 |
|
 |
|
|
 |
31-07-2022 |
Bestemming. |
Meer was het niet: ik die luisterde naar een gesprek tussen twee collega’s op het werk, ik die de naam ‘Saint-Luc’ hoorde vernoemen, die de plaats opzocht op de kaart – Google was nog onbestaande - en een dorpje vond hoog in de bergen van de Val d’Anniviers. Van dan af was ik verloren voor de rest van mijn dagen, niet in Saint-Luc zelf maar dan toch in Grimentz aan de overkant van de vallei, en Zinal op het einde van de vallei, daar met mijn neus op de gletsjer van toen.
Here mijn God, zou mijne - ‘mijne’ omwille van Gilliams – moeder zeggen, hoe je leven door één woordje een sterke wending nemen kan. En het is zo, het is onvermijdelijk zo, is het niet een woord, het is een blik, het is een ontmoeting, het is een voorval, het is één enkel gebeuren, heel onschuldig op het eerste zicht maar, en hier gaat het dan om, bepalend in vele gevallen voor het verdere verloop van je leven.
Velen zullen dit beamen als ze even nagaan waar het sleutelpunt lag waar hun leven een bepaalde richting is ingeslagen en hoe het allemaal begonnen is met een klein iets met grote gevolgen. Ik ben geen uitzondering op dat gebied, het is tekenend voor het leven van elk van ons, alsof het een soort van voorbestemming is die ons wachtte, onontkoombaar, op een bepaald punt in ons leven. Want hoe kan het dat je er niet op reageert, dat je blindelings in de val loopt, dat je denkt dat het je bestemming is, al is dit niet altijd zo en weet je het pas later als het te laat is.
Want bestemming of niet, zo lang je het ziet als je bestemming blijft het zo, maar eens je twijfelen gaat houd je het niet meer, kom je open en bloot terug en kan het dat je een andere bestemming ineens opduikt. En dan wat, hoe reageer je hierop als gehuwd paar met kinderen?
Uiteenlopend, ofwel blijf je bij je eerste bestemming, meestal omwille van de kinderen, en gaat het leven eerder ongewoon en gematigd door, ofwel is je nieuwe bestemming zo hevig dat je breekt met je eerste en je tweede bestemming volgt. Met al de gevolgen van dien, een blinde vlek in het oog, een scotoom, dat je er aan overhoudt.
Ik zeg dit omdat er bestemming is dat ons sociaal en familiaal leven grondig bepaalt en een bestemming die een bijzonder aspect ervan in leven houdt, het eerste hier is bindend en een breuk erin - zoals het zich thans in de familie afspeelt – is dramatisch voor beide partijen, vooral dan, denk ik, voor de kinderen, die wellicht niet begrijpen wat er boven hun hoofd gaande is.
Maar een bijzonder aspect ervan, een neiging om bijvoorbeeld je verlof door te brengen in de Valais, heeft geen bindend karakter, je stapt er vanaf met heimwee misschien, maar een drama wordt het niet.
Wel gebeurt het en dat is mijn geval dat je als je die bestemming blijft aanhouden dat ze diep onder je vel kruipt, zoals in het liedje van Frank Sinatra:
I’ve got you under my skin, I’ve got you deep in the heart of me, So deep in my heart that you’re really a part of me.
Sinatra heeft het over een vrouw, ik heb het over de Valais, maar het is op deze wijze dat de Valais me heeft bekoord en de bekoring is gebleven tot vandaag toe. Wat is er verkeerd aan?
31-07-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-07-2022 |
Saint-Luc |
De journalist Julien Borremans, schreef iets over mij en mijn boek in de e-krant ’NUUS’, de vroegere Beiaard. De foto op de eerste pagina verraste me even zeer, maar nu in de negatieve zin, dan de foto in het begin van het Boek. Ik wist niet dat ik er zo oud uitzag, ik wist het eenvoudigweg niet, ik sta er niet op als een schrijver maar als een afgeleefde sukkel, wat kan die nog te vertellen hebben?
Wat Borremans schrijft is het maximum dat hij schrijven kon in de lijnen die hij er aan wijdt. Of er nu ineens een gevolg zal zijn, of de bestellingen me gaan overrompelen is een andere zaak. Hij heeft er zijn tijd voor opgeofferd en ik ben hem er dankbaar voor.
Dit is dan van deze morgen 29 juli, en ik sluit dit hoofdstuk hier af.
Ondertussen moet ik verder met het stukje leven dat ik nog houd, het stukje precieus leven dat meer en meer kostbaarder wordt naarmate de dagen gaan. Ik ga morgen de zevende maand sluiten om de oogstmaand in te gaan, de maand die lange tijd deze van de Valais is geweest voor mij en mijn familie. De familie, draagt die mee met hen, zoals ik die meedraag. Ik kan me er niet van ontdoen, van het ogenblik dat ik ’augustus’ denk herinnert alles me aan mijn verblijf in de bergen: aan het ontbijt op het terras, aan het dorp op de middag, aan de wandelingen over de ‘alpages’, aan de chanterelles in de bossen. Alles wat ik doe en aanraak is er wel niet van doordrongen maar er ligt een laag herinnering over aan de dagen van toen. Als ik zeg dat ik voor de helft ginds ben dan is dit overdreven en toch is het zo, toch is het zo, ik voel het, ik weet het, ik beleef het als ik mijn gedachten laat gaan, het is lijk een griep die je overvalt en het is er een ook. De Valais was geen vakantieoord, het was als een teruggaan naar mijn ‘roots’, naar een vorig leven dat ik er moet gekend hebben, een leven van iemand anders dat ik heb overgeërfd. En ik leefde er in de verlenging van dat vorige leven, zo voelt het aan, nu ik erover schrijf en erover nadenk. Daarom ook heb ik er niet kunnen over zwijgen in dat Boek van mij, het was sterker dan mezelf, en de vrienden die ik er kende heb ik in mijn Boek vervangen door nieuwe vrienden die even gek waren op de Valais als ik.
Alles droeg er toe bij. Ik herinner me – hoe jong was ik toen – dat ik die eerste maal dat ik er was in de maand augustus, dat ik er vertrok met vochtige ogen.
Ik zie nu pas in dat dit een verkeerd teken was, dat er iets schortte aan mijn verblijf aldaar, iets abnormaal, maar we zijn er elk jaar teruggekeerd, zo lang het enigszins kon. Nu zijn het de kinderen die de traditie voortzetten, gematigder, niet voor een ganse maand. Voor mij was het mijn wereld, voor hen is het nu nog slechts een deel ervan, hun aarding ging niet zo diep als die van mij, zij wilden ook andere oorden kennen en ik begrijp hen ten volle.
Wie ware ik geweest had ik op een bepaalde dag niet getroffen geweest door het woordje ‘Saint-Luc’ want meer was het niet?
30-07-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-07-2022 |
Mijn stokpaardje: het higgsdeeltje |
Het Boek is een eigen leven begonnen. Het verloop van de verspreiding ervan is traag, pas een maand verder zal ik weten waar ik sta, zal ik een idee hebben of er iemand die me las het nieuws doorgegeven heeft aan een vriend of kennis, en of er hier of daar over gesproken wordt? Evenwel, ik ga er mijn blog niet mee vullen, ik signaleer het maar opdat je mijn gevoelens kennen zou.
Maar er is nog leven na en naast het Boek, ik room elke morgen mijn gedachten af om iets te vinden dat waard is gezegd te worden.
Ik schreef onlangs – buiten het Boek – dat het Higgsdeeltje er moet geweest zijn vóór de Big Bang. Ik kan dit zeggen omdat ik geen wetenschapper ben omdat ik het dus niet bewijzen moet. Ik kan het denken en vooruit schuiven als een mogelijkheid, wat een man van de wetenschap niet kan en niet waagt te doen. Ik heb dus mogelijkheden meer, ik kan gissingen zien als waarheden en onbeschaamd achteraf zeggen dat ik verkeerd was.
Nu, ik blijf nog altijd trouw aan mijn gedachte: het Higgsdeeltje dat ik niet ken, waarvan ik niet weet hoe het is en wat zijn functie is, was er vóór de Big Bang, het moet, want ik zie niet in hoe zo iets kan gemaakt worden, zelfs geschapen kan worden.
Ik vermoed enkel dat het een vorm van kennis bezit – een alles weten - en dat het die kennis doorgeeft aan andere deeltjes want hoe weten die anders hoe ze zich moeten in elkaar schakelen om een atoom te vormen en de atomen om een cel te worden en zo verder tot de homo sapiens.
De wetenschapper wist dat het noodzakelijk was dat het moest bestaan en dat ze gelukkig zijn het gevonden te hebben, het voegt iets toe aan de andere deeltjes zeggen ze, het geeft hen gewicht, maar wat is de betekenis hiervan. Is het deze die ik eraan geeft, kennis?
En dan moet die kennis er altijd geweest zijn, die valt zo maar niet uit de lucht.
Ik heb een ver en heel vaag begrip hoe de Kosmos is, maar hij moet een enorm ingewikkelde structuur kennen opdat ik van uit de wagen, met een duw op een knop de poort kan openen of sluiten. Wie of wat is hier verantwoordelijk voor, is het ook niet het Higgsdeeltje?
Gebeurde dit zo maar, op goed valle het uit, ook het ontstaan ervan?
Alles is, van het ontstaan van het Universum af, om er niet over na te denken, maar om te zeggen dit gaat ons (klein) verstand te boven.
Echter, er is wat is, mogen we hier geen gedacht over hebben, zelfs als het ons ons verstand te boven gaat. Ik had dit moeten toevoegen aan mijn boek maar de idee kwam er nadat het boek geschreven stond.
Weet je, ware ik een wetenschapper geweest ik zou nooit een blog geschreven hebben, ik zou nooit een boek geschreven hebben.
29-07-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-07-2022 |
Begrijpe wie begrijpen kan. |
Je hoeft niet altijd zinnige dingen te schrijven, dacht ik, je kunt wel eens een loopje nemen met de realiteit van het zijn, het eens houden bij het ‘er-niet-zijn’, hoewel je niet weet hoe het ‘er-niet-zijn’ is.
Hoe is bijvoorbeeld de plaats op de rots aan zee in San Juan/Alicante waar je ooit waart met een andere Karel, een nog oudere dan jezelf; hoe is die plaats nu je er niet meer heen kunt en zelfs als je er nog heen zou kunnen, hoe zou je er zitten, verwelkomd door licht en luchten, door golven en wind. Kan je het nog zien en voelen en horen hoe het daar was?
En ook verwelkomd – zo denk je toch – door de flora de weinige die overbleef nu er de villa’s staan; door de palmbomen die er als planten werden neergezet; door de stokoude olijfboom die uit zijn geboorteplaats werd weggehaald en hier verplant in een gesloten tuin. Hoe is er alles nu jij er niet meer bent, ogenschijnlijk? Maar je bent er nog gelukkig, je bent er als ‘er-niet-zijnde’.
Je bent gaan neerzitten op een rots die de zee in gaat, een soort van promontorium en je zit er van vroeg in de morgen uitkijkend over het water tot de strakke lijn op de horizon, de hemel teerblauw en de meeuwen, de krijsende meeuwen hangend op de wind; en soms, soms, maar hij is je lief, de blauwe reiger in het water dicht bij jou.
De plaats weet van het er zijn en van het er-niet-zijn, ze is vol van jou, vol van de woorden die je er sprak, vol van de woorden die je er schreef, van de gedachten die je er had als je Borges las, en je even maar discussieerde met hem; als je er waart met de ‘El País’ in je handen waar de wind in speelde, maar je waart er stil gelukkig mee, de krant te houden in het geluid van de wind en de geur van inkt en water en van ver in zee de boten waar Ulysses voer met zijn gezellen tot voorbij de bakens door Hercules neergezet, de oceaan op, en je waart er niet alleen, je waart er met die vriend die er nu niet meer is, wel nog daar aan zee maar niet meer hier op deze aarde.
Jij bent hier nog en ook aan zee, al ben je er niet, je bent er toch, je hoort de golven die aanrollen van heet ver, tot aan je voeten opspattend tegen de rotsen, de druppels tot op je knieën, maar het deert je niet in het minst, je roept tot de wind om harder te zijn, je roept naar de golven om hoger te klimmen, zwaarder, krachtiger; je wilt opgaan in het geweld van de zee om zelf een stuk zee te zijn, nu je er terug bent, zoals je er ooit waart, je vriend, aan je zijde.
Elke zondagmorgen woonde je samen met hem de mis bij in de kathedraal van Alicante. Je wist dat hij er bad, je wist dat hij dacht aan zijn moeder die voor hem een heilige was en ik stond er naast hem, denkend aan mijne moeder, in gedachten sprekend met haar en hoe ze het stelde op de plaats waar ze nu was.
Na de mis en de bedelaars aan de ingang, gingen we naar de antiekmarkt vóór de Ayuntamiento, het stadhuis, om te kijken naar de boeken, de postzegels, de munten, de van alles wat. Ik kocht er ooit een tweede King James Bijbel die verloren lag tussen andere boeken. Ik kocht hem omdat het een Bijbel was die me nauw aan het hart lag, omdat het een vertaling was van 1611.
Maar vandaag, nu we er in gedachten zijn, hoewel het zondag was, zijn we aan zee gebleven. Hij zal er gebeden hebben, ik wat rondgekeken en mijn blog geschreven in een notaboekje oud papier dat ik ooit kocht in een of andere abdij in Frankrijk, misschien in deze van Citeaux.
Maar dat, dat is een ander verhaal want ik was er met een andere vriend, die er nu ook niet meer is, hier op aarde bedoel ik.
Ik blijf hier, en ginds in gedachten, nog een tijdje.
28-07-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-07-2022 |
Ingebeeld geluk. |
Schrijf ik hier dat een lezer toen hij me las, dacht aan het Tantalusbeeld in de Magdalenakerk in Brugge en mag ik hier uit besluiten dat hij mijn werk ziet als een Tantaluswerk?
Ik ga maar niet te vlug oordelen hierover, hij kent me en dit kan zijn vergelijking een ‘ophemeling’ meegeven, hij is trouwens een van de eersten die openlijk zijn mening geeft en ik aanvaard die met dank, ik kan er goed mee leven. Maar onafhankelijk hiervan is er dit dagelijks geschrift dat ik afleveren moet, het torent boven alles uit, en zeker boven het inslapen vooraleer het goed en wel staat ingelogd.
Gisteren was dit het geval. Ingevolge niet te voorziene omstandigheden werd het geschrift al maar door uitgesteld en was het laat toen ik eraan begonnen ben, en nog later toen het eindigde, ik, half tevreden over het resultaat.
Ik voelde aan dat Johan Sebastian heel wat meer waard was dan hetgeen ik over zijn werk geschreven had; dat ik niet voldoende geluisterd had naar zijn cantate, in feite dat ik erover schreef alsof ik er zeer aandachtig, volledig geconcentreerd naar geluisterd had, wat niet het geval was. De titel ervan was een springplank geweest en tezelfdertijd een reddingsboei om uit de poel van woorden en zinnen uit te komen met een blog die er mocht staan, vond ik toch.
Ik vertel jullie - maar hoefde het? - dat het niet altijd vanzelfsprekend is om vóór de noen te eindigen met een ingelogde blog; dat er heel wat spanning aan voorafgaat en, dat de ontlading als het dan toch gebeurt heel groot is. Gewoonlijk een hoogtepunt in mijn dag om er tot het inslapen gelukkig mee te zijn.
Een ‘gelukkig-zijn’ dat met de nodige maatstaven moet gemeten worden. Mijn geluk zou wellicht veel meer uitgesproken zijn mocht ik mijn blog geschreven hebben gezeten op het terras van het Bella Tola hotel in Saint-Luc of, op een bepaald stuk rots aan zee in San Juan/Alicante.
Ik had nu wel kunnen dromen dat ik er was en het neerschrijven alsof het een realiteit was, niemand zou het weten dat ik er niet in het echt was, wellicht ik ook niet. Terwijl ik het aan het schrijven was, was ik er werkelijk.
Ik kan me aldus begeven naar vele plaatsen schreef ik gisteren en in feite is dit zo. De dienster heeft me juist een kop thee gebracht waar ik zit aan de tafel op het terras, schrijvend, vroeg nog in de morgen, de lucht koel nog terwijl ik schrijf zoals ik schrijf en wat ik schrijf en als ik dit zo zeg, waar is het dat ik ben, hier in mijn cel of negenhonderd km verder in de schaduw op het terras van het Bella Tola hotel?
Wel, ik dacht dat ik er was toen ik dit schreef!
27-07-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-07-2022 |
Nun verschwinden alle Plagen. |
Als het kan begin ik telkens op een nieuwe lei. Ik vergeet wat ik een etmaal ervoor geschreven heb en neem een nieuwe aanloop op een nieuw veld om ergens, om het even waar, aan te komen, liefst op een plaats waar het goed is te zijn en vandaag is het een cantate van Bach.
Is het zo zoals je denkt te zijn, dat je onuitputtelijk bent, dat je teksten schrijven kunt die verbazen, die je elke dag een beetje meer onsterfelijk maken?
Johan Sebastian Bach was het en kon het en elke dag wordt het bevestigd als je naar ‘KLARA’ luistert en verrast wordt door zijn cantate ‘Nun verschwinden alle Plagen’.[1]
Wat een weelde aan klanken die die man in zijn hoofd had en hiermee eeuwen wist te overbruggen en we hopen dat het zo blijven zal tot in de geslachten ver na ons, hopen dat hij nooit afgeschreven worde, dat hij nooit verdwijne omdat hij onze beschaving is.
Zo lang we ingesteld blijven op de muziek van Bach, zolang deze voedsel is voor ons hart en geest, kan onze beschaving niet stuk. Hij is onze pionier en baken, hij is en blijft onze toevlucht. Als er iemand is die heilig moest verklaard worden dan is hij het, hoewel een heiligheid niets toevoegen kan aan wat hij nu al is.
Maar Bach is ongenaakbaar in al wat hij aanraakt en het is zeker niet mijn bedoeling ook maar in de verste verte me te gaan vergelijken met hem, te laten uitschijnen dat wat ik doe evenzeer wijst op een onuitputtelijkheid, evenwel niet gericht op het religieuze van zijn cantates zoals hij, en zeker niet qua complexiteit. Maar ik weet dat ik soms woorden schrijf die ook muzieknoten zijn.
Ik benader niet zoals hij, het goddelijke in de mens, het hoogst verhevene. Ik raak het soms maar heel even aan, zodat het amper opgemerkt wordt, maar het is een betrachten van mij, aan te tonen dat ik steeds op zoek ben naar een landschap, a landscape in between, dat zich dus telkens situeert op de grens van het zijnde en het niet zijnde, daar waar de hemelen zich op het punt staan te openen.
Ik ben de mening toegedaan dat het daar is dat de literatuur begint, dat het landschap van de geest – Hawking noemt dit, en het is zijn recht, the mind of God – zich opent.
Het woord ‘God’ hier in de meest ruime betekenis, namelijk datgene wat het Universum ons nog altijd verborgen houdt.
Het is in het verborgene dat de mens zich blijft wentelen, zich verfluisteren wilt - zoals Rilke: ‘ich verflüstre mich über dir’, hier zijn geliefde bedoelend - zo wil ik me wentelen in en over het woord dat is van al wat ons verborgen blijft.
Van de aarde zijn is geen oplossing, zoals het zeker geen oplossing was voor Bach, maar zoals Bach het risico loopt verzwolgen te worden in de hooggeprezen muziek van nu, zo loop ik het risico onbegrepen achterwege gelaten te worden en is heel mijn leven, dat een poging is geweest los te komen van het aardse als het het schrijven aanging, weinig waardevol geweest.
En het ziet er zo naar uit. Ik heb, dromer als ik was, het niveau van Bach willen bereiken terwijl dit onbereikbaar was en blijft. Zo onbereikbaar dat het thans opzij wordt geschoven en de neiging er is hem opzij te laten. Alsof er een verzadiging was van Bach, alsof we ons van hem hadden afgekeerd, omwille van precies zijn ‘goddelijkheid’,
Aardse goden zijn het die aanbeden worden; de God van de totaliteit, van het uiterlijke als van het innerlijke Universum, dit van Bach, wordt dood gezwegen.
Als we hierin lijdzaam blijven, ver zal dit zwijgen ons niet brengen.
[1]‘Nun verschwinden alle Plagen, nun verschwinden Ach und Schmerz Cantate uit BWV 32..
26-07-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-07-2022 |
Bekentenis. |
Ik hoef me, ‘oosters’ ingesteld, geen zorgen te maken over het succes of het on-succes van mijn boek, ik heb het werk gedaan en het is dit waar het op aankwam, erin slagen wat ik voor ogen had, het boek, en het is er.
Een feit realiseer ik me als ik het boek lees, het is van een wereld die er niet meer is, de wijze waarop het woord gekozen werd is oud en voorbijgestreefd, ik had het moeten weten.
Ik had mijn schelp niet mogen verlaten, niet naar buiten komen, het stond allemaal te lezen in mijn blogs, en deze werden ze gelezen, OK, werden ze niet gelezen, even OK, het voornaamste was het schrijven elke dag van 500 woorden en dit is waarin je slaagde, ‘the rest was not your business’, zou T. S. Eliot zeggen.
Ik moet dus een tevreden man zijn als producer van een boek, maar ik realiseer me dat het mijn portret is dat ik de wereld in stuur, dit van mijn innerlijk zijn, en als dit wordt geïnterpreteerd als een oud geval, als onbelangrijk en voorbijgestreefd dan val ik van mijn piëdestal, dan treft het me, dit kan ik niet ontkennen.
Ik open vroeg in de morgen en laat in de nacht nog mijn ‘outlook’ om te zien of er niemand is die me zegt hoe hij het boek gevonden heeft. Ik sta open voor elke reactie, niet dat ik er een immens vertrouwen in heb, verre van, maar om te weten hoe het verder moet. Een goed werk aanprijzen kan gemakkelijk, een half goed werk zwijg je je dood, zo eenvoudig is het en zo moet ik, voorlopig, het ontbreken van reacties interpreteren.
En nu, mijn vriend, hoe reageren de lezers van je blog over je heen en weer gepraat over je boek?
Ik vraag hen enkel begrip te hebben; te weten dat het me bezig houdt van het ogenblik dat ik wakker wordt tot het ogenblik dat ik inslaap en dat ik er me moeilijk kan van ontdoen als ik aan het schrijven sla, dat onvermijdelijk het die gedachten zijn die recht hebben om vermeld te worden.
Ik ben geen wonderboy die op hoge leeftijd een boek schrijft. Absoluut niet, het schrijven ervan begon toen ik nog een ‘boy’ was en het heeft mijn ganse leven geduurd tot ik de moed heb gehad het af te leveren. In de eerste plaats, aan een gemeenschap van vrienden. Het zou moeten fungeren als een bundel levenswijsheid geplaatst in een levenskader van enkelen, in omstandigheden afhankelijk van omstandigheden, zoals het er toegaat in een leven, waar elke stap, elke ontmoeting, elke plaats waar je bent - het mag nog in Rocamadour zijn waar je de beeltenis van de ‘Zwarte Maagd’ gaat zoeken, hoog opklimmend – je bijblijven, zoals zovele zaken, zovele omstandigheden je bij blijven, tot je het gevoel hebt dat het tijd wordt om te besluiten, om af te ronden voor het einde eraan komt.
Het einde, het allesopslorpende einde dat je wacht in een draai van de weg en dat je met vertrouwen tegemoet ziet al mag het nog wat wachten, de pijnen van het lichaam, voor het ogenblik, zijn nog dragelijk, ze worden trouwens gedempt door de geest.
Nu, wat ga ik morgen vertellen als het niet over het boek zou zijn?
25-07-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |