 |
|
 |
|
|
 |
31-03-2019 |
Verwondering. |
Klara vraagt me elke
dag verwonderd te zijn en ik doe mijn best om, zelfs verwonderd te zijn over
mijn verwondering er nog altijd te zijn. Dit met een knipoog naar het leven
toe. Al weet ik niet wat het leven is
noch wat het is te leven. Maar de verwondering ken ik, het is helemaal niets
nieuw, ik schrijf er dagelijks over of alludeer er op. In feite, en men
begrijpe me niet verkeerd, wil ik zelf verwondering zijn over wat ik schrijf.
Ik was dit wellicht toen ik meende te mogen opstellen dat er nooit een schepping is geweest en ga maar
verder.
Is het aanstellerij,
is het allesbehalve nederigheid, is het zo maar iets uitgekraamd op goed valle
het uit? Wie zegt het me als ik het niet zeggen zou, zelfs met overtuiging dat
het niet zo is.
Mijn kameraad van
vele jaren aan de zee in San Juan Alicante, sprak me over wat hij wist wat de
zee betekende als hij er was met mij, en zelfs, als hij er alleen was, hij er een
sterk gevoel had dat ik er was en dat hij spreken kon met mij, soms luidop,
zegde hij, maar meestal in gedachten. Zelfs als hij thuis was en er neer zat in
de tuin, of er rondliep dacht hij aan de ogenblikken dat we samen waren daar op
die plaats op de rotsen met de zee voor ons, immens tot aan de einder, immer aanrollend
tot aan onze voeten. Hij had dat gevoel niet met zijn echtgenote, hij had dit
enkel met mij als we er zaten en als we spraken over wat er was in de wereld;
zelfs als we er waren, zwijgend, gevangen in gedachten. Hij sprak me over het
wonder dat de vriendschap is. Hij was enkele jaren ouder dan ik maar ik voelde even
goed wat hij voelde over het wonder van het vriendzijn. Hij is heengegaan na
een korte ziekte. Ik heb hem toegesproken als hij opgebaard lag tijdens de mis
in de kerk. Ik heb hem verteld hoe ik me voelde bij hem, naast elkaar gezeten,
soms met een boek in de hand en wat het is een vriend die heen gaat. Hij was
een gelovig man, al spraken we er weinig over, maar. Ik ,wist het omdat ik hem
bezig zag in de kathedraal in Alicante waar we elke zondag de mis bijwoonden. Hij
sprak me dan over zijne moeder, die een heilige was, wist hij, die heel wat
had meegemaakt in haar leven.
We zagen elkaar enkel
daar aan de zee en de rotsen in San Juan, op een plaats Cabo de las Huertas, de Kaap der Tuinen. In Vlaanderen woonden we
op een boogscheut met de wagen van elkaar, maar we zochten elkaar niet op alsof
we verschillende personen waren hier in dit land. Maar eens, ginds op de rotsen
aan zee, waren we ingesteld op elkaar, de zee was de sacrale band die ons
samenhield.
Verwondering dus over
wat van de vriendschap is tussen twee mannen op leeftijd. Na de wandeling, op
een terras een koffie drinkend, of een biertje, of een glas wijn, of,
uitzonderlijk op grote momenten, een Carlos primero brandy. Moments of happiness, we kennen ze.
Verwonderd zijn over die momenten van geluk die lijk lentebloesems vallen over
ons.
Ik weet dat hij ginds
op die bijzondere plaats aan zee, wacht op mij, zoals een vader die wacht aan
de hemelpoort op de komst van zijn zoon.
31-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-03-2019 |
Het zijn van de tijd zelf |
Er is een zeker
spanningsveld als ik het einde van de maand benader. Een terugblik ook, een
afwegen van wat eens te meer voorbij is, een deel dagen, zijnde ditmaal een
vierde van het jaar. Het is ook een nieuw vertrek in een nieuwe ruimte van tijd
die zich openen gaat. Ik hoop dan telkens op een verse bevruchting van de geest
door wat ik ontmoeten zal op mijn weg, nu ik meer en meer gekluisterd word aan
binnenwegen.
Een vriend, een paar
dagen geleden bracht even mijn hoofd op hol toen hij met vuur sprak over de
beroemde 38 frescos van Giotto illustrerend het leven van Maria, die zich bevinden
in de Capella degli Scrovegni,
gelegen in de Giardino dellArena
in Padova. Hij zegde me dat hij deze driemaal heeft bezocht, wat veel
betekenend is. En ik, zoals hij erover uitweidde, benijdde hem, als ik eraan
dacht, in plaats van de kunststeden te bezoeken, ik me offerde aan de bergen
van de Valais, en ik dus weinig meer te vertellen heb dan wat ik van de bergen
daar heb overgehouden. Mijn vervoering was van een totaal andere aard, ze kende
niet het verheffende van wat de mens vermag, wel het verhevene van wat de
natuur vermag. Hij genoot en ik onderging. Ik weet wel dat je, zoals je niet
alle boeken lezen kunt, je ook niet alle
kunstwerken kunt zien, dat beperking de regel is, maar ik weet toch dat mijn
beperking overmaats is als ik vrienden hoor vertellen over hun bezoek aan de
Hermitage in St.Petersburg of de kastelen van Tsjechië, of de frescos van Giotto.
Ik voel me dan a poor man
teruggetrokken en onder zegel geplaatst.
Hoe kom ik eraan me
te storen hiermede. Heb ik Giotto niet bezocht ik heb toch in Frankrijk de
gotische kathedralen bezocht, ik heb er toch de romaanse kerken bezocht en ik
heb toch gezocht te verklaren waarom uit het romaans de gotiek is gekomen,
zoals uit de Bijbel de Verlichting is ontstaan. Heb ik dus de schilderijen van
de Hermitage, heb ik Giotto niet meegenomen in de bergen, ik had er toch de
bergen zelf en al wat er mee verband houdt en er is immens veel te beleven wat
die aangaat. Weliswaar je bent er anders, zoals je altijd anders bent eens weg
van huis, eens weg, in ouderdom gegroeid, uit het landschap van je jeugd. We
spreken er nog over, we halen terug wat nog terug te halen is, ook:
The
bitter apple and the bite in the apple.
And
the ragged rock in the restless waters,
Waves
wash over it, fogs conceal it;[1]
We hebben te leren aanvaarden
het leven dat was en zoals het was in al zijn schakeringen, zelfs deze die we
blijvend afdekken willen, verbergen willen in een laag van mist. Er is toch
geen ontkomen meer aan want, Time the destroyer
is time the preserver.
Zo zijn we nu eenmaal
ingesteld, het verleden weegt op het heden en het heden tracht er zich
voortdurend van te ontdoen. In de mate dat we er in slagen beleven we het
heden, het nu dat van het ogenblik is en enkel van het ogenblik zelf . Dit is
de grote kunst die weinigen bezitten, en het is nu eenmaal ook zo dat je met de
jaren meer en meer terugblikt op wat was, dan op wat nog komen gaat. Wat er tussen
ligt blijft meestal achterwege.
[1]
T.S.Eliot: Four
Quartets, The dry salvages, vers 117-119 en 115
30-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-03-2019 |
Het zijnde in potentie |
De eerste
zin die me te binnen valt is altijd toonaangevend. Ik dacht eraan dat wat ik
schrijf een lappendeken is van teksten die komen en gaan en afhankelijk zijn
van het ogenblik zelf dat ik ga neerzitten. Na zovele jaren wordt het dan een
warboel te weten wat ik al schreef en hoe ik het schreef en hierbij is het onvermijdelijk
dat ik me herhaal.
Dit was
gisteren het geval, toen ik Paul Davies boek in de hand hield en ik ging
herlezen wat ik onderlijnd had en hierin mijn inspiratie vond. Het is het geluk
dat ik heb, dat ik altijd bij het lezen, het voor mij meest opvallende heb
aangestipt. Het zijn zinnen die het boek schragen en mijn gedachten voeden. Zo
gaat het nu eenmaal in het leven. We bouwen verder op wat we vinden bij
anderen, of we voegen er iets aan toe, of, wat ook gebeurt, we breken het af of
zetten het in een andere coloriet. Hier is geen ontkomen aan.
Maar hoe
arm zouden we niet zijn indien we elke dag vertrekken zouden van uit het niets,
van uit een leegte, een donkere holte, zoals voor velen het Universum is
ontstaan. Geloof hen niet, zoals je niet geloven moet - ik zeker niet - dat er
geen voedingsboden is voor wat ik schrijf; dat mijn woorden niet klaar liggen,
zodat ik ze maar op te rapen heb. Zo moet het ook gebeurd zijn met het
Universum. Er was geen schepping uit het niets, dit kan niet, er was het
materialiseren van wat er was, het geleidelijk aan blootleggen van wat er was.
Hoe het er al was blijft een raadsel zoals het een raadsel is dat ik er in
slaag mijn vijf honderd woorden te schrijven die ook geleidelijk aan
blootkomen, alsof ik maar met een doek het stof erop weg te vegen heb opdat ze
er zouden zijn;
Het
ontstaan van het Universum moet ook zo iets geweest zijn maar dan op een totaal
andere schaal. Het was er, het is er altijd geweest in een of andere, zoals mijn
woorden, bestaande vorm. Het was er in potentie en het potentiële heeft vorm
gekregen.
Zeg ik
jullie dat het my lucky morning was. Zeg
ik jullie dat ik om vijf uur ben opgestaan, het hoofd, dacht ik, leeg; dat ik
beginnen schrijven ben en dat je nu leest wat er gekomen is, niet uit het niets
, maar uit wat er in potentie in mij aanwezig was. En was het niet in mij, het
was er dan toch ergens.
Zo was het gisteren, maar toen dacht ik
nog niet aan wat ik nu geschreven heb. Zo zal het, hoop ik, morgen zijn,
telkens opnieuw, tot ik stilvallen zal, het ogenblik dat ik niet meer de kracht
zal hebben de woorden te gaan halen waar ze wachten om genomen, om uitgestreken
te worden. Een schilder, een beeldhouwer, een componist is op eenzelfde wijze
ingesteld, als hij de kracht heeft, of wat ook dat nodig is, neemt hij over wat
er voorhanden is, bij de ene wat meer dan bij de andere.
Ik noemde dit vroeger creatief zijn,
wat het schijnbaar is. Ik zou dit nu een andere naam willen geven, het is de
eigenheid te gaan blootleggen wat er onderhuids is. Een eigenheid die niet
aan elk van ons in een zelfde mate gegeven is.
Maar dit is dan een ander verhaal,
even diepzinnig. Ik schrijf er geen andere.
29-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-03-2019 |
Paul Davies en de New Physics |
De meeste boeken die ik bezit zijn van vóór 2010, toen ik met mijn blogs
begonnen ben. Dit betekent dat ik blijf teren op wat ik, in de vorige eeuw (!),
tot en met het begin van de XXIste heb ontdekt, heb onthouden, verwerkt, en
gecommentarieerd. Het betekent helemaal niet dat ik geen oog heb gehad voor het
nieuwe dat zich aanbood, maar de essentie is van vroeger, is de humus van
waaruit ik opgegroeid ben.
Destijds, en nu nog, was en is Paul Davies voor mij een belangrijke
leermeester. Vooral zijn God and the New Physics[1]
heeft me heel wat bijgebracht. Een
zin bijvoorbeeld die hij haalde bij Niels Bohr is me altijd bij gebleven:
Anyone who is not shocked
by quantum theory has not understood it.
Ik meen wel de diepere zin van de New Physics
begrepen te hebben. Ik meen zelfs er elke dag mee geconfronteerd te zijn als ik
met een duw op de knop van het doosje in de hand, het hekken open, of als ik
mijn mails verstuur naar alle uithoeken van de wereld, vele zaken verwijzen me
vandaag naar het bevreemdende van de Nieuwe Fysica.
En wat ik al herhaalde malen heb willen zeggen,
als ik er, als met kennis van zaken -
wat ik niet heb - over spreek, zijn de
woorden van Davies, woorden die ik haal uit zijn Preface bij zijn God and
the New Physivs:
no doubt
many of my colleagues would strongly disagree with the conclusions I attempt to
draw. I respect their opinions. This is simply one mans perception of the
universe; there are many others. My motivation for writing the book is that I am convinced there is more to the world
than meets the eye.
Dit zijn de woorden die ik duidelijk zou willen
onderlijnen als zijnde ook die van mij. Om te beginnen, beweren dat ik begrepen heb
wat de kwantumtheorie betekent zou ik zeker niet durven zeggen of schrijven,
maar ik weet dat het toch mijn beeld van God en van het Universum radicaal
heeft gewijzigd, dat het mijn
visie op de dingen heeft open gescheurd, dat ik nu weet dat er muziek en
mystiek binnenin de dingen zit. En in deze zin is het een enorm belangrijk
iets. En dat ik, als mens, een belangrijk deel uitmaak van al wat is, dat ik er
in mijn materiële vorm deel van uitmaak en zeker ook in mijn onzichtbare
immateriële vorm, deze van de denkende mens.
Het is een gedachte die ik koester: ik, zwemmend in de wereld van het
denken, de wereld van de geest, die ik nu zie als de wereld van wat is
binnenin de particules van het atoom in al hun verscheidenheid. Een gedachte
die enorm veel mogelijkheden biedt. Ze licht een tipje op van de donkere sluier,
zelfs al weet ik, dat ik nog niet op de drempel ervan sta en dat ik de tijd
niet meer heb om verder te komen, dat dit ene tipje, toch iets is dat beloftes
inhoudt. En wat meer is, ik weet dat het in de goede richting wijst.
Ooit las een vriend priester de mis in een soort kapel in de catacomben
van Rome. Hij sprak toen in een korte homilie, voor de vuist, over God en hij
sprak deze voor hem, als priester, toch vreemde woorden. Er is, zegde hij, een
wand tussen God en de mens, een glazen wand maar deze is bedampt langs de kant
van God.
Ik schrijf dit in het licht van de morgen, midden in de levende, wondere
natuur, die zijn tentakels heeft, gedrenkt in de kwantum fysica. Gedrenkt in de
geheimenis van atoom en elektron en misschien meer nog, in de deeltjes die nog
te ontdekken zijn om, eens ontdekt, op zoek te moeten gaan naar nog dieper
gelegen aspecten van het wondere geheel. En dit alles opwellend van uit de
ondergrond naar de dagelijkse gebeurtenissen die ons gevangen houden en
waarmede we bezig zijn.
Echter, terwijl ons lichaam op weg is naar zijn eindpunt, is onze geest
vliedende, zoekt hij alle mogelijke middenwegen op die hij nemen kan, vrij en
tijdloos, de eeuwigheid aan zijn voeten liggend.
Er is inderdaad heel wat meer in de wereld dan het oog kan zien en dit is het, dat de
queeste voedt en in beweging houdt.
[1] Paul Davies: God and the New Physics.
Ed. J.M. Dents and Sons,Ltd.London, 1983.
28-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-03-2019 |
Het Evangelie van Johannes: 13, 19, 20. |
i
Wat zet me er toe aan te
spreken over het liefdesleven van een man die geen liefdesleven hebben mocht? Wat
win ik er bij, als het geen verlies zou zijn?
De reden waarom ik
gisteren in mijn blog André Pézard heb opgevoerd en wat hij vertelde over het
fresco van Giotto: Jezus en Maria Magdalena in de Hel moest gezien worden als een inleiding die me brengen moest naar het Laatste
Avondmaal van Leonardo Da Vinci, een fresco dat me heeft geïntrigeerd en nog meest
van al omwille van het feit dat Leonardo het gewaagd heeft de aanwezigen op zijn
fresco te schilderen zoals hij het gedaan heeft, met een vrouw - onmiskenbaar
een vrouw - gezeten rechts naast Jezus. Het moet dus in die tijd, einde XVe
eeuw, een gekend feit geweest zijn door iedereen aanvaard.
Eigenaardig is wel dat -
tot en met Dan Brown - iedereen, en zeker in de Kerk, dacht dat het Johannes was die daar zat.
Johannes die dus over zichzelf zou geschreven hebben dat hij het was die de
meest geliefde discipel van Jezus was.
Ik ben Dan Brown niet gaan
herlezen. Wel het Evangelie van Johannes, hoofdstuk 13, vers 23, zoals ik
gisteren geschreven heb. Ik ben zelfs de tekst ervan gaan zoeken in de vier Bijbels
in mijn bezit:
In de eerste plaats, in
mijn Willibrordus vertaling 1975. Hier staat er heel duidelijk: de leerling die door Jezus werd bemind - ik denk niet dat Jezus een man beminde - de discipel lag dicht tegen Jezus aan,
lezen we. Iets wat Da Vinci niet heeft gedaan, op zijn fresco, leunt de
discipel aan bij Petrus.
In mijn King James Bijbel
van 1611, lezen we in 13, 23, letterlijk het zelfde: the disciple whom Jesus loved, leaning on Jesus bosom. Dus niet
de minste twijfel mogelijk.
In La Biblia de Jerusalen,
die een vertaling is uit de Franse versie, la Bible de Jérusalem. Hier heerst
de correcte vertaling, hier ook is het: Uno
de sus discípulos, el que Jesús amaba, estaba a la mesa al lado de Jesús, sobre el pecho de Jesús.
In mijn Osty Bijbel wil men
twijfel zaaien - de tekst is minder vloeiend ook: A table, tout contre le sein de Jésus
se trouvait un de ses disciples, celui que Jésus préférait. Er is
een enorm verschil tussen aimer en préférer. Het is duidelijk dat met deze
woorden geschermd werd, want in een voetnoot bij de tekst wordt er aan
toegevoegd, tussen twee commas, celui
que Jésus aimait. Osty in zijn vertaling heeft alles gedaan wat mogelijk
was om te laten uitschijnen dat het Johannes was die Jezus prefereerde.
In de vier Bijbels is het
echter in hoofdstuk 19: 25 dat de oplossing duidelijk gesteld wordt. Het is de
passage aan de voet van het kruis - het gaat hier enkel om de tekst van het
Evangelie van Johannes - aan het kruis zijn
aanwezig: zijn moeder, de zuster van zijn moeder én, Maria Magdalena, dus geen
Johannes te bespeuren. En onmiddellijk erna in 19: 26: Jésus donc voyant sa
mère et près delle, le disciple quil préférait, dit à sa mère
(op wat hij
zegde kom ik terug). Le disciple quil aimait kan dus onmogelijk Johannes
geweest zijn, maar Maria Magdalena die er aanwezig was.
Ik heb dit willen
uitschrijven omdat het een voor mij belangrijke passage is wat de persoon van Jezus
betreft. Het brengt hem terug tot zijn mens-zijn. En wat de woorden van de
Willibrordus 1975 aangaat, de laatste door Jezus aan het kruis gesproken tot
zijn Moeder en de leerling, Maria Magdalena, in 19: 26: Toen Jezus zijn Moeder zag en naast haar de leerling die hij lief had,
zei hij tot zijn Moeder: Vrouw, zie daar uw zoon. 27: Vervolgens zegde Hij tot
de leerling: zie daar uw Moeder. En van dat ogenblik af nam de leerling haar
bij zich in huis. Of voor mij een duidelijke woordspeling: jij, Maria
Magdalena, zult voortaan haar zoon zijn.
Ik moet er om te besluiten
aan toevoegen dat Hoofdstuk 20 opnieuw verwarring zaait. Hierin is er sprake
van Maria Magdalena die de eerste is de zondagmorgen, zijnde de eerste dag van
de week, om het graf te bezoeken, ze ziet dat het graf leeg is en loopt in
allerhaast naar Simon Petrus en, naar de leerling die Jezus lief heeft om hen
te verwittigen. Wat dan weer de twijfel doet oprijzen.
In elk geval Leonardo Da Vinci
moet meer geloofd hebben in de gegevens van hoofdstuk 13 en 19 en niet in deze van hoofdstuk 20; en wij zijn hem hierin gevolgd.
Hij heeft dus, en met
geldige reden volgens Johannes, Maria Magdalena een plaats gegeven naast Jezus
op zijn fresco. En we weten nu waarom ze zich op het fresco neigt tot Simon
Petrus - en niet ligt aan de borst van Jezus - omdat die haar de vraag stelt wie
het is waarvan Jezus zegt dat hij hem verraden gaat.
Ik kan nu, met een gerust
gemoed(?) deze zaak afsluiten met een voetnoot en definitief klasseren.
Aanvullende Tekst:
Een
lezer, Roger Tas ,wees er me op dat André Pézard (1893-1984), onnauwkeurig was. Hij schrijft me. De beroemde frescos van Giotto
bevinden zich in de Capella degli
Scrovegni, en die is gelegen in de Giardino dellArena in Padova, inderdaad op de plaats van het
Romeinse amfitheater (arena). De kapel werd in het begin van de 14e
eeuw gebouwd in opdracht van Arrigo (Enrico) Scrovegni, als Wiedergutmachung
voor de schande van zijn vader Reginaldo die als woekeraar erg rijk was
geworden. Dante ontmoet die Reginaldo in de Het (Canto XVII, 64-67).
Giotto kreeg de opdracht de kapel van frescos te voorzien. In 38 taferelen
wordt het leven uitgebeeld van Maria
(van voor haar geboorte, met het verhaal van haar ouders, Joachim en Anna, tot
aan de geboorte van haar zoon Jezus) en Jezus
(van zijn geboorte tot zijn Verrijzenis, Hemelvaart en Pinksteren). Ook Het
Laatste Oordeel is afgebeeld. Het tafereel waar Pézard naar verwijst is niet de
Nederdaling in het Voorgeborchte (want dat heeft Giotto hier niet geschilderd),
maar wel de Verrijzenis (Noli me tangere). Jezus is triomfantelijk opgestaan
uit het graf en draagt het pennoen met het kruis en de tekst Victor Mortis.
Maria Magdalena ligt geknield aan zijn voeten.
27-03-2019, 07:34 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-03-2019 |
Maria Magdalena en Da Vinci |
Over wat schrijf ik anders
dan over zaken die ik belangrijk vind en die ik bewaren wil op een plaats van
mij. Zo ben ik jaren bezig geweest met de lectuur van Dantes Divina Commedia. Vele passages hierin
zijn me bijgebleven. Zo de geschiedenis van Francesca en Paolo; de roekeloze reis
van Ulysses tot voorbij de grensstenen geplaatst door Hercules (tussen Spanje
en Marokko); de opsluitng en hongerdood van graaf Ugolino en zijn twee kinderen
en twee kleinkinderen; én het nederdaling van Christus in de Hel, in het
Voorgeborchte - ondertussen afgeschaft door de Kerk - en het is die doortocht
die ik hier op het voorplan brengen wil.
Het is Vergilius die dit
vertelt aan Dante in Canto IV van het Inferno Toen ik hier nog maar pas was aangekomen[1], heb
ik hier een machtig iemand zien binnenkomen, gekroond en met het teken van de
overwinning [2].
En, zegt
hij nog de gekroonde heeft met zich meegenomen: de schim, en hij noemt ze op,
van Adam en zijn zoon Abel, deze van Noah, van Mozes, van Abraham de patriarch,
van koning David, van Israël met zijn vader en zijn kinderen en van Rachel voor
wie hij zo lang dienen moest. En vele anderen en allen maakte hij gelukzalig.
Maar ik wil dat je weet dat er vóór hen geen menselijke zielen werden gered. Vergilius
en Dante wandelen verder, en op een ogenblik Dante, fier, zegt dat ze zijn in
het gezelschap van Homerus, Horatius, Ovidius en Lucanus, en ze onderweg
praatten over dingen waarvan het hier (op aarde) beter is erover te zwijgen dan
er daar over te spreken.
André
Pézard, in zijn werk Dante, Oeuvres complètes éditions Gallimard,
1965, vertaalt gekroond en met het teken van de overwinning, door portant couronne et pennon de victoire
en voegt er aan toe : dat deze twee details, couronne et enseigne, kroon
en vaandel, te zien zijn op een fresco van Giotto, in de arena van Padua, waar
Christus, vergezeld van Maria Magdalena, neerdaalt in het Voorgeborchte van de
Hel, houdende in de hand een vaandel met een kruis en met de woorden victor mortis.
Da
Vinci volhardde aldus in zijn geloof dat Maria Magdalena, de geliefde/de vrouw
was van Jezus en dat het maar logisch was dat zij het was die naast Jezus zat
op zijn Laatste Avondmaal. Hij zal zich hierbij gesteund gevoeld hebben door
het verhaal van het Laatste Avondmaal in het Evangelie van Johannes:
21.
Toen Jezus dit gezegd had werd Hij ontroerd en verklaarde: Voorwaar, voorwaar.
Ik zeg u een van u zal Mij overleveren. 22. De leerlingen keken elkaar aan, in
het onzekere wie Hij bedoelde. 23. Een van de leerlingen, degene die door Jezus
bemind werd, lag dicht tegen Jezus aan
Degene
onder de leerlingen die door Jezus werd
bemind, lezen we[3],
wordt in 19. 25 en 26 geïdentificeerd als Maria Magdalena. Er is niet de minste
twijfel mogelijk; Jezus en Maria Magdalena waren een koppel. Of ze gehuwd waren
en of de bruiloft van Cana er verband mee houdt laat ik over aan de
Bijbelkenners. Eigenaardig is het evenwel dat Maria, de moeder, als ze er was als
genodigde, zou verwittigd geworden zijn dat er geen wijn meer voorradig was.
Ik heb dus, op basis van het Evangelie van
Johannes, niet de minste twijfel dat wat Da Vinci geschilderd heeft in zijn
Laatste Avondmaal waar er een dame gezeten is naast Christus, absoluut
strookt met de waarheid die ik vind bij Johannes.
Of er kinderen waren is een andere zaak, maar een
gissing in deze richting lijkt me niet onwaarschijnlijk. Ook niet voor Dan
Brown.
[1] Vergilius overleed in 19 voor Chr.
[2] Io era nuovo in questo stato / quando ci vidi venire un possente /
con
segno di vittoria coronato ( Inferno, canto IV: 52-54).
[3] 23.Now there was, leaning on
Jesus bosom, one of his disciples, whom Jesus loved lezen we in de King James versie van 1611. Deze leerling verschijnt in 19. 25 samen met Maria, zijn
moeder en haar zuster, als Maria Magdalena, aan de voet van het kruis. Deze
aanwezigheid wordt verder bevestigd in 19. 26 as the disciple standing
by, whom he loved.
26-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-03-2019 |
Zodagnamiddag in de lente |
Sprakeloos,
woordeloos, me weggeborgen gehouden in de plooien van de dag en gewacht, hopende
dat de klank van het licht mijn wereld naar
binnen zou openen. Maar niets bereikte me, niets of niemand kwam aankloppen om
binnengelaten te worden.
Ken
je deze gevoelens, willen en niets dat komt? Geen lichtpunt, geen openbaring. Een
student die niet weet hoe te beginnen aan zijn verhandeling. Ken je dit?
In
het dagboek dat mijn oudste dochter, Patricia, me schonk, waar het openvalt,
een zin van Alan Watts: We are all on
the process of waking up! Are you ready to wake up and find out who you really are?
En
vraag ik me af: Sta je nog steeds achter je statement van, nu al een paar
dagen terug, de durf die je toen hebt getoond en die je ondertussen, dankzij
Titus Burckhardt, hebt bevestigd gevonden, in de woorden van Ibn Arabi, geboren
in Murcia in 1165:
The fact that the terrestrial position of the human being, serving as
the fixed point to which will be related all the movements of the stars, here
symbolises the central role of man in the cosmic whole, of which man is like
the goal and the center of gravity.[1]
En er zullen er zeker heel wat zijn die dit gedacht en
geschreven hebben. In elk geval, ik sta er achter en blijf er logisch denkend achter
staan: de mens - niet de mens als dusdanig maar de geest in de mens - moet
gezien worden als het centrale punt in de Kosmos. Al het materiële omheen hem
tot in het oneindig oneindige, is noodzakelijk opdat hij er geestelijk zou
kunnen staan.
Maar als het zo is, hoe leven we ernaar, vooral als je
gewacht hebt tot een ver gevorderde leeftijd om het te ontdekken, hoe ga je om met
deze levensregel?
Of is het niet zo dat we geleefd worden, dat alles wat
die regel betreft vanuit de Kosmos zelve op ons afkomt; dat het al altijd zo
geweest is en het altijd zo zal blijven; dat we vast zitten in die
stroombeweging van het eerste ogenblik na de Big Bang af - en dit moet ik al
geschreven hebben.
Hoe we er zullen uit te voorschijn komen weet ik niet;
evenmin of het de mens op de planeet Aarde zal zijn die verder zal worden
opgevolgd tot op het eindpunt, weet ik niet; er zijn trouwens plaatsen,
planeten genoeg waar de geest van de mens, de nieuwe dan, kan gedijen. Misschien
zijn er plaatsen al waar die geest veel verder staat dan hier bij ons op aarde.
Het zou dus moeten volstaan het te weten, het te
beseffen welke rare vogels we zijn om er
naar te leven, ons te omwikkelen met die wolk van geest die de aarde in zijn
greep heeft; niet alleen toe te zien maar ook er vast in te geloven om dus geen
remmende factor te zijn.
Noteer, dat ik dit in de eerste plaats opteken voor mezelf,
dat ik het zie als een stroming die ik te volgen heb. Ik wil er niemand mee
belasten, als dit ooit een belasting zou kunnen
zijn. De stroom is er wil je je laten meevoeren, je doet het bewust; wil
je het ignoreren, je doet het onbewust, maar meegenomen wordt je. Daar is geen
ontkomen aan.
Ik denk niet dat het verkeerd zal aflopen, ik denk
niet dat er in de Kosmos, wat de geest ervan betreft, iets kan verkeerd gaan.
Misschien wel hier op Aarde, maar wat betekent de Aarde als planeet in de
Kosmos, nada. De geest in de mens op aarde daarentegen is van kosmische origine,
hij is niet enkel van de aarde, hij is van alle plaatsen, van alle planeten waar
leven mogelijk is, hij is wat de uiteindelijke uitkomst betreft ongenaakbaar.
Het is de visie die we hebben op deze zondag van 24 maart,
naar de avond toe.
[1]
Titus Burckhardt : Mystical Astrology according to Ibn Arabi,
translated from the French by Bulent Rauf, Beshara Publications, 1977, pag.10.
25-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |