijn neiging het Universum te zien als hebbende een soort van Ego, en zelfs vinden dat dit Ego er was, niet alleen van in den beginne maar, van vóór den beginne.
Voeg ik er aan toe, dat het misschien wel deze gedachte is geweest die de reden is geweest waarom ik het tekenen gelaten heb en waarom ik ben beginnen schrijven, zoals ik meende te moeten schrijven en hoofdzakelijk over wat. De reden ook waarom ik regelmatig terugkeer naar de idee van Ruusbroeck, omdat ik, schrijvend, telkenmale geconfronteerd werd met dat gevoel, ‘ic ben so wid’, van hem, zoals Urbain van de Voorde me leerde.
En nu als ik buiten ben, in het licht dat zwelt - het licht dat God is zegt Lorca - de wijde inspirerende luchten van dit land over mij, is er meer dan ooit het gevoel dat de oneindigheid zich opent op Iets dat niet of nimmer te noemen is. Het is slechts een kort ongrijpbaar ogenblik, een bevlieging, maar het moet ook een ogenblik zijn dat de ‘gothische barbaar’, zoals Van de Voorde Ruusbroec noemt, heeft gekend en gegrepen om het te voelen.
Door deze bevinding ben ik op het pad van de metafysica terecht gekomen, maar ik weet ook dat deze momenten, hoewel eerder uitzondering, broodnodig heb om dingen te schrijven die de alledaagsheid van het leven ver – te ver soms? - overstijgen.
Ikzelf heb trouwens weinig toe te voegen aan al het wereldgebeuren dat meer dan regelmatig, met alle mogelijke middelen wordt verkondigd en door gegeven. Ik voel me gelukkig niet te moeten herhalen waar anderen zo, druk mee bezig zijn.
Ik houd de vrijheid me uit te drukken als ‘Metafysischer’, het staat geschreven in mijn genen, verwacht niet dat ik me er zal aan onttrekken.
*
Als alles geschreven staat lees ik bij Google die ik raadpleegde dat Hadewijch, gezien als de voorloper van Ruusbroec . Zij ook schreef wat Ruusbroec moet hebben overgenomen:
Alse du best so gedaen. Dat di hoegedaen. Niemen en es. Alle dinge. Sijn mi te inge. Ic ben soe wijt. Om een ongescepen. Hebbic begrepen. In ewegen tijt.
Er was lange tijd, in deze wereld van ons, niets nieuw onder de zon, pas nu begint het nieuwe op te duiken. We kijken toe, we luisteren.
[1] Urbain van de Voorde: ‘Ruusbroec en de Geest der Mystiek’, 1934, De Sikkel, Antwerpen. ‘Van dit boek werden gedrukt 300 exemplaren ‘op getint velijn van Pannenkoek’, genummerd van 1 tot 300. Dit is nummer 144’. Het boek dat ik vond bij ‘De Slegte’, getekend door de schrijver en ‘van harte’ geschonken aan Albert Saverijs, was ongelezen gebleven want ongeopend.
18-11-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-11-2021 |
KLARA die een hulp is |
Anders, is er niet zoveel méér nog waarover je nog filosoferen kunt, en het is, dit ene, dat je zeggen wilt vandaag, want je hebt meer en meer het gevoel weg te schuiven in de tijd en stilaan te verdwijnen, eens je woorden nutteloos geworden, eens je je toevlucht neemt tot wat ongerijmd uitgepuurd vertelsel waar geen man wijs uit wordt. Maar je laat het, omdat het van vroeger is toen de tijd niet zoveel betekenis had , toen je het geluk kende, ver weg te zijn, in een klein oud dorp in de bergen bij vrienden die met jou de simpelheid van het leven deelden als je samen waart met hen, ergens op grote hoogte in een berghut, en je kende er enkele, onderweg op een pad er naartoe, of vertrekkende van daar uit naar een of andere top die je beklommen hebt, die je niet noemen wilt omdat er zo vele zijn geweest, over de maanden augustus gespreid.
Dit was voor jou het grote leven, waarbij je alles vergat, als je met een touw verbonden aan Robert Panchard, de gids en Gustave Cotter, je gezel, hoger klom - ze zijn er nog zonder er te zijn, ze zitten in je bloed - tegen de bergwand aan, uren lang opschuivend, roepend naar elkaar in de ijle lucht, tot je de top bereikte, uitgeput, maar, als een gelukzalige gedaan te hebben waar je je leven lang zult blijven aan denken, tot je, neergelegd in de aarde, zoals Henry Purcell het wist, het aanvoelde, het componeerde: ‘When I am laid down in earth’.
Je kreeg het te beluisteren, een paar minuten geleden en de melodie hangt nog in je hoofd of omheen je hoofd terwijl je verder schreef dat je aan het klimmen waart tegen de rotswand gekluisterd, en je dacht tezelfdertijd aan het moment dat je zult verdwijnen, neergelegd in de aarde of opgegaan in de vlammen, dat armtierig geworden lichaam van jou, dat je nog houdt voor een tijd en dat je nog volop schrijven laat wat je vertellen kunt.
Maar het ‘when I am laid down in earth’, heeft je te pakken nu. Je bent afgedwaald op weg naar waar je niet zijn wilt, op de weg die altijd evenwijdig blijft lopen naast de gewone weg die je nemen wilt en plots opduikt.
Ook toen je je gedicht van gisteren herlas en enkele woorden ervan wijzigde, want gisteren wist je al toen je het inlogde, dat het niet perfect was, dat niets - of dan toch nu en dan iets - van wat je schrijft perfect is, al zoekt je telkens de perfectie te bereiken, maar die is er nooit zoals je het willen zou.
Je weet soms heel veel als je begint, maar je bekomt minder en minder, zo waarom zou men zoeken je verder te lezen als je het waardevolle dat er is, niet waardevol brengen kunt?
Je schrijft maar zo lang je geest niet beneveld wordt door de toestand van het lichaam, wat nog niet het geval is, al gaat het die richting uit.
Ja, het is zo, als je het vraagt. ‘When I am laid down in earth’, is er nog, licht beneveld nu.
17-11-2021, 06:15 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-11-2021 |
Souvenir du Valais |
Un jour nous n’avons plus mesuré le temps.
Souviens-toi : nous n’étions pas tant, un peu d’air, un peu d’esprit, mais la vie nous traversant, la grande vie, un torrent d’énergie: traversant en filigrane, les montagnes et les forêts, les cabanes et les sommets, traversant tout l’Univers dans sa totale totalité.
Car l’éternité était de ces moments-là et toutes les choses autour de nous, silencieuses, lourdes de promesses.
Souviens-toi : nous tenions haut le vin que tu avais si religieusement versé : arôme et bonheur se mélangeant, en paroles sages.
La lumière comme de la poudre sur nos visages, le jour où nous étions sans âge.
…
En terug hier zijnde:
in de nacht is er de herinnering die je houden wilt, is er het woord dat je schrijven wilt, is er de vriend die je groeten wilt.
In de morgen is er de stilte in het licht, verwondering,
jij, te zijn waar je bent en hoe je bent, zij het niet met laurier gekroond dan toch de graanhalm die je woord als wikke omwikkelt: aren in bloei, met stuifmeel beladen, de tijdloosheid benaderend alom.
Wij, zonder ouderdom.
16-11-2021, 07:23 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-11-2021 |
De Vijgenboom |
Je zegt maar wat, en omdat het zo mooi klinkt, omdat het zo rijk is van inhoud herhaal je het, al was het maar om jezelf te overtuigen van het mooie en het correcte ervan en je elke twijfel erover, wegnemen wilt. En je laat het erbij, het staat vermeld en je mag verder alsof er nog iets anders zou kunnen vermeld worden, iets dat er nog aan toegevoegd kan.
Het gaat hem over je laatste zin van gisteren: ‘onsterfelijkheid is mijn deel’. En het is je overtuiging, het is met deze gedachte dat je vertrekken wilt, je hoopt het, je hoopt zelfs dat het met de glimlach zal zijn; al zijn we nog niet zo ver, je streeft ernaar, alles in jou wil erop gericht zijn het te verwachten, het te omhelzen. Het is een ingesteldheid, eens deze naakt voor je uit staat afgebeeld, kan je die zo maar niet verlaten om met iets anders te beginnen, want eens je dat veld betreden hebt geraakte je er niet meer vanaf, ga je graven, steeds dieper en dieper tot in het oneindig diepe, waarvoor je geen woorden meer vinden kunt.
Dit is wat me nu overkomt. De zin die ik terughaalde is het middelpunt van een kolk, al het andere kolkt er in weg, de zuigkracht ervan is zo groot dat alle andere gedachten erin verdwijnen, of hun nietigheid tonen. Steven Hawking zou dit ‘a black hole’ noemen, en het is het ook, eens je zover gekomen bent, is wat je nog wenst te schrijven overbodig, je hebt de grens van het landschap van de geest bereikt.
Rest je, als je volledig wilt zijn, het landschap van wat je denkt de werkelijkheid te zijn, van het leven te zijn, en het dichtsbije is de vijgenboom die in een paar dagen tijd zijn bladeren heeft verloren, zijn takken nu ‘boordevol’ groene vruchten die de tijd niet kregen om, in dit vreemde klimaat voor een vijgenboom, te rijpen. Het is een troosteloos iets, teloorgaan op weg naar de voltooiing, zo iets als die geschriften van mij, even onvoltooid de winter zullen ingaan, en later het lentegevoel niet meer zullen kennen.
Er zal zelfs geen poging meer ondernomen worden, wat de vijgenboom wel zal doen, de sappen zullen stijgen, de knoppen zullen openbarsten met een kleine knal die we niet zullen horen en het blad zal zich vormen, samen met de vruchten. Hoe dit gebeuren zal, welke krachten, komende uit de Kosmos, hierop inwerken zullen, weten we niet maar we vertrouwen erop, Een groot vertrouwen, een oneindig vertrouwen zelfs dat we hebben in wat van de Natuur is. En, als het beschaamd wordt dan ligt de schuld bij ons, bij de mens, die het waagt in deze contreien een boom te planten die hier niet thuis hoort. Mijn geschriften die van de geest zijn evenmin.
Toch volhard ik, hoop ik dat op een dag de temperatuur zal omslaan en de vijgen rijpen zullen, of ze dan nog de smaak van vijgen kennen zullen weet ik niet. Weet ook niet wat er gebeuren zal met de vruchten van mijn geest.
Ik, mijn povere ik, kan alleen maar hopen dat mijn vruchten niet terecht komen in het ‘barre land’.
15-11-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |