 |
|
 |
| |
|
 |
| 23-12-2018 |
Dag 107: Who brought this yearning on me? |
|
Hij denkt, moet alles nu geschreven worden in functie van haar, alles,
van morgen tot nacht of, is het te verwachten dat ook deze tweede ontmoeting
wegebben zal om uit te deinen over de dagen en de jaren die hij nog tegoed
heeft?
Echter onmiskenbaar is het dat zijn
donker hart, lichter geworden is, dat er een groot verlangen in rondhangt. Als
hij dan ziet hoe de natuur met kracht de aarde bevrucht en hoe de tuin in
enkele dagen tot leven gekomen is, dan woelen ook in hem nieuwe energieën. Hij
had haar duidelijk gezegd dat zijn eenvoudig huis wagenwijd voor haar openstond
en hij had er mee bedoeld dat dit hart van hem, dat al zovele malen vlugger had
geklopt, vrij was voor haar en vooral dat ze doorgedrongen was tot in zijn
geest; dat zijn gedachten omfloerst waren met haar, ze groeide al lijk een
kamperfoelie om al wat hij was en zou zich blijven slingeren om wat komen zou.
In feite, dacht hij, is ze nooit,
sinds die lange afdaling over de gletsjer, over het pad in de berghelling,
langs de metalen ladder tegen de wand, over het moreen, via de cabane du petit Mountet, is ze nooit
volledig uit mijn gedachten geweest. Is ze mijn enige toevlucht geweest op gesloten
dagen en donkere nachten.
Hij gaat zoeken naar de lange tekst,
een novelle bijna, die hij geschreven had de laatste dagen van die
uitzonderlijke maand augustus, gezeten aan de oneffen stenen tafel op het
terras, met het licht dat zachter wordt naar de avond toe als de zon gaat dalen
en de zaden van het wilgenroosje, lijk lichtende vliegjes door de lucht gaan
zweven.
Maar niets ervan vindt hij terug. En
als hij zoekt in zijn dagboek van die dagen, een blanco pagina met in het
midden, lijk een foto van haar, een gedicht dat hij overgeschreven had uit het
tijdschrift van het personeel van de Bank
of England, zonder naamvermelding van de schrijver ervan:
Yearning is on me now
wonder comes in a wave
Amazement and joy are
rising
As a foaming wave in my
breast
And enchantement comes to
drive me
Half drunk and belovedly
mad.
Who brought this yearning on me
And knocked me drunk and
crazy?
t was you, hope, none but
you.
Maar verder bladerend vindt hij haar
naam terug op elke pagina, omweven met woorden die verlangen zijn en pijn en
vreugde, ook omdat er een warmte gekomen was in hem, een roze gloed waarin ze
hem bleef tegemoet komen in het licht van elke morgen. En thans, hij, wachtend
op een telefoon, een teken van leven van haar. Wie is het die dit grote
verwachten binnenschoof in hem?
*
De mens en zijn niet te stelpen
verlangen dat hem gevangen houdt: zijn gedachten murw gehouden in een cirkel
waarin alles opgezogen wordt naar het centrumpunt dat zij geworden is. Hij
sprak tot haar: je bent Rilke en je bent Eliot, en ik dank Wie of Wat ik danken
moet al weet ik niet wie die Wie of dat Wat zijn kunnen, maar alles is dank om
wat ik ben, om wat ik doe, om wat ik schrijf. En mijn dank ben jij die thans
moet denken aan mij, zoals ik denk aan jou.
Anja, voor jou is ook deze middag, een
schittering van licht en rijdt je misschien naar je droomhuis toe denkend aan
mij, om me te omhelzen en me te houden. En durf ik blijven vooropstellen dat
mijn terugkeer naar Schleiper, omwille van dat ene potje inkt een beslissing
was die niet van mezelf uitging en dat onze ontmoeting zeker geen toeval was.
Of, heeft het in feite wel zin een bepaald gebeuren in je leven centraal te
stellen. En zijn niet alle daden en gedachten, zijn niet alle beslissingen, hoe
onbeduidend ook, even noodzakelijk opdat alles zou convergeren in een gebeuren
waarvan we denken dat het ons leven zal veranderen?
23-12-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 22-12-2018 |
Dag 106: Hoe het begon |
|
En dan vertelde ze hem hoe ze dacht
dat alles begonnen was. Er was geen gids voorhanden en de gardien van de cabane had
haar gewaarschuwd dat de beklimming van de Besso alleen, wel kon, maar dat de
afdaling, zonder begeleiding, heel gevaarlijk was. Op dat ogenblik ben je
teruggekomen met Robert en Gustave en zag ik je met je rugzak, de touwen er los
over. Ik zag je als een echte alpinist. Misschien was dit het moment, misschien
nog niet, maar daarna kwam alles in een stroomversnelling: de gardien die de vraag stelde aan Robert
die instemde, een cordée van vier
voor de Besso kon, had hij gezegd en, we hebben kennis gemaakt, herinner je. En
hij herinnerde zich, een goed uitziende dame, vijf en dertig misschien, bruin
gebrand, gezicht en armen, uitnodigend vrouw. Een goede klimster had de gardien gezegd, ze komt hier al vele
jaren.
Mijn eerste stap, mijn misstap, is
geweest, toen ik je in de namiddag alleen zag zitten in de zon en ik de durf
heb gehad bij jou te komen omdat je me intrigeerde; je was een landgenoot en je
was vertrouwd met de bergen. De gardien
had me gezegd dat je in de voormiddag - het was gestopt met regenen le Mamouth had beklommen, wat toch niet
zo eenvoudig is, vooral de sortie
vóór de top. Had ik toen niet met jou alleen geweest, jij zittend met een boek
op een rotsblok, terwijl je vrienden naar hun champ de génépi waren, zoals je me vertelde, dan was ik wellicht niet
bij jou gebleven na het avondmaal.
Die avond was een groot moment voor
me had hij haar gezegd, we waren ineens, er moet toen al iets geweest zijn,
een soort voorgevoel, beiden ziek van de sterrenhemel boven ons en wellicht
beiden eenzaam, en in de bergen is het een openstaande eenzaamheid, daarom ook
groet men elke wandelaar die men hier tegenkomt met een à Dieu.
En ik, ik Ugo wou je kussen toen je
me goede nacht wenste en je me zegde: morgen gaan we samen aan elkaar gehouden
door een touw, de Besso veroveren en samen afdalen langs die fameuze chemin des dames.
Maar het verliep totaal anders omdat,
zoals jij het zag, het anders verlopen moest, want zonder het gescheurde
ligament van Robert en zijn transport per helikopter, samen met Gustave naar
Zinal, ware ik nooit de ganse namiddag met jou alleen geweest.
En Ugo: mijn misstap was dan te
wachten op jou, want als ik niet teruggevlogen ben met de helikopter dan was
het omdat ik er mijn gedachten had opgezet om met jou, over de gletsjer de
gletsjer die een soort heilige plaats was voor mij - de afdaling te doen.
Ik was gelukkig toen, een geluk dat
ik in lang niet meer gekend had. Ik herinner me dat je me op de gletsjer iets
heel liefs hebt gezegd. Ik stond voor jou, ik kon je raken, ik kon je raken met
de lippen en toen is je hand even over mijn wang geweest en heb je me gezegd :
Anja, lieve Anja wat doe je me aan. Meer niet. En s avonds terug in de chalet
bij mijn ouders, alleen, met Jupiter, zoals jij het wist, pal in het zuiden
boven de Dent Blanche, was je mijn
stilte, omdat ik voelde dat wat met mij gebeurd was ook met jou gebeurde en
alles zo zuiver was en toch zo groot, zo ruim.
Zo was het, Anja, zo was het. De
afdaling met jou over de gletsjer is een onvergetelijk gebeuren geweest, nu nog
zindert die na, en dan, eens terug in de vlakte, de Navizence waar we gestopt
zijn, en waar we onze blote voeten in het koude water hebben gehouden. Ik
herinner me, ook de tranen bij mij.
Waarom die tranen? had ze hem
gevraagd.
Het waren tranen van hoop, Anja, voor
jou en voor het hele Universum, waarvan ik nu wist dat jij er ook integraal
deel van uitmaakte en dat ik aldus nog meer en nog inniger verbonden was met
jou en met het voorbije.
Hij vertelde haar dit en voelde de
prikkeling in zijn ogen, ze keek hem aan, haar hand gleed naar zijn hand toe op
de tafel: En ook met het komende? vroeg ze.
Alles kon opnieuw beginnen: een wereld
opende zich, zijn boek was niet meer zijn eerste zorg. Hij zag hoe plots de zon
binnenschoof, hoe alles kleur en leven kreeg. Hij voelde zijn ogen vochtig
worden en er was een lange stilte tussen hen. Nu dacht hij, nu: Vooral met het
komende sprak hij.
Zo moet het, Ugo. Weet je, ik ben
blijven hopen op een terugzien. Eerst niet wetende of ik je zou gaan opzoeken,
maar was niet bij machte iets te doen. Het volgende jaar zijn we teruggegaan
naar Saint-Luc. Ik wist dat je de bergen in augustus niet laten kon en wist ook
dat je ergens in Grimentz of in Zinal moest zijn. Ik ben tweemaal naar Grimentz
gereden, maar ik vond je er niet, hoewel je naam opgetekend stond als lid van
een of ander société daar. Ik vond
je ook niet in Zinal, men had je er die maand niet gezien. Maar het is niet te
noemen hoe mijn leven dan een duw heeft gekregen, ik leefde in een andere,
vollere dimensie, jij bestond ergens, waar wist ik niet, maar je bestond.
En ze ging verder: jij, zegde ze,
sprak me over het intens beleven van elk ogenblik, het nu-ogenblik zoals je
het noemde. Je woorden tekenden me. Allen die er waren vóór jou, en de weinigen
erna, konden me niet boeien, ze waren allen te terre à terre terwijl jij me had leren zweven. Mijn huwelijk,
beredeneerd als het was, liep verkeerd af, gelukkig zonder kinderen en ik werd
de dochter terug van mijn ouders bij wie ik nu inwoon.
22-12-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 21-12-2018 |
Dag 105: Ondoorgrondelijk zijn de wegen |
|
Ondoorgrondelijk zijn de wegen van de
mens. Ze lopen uit in een richting die je niet kunt voorzien, kruisen de wegen
van anderen die je niet bestemd zijn maar, je mist niet diegene die je niet
missen mag. En het is ditmaal geen ontmoeting met een boek maar met een levend
iemand, met een kloppend hart, een warmte, een echo van de hunker in jou, die
je meeneemt, die een achtergrond vormt voor je woorden en gevoelens.
Na haar vertrek naar haar werk in
Bourgondië zoals ze hem vertelde, was hij gestopt bij de bloemenwinkel en had
hij een ruiker witte rozen gekocht die hij in een witte vaas geplaatst had op
de tafel voor hem, teken van haar aanwezigheid in zijn huis al heeft hij
hiervoor geen rozen nodig. Maar deze bloementuil blijft het centrale punt in
het wondere gevoel dat hem ondersteboven houdt.
Het is naar dit punt dat hij telkens
wegdroomt terwijl hij doende is. Terwijl hij orde brengt op zijn schrijftafel
en de boeken stapelt waar ze horen te liggen. Terwijl hij de haard klaar legt
voor het uur dat hij haar ontvangen zal, de meubels afstoft en rondgaat met de
stofzuiger. Welke eenzaamheid kan me nu nog deren, denkt hij. Ik leef hier en
zij leeft in de verlenging van mij en ik van haar. Laat het zo blijven. Zo
helpe ons Hij of Het die, dat, ons hoe ook, heeft samengebracht.
Chopin op de radio. De piano boven het
orkest uit. Altijd heeft hij er moeite mee orkest en piano samen te nemen en te
luisteren naar hun conversatie. Hij denkt: Anja is de piano, het orkest is al
wat omheen mij is, meubels en boeken, schilderijen en tekeningen, stukken
wortels, schelpen en stenen; de stilte ook van de muren en van de tuin met de
bomen in de wind, de luchten er boven. En zij: pianoklanken drijvend lijk
bloesems op het water tussen wilde eenden en meerkoeten.
Zij rustig hart van jaren: rust is
onze bestemming. Laat je wemelen in de herinnering aan haar. De bergen sluiten
je in met hun ruimte, met het vroege licht van je late jaren. Je bent met haar
op de gletsjer. Het kraken van de ijskorrels onder je voeten, het vloeien van water
in kleine ondiepe geulen en dan met groot geruis, in de brede kloven waar je
omheen moet. Zij rustig, hart van jaren: rust is onze bestemming.
*
En, toen ze in de vallei kwamen waar
hun wagens geparkeerd stonden, daar waar de Navizence met grote kracht door de
vlakte stroomt, daar waar ze schoenen en kousen uittrokken om te gaan staan in
het ijskoude water en hij haar benen zag, naakt tot boven de knie onder de
opgetrokken varappe-broek en hij
haar zeggen wilde hoe mooi ze wel was.
En, toen ze in de wagen stapte, ze nog
even wachtte. Hij stond ter hoogte van haar open raam. Ze keek hem aan, woorden
gingen komen maar kwamen niet. Ze startte de motor en reed een paar meters.
Toen stopte ze. Ze wachtte tot hij aan haar raam stond, hij dacht tranen te
zien of waren het tranen bij hem: Dank voor de gletsjer, het was groot en niet
te vergeten, ik zie je terug zegde ze nog. Hij voelde een lichte pijn in zijn
ogen: Ciao en ze reed weg van hem.
Hij volgde haar, zag haar rijden langs
de aarden hobbelige weg, zag hoe ze een paar waterplassen vermeed, hoe ze de
smalle brug overstak op de plaats waar de weide rechts van de weg bezaaid is
met gevlekte orchideeën en links een klein moeras vol witwollen linaigrettes. Hij zag haar rijden op de
brug over de stroom, en dan verdwijnen tussen de vele geparkeerde wagens. Dan
zag hij dat ze stopte, op de hoger gelegen weg en uit haar wagen kwam, een
klein onooglijk iemand die zwaaide, haar zwaaiende hand boven de schaduw uit,
in het licht.
Zij rustig hart van jaren: rust is
onze bestemming en Chopin moet verliefd geweest zijn als hij zijn eerste
pianoconcerto schreef.
21-12-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 20-12-2018 |
Dag 104: Wat er is van wat er is |
|
Vandaag schijnt het hem toe dat hij
van in zijn jeugd omgeven was door zijn wolk. Immers, van jongs af was in hem
de drang tot schrijven aanwezig. Achteraf gezien weet hij ook dat er nimmer
ofte nimmer een ogenblik is geweest dat hij deze idee volledig heeft opgegeven;
dat zijn lectuur, zijn diverse pogingen en dan vooral het dagboek dat hij
bijhield, à rato van meer dan honderdduizend woorden per jaar, dat dit alles
gezien kon worden als een voorbereiding op het grote werk dat later, dus nu,
komen moest.
Hij heeft ook nimmer een
zondagsschrijver willen zijn. Hij heeft gewacht tot het ogenblik dat zijn
beroepsbezigheden in de zetel van de NBB te Gent, waaraan hij steeds zijn beste
krachten heeft gewijd, afgesloten waren, om met de inzet van zijn hele persoon
in gang te komen.
En waar kwam hij uit: een verhaal over
de Hel van Dante; een bundeling van
Fragmenten uit zijn dagboeken en, wat
gedichten, die totaal los stonden van de poëzie van vandaag: geschriften die
enkel wat vrienden en kennissen kregen toegestuurd.
Maar zijn wil en verlangen op te
stijgen in de ruimte, zijn overtuiging dat, indien anderen het al zouden
geschreven hebben, hij, zoals in een Romaanse kerk het licht uit het oosten een
andere inhoud geeft aan de ruimte binnenin dan het licht uit het zuiden of het
westen, hetzelfde vertellen wou met een ander ingesteld zijn, komende van uit
een andere dimensie of liever naar een andere dimensie toe.
Aarzelend eerst, tastend en zoekend,
tot hij beseffen ging dat het boek aandrong om geschreven te worden, in feite
is het een foto geweest, is het een ontmoeting onder de bomen van het bos
geweest, die alles in gang hebben gezet. Een uiterst vreemde idee die hij niet
nalaten kan te vermelden alsof het boek zelf wilt dat dit wordt opgetekend. En
hij alleen weet dat tot hier toe, heel wat zaken voortdurend zijn blijven
kronkelen en wringen om toch maar niet achtergelaten te worden.
*
Luisterend naar wat ze vertelde over
haar ouders, over haar huwelijk en haar scheiding, over haar jeugd en haar
werk, hoorde hij dat ze nu, als binnenhuisarchitecte, werkte aan twee
belangrijke opdrachten die haar volledig in beslag namen.
Hij zag terug de beweging van haar
handen terwijl ze sprak, de rustige glans in haar ogen die hem niet loslieten
en hij wist zonder het te weten, dat de schaduwplaats, die zijn echtgenote
gelaten had, lichter en lichter werd. Hij voelde dat de meubels rond hem, de
boeken en tijdschriften, de haard die al klaar lag om aangestoken te worden,
dat alles zich verstilde in een wachten op wat nu komen kon.
Ze vertelde hem, als ik die namiddag
van jou ben weggereden, zonder ook maar een teken van mij te hebben
achtergelaten, was het omdat ik wist dat elk woord in meer me binden ging aan
jou. Terwijl er vooral was wat ons scheidde, niet zozeer de jaren maar ik dacht
dat er in je hart, dat misschien nog weende om de overledene, geen plaats open
was voor mij, zoals jij zult gedacht hebben dat er geen plaats was voor jou in
mij.
Hij wou haar zeggen dat er een grote
plaats vrij was nu. Maar ze ging verder: En toch, ik hoorde je gevoelens in de
klank van je stem en binnen in mij was er iemand die riep: houd me, houd me,
laat me zo niet weggaan. Maar de woorden die konden gesproken worden kwamen
niet. Ik weet niet meer hoe ik weggereden ben maar toen ik in de zon kwam,
verblind door het licht en de tranen, wou ik stoppen nog en roepen naar jou,
maar een andere in mij, is verder gereden. En nu zit je hier voor mij. Ik weet
nu waarop ik altijd heb gewacht, het was op dit weerzien met jou en dit
weerzien lijkt me nu alsof alles wat ik gedaan heb tussendoor, in het
vooruitzicht was van deze nu-ontmoeting, alsof alles getimed was in het leven.
Ugo dacht aan het boek in psalm 139,
hij dacht aan het vreemde in zijn leven, aan de vele momenten die hij als
uitzonderlijk zag: het kan, Anja, het kan, dat we in het oog gehouden worden,
misschien door zij die overleden zijn en in een andere wereld leven, zij die
onze gedachten beïnvloeden. Het kan allemaal. Maar er is nu wat is, en ik ben
er gelukkig mee, ik voel me er wonderlijk goed bij, het is een gebeuren uit de
duizend om opgetekend te worden voor het nageslacht. Zelfs al vinden er
wellicht elk ogenblik van de dag her-ontmoetingen plaats zoals die van ons.
Je vindt ze dus niet uitzonderlijk?
Neen, laat ons stellen dat onze
ontmoeting geschreven stond - hij dacht geschreven stond van het ogenblik af
dat ik ben beginnen schrijven met inkt lie
de thé, maar hij verzweeg dit - al wat we doen is dan in het vooruitzicht
van wat er komen moet?
Ja, en deze in het vooruitzicht van
al wat erna zal komen. Achteraf lijkt het toch zo. Denk je, Ugo, dat iemand
weten zou wat dit komende ons brengen zal?
Hij wist dat hij dit ogenblik altijd
houden wou: Het staat geschreven in de lijnen van je handpalm wordt er gezegd
en er zouden er zijn die deze lijnen ontcijferen kunnen.
Of geschreven In de sterren. zegde
ze. Het kan, die ganse maand augustus had ik rondgelopen met de idee de Besso
te beklimmen maar had niemand om me te vergezellen en toen mijn vriend
vertrokken was naar België heb ik, zo maar, op een avond besloten de beklimming
van de Besso desnoods alleen te doen, ik zou wel een gids vinden. Een verlangen
dat niet te stuiten was, alsof jij me riep vanuit de nevels van je bestaan.
Dit kan, het kan dat ik je geroepen
heb, al kende ik je niet. Ik was de avond van je beslissing met Robert en
Gustave al in de berghut, en misschien heb ik, toen ik de slaap niet vatten
kon, gedroomd iemand te ontmoeten zoals jij. En de volgende morgen, regende het
en was het weer te onzeker, zodat we de Besso hebben uitgesteld tot de volgende
dag, de dag die jij gekozen had voor jouw beklimming.
20-12-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 19-12-2018 |
Terug naar Dag 99: Het boek dat zich schrijft |
|
Alles is bij mij toegespitst op de
woorden die ik neerzet. Zo, wat of wie ik nog lees is vooral mezelf. Elke dag
herlees ik ettelijke malen wat ik schreef alvorens het toe te voegen aan de
massa. Ik haalde aldus, voorbij de honderdste dag, meer dan honderdduizend
woorden.
Naast mij liggen twee Standaards der
Letteren, met in elk van ze twee zinnen die ook mijn zinnen hadden kunnen
zijn. Een eerste van Joe Moran, professor of English and cultural history,
in de SdL van 23 november; een tweede van Maryse Condé, schrijfster uit
Guadeloupe. (In de SdL van 7 december noemt Inge Schelstraete haar: een pittige
pestkop van 81 jaar).
Het zijn schrijvers die ik niet ken,
ik weet zelfs niet of ik ze, eens dit avontuur voorbij, lezen zal. Maar ik ben
hen dankbaar omdat ze dingen hebben geschreven die voor mij bakens zijn: Maryse
Condé: Een schrijver heeft meester noch
model. En Joe Moran die een lans breekt voor slow reading*, wat past bij mijn
slow writing.
Ik onderlijn dit hier omdat het de
enige verdediging is die ik heb als schrijver; die ik heb als iemand die in
feite schrijft over iemand die een boek schrijft en niet blijkt te weten wat
het belangrijkste is het verhaal dat hij opbouwt of de wijze waarop het tot
stand komt.
Ik schreef dit hier, op dag 99, omdat
het gebeurde dat in mij een vermoeidheid was gekomen, dat in mij stemmen waren
opgestaan om abrupt af te sluiten. Het boek haalde me te veel overhoop, het
vergde te veel van mijn krachten, daarenboven vond ik dat ik voldoende woorden
had en dat ik hiermee gezegd had al wat in mij was om te zeggen.
Op dag negenennegentig echter zijn er ineens
nieuwe perspectieven geopend: had de dood van Hugo Claus, van het nichtje van
Marc H., of van het zoontje van Louis R. er iets mee te maken? Het kan, ook het
feit dat ik verzadigd scheen, dat het
bedenken van wat ik schrijven zou ineens een te grote last werd. Alles
kan. Ik dacht er zelfs aan te zeggen dat ik begonnen was haar kamer op te
ruimen en terug te beginnen met het etsen en het tekenen. De reden wellicht
waarom ik gedacht had aan Schleiper waar ik wist de koperen plaatjes te vinden,
de etsnaalden, het etspapier en al wat nodig was om te herbeginnen.
En dan was er het voorval, de
onverwachte ontmoeting die ik gebruiken kon om verder te gaan, hoe wist ik nog
niet maar er waren plots nieuwe mogelijkheden, nieuwe wegen die konden gevolgd
worden en die op een passende wijze dit boek, dit avontuur zeg ik, zouden
kunnen afsluiten. Zo, is het de ontmoeting geweest - eigenlijk in zich
onbelangrijk - een vriend, Dorsan G., die ik tegen het lijf liep op het
ogenblik dat ik in de koffiebar van de Donkersteeg wou binnengaan. Was deze
ontmoeting die maakte dat ik weten zou hoe verder te schrijven, gewild door
iemand of, door het boek zelf?
Ik wil er aan denken, ik moet weten
dat er tal van zaken zijn, gekende en ongekende die bij het tot stand komen van
dit boek van belang zijn geweest. Ik wist het niet maar het zal wel zo geweest
zijn, in het verleden zijn er ook heel wat voorvallen geweest die richting
aangevend zijn geweest voor wat er na kwam.
Meer en meer denk ik eraan, en ik
zegde dit al: het is het boek zelf dat zich schrijft dankzij de omstandigheden.
Want, om even cynisch te zijn - echter niet wildvreemd - het had ook gekund dat
iemand anders het einde zou geschreven hebben zeggende: dit zijn de laatste
woorden van Ugo, hij was aan de vijver, hij is uitgegleden, in het water
terechtgekomen en er niet meer uitgeraakt. Maar dit zou maar al te lamlendig geweest
zijn.
*Joe Moran: Stop met scrollen en scannen en probeer slow reading
als je traag
leest, geef je je tijd cadeau aan iemand anders, de schrijver, zonder garantie
op rendement, en met het risico dat de tekst je verveelt of ongemakkelijk stemt
omdat hij vreemd of moeilijk is.
19-12-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 18-12-2018 |
Dag 103: Anja en Rupert Sheldrake. |
|
In het café, met de bezoekers om hen
heen en de juffrouw die op en af liep: Ugo, je hebt me, de tijd dat we samen
waren heel diep geraakt, weet je dit?
De bergen waren leeg na je vertrek,
Anja, het licht was weg, daarbij kwam nog dat de kinderen vertrokken waren; ik
heb me opgesloten om te lezen en te schrijven. Saint-Luc waar jij waart, lag
aan de overzijde van de vallei. Ik wist dat je in een van de vele chalets moest
zijn en ik vroeg me af of mijn pijn ook die van jou was.
Ja, Ugo, het was anders dan pijn, het
was een grote stilte in mij, een niet weten, een aftasten van wat er gebeurd
was. Moeder had bemerkt dat er iets verkeerd ging en op een namiddag is ze bij
mij op het bed komen zitten om te vragen of het omwille van het vertrek van
mijn vriend was. Ik heb haar, in een opwelling, alles vertelt over jou. Ze
heeft me gesust, heeft me gezegd kalm te blijven, niets overhaast te doen, te
wachten om te weten of mijn gevoelens stevigheid hadden en ook, als het lot het
wil zal je hem terugzien.
*
Gezeten in de stilte van de
schemer-kamer, voor de vlammen van de haard, met het laatste licht over de
boeken en de meubels, is ze aanwezig in haar woorden, zoals ze zegde, als een
warme witte gloed, een wolk witte orchideeën.
Hij kan niet los van haar, ze houdt
hem. Hij is tot leegte geschreven omdat alles zich naar haar heeft gekeerd. Ze
is thans reëler dan ooit, tevens krachtiger van geest, alsof al het verlangen
dat ze heeft opgespaard, ineens werd vrijgegeven.
Hij weet nu dat ze niet alleen is
binnengetreden in hem, maar onvermijdelijk ook in zijn boek dat nu een andere
wending gaat krijgen. Wat hij helemaal niet wenst, want hij vreest dat wat
geschreven staat anders zou geschreven zijn indien ze er bij ware geweest van
het begin af.
Hij had haar gesproken over wat hem
bezig hield. Hij had haar gezegd dat er twee zaken waren waaraan hij niet kon
ontkomen. Een eerste was het feit dat hij heel waarschijnlijk, zonder er zich
bewust van te zijn, was terechtgekomen in het vaarwater van filosofen en
theologen en zich hierop baserend, dingen had verkondigd waaraan hij thans,
ineens, zegde hij, twijfelen ging. En een tweede vaststelling was dat hij voorzeker,
op sommige plaatsen in zijn betoog, een te hoge vlucht had genomen en hierdoor
soms te ver, met beide voeten terug op de grond was gekomen.
Ik ken je als een man van de hoogten,
had ze geantwoord, en ook hoe verrukt ze niet geweest was toen ze hem die
avond, gezeten voor de cabane, met zoveel vuur had horen spreken over bepaalde
passages uit de Bijbel en dan vooral, over zijn geloof in het Eeuwige.
Eigenlijk heb ik altijd uitgekeken naar iemand die mijn geest beroeren kon
zoals jij het hebt gedaan en ik heb nimmer iemand ontmoet die tot mij sprak
zoals jij me toen overhoop haalde. Mijn huwelijk was een verloren strijd van
bij de aanvang, het louter materiële waarmee ik in mijn huwelijk geconfronteerd
werd, lag me hoegenaamd niet. Zo ben ik opnieuw een juffrouw geworden, wachtend
op haar prins die niet kwam.
En nu, had hij gedacht, is je prins er
nu? Maar hij waagde het niet deze vraag te stellen omdat alles zo plots was
gebeurd en nog altijd zo onwaarschijnlijk.
Tot gisterenavond, tot deze morgen
zelfs, was hij begaan met een boek dat herinneringen hernam en een levensvisie
trachtte uit te tekenen. Alles leek hem goed geordend en de weg in grote lijnen
uitgestippeld. Nu Anja er is, kan hij niet meer om haar heen schrijven, kan hij
niet anders dan haar binnenlaten. Zijn boek is te zeer gebonden aan de
omstandigheden, uit zijn dagen die voorbijgleden lijk wolken over velden en
bossen, opdat hij de impact van haar op hem onbesproken zou laten. Wat meer is,
vele herinneringen gaan thans terug naar hun eerste ontmoeting, en vooral hun
lange afdaling, over de gletsjer naar Zinal. Hij kon nu ook ruim en in volle
overgave nadenken, hoe het gekomen was, wat er was aan voorafgegaan: de vele
details die nodig waren geweest.
In het allereerste geval om te
verklaren hoe hij ooit was terechtgekomen in de Valais een collega die het woord Saint-Luc liet vallen - en hoe het ooit tot een vriendschap
was gekomen met Robert P. de gids en Gustave C., le vigneron, de wijnbouwer, die samen alle bergtoppen in de
omgeving hadden beklommen en bereid waren geweest, de man uit de vlakte, mee te
nemen op hun tochten.
En dan ook, hoe Anja ertoe gekomen was
van de bergen te gaan houden. En dit alles was dan nog maar geldig voor hun
eerste ontmoeting, maar wat erna, opdat ze elkaar na zovele jaren terug zouden
vinden aan de ingang van die Schleiper-winkel? Het onmogelijk geachte, was
geschied. Dit alleen al is een vreemd gebeuren. Hoe komt het over in een boek,
te gemaakt, te verwrongen, te ver gezocht?
Maar de feiten zijn er, hij heeft deze
te verwerken. Denken zelfs, dat het hun bestemming was, en dat deze ontmoeting
eigenlijk de meest normale was, zoals er zovele ontmoetingen zijn geweest,
gebonden aan een detail, al was het maar de ontmoeting met de vrouw waarmede
hij huwen zou en, haar vroegtijdig overlijden.
Is het niet zo, zijn niet alle
voorvallen in een mensenleven toevalligheden? Ga dan maar eens na hoeveel
toevalligheden er niet nodig zijn opdat één bepaald gebeuren nog meer
toevallig zou kunnen zijn, zo dat het geen toeval meer zijn kan maar iets dat
onvermijdelijk was.
Hij kon aanvaarden wat Rupert
Sheldrake heel schuchter vooropstelt, namelijk omgeven te zijn door een wolk
van vormende oorzakelijkheid, Sheldrake noemt dit morfische resonantie, en
dat deze wolk, lijk een soort engelbewaarder toeziet op wat je doet, opdat je
uitkomen zou waar je uitkomen moet. Die er ook voor zorgt want ook hij is een
wolk meer dan een blok lichaam, schreef hij een paar dagen geleden - dat hij
leest wat hij lezen moet, ontmoet wie hij ontmoeten moet, van Ray af, en dat
zijn boek aldus de afdruk wordt van al deze impulsen en een inhoud krijgt die
kosmisch getint wordt, zoals Umberto Eco het wenst.
Zo ook wou hij dit meer dan onwaarschijnlijke
terugzien gaan betitelen als het effect van Sheldrakes wolk - hier durft hij
het woord engelbewaarder niet meer gebruiken. Hij had getracht dit met andere
woorden te verklaren aan Anja en ze had uitgeroepen dat het Goethiaans was,
dat Goethe ook over zoiets geschreven had. Wat hem verbaasd had, maar hij
aanvaardde dit graag, gezien het van haar kwam.
Is het dan toch zo dat het komende het
heden bepaalt via deze zogeheten morfische resonantie en is hij, dit
schrijvende, een even grote heretic
als Sheldrake?
18-12-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 17-12-2018 |
Dag 102: Anja (2) |
|
)
Hij was in zijn kamer, hij dacht: geloof niet dat het bestemming was. Hoewel, mijn beste
Eluard, als jij het waart die dit schreef, het was inderdaad misschien duidelijk een afspraak, belegd buiten ons weten, zonder uur noch plaats van de
ontmoeting te kennen, maar iets of iemand wist het wel. Heb jij ook ooit zo iets meegemaakt,
mijn beste Cervantes hier naast mij, heeft ooit je Don Quijote zo iets gekend in je boek?
ja, denk ik, a menudo, dikwijls.
De rust was weg uit hem. Hij kende maar
al te goed die gevoelens die opdoken lijk de wind vóór de regen. Gevoelens waarover
hij geen controle had omdat ze hun oorsprong hadden in wat is tussen man en
vrouw, de spanning tussen het yang-element en het yin-element.
Hij dacht ook hoe vreemd een dag kon
gaan van het ontwaken tot de middag, tot de avond. En hoe een leven kon worden
volgestouwd met ontmoetingen, en er waren er vele geweest, die niet gegeven
hadden wat ervan verwacht kon worden. Maar deze ontmoeting was het begin van
een vervolg. Alsof voor hen de tijd had stil gestaan en het ogenblik van het
terugzien, zoals Anja zegde, het vervolg was op het ogenblik dat ze was
weggereden van hem, haar hand door het raam van haar wagen, zwaaiend. Zo wordt dit ogenblik van nu gekleefd
op de avond, de morgen en de namiddag van toen. En al stonden de jaren ertussen
bol bij haar zoals bij hem van klein als
van groot gebeuren, alles er tussen in, scheen nu samengevouwen tot een blad
woorden van niets.
En je weet nimmer wat je bezit aan
mogelijkheden, je weet nimmer in hoever een samenzijn hoe kort ook, zijn
wortels doorduwt naar het komende toe. Het kon dus dat hij geleefd had niet in
functie van het boek dat hij aan het schrijven was, maar wel, en het boek
incluis, in functie van het ogenblik dat hij haar opnieuw ontmoeten zou. Had
hij geen boek geschreven, niet zo intens bezig geweest om zoveel mogelijk terug
te halen uit het voorbije, hij zou zeker niet die behoefte, die plots
opkomende drang gekend hebben om iets klein als een flesje inkt te gaan halen
op een plaats twintig kilometer verder.
Het onbegrijpelijke web van gevoelens,
van verlangens en tekorten, van handelen en niet handelen, dat zich weefde over
hem en over haar. Maar vooral het web van gedachten, het web dat ons begeleidt
en ons voert in de richting van de toekomst die in het web getekend ligt. We
ontkomen er niet aan, niemals, never,
jamas. En je weet wat je begint, maar je weet nimmer hoe deze ontmoeting
zich vertakken zal over je dagen en hoe dromen en daden en mogelijkheden, lijk
sneeuwvlokken zullen dwarrelen over en in jou.
Hij had haar gezegd, dat ze altijd aanwezig
was geweest in die monoloog die hem bewoonde en zich wijzigde in woorden maar
niet in inhoud; dat ze weten moest dat de tijd die ze samen waren, van het
ogenblik van de cabane, van het ogenblik dat ze over de gletsjer waren, dat
alles in hem gekeerd was naar haar; dat die gevoelens heel diep eerst, daarna
verder gegroeid zijn; dat aldus het zaad van haar in hem, een boom werd die
inspireerde, hem krachten gaf. En dat deze rustige, geurende boom, deze levende
boom, met haar naam erin gekerfd, thans gebombardeerd werd met zeven lentes
tegelijk. Dit alles moet je weten, had hij haar gezegd, voor we verder gaan. De
woorden waren zo opgekomen uit hem, alsof deze zich hadden opgestapeld in de tien
jaren, zoals ze zegde, die voorbij waren, onbewust geschreven om vandaag te
worden nitgesproken.
Hij had haar vergezeld tot aan haar
wagen. Ze stond klaar om weg te rijden. De belofte van haar vrouw-zijn lijk een
wolk van poëzie over haar. Omheen hen waren de huizen, was er het ruisende
leven van de stad, de mensen, de autos, het grote licht van een nieuw begin.
Laat die boom van ons zeven maal
zeven lentes ondergaan en laat de sappen stijgen in jou en in mij, maar weet je
wel, Ugo, hoe groot mijn vreugde nu is, weet je wel in welke mate het lente is
in mij?
De gevoelens die met haar woorden
binnenschoven in hem. Hij dacht waar brengt me dit ogenblik dat eens te meer is
van alle ogenblikken van mijn leven. Maar ze ging verder:
Je zegde me, en wel die nacht gezeten
voor de cabane, voor een hemel vol
met sterren, dat alles geest is. Wel, ik heb, en dan meer en meer de laatste
maanden, waarom weet ik niet, teruggedacht aan wat toen was open gebleven,
zodat het nu bijna normaal toeschijnt dat gebeurd is wat gebeurde. Het wondere
is dat ik nog niet zo lang geleden terug ben uit Petra en dat ik daar, in die
smalle doorgang tussen die meest fantastische rotsen het gevoel heb gekend, dat
lijk een steen neerviel voor mijn voeten, dat ik jou naar mij zou zien toekomen
uit een kronkel van de weg.
Ik was vorig jaar in Petra, ik was in
die bergkloof en heb er aan jou gedacht zegde hij en hij loog niet!
Zie je wel, Ugo, maar er is meer. Ik
begrijp thans heel wat en zo wil ik het ook begrijpen en aanvaarden, dat de
breuk met mijn echtgenoot, dat elke poging van mijn ouders een andere man te
vinden voor mij en dan de reden waarom ik in het weekend ben terug gekomen,
zonder enige reden, zo maar om eens terug te zijn in Gent, alsof de stad me riep.
Vreemd allemaal, vreemd, niet te geloven vreemd. En nu moet ik terug, heb nog
een paar dagen werk en daarna, het opleveren van de binnenhuisinrichting aan de
nieuwe bewoners van een prachtig herenhuis, een huis zoals wij er een zouden
moeten bezitten.
Wij? vroeg hij.
Zoals ik het voel, ja wij. En jij, voel je het ook?
Hij keek haar aan, hij voelde het
bonzen van zijn hart. Hij hield haar hand, dan kuste hij haar, raakte hij even
maar haar lippen, haar stilte, haar diepte, even maar: Bel me zegde hij en
gaf haar zijn kaartje, Bel me van uit onze woning in Bourgondië. Van waar
precies?
Van Anzy-le-Duc,
zegde ze.
17-12-2018, 06:43 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
|
 |
| E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
| E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
| Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
| E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |