 |
|
 |
|
|
 |
30-10-2011 |
Biodiversiteit |
Hoe oud
was ik, toen ik met grootmoeder, in volle zomer, barrevoets door de velden wandelde,
langs een holle weg, de bermen langs beide kanten begroeid met heidestruikjes,
met thymus en salie, met ereprijs en herderstasje, met boterbloen en margriet
en andere waarvan ik de naam nog niet kende. En wat me het sterkst is bijgebleven van die wandelingen is de doordringende geur van thymus, is het gezoem
van bijen en van grote donkere vliegen is de verscheidenheid van vlinders,
overal.
Ik hield
haar hand tot een kleine kapel midden in de velden waar ze bidden ging voor een
of andere heilige die haar verlossen zou van tandpijn of van een andere zorg
die ze me niet vertelde. Ik bad met haar luidop, een onzevader en een weesgegroet, gezeten op een houten
bank voor de kapel, starend naar het vlammetje van de kaars die ze had
aangestoken.
Dit alles,
niet alleen de bloemen en de planten, de bijen en de vlinders, de leeuwerik,
maar ook de kapel, ook de gebeden, maakten deel uit van de biodiversiteit die
nu aan het wankelen is.
Dit
jaar, met Allerheiligen in het zicht, ben ik naar het kerkhof gegaan en heb ik
dat stukje weg door de velden opgezocht. Het was geen holle weg meer, er
groeide geen heide meer, geen salie, geen thymus er was alleen de wind en de
grote stilte over het verlaten land, met dolende kraaien, zwart zoals de
kraaien op het schilderij dat Van Gogh schilderde in Auvers-sur-Oise.
Ik liep
langs de boomgaard van mijn grootouders met de kweepeerboom en de mispelaar.
Geen stam of struik bleef ervan over. Geen appelaars, geen perelaars ook geen
notelaar, alles was leeggehaald, bebouwd, begroeid met wat uitheemse sparren,
maar geen meidoornhaag meer met vogelnesten, geen kerselaar, geen pruimelaar
met wolken witte en roze bloesems in de lente, met bijen en wespen en kevers en
vlinders en meesjes en vinken en merels, kleine en grote
lijsters.
En geen
afgevallen appels op de grond, geen peren, geen vuistdikke pruimen, geen
grootvader die zijn pijp rookte tegen de notelaar geleund.
En geen
kinderen meer die in korte broek en met klompen aan de voeten, twintig minuten
te gaan hadden tot de dorpsschool en twintig minuten om naar huis te gaan eten
en twintig minuten om terug naar school te gaan en terug twintig minuten om in
de valavond thuis te komen, bij moeder en bij de warme kachel, om dan te
gaan glijden met de vrienden op het ijs van de overstroomde weiden. De stemmen
klaar en helder en uitgelaten en vuurtjes aangestoken als er ooit iemand met de
voet door het ijs was gezakt. De wereld een oneindigheid ver, onwezenlijk,
onbestaande.
De
biodiversiteit van de wegen die we toen bewandelden, wat we deden en hoe de kou
geen vat had op ons.
En de
boeken die we lazen, 'De Witte', 'Wannes Raps', 'Vijf weken in
een Luchtballon', of 'Twintigduizend mijlen onder zee', of Vlaamse Filmkes, of
Ivanovkes, tientallen, honderden, een biodiversiteit van boeken.
Mijn
jeugd, mijn grote jeugd, wat rest er nog van het ruisen van de canadabomen, het
krijsen van de eksters, de oude windmolen met de gebroken ramen en de deur half
open. De verlaten hoeve omwald met brak water, half gevuld met bladeren en mossen
en afgevallen takken en de twee stenen leeuwen die de wacht hielden naast de
ingangspoort.
Biodiversiteit
van wat was en niet meer komen zal, een straat zonder autos maar met
boerenkarren getrokken door boerenpaarden, of een jonge knaap die om zes uur s
morgens, de kannen melk wegvoerde op een klein karretje, getrokken door een
hond, naar de melkerij, om daarna naar school te gaan in winter en in zomer en
in de herfst als de noten te rapen lagen op de weg, of de rapen vol waren op
het veld en fazanten opvlogen voor ons voeten, als we het waagden een raap te
nemen en te pellen om al gaande op te eten zoals het hoorde in
die tijd.
Jeugd,
waarom heb ik er geen verhaal over geschreven hoe het was en hoe het niet was,
zoals bij Ernest Claes.
En het
grote moment als ik er nu aan denk, de schoolmeester, Van Oudenhove heette hij,
die op het einde van het schooljaar, als alles geleerd was wat moest geleerd,
hij ons vergastte op het voorlezen van De Witte, of van Michael Strogoff.
En nu, de
jeugd van nu, over wat zal zij te schrijven hebben, eens vijftig jaar verder?
30-10-2011, 06:57 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-10-2011 |
Edward Witten en de String theory |
The string theory van Edward Witten
In het artikel over het
optreden van Hawking, schrijft Joël De Ceulaer in de Standaard van vorige
woensdag, dat Hawking vermoedelijk niet het grootste genie van deze tijd is. Hij
claimt die titel voor de Amerikaan Edward Witten, de man die de laatste decennia de meest fundamenteel nieuwe ideeën over
de kosmos ontwikkelde.
In dit verband herinner ik me die fameuze
reeks uitzendingen van de VPRO waarin Wim Kayzer een
serie interviews afnam, onder meer van Edward Witten die beweerde dat het grootste
raadsel niet het Heelal was. Hij bedoelde hiermee dat de String theory een
minstens even groot raadsel was en hij trachtte dit uit te leggen door de
vergelijking te trekken tussen de klank van een stemvork die schel en lelijk is en de rijke klank van
een viool die afkomstig is van een mengsel van boventonen.
Welnu, zegt Edward Witten, volgens de natuurkundige snaartheorie is er maar één trillende snaar
die vele verschillende boventonen heeft en nemen we die boventonen waar als
verschillende elementaire deeltjes. Neem bijvoorbeeld het elektron, de quark,
het foton, de neutrino of het graviton, Allemaal zijn het verschillende soorten
trillingen in één enkele snaar.
Hij vindt het een harmonieuze gedachte om al die
deeltjes te laten ontstaan uit de verschillende trillingsvormen van een snaar,
precies zoals een violonist zijn klankenrijkdom ontleent aan de boventonen van
de vioolsnaar.
Wat ik er nog kan aan
toevoegen is dat de snaren heel klein zijn, verhoudingsgewijs zou men ruwweg
kunnen zeggen dat ons zonnestelsel staat tot een atoom zoals een atoom staat
tot een snaar.
In zover ik de tekst van
Witten begrepen heb betekent dit voor mij dat we hier aan het speculeren zijn
in de wereld die niet meer deze is van de materie, maar de wereld van de geest.
Verder gaan ware me begeven op flinterdun ijs.
Ik ga dus niet de tekst
van Edward Witten gepubliceerd door Wim Kayzer een immens werk resumeren
hier. Bent u geïnteresseerd en wil u meer vernemen, schaf u het boek aan, het
is een meesterwerk.
Of vraag aan Canvas dat ze
deze uitzendingen over van de Schoonheid
en de Troost eens gaan ophalen bij de VPRO, we zullen er allen veel
plezier aan beleven, ze zijn enorm leerrijk en filmisch zeer hoogstaand. Wim Kayzer
is een groot man en zijn medewerker Gertjan Wallinga een groot vertaler.
29-10-2011, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-10-2011 |
Stephen Hawking in Leuven |
Why are we here, and where do we come from?
Twee vragen waar Stephen
Hawking zijn uiteenzetting in de aula van de KUL mee begon en er ook mee
eindigde. Tussenin vertelde hij hoe hij dacht dat het Universum begonnen was en
hoe het geworden was wat het is, uitdeinend en met zwarte gaten.
Maar op de twee vragen
hierboven, en op de vraag wat er was vóór de Big Bang - of waarmee God bezig
was vóór Hij aan zijn schepping begon - had hij geen antwoord. Misschien omdat
het een onnodige vraag is,. we zijn hier en het Universum is er. Maar wat
kunnen we er in meer over vertellen.
Vraag één: Why are we here?
We zijn hier om te
getuigen. Om te getuigen van het bestaan van het Universum. Waren wij er niet
dan is er niemand, om ook maar één vraag te stellen over het ontstaan van ons
Universum. Het zou een Universum zijn zoals
de strook grond tussen de twee Koreas, of zoals het omheinde bos van
Houellebecq in zijn La Carte et le
Territoire, er is daar niemand om van binnen in te zeggen dat deze met
bomen begroeide gronden bestaan.
Ze bestaan enkel omdat wij
er zijn om het te weten - de ene strook in realiteit, de andere in het boek van
Houellebecq - indien wij er niet waren om, van buiten uit, te zeggen dat ze
bestaan.
En wat kan de betekenis
zijn van een Universum als de mens er niet is om te getuigen van het bestaan
ervan en te zoeken naar de oorsprong en de toekomst ervan en hoe het zich
gedraagt?
En vraag twee: where do we come from?
Ik heb altijd gehoord dat
we de stof van sterren zijn, of dat we uit de oceanen zouden gekomen zijn,
tenware we, zoals Fred Hoyle en N.C.Wickramasinghie in hun Evolution from Space het vooropstellen, dat de
complexiteit van het leven op aarde niet veroorzaakt werd door toevallige
processen, maar herkomstig uit de Kosmos en dat het leven in een hoge graad van
informatie al bestond vóór de aarde bestond, zodat de aarde leven binnenkreeg
dat al in een ver gevorderd stadium verkeerde, met de biochemische problemen al
opgelost.
Is dit een antwoord op de
vraag van Hawking, in elk geval geen antwoord dat zou volstaan voor Karl
Popper, maar het biedt een mogelijkheid.
Ik onthoud ook van Hoyle
en zijn collega en ik kan er goed mee leven - dat de Kosmische Intelligentie er van in den beginne moet geweest zijn,
wat heel wat vragen zou oplossen.
En om nog even op de eerste
vraag terug te komen, Why are we here,
deze vraag hoeft geen antwoord.
Of er nu een Universum is
of niet, een Kosmische Intelligentie is of niet, beide veronderstellingen
hebben niet het minste belang ware het niet, dat ook de mens er is, de mens die
toekijkt en weet dat hij toekijkt op wat voor hem het Universum is.
En als
u het weten wilt maar ik heb het al geschreven Dante
legde het antwoord op de vraag, Why are
we here, in de mond van Beatrice, het antwoord dat hij moet gehoord/gelezen
hebben van een Arabische filosoof, van voor zijn tijd, die in Murcia woonde en
er zijn hart verloren had
28-10-2011, 05:49 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-10-2011 |
De Adem van de Dagen (11) |
Herfst, een zondag met veel zon en
veel wind. Het bos dichtbij, een symfonie van geluiden. Een wilde
wereld zoals hij het bos kende van vroeger als hij er in rond dwaalde om deel
te zijn van de geuren van het bos, van het leven van het bos, het bos dat zijn
jeugd was, zijn blijheid, zijn kracht, zijn toevlucht als hij nood had aan lucht en openheid.
Eens, wat hij zich nog altijd herinnert, kwam hij
alleen terug van een toneelvoorstelling of film in het nabijgelegen W. Het
was nacht of toch diep in de avond. Hij moet toen achttien geweest zijn. Hij
had de gewone baan verlaten en had de kortere weg door het bos genomen. Er
stond een wind, heviger dan nu. En wellicht was het om deze reden dat hij
de weg door het bos had genomen. Hij was verbaasd geweest door het plotse
geweld van takken lijk armen die hem grijpen wilden, geluiden die van alle
kanten kwamen, een vreemde wereld van stemmen en geschreeuw die zich op hem stortte,
en hij doorheen de slingering van takken, de vluchtende wolken zag die voor de maan
schoven. Hij kon bij momenten amper vooruit, maar hij voelde dat hij leefde,
dat hij de kracht had om de wind het hoofd te bieden. Grote ogenblikken van de jeugd in hem, van zijn roep tegen de wind in, tegen het leven in. Een simpel gebeuren dat hem, om een of andere reden is bijgebleven en hem bijblijven zal, de stemmen, de zwiepende takken,
zijn luide schreeuw.
En vandaag bij een wind die zijn jonge jaren was geweest, had hij
de kinderen uitgenodigd en was hij gisteren al met de voorbereiding van het
maal begonnen.
In de winkel van het dorp had hij twee kippen besteld,
de bazin had hem gezegd van welke boer ze kwamen. Hij had die in stukken
gesneden en bruin gebakken in de olijfolie. Had er daarna allerlei kruiden aan
toegevoegd, thymus, rozemarijn, salie, laurier, jeneverbes geplet, sjalot,
groene en zwarte olijven, met stukken tomaten en pepers, en had alles overgoten
met een licht van ouderdom vergeelde wijn.
En dit stond nu op een klein zacht vuur. De ganse
keuken rook ernaar, het ganse huis. Hij had eerst gedacht de rijst toe te
voegen aan het geheel maar dan vond hij het beter de rijst afzonderlijk te koken
en op te dienen gemengd met kleine stukjes half rauwe groenten.
Gisteren ook had hij de tafel afgeruimd die vol met
boeken en papieren lag en een groot wit laken gelegd over de verlengde tafel. Met
dertien, kinderen en kleinkinderen waren ze, maar allen zouden er de afwezige
aan toevoegen. Hij had de mooiste borden en glazen genomen en het zilveren
bestek met kaarsen in hun houders. En met de laatste flessen Pinot noir-sainte Anne' die hij nog over had, wist
hij dat het goed was, en zo voelde hij het aan als hij nog even neerlag op de
sofa, voor de vlammen van de haard waar de wind in joeg.
Hij lag er naast de hoge, oude Luikse bollenkast, een
levende aanwezigheid, een gezel die hem zegde dat alles perfect was. Die hem
zegde dat hij even de ogen sluiten mocht, dat hij nog een uur had voor ze
kwamen, en er was een begin van moeheid dat zijn lichaam was.
Het was toen dat ze binnenkwam dwars doorheen de muren
van de kamer. Ze
kwam binnen, hij was zelfs niet verwonderd, in een lang donker kleed met een
witte doos in haar handen, de bodem ervan gevuld met bloemen en bladeren, de
doos die ze neerzette op de tafel naast de in leder gebonden delen van de oude Dictionnaire Théologique en ging
neerzitten aan de tafel voor hem waar hij aan het schrijven was.
Hij
zag hoe ze een voor een de bloemen nam, het steeltje afsneed tot juist onder
de bloemkroon, zoals ze het altijd had gedaan en daarna de bloem plat duwde alvorens deze
zo voorzichtig het maar kon, op te sluiten tussen de vergeelde bladeren van het
boek in haar hand. Hij zag de zorg die ze eraan besteedde, alsof het kleine schatten
waren die ze wegborg. Hij zag hoe ze van sommige bloemen meeldraden en stamper
verwijderde om die afzonderlijk op een andere plaats in het boek te leggen. Kleine
gemeten bewegingen. Hoe stil ze was, hoe doorzichtig bijna. Hij zag de traagheid van haar handen in het licht, terwijl onder het donkere
kleed, in de diepte van haar lichaam, de ziekte knaagde aan haar, woekerde in
haar.
Er
zijn geen bijen meer zegde ze, vorig jaar gonsde het van bijen en waren er
vlinders en libellen, nu zie ik er geen meer, hoogstens één enkele hommel in de
ganse tuin.
Haar
stem kwam van heel ver, het was alsof ze neuriede. Hij zag hoe vreemd ze het
greintje leven hield dat ze nog haalde, een ietsje meer dan het leven in de geknipte
bloemen die ze drogen wilde. Hij zag alles van haar, van wat hij nimmer had
opgemerkt, alsof het pas nu opgemerkt kon worden, al wat was van de wereld om
haar en de wereld in haar.
Hij
vroeg of hij haar kon helpen.
Ja,
zegde ze, ja, ik geraak er niet meer wijs uit, wat doe ik eigenlijk? Leg de
bloemen en de bladeren tussen de bladen van de boeken, zoals ik het heb gedaan,
ik ga me wat neer leggen boven, ik kan het niet meer, trouwens, en haar stem brak,
wat nut heeft het nog.
Het
heeft nut, Bea, wou hij antwoorden, het helpt je te leven, maar hij was wakker
geschoten, verdwaasd om zich heen kijkend met woorden op zijn lippen, woorden
die zich bleven herhalen, het heeft nut, het heeft nut. Maar de kamer was leeg van
haar, alleen de grote donkere bollenkast die keek naar hem, vragend.
Ja,
zegde hij, luidop, ik heb gedroomd en dan wat? Maar, was het wel zo, was het
een droom geweest, of was ze in de kamer?
Beatrice,
ben jij het, ben jij het?
Hij
wist de kamer boven met een muur vol met kadertjes die ze gemaakt had, en
kadertjes ook verspreid over de woning. Gedroogde bloemen en stukjes plant,
eigenzinnig geschikt maar met veel structuur in de compositie, gekleefd op een
wit blad, met in minuscuul geschrift haar naam eronder, Bea, meer niet.
*
27-10-2011, 20:32 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-10-2011 |
Gefilosofeer |
De Kosmos is
één en is beweging. Beweging naar buiten, Hubbles
law, en ook beweging naar binnen, kennis beweging binnenin het spirituele, wat neerkomt
op het verwerven van een steeds maar duidelijker beeld van het Absolute van het Zijn.
De beweging is er, onmiskenbaar en in de twee
richtingen exogeen en endogeen, in volume en in de diepte. Het kan dat die beweging er is opdat de spirit in de mens,
ervan de weerspiegeling, ervan het doel zou zijn.
Dit zou dan het
grote wonder zijn, dat rakelings loopt langs de zin die hij enkele tijd geleden
terugvond in zijn dagboek, overgenomen, stond erbij, uit lExpress. Een losse zin van enkele woorden slechts. Maar een zin
om erover te mediteren, omdat hij, geplaatst in het licht van het dagelijks wereldgebeuren,
er Eifeltorens boven uitsteekt. En
hij wil die zin hier herhalen:
Jamais dans
lhistoire de lhumanité, il ny a eu autant de savants à lécoute de
lunivers. Et leurs moissons célestes nous confrontent à un cosmos vertigineux,
qui aurait peut-être été programmé pour finalement produire lhomme.
Een kosmos
geprogrammeerd om de mens en de geest in de mens voort te brengen en te laten groeien in de richting van het Absolute, wat dit Absolute ook moge zijn. Het Omega van Teilhard de Chardin?
Of, wat ware er van de kosmos, indien de mens er niet was om er over na te denken. Er zou geen Stephen Hawking geweest zijn die ons (7.000 toehoorders in Leuven) gisteren kwam vertellen, hoe die kosmos er kwam en hoe hij is. Ik vraag me echter af of hij in zijn rede de (geest van de) mens centraal heeft gesteld?
26-10-2011, 07:32 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-10-2011 |
Wat de dag soms brengt |
Wat de dag soms brengt.
Dag
aan dag ben ik in mijn Blog geconfronteerd met mezelf. Ontleed ik mijn
handelingen, mijn gedachten. Ontleed ik de gebeurtenissen omheen mij. Ontleed
ik in hun geschriften, de gedachten en handelingen van anderen.
Sommige
dagen overheerst duidelijk het mystieke, het religieus-metafysische, om op
andere dagen rationeel en soms agressief te zijn. En ook gebeurt het dat totaal
verschillende elementen samenkomen in een voor mij wondere mengeling.
Men
zegt dat dit iets te maken kan hebben met mijn de stand van mijn bioritmes
intellectueel, emotioneel en fysisch - die gedurende een aantal dagen opgaande
zijn of afdalend, om van tijd tot tijd eens alle samen op een hoogtepunt te
komen afgewisseld met hun samenkomen op een laagtepunt.
Er is dus in mij een wereld van positieve,
neutrale en negatieve krachten aanwezig die me aanzetten dit te doen of dat te
laten, dit te interpreteren als hoogstaand, en dat als minderwaardig, maar hoe
die krachten bepalend zijn voor wat ik schrijf en niet schrijf, is voor mij een
raadsel.
Vandaag las ik de column
van Luuk Gruwez omdat hij zich gewaardigt te schrijven over, wat aartsmoeilijk
is, een dichtbundel. En erover te zeggen wat er kan over gezegd worden en te
zwijgen wat beter gezwegen wordt. Ik begin zijn stijl te kennen, meticuleus tot
op het bot, eruit halend wat er niet in staat en met veel goede wil een idee
opsnuivend, dat er eventueel zou kunnen in aanwezig zijn. Wel wetende hoe
moeilijk het is een goed gedicht te schrijven, en nu ook met zijn bespreking
van de bundel van Toon Tellegen.
Hij heeft al een punt als
hij het Filosofie in negligé noemt en met een indeling
komt als: Bakkeleien met woorden, Kunnen en niet kunnen, Het grote blauwe
niets. Wat dan handelt over woorden met een willetje, over de lezer en over de
schrijver en hierover te zeggen wat er kan over gezegd.
Al hoewel, het hier en ook
in de Standaard overgenomen gedicht, iets heeft, het blijft hangen. En Gruwez
heeft het uitgekozen omdat het hangen en vallen blijft.
want telkens hij niet over liefde schrijft,
wat een enkele keer gebeurt,
opent zich een afgrond voor hem,
net groot genoeg om in te vallen
en de lezer komt binnen, ziet hem vallen,
springt hem achterna.
Vreemde poëzie is het,
alsof poëzie alles kan zijn als de woorden maar beelden zijn met een boodschap,
en de lezer, schrijft Gruwez, en hij zal het wel weten: Hij kan de dichter zowel naar het niets als naar het leven volgen.
En wat even veel poëzie
moet zijn, brengen de tekeningen, door vader Boris Tellegen, aan de gedichten toegevoegd.
Dit is toch de idee van Luuk Gruwez.
*
Ik heb beslist mijn Blogs
van het begin van het jaar tot en met 30 juni, op 1 november uit de ether te
halen. Niemand leest die teksten nog. Het zal dus een zuivering zijn, want alle
begin is moeilijk heb ik eens gelezen als eerste zin in een beroemd boek, dat
in ons Vlaanderen een eerste prijs haalde. Dus het zal ook zo wel zijn.
*
25-10-2011, 00:14 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-10-2011 |
Nog steeds de euro |
Geknipt uit de Standaard
van 21 oktober:
In de wandelgangen klinkt het dat de contouren
van het uiteindelijk compromis almaar duidelijker worden. Het idee van een
noodfonds als verzekeraar, waarbij het obligaties van probleemlanden voor een
stuk garandeert, lijkt het meest waarschijnlijk. Zo moet er niet meer geld in
het fonds, maar wordt het effect wel fors vergroot.
Het scenario van het noodfonds dat uitgebouwd
wordt tot een bank die dan bij de Europese Centrale Bank geld kan lenen, is
uitgesloten. Ondanks het pleidooi woensdag van Sarkozy. (adg)
Deze zienswijze strookt
gedeeltelijk met wat ik verwerkt heb in mijn Blog van 18 oktober. Maar ik zag
het Fonds niet als geldontlener bij de Europese Centrale Bank. Neen, voor mij
was het
1. Een instelling (Fonds,
Bank) met een kapitaal dat wordt ingebracht door de landen van de Euro-zone,
elk naar hun vermogen. De inbreng in het Fonds is dus een inbreng in het kapitaal van de Instelling. Dit is een noodzakelijke voorwaarde.
2. Deze Instelling garandeert
de terugbetaling op de vervaldag van de
openbare schuld van alle landen van de Euro-zone. Deze openbare schuld
krijgt aldus de waarde van Eurobonds.
Maar dit geldt enkel voor de openbare schuld bestaande tot en met een bepaalde
datum.
Schulden aangegaan na deze
datum krijgen die waarborg niet.
3. De vervaldag, van de op
die datum bestaande schuld (de gewaarborgde schuld) wordt in kaart gebracht en
ter beschikking gehouden van elke geïnteresseerde.
4. Er zijn landen, Griekenland,
die zullen beroep doen op de waarborg van de Instelling. In deze gevallen is
het de Instelling die de dienst waarneemt en het kapitaal terugbetaalt (Quid de
intresten?).
5. Elk land van de
eurozone kan beroep doen op de Instelling, en de uitvoering van de waarborg
vragen voor de terugbetaling van een deel of de totaliteit van hun openbare
schuld.
6. Evenwel, elke
terugbetaling gedaan door de Instelling, voor een land van de euro-zone wordt
ingeschreven in een Grootboek van de
schuld t.o.v. de landen van de euro-zone die kapitaal hebben ingebracht.
Er worden dus geen schulden
kwijtgescholden, hoogstens heeft er een verschuiving in de tijd plaats, wat de
terugbetaling aan de Instelling betreft.
7. De banken worden niet
verzocht aan schuldafbouw te doen.
Dit is de kans om
de euro te redden - er zijn er geen drie - tegen een aanvaardbare kostprijs, te betalen door Europa,
omdat ze niet tijdig hebben ingezien dat de Griekse Openbare schuld tot
abnormale hoogtes aan het groeien was. Als bank zou ik hier mijn bedenkingen
bij hebben.
Om dan maar niet te
spreken van de Griekse minister van Financiën, hoe durft die zich tonen in
Brussel.
24-10-2011, 06:49 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |