 |
|
 |
|
|
 |
13-12-2020 |
Over het onthutsende Exodus: 3, 14 |
Je schrijft en je blijft het doen. Elke dag kruip je binnen in jezelf, tast je af wat er wordt aangeboden en begin je telkens opnieuw. Uiteindelijk weet je niet meer of wat je ontdekt, je vroeger al niet hebt geschreven, of gedacht het te schrijven.
Naast mij, vanmorgen, ligt de King James’ versie van de Bijbel,van 1611, een handig boek, normaal formaat met lederen couvert, uitgegeven door the Oxford University Press: ‘translated out of the Original Tongue and with the former Translations diligently compared and revised by His Majesty’s special command.’
Hoe kijk ik ernaar, én naar de vertalers ervan, het werk en de discussies die het hen zal gekost hebben, én naar de schrijvers van de oorspronkelijke tekst ervan, misschien drie duizend jaar of meer nog geleden. Als ik het open op Genesis of Exodus zijn er van die momenten dat ik me tracht te vereenzelvigen met de auteur ervan, hoe hij daar zat met zijn pot inkt, zijn vederpen en zijn blad of rol papier om zijn gedachten op te tekenen, om uit het niets van het niets de woorden op te tekenen die hem te binnen vielen, komende van een bron buiten hem, zoals ik woorden schrijf die komen wellicht uit eenzelfde bron, woorden waar ik ervoor nog niet heb aan gedacht, maar die zo, simpelweg, naar mijn handen toe zijn gegaan en opgetekend.
En dan sta ik verbaasd - sta ik aan de grond genageld - als ik te lezen krijg wat die man, die verlichte man, in die uiterst zeldzame ogenblikken van een schrijver, gehuld in een wolk van vervoering, is gaan neerzitten om vers 3, 14, het meest bevreemdende vers uit ‘Exodus’, op te tekenen. Een vers dat ik lees op het ogenblik dat een kleine vogel tegen het raam botst.
Hoe komt een sterveling, zoals wij allen, tot het beeld van een brandende (braam-)struik en een stem erin die, beweert hij, de stem is van God, van een God die spreekt en, een Mozes die luistert en het waagt te antwoorden en te vragen wie die stem is, al weet hij het wel?
Het is een gewone man die schrijft in een tijd die de tijd van God was voor hem - en hij voor die God, nu een naam moet vinden, die alles zegt wie Hij is, wat Hij is en hoe Hij is . En hij aarzelt niet en hij schrijft het neer, hier in vers 3, 14:
‘And God said unto Moses, I AM THAT I AM: (zo gedrukt in de King James), and he said, Thus shalt to say unto the children of Israel, I AM hath sent me unto you’. [1]
George Steiner, weet er geen weg mee, hij noemt dit een tautologie. Maar ik wil begrijpen dat deze ‘Ik Ben’ meer is dan een naam, het is een toestand. Deze ‘Ik Ben’ is wat leeft, wat beweegt in materie, in plant, in dier, in mens, in Kosmos. Deze ‘Ik Ben’ is het bewegen naar binnen en naar buiten, en betekent: ik ben het zijnde dat is. ik ben de totaliteit van het zijnde, de levende totaliteit van het zijnde.
Op die grote dag, op dat uitzonderlijke moment waarop het geschreven werd, wikkelde de schrijver zich omheen het ‘Ik Ben’ lijk de wikke omheen de roggestengel. Wist hij heel duidelijk, in een fractie van inspiratie, dat Hij die hij noemen moest, het ‘Zijnde’ was.
Ik vind het een van de meest verheffende passages uit de Bijbel geschreven door iemand die de Nobelprijs van Literatuur en van Fysica verdient, en van Religie.
Maar wie ben ik om dit te schrijven?
[1] Of, ‘Ik ben hij die is’ uit de Willibrordus-bijbel en: Zeg aan het volk van Israël dat het ‘Ik Ben’ is die jou tot hen heeft gezonden. Of, ‘yo soy el que soy’ uit de Biblia de Jerusalen. Of, Je suis qui je suis, of, je suis ce que je suis, of, je suis parce que je suis, of, je suis celui qui suis, uit de voetnoten van de Bible Osty.
13-12-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-12-2020 |
We hebben niet gezocht te rijmen |
We hebben niet gezocht te rijmen wat hier niet te rijmen viel.
Geen woorden uitgevonden, geen andere gemassacreerd, geen boeken volgeschreven, geen principes omgekeerd.
Ons doen en laten, daar gelaten, tegenstrijdig soms.
In het landschap achter ons er alles opgetekend staat in beelden en verhalen over leven, over dood en over het ontwaken.
Hoe ingewikkeld ook we schreven, het kon ontcijferd, in eigen woorden omgezet als onze tijd niet meer zal lopen.
Een radertje we waren in het raderwerk van dagen en seizoenen, al zagen we het niet we dachten toch ons leven niet zo nutteloos,
al was het luttel.
12-12-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-12-2020 |
Heel wat heb ik al geschreven |
Heel wat heb ik al geschreven waarvan ik zeggen kan: mijn God wat heb je nu m’ in woorden al niet toevertrouwd om hier te laten opdat bewaard voor later.
Ik je dankbaar dus wil wezen om dat deeltje geest van jou dat ik naar willekeur gebruiken mocht, al is de tijd zo vlug voorbijgegaan.
En deze morgen dan, in deze herfst met wind en regen, dankzij je zegen een schicht van helderheid me meegegeven te begrijpen wat niet te begrijpen is:
mijn stem - een steen gelijk in spiegelvijvers - uitdeinend is naar jou die ik niet weet, niet ken dan met het teken, God,
dat ik voortdurend interpreteren moet, zoeken aan te kleden wat zo ontzaglijk is, zo onuitgesproken niet te noemen is.
Toch, je deze regels toegestuurd.
11-12-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-12-2020 |
Dante, vader van het Italiaans. |
Het vergt heel wat moed en vooral inspanning en opzoekingswerk om de Divina Commedia van Dante (1265-1321) te lezen, want zijn Italiaans heeft de eigenschappen van het Middelnederlands voor ons.
Het is dus ook voor een Italiaan geen gemakkelijke lectuur. Het bewijs ervan vind je in de vele voetnoten die voorkomen in de driedelige uitgave, verzorgd door ‘Superbur Classici’ - die ik in Italië kocht voor de prijs van 4,65 € (9000 Lire) - van Lodovico Magugliano, met heel wat preciseringen vooral voor de Italiaanse lezer die deze broodnodig heeft om Dante te ontcijferen - en wij zeker - zoals wij ook vele voetnoten nodig hebben om een Middelnederlandse tekst te begrijpen.
Ik noteerde, jaren terug, een opmerkelijke uitspraak hierover die ik bewaarde voor later - dit ‘later’ vandaag zijnde - ik vond die bij Samuel Beckett in zijn Disjecta.[1] waarin hij de vergelijking maakt tussen de taal van Dante en deze van James Joyce.
Beckett schrijft hierover:
‘Dante schreef wat in zijn eigen stad op straat werd gesproken terwijl geen sterveling op aarde of in de hemel ooit de taal van ‘Work in Progress’ (Finnigans Wake) sprak. We zullen moeten erkennen dat een internationale verschijning in staat zou kunnen zijn haar te spreken, net zoals in 1300 een interregionale verschijning – en niemand anders - de taal van de Divina Commedia had kunnen spreken. We zijn geneigd te vergeten dat het literaire publiek van Dante Latijns was, dat de vorm van zijn gedicht beoordeeld zou worden door Latijnse ogen en oren, door een Latijnse esthetica die vernieuwing niet duldde en die wel ontstemd moest raken toen de zoetgevooisde elegantie van ‘Ultima regna canam, fluido contermina mundo’, ik zal van volmaakte rijken zingen die grenzen aan deze vluchtige wereld, werd vervangen door de barbaarse directheid van ‘Nel mezzo del cammin di nostra vita’. Net zoals Engelse ogen en oren de voorkeur geven aan “ Smoking his favourite pipe in the sacred presence of ladies”, boven ‘Raucking his favourite turkvu in the smukking precincts of lydias’
Je moet natuurlijk Beckett zijn, om sprekend over de kracht van de taal, het Italiaans van Dante te gaan vergelijken met het Engels(!) van Joyce.
Hoewel het aantal taal-voetnoten bij de Italiaanse tekst van de Commedia wijst op de problemen die de lectuur ervan stelt aan de doorsnee Italiaan, belet dit toch niet dat van Dante gezegd wordt dat hij de vader is van de Italiaanse Taal. Dit is wat ik las bij Jacqueline Risset[2]:
‘C’est à partir de ce texte - la Divina Commedia - que c’est édifiée une autre image: Dante ‘père de la langue italienne’ – formule consacrée, obligatoire. La tradition transmet ceci : Dante, par la décision radicale d’employer la langue vulgaire – une langue vulgaire centrée autour du dialecte toscan – dans un ouvrage destiné à devenir très rapidement le point de référence culturel le plus central pour la littérature italienne dans son ensemble, aurait, d’un coup, forgé l’instrument linguistique de la nation italienne encore en formation.
Het kan niet, denk ik, dat ik die ben begonnen met mijn blogs in mei 2010 dit nog niet zou vermeld hebben, na al die dagen/jaren. Maar Dante als vader van het Italiaans schijnt me een mooie titel toe. Niet iedereen gaat ermee akkoord, maar ik, ik wil er hem mee kronen na de immense, lange inspanning die hij zich getroost heeft.
[1] Samuel Beckett: ‘Disjecta’, beschouwelijk werk, 1999. Historische Uitgeverij, Groningen. Nederlandse vertaling uit het Engels, Vertalingscollectief & Ronald Kuil, pag. 63.
[2] Jacqueline Risset: ‘Dante écrivain ou l’intelletto d’amore’, Ed.Le Seuil ,1982
10-12-2020, 14:47 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-12-2020 |
De 'nada's' van Borges |
Ik heb in mijn leven al heel wat geschreven, echter, als ik naga waar en hoe al deze geschriften zich opstapelen, dan kom ik terecht in een ordeloos veld van teksten op harde schijf of op memostick. Ik zelf zwem erin omdat ik altijd bevreesd ben geweest de oude teksten te verwijderen nadat ik er een nieuwe had van gemaakt.
Ik realiseer me het pas nu en als ik de hoeveelheid naga en opzie naar de tijd die me eventueel nog rest, dan kom ik er niet om het ordeloze te ordenen op een overzichtelijke wijze.
Ik kom er echt niet. Ik ben nu begonnen met mijn blogs van 2017 en rekening gehouden met de wijze waarop ik vorder, heb ik jaren nodig, jaren, wil ik er 2018 tot 2020 aan toevoegen, en die tijd heb ik niet meer. En dan komt de vraag, is het waard dat deze teksten bewaard blijven eens ik er niet meer ben en dat ik me er zorgen over maak de dagen die me nog resten?
Ik denk aan Jorge Luis Borges, ik denk aan wat hij de grote, de blinde Borges ooit schreef:
Onze ‘nada’s’ verschillen weinig, de omstandigheid dat jij de lezer bent van deze oefeningen en ik de schrijver is onbeduidend en onverwacht’.
Borges[1] heeft het over ‘zijn’ nada’s. Nochtans, als er iemand is geweest die zinnige dingen heeft geschreven dan was hij het. Hoe moet ik dan mijn geschriften noemen, ongeordend als ze er staan, in de lucht geschreven.
Ik kreeg de ‘Coronaperikelen’ of, hoe hij ze ook noemt, van een vriend-lezer, Roger Tas, toegestuurd. Als ik zie met hoeveel zorg aan inhoud en voorstelling deze zijn opgesteld dan kan ik niet anders dan er met bewondering naar opkijken en de vergelijking maken met mijn prestaties, die te volumineus uitvallen, en vooral te onoverzichtelijk.
Dan ook de vraag die ik me blijf stellen, nu meer dan ooit, waarom blijf ik verder schrijven, waarom me niet opsluiten in mijn ivoren toren en zeggen: bol uit man, het is genoeg geweest, stop ermee en brengt orde op zaken, nu je het nog kunt?
Maar, denk ik dan, orde brengen op zaken die er zijn is niet inventief genoeg, is geen uitdaging, geen herbeginnen elke dag om iets nieuws te brengen of Iets ouds te hernemen. Dit is het enige dat ik gewoon ben te doen om mijn geest wakker te houden, levend te houden.
Niet te verzaken aan wat ik begonnen ben een decade geleden, aan wat mijn leven geworden is, mijn dagelijks gebed, schreef ik eens, en dat is het ook, mijn dagelijks aftasten van de dingen die er zijn, of die er nu reëel zijn, ingebeeld of deel van een droom: eigenlijk, hoe irreëler des te beter.
Creatief zijn, komt op de eerste plaats, is meer noodzaak dan orde op zaken stellen. En dan zegt Borges: ‘om het even wie, die in mijn omstandigheden zou geleefd hebben, had de ‘nada’s’ kunnen schrijven die ik hier achterlaat?’
En ik kan hem geen ongelijk geven, wat ik schreef is van mijn ogenblik dat ook het ogenblik van een ander schrijver kon geweest zijn, van iemand die ook aan het nadenken was over wat hij schrijven zou en zijn heil had gezocht bij Borges.
Mijn fout hierbij is - als dit een fout zou zijn - dat ik me onvoldoende afvraag of de golflengte waarop ik ben afgestemd bij het schrijven overeenstemt met de golflengte waarop mijn eventuele lezer is afgestemd? En als het niet zo is moet ik dan verbaasd zijn dat de zin en de betekenis van mijn woorden niet altijd correct ontcijferd worden?
Wat het ergste is evenwel, ik heb geen tijd meer om te lezen. Dit zit me dwars, erg.
[1]Jorge Luis Borges : Obra poética, Bibliotheca Borges, Alianza Editorial, quinta réimpression 2002: ‘Nuestras nadas poco difieren; es trivial e fortuita la circunstancia de que seas tù el lector de estos ejercicios, y yo su redactor.
09-12-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-12-2020 |
De dag na KLARA 20. |
Wat ik zeggen wou over KLARA 20 is dat er een ontgoocheling is overgebleven, een grote zelfs, de massa was er wel, doch welke massa was het. Ik heb niet altijd geluisterd de vijf dagen lang, maar wat me opviel is dat wat de luisteraars de voor hen mooiste muziek, verre van de mooiste muziek was van mij; dat ik een totaal andere muziek aankleefde en graag hoorde. Ik voelde me in een zekere zin, uitgesloten uit de gemeenschap van de KLARA- liefhebbers.
Ik heb prachtige muziek gehoord, de door ons allen gekende Bach’s, Beethoven’s, Mozart’s, Schubert’s en noem maar op, Chopin’s, Rachmaninov’s en andere veel gespeelde componisten, en ook uitzonderlijke componisten die uitstaken en ik niet kende, maar ik heb weinig Mahler’s gehoord - zijn Rückert Lieder, zijn symfonie 1 en 4 uitgezonderd - maar niemand dacht aan zijn andere Lieder, en dat doet me nadenken, én over de luisteraars, én over de muziek van Mahler, én over de reden van mijn ontgoocheling.
Dat Mahler een componist is die zich heeft afgezonderd van de anderen, hij schrijft muziek die kosmisch getint is en niet begrepen wordt als dusdanig; dat hij me beroert omdat ik ook in zijn richting denk en componeer in woorden.
Meer kan ik er niet over kwijt, maar dit is volgens mij de reden waarom hij niet gevolgd wordt en dus niet gevraagd werd, niet zijn liefdesbrief aan Alma, zijn adagio, uit zijn Vijfde symfonie, niet ‘der Abschied’ uit ‘das Lied von der Erde.
In feite is mijn ontgoocheling enkel aan mezelf te wijten, hoewel ik ook een ontgoocheling meende te horen bij een ‘Van Herreweghe’ die de Vierde van Mahler vroeg. En dan was er een Stefan Hertmans die terloops ‘Der Abschied’ vermeldde waar hij ooit naar geluisterd had ‘met een vriend in de wagen’. Hij ook kent nu mijn voorkeur.
Er zullen er voorzeker nog heel wat geweest zijn.
En ook, iets totaal anders dat me van het hart moet, waarom is er geen Herberigs geweest die van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om zijn groot-of overgrootvader, Robert Herberigs, componist, schilder en schrijver, uit de doden op te roepen?
Dit ook is een reden voor mijn ontgoocheling want ik heb alle eerbied voor wat Harold en Dominique, zijn zonen, gedaan hebben voor hun vader en zijn werken.
*
Hoe Mahler ons beroert, hoe een snoer van klankkoralen door het open venster weggedreven, de dorpen over, de bossen en de landerijen, de stromen en de zeeën, de luchten in, het zog van d’ aarde opgezocht
en verder nog de klanken doorgegeven in het geruis van de planeten om aan te komen in het punt waar het al begonnen is, het centrum-potentiële punt van waar toen alle elektronen zijn ontsproten en uitgestuurd naar oost en west, naar zuid en noord, naar zenit en nadir.
Het ene vaste punt - de slinger van Foucault werd er aan opgehangen - dat is van alle punten, van alle plaatsen en van alle ogenblikken, klanken over alles heen naar de eeuwigheid toe.
En in zijn grijploosheid God ook niet genoemd, al kon het wel. Zo dachten al degenen die er binnendrongen, die de dingen aangeraakt, in woorden meegenomen dit ene punt bezaten en in de ban ervan gebleven.
En God ook niet genoemd, al mocht het wel, al kon het wel maar met alle tekens, alle letters, alle atomen van de Kosmos dan.
08-12-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-12-2020 |
Tsunami in de muziek. |
Een tsunami van klassieke muziek is op ons afgekomen, vijf dagen lang, KLARA 20, een unicum denk ik in de geschiedenis van wat de radio ons te bieden heeft nowadays, waaruit is opgestaan een grote verscheidenheid aan smaken en voorkeuren, evenals een reeks componisten, gekende die we met een grote regelmaat te horen krijgen, als niet gekende die nu ineens opduiken en ons aangenaam verrasten.
Ik schreef onlangs dat ik de indruk had alle muziek al gehoord te hebben, maar welke vergissing, de twee derden van de aangevraagde werken kende ik helemaal niet laat staan dat ik de naam van de componist al gehoord had. Maar wat een verrijking en wat een verwondering te leven in een wereld van een dergelijke omvang aan muziekwerken, eindeloos, onuitputbaar. Ik heb het gevoel dat KLARA een jaar lang zou kunnen doorgaan met het spelen van muziek gevraagd door de luisteraars en nog niet aan het einde te zijn van al wat er te kiezen is.
Zoals de verscheidenheid aan bloemen en planten is de verscheidenheid aan muziek, opduikend uit alle uithoeken van de tijd en de wereld.
Vijf dagen lang heb ik zoveel mogelijk geluisterd, zelfs als ik in de tuin was, zelfs als ik aan de vijver was van mijn vriend Johan liep ik rond met oortjes in en met een vervallen gsm in mijn zak, om toch zo weinig mogelijk te missen. Ik luisterde er, onder het lichtende van de luchten en het ruisen van de wind in de hoge grassen en struiken, geluiden die zich oplosten in de klanken van KLARA.
Ik had de oortjes in, toen de avond viel en we rond het vuur zaten, buiten, met Mars aan de hemel in het zuiden en bij de afnemende maan. Ik zat er bij luisterend én naar wat er verteld werd én, naar de muziek uit een totaal andere wereld, een wereld die zich opende, een wereld van het creatieve in de mens, het immens creatieve, onuitputtelijk, zoals de sterren aan de hemel in de woestijn.
Niet altijd werden we geraakt door wat anderen wel geraakt werden, zoals ze vertelden. Het wees ook op de grote veelheid aan gevoelens die we kennen en die we uitdragen, maar het was precies door die grote verscheidenheid dat we getroffen werden, dat we wisten hoe groot de geest is die ons bewoond en die ons in het leven houdt.
De geest die ons bereikt vanuit het hart van de sterren over ons, in zijn onmetelijkheid waaruit we putten kunnen om klanken samen te brengen die ons verbazen met de schoonheid en de originaliteit ervan.
Ikzelf droomde ervan Mahler te horen, maar er waren er maar enkelen wiens voorkeur hij had - en het verbaasde me hoegenaamd niet - al had ik het anders gewild, maar ik begreep dat hij, zoals Bach het sacrale in zich heeft, Mahler het kosmische in de muziek verwoordt, en dat dit een stap te ver is. Een hoogte die weinigen bereiken, omdat het een hoogte is die een raakvlak heeft met wat ons bindt aan het eeuwige en het oneindige.
‘Der Abschied’, het laatste deel van zijn ‘Lied von der Erde’ is er het voorbeeld van.
Zal iemand het verkozen hebben - buiten Stefan Hertmans die het vernoemde - en zal het opgedoken zijn de ogenblikken dat ik niet geluisterd heb? Ik zou het kunnen nagaan op basis van de programmalijst, maar ik verkies te denken, omwille van de grote Mahler, dat er iemand is geweest die er aan gedacht heeft.
07-12-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |