 |
|
 |
|
|
 |
30-01-2022 |
De stilte van God (1) |
In deze tijden van vele ongemakken, doe ik afstand van de God, gevangen en gestold in een religieus denken dat nog altijd vastkleeft aan een Universum, herleid tot de aarde met de hemel erboven. Want het is vanuit deze ingesteldheid dat het mogelijk was, zich uit te roepen als de spreekbuis van die aldus dichtbije God, en het fundamentalisme in het leven te roepen en in leven te houden, met al de gevolgen van dien; dat het mogelijk was, zich, op deze basis, God toe te eigenen, Hem af te bakenen en Hem te laten optreden en te laten spreken.
Dit gebeurt niet alleen heden ten dage, dit gebeurde en begon, ten tijde van Abraham, van Mozes en van Jozua, zijn opvolger. Jahweh stond zelfs aan de zijde van de Perzische koning Cyrus II, want de profeet Jesaja hoorde zelfs dat Jahweh uitriep :
Omwille van Jacob, mijn dienstknecht, omwille van Israël, mijn uitverkorene, heb ik u bij uw naam geroepen, u een erenaam gegeven en gij kende mij niet. Ik ben Jahweh en niemand anders en buiten mij is er geen God. Ik omgord u en gij kent mij niet…[1]
Een volk dat Gods naam in zijn vaandel voert en ten oorlog trekt tegen een ander volk met eveneens de naam van God op de vlag gebrodeerd, of God strijdend tegen zichzelf. Voor de mens van toen kon dit allemaal. Hij kan Hem om het even wat in de voeten schuiven en blijven uitbazuinen dat zijn God een rechtvaardige, een liefhebbende is, de grootste is.
Heden te dage draaien heel wat zaken nog om het woord ‘God’, van wie door velen nog altijd gedacht wordt dat Hij is zoals hij was in de middeleeuwen en ervoor, en nog even erna, tot er de Verlichting was, tot er Spinoza was en God een totaal ander imago kreeg, tot er Nietzsche was die liet uitschijnen dat de God van vroeger stervende was.
Toch blijft alles nog gecentreerd op Hem, discussie na discussie. Zo, is Hij er of is Hij er niet?
Ik zeg dat Hij er is, want een veld van sneeuwklokjes is opgerezen uit de aarde - voorbode van de lente - wie kan het gedaan hebben als Hij het niet zou zijn. Dit is van het oorspronkelijk, schema dat Hij ooit eens opgesteld heeft, maar, en dit schijnt nog altijd niet het bevreemdende te zijn, Hij is er niet voor de handelingen van de mens, ik zie het toch niet of ik hoor er niet van. In dit opzicht is God voor ons, mens, een verloren zaak, dan toch de God waar de Kerk mee bezig is. Voor de mens is die de stilte zelf, de ijzige stilte en afwezigheid.
De predictie van Nooteboom in mijn blog van enkele dagen terug, bewaarheidt zich langzaam van generatie op generatie.
[1] Jesaja: 45, 4
30-01-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-01-2022 |
De splinter maan. |
Vanmorgen heb ik het laatste van de maan gezien, de lijn van de letter ‘C’, het weinige nog dat voor het ogenblik de maan ons te bieden had, voldoende toch om te weten dat alles wat er is beweging is, ook de beweging binnen in mij om wat ik gisteren heb geschreven tot laat in de nacht, zodat ik dacht niet klaar te komen en dan toch klaar kwam dankzij Proust die opdook en wat hij vertelde over wat er gebeurde met Bergotte en het vlekje geel op een schilderij van Vermeer. Enkele woorden maar uit de ‘Recherche’ van Proust, niets meer dan wat er rest van de maan deze morgen en ook niets meer dan het ‘ninguno’ in het gedicht van Lorca.
Hoe ik me red soms, hoe de woorden, de beelden me soms te binnen vallen waar ik me dan goed bij voel, dankbaar ook vannacht toen ik er mee afsluiten kon.
Ik houd, vanuit de kamer, de maan in het oog, het wordt een dun lijntje nog, een sprankel van een lijn, maar ik weet dat de massa van de maan eraan kleeft en dit met grote zekerheid om dan ineens, na enkele minuten, volledig te verdwijnen.
Wat ik niet weet echter en het heeft me altijd bezig gehouden, vandaag meer dan gisteren, wat Paulus, diep in zich, dacht over de verrijzenis van Christus. Betekende het voor hem een terugkeer uit de dood of een overgang naar een ander, het geestelijk ‘after life’, dat ons allen wacht?
Van Paulus ook is er nu maar een lijntje overgebleven, maar ik denk dat hij een van de weinigen was die de ware Jezus heeft leren kennen. Schreef hij niet, in een brief aan de Galaten, dat hij na door de ‘bliksem’ te zijn getroffen, vertrokken is naar een plaats in Arabië, waar hij drie jaren verbleven heeft alvorens naar Jeruzalem te gaan om er Petrus en Jacobus, zijn broer, te ontmoeten.
Nog iets waar weinig - té weinig, niets om eerlijk te zijn - door de Kerk over gezegd wordt, alhoewel het een zin is die voor Paulus van grote betekenis moet geweest zijn.
Neem dit korte berichtje, in een zin van Paulus, weg en al wat de aard van de levende Christus betreft, verdwijnt in het luchtledige.
Noteer evenwel dat het helemaal niet mijn bedoeling was dit hier vanmorgen te vermelden, ik ben er niet met opgestaan, ik ben opgestaan met het vlekje geel en met de sprankellijn van de maan en het zijn deze elementen die me geleid hebben naar de sprankelzin van Paulus en de grote intrinsieke waarde ervan, even intrinsiek als wat zichtbaar was van de maan, vroeg deze morgen.
En eens te meer de vraag, hoe bestaan we, hoe slagen we erin te schrijven wat we schrijven, welk mechanisme is die geest in ons, welke bindingen heeft die, en met wat of met wie, opdat er dingen zouden uit ontstaan die anders geen kans maakten om te ontstaan toch niet op dat moment en op die plaats.
Ondoorgrondelijk zijn de wegen van de geest in ons. We denken erover te heersen, maar dit is niet, het is hij die ons leidt.
29-01-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-01-2022 |
Le petit pan de mur jaune. |
Ik heb me stevig laten gaan gisteren, heb gevraagd even stil te staan, even na te denken over wat de lente betekent, als een verschijnsel van het leven in en van de Kosmos; dat het niet kan en het niet mag dat er niet over nagedacht wordt, dat dit niet doordringt tot diep in de geest van de levende mens en, dan spreek ik niet over de mens die door het leven gaat als een robot, want ze hebben ogen en ze zien niet, of wat erger is, ze zijn niet ingesteld om te zien wat er te zien en vast te stellen is.
Het is pas als we allen gaan inzien wat dit wonder – ik heb er geen ander woord voor – inhoudt dat de wereld veranderen zal, dat we zullen weten wat er te weten is en de mens verrijzen zal uit zijn lethargische toestand waarin hij zich bevindt voor het ogenblik, vooral dan als ik hoor hoe de discussies gaan over Oekraïne.
Heb ik het recht te vragen, een ogenblik, als mens, van de Kosmos te zijn, meer dan van de aarde, en dit ogenblik dan toch mee te dragen in je dagen. Je niet te voelen als een verzadigd iemand die alles neemt zoals het komt en er niet even over nadenkt.
Zo, heb ik dit recht dit te vragen, of - hoewel ik het zie als een soort gebed, een ‘schietgebed’ - is het teveel gevraagd, heeft het totaal geen zin? En tot zover dan en niet verder met dit ijdel gepraat?
Ik word nu heel week en onhandig over wat ik meen te vertellen te hebben in dit dagelijks ‘onderonsje’. Eens binnen in mijn wereld lost alles zich op en ik beken het, ga ik zweven, zoek ik in de plooien van mij pij - de plooien in de pijen van Zurbaràn - wat ik er verborgen houd en het is niet evident er iets te vinden dat ik nog niet gevonden heb en uitgedeeld, kleine dingen die ongemerkt voorbijgaan maar toch een volle betekenis hebben. Het zijn kleurschakeringen die we niet meer zien, een geel vlekje ergens in een hoek - ‘le petit pan de mur jaune’ dat Bergotte fataal werd - waar ik de aandacht op vestigen wil omdat het precies dat vlekje is dat de schilderij typeert en groot maakt. Wel, voor mij is het, even doordenken bij het gebeuren eigen aan de lente, als het vlekje geel op het schilderij van Vermeer.
Mijn weekheid is het gevolg van de jaren die ik draag, er komen er te veel. Soms voel ik ze niet en soms voel ik ze wel; soms heerst de droom en soms de realiteit, terwijl, als ik schrijvende ben, er noch droom noch realiteit is, ik ben beide in elkaar gevloeid, ik ben dan, zoals in het gedicht van Frederico García Lorca: ‘ninguno’[1].
[1] … / Por las ramas del laurel / vi dos palomas desnudas / la una era la otra / y las dos eran ninguna. (Door de takken van de laurier, zag ik twee blote/naakte duiven, de ene was de andere en de twee waren niemand.)
28-01-2022, 01:05 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-01-2022 |
Zwaar oneerlijk. |
Er is, wat ikzelf durf zien als een onmogelijk door wie ook na te maken wonder, het atoom en minimaler nog en tezelfdertijd groter nog als wonder, het Higgs deeltje en - hoewel twijfelachtig nog - het Z’-deeltje. En eromheen, wat we elk moment kunnen vaststellen, het wonder van het innerlijk bewegen van het leven in de natuur.
Kunnen we uit deze wonderen niet besluiten, er zelfs een zekerheid in zien, dat er IETS is - iets of iemand - dat hier méér dan verweven met is, ermee vergroeid, erin aanwezig is: een IETS dat al wat is overstijgt, dat er Is zonder er wezenlijk te zijn, én als het uiterlijk zijnde, én als het innerlijk zijnde. Er in feite niets anders is dat niet dat IETS zou zijn.
Het is een stellingname die uniek is, die alles overtreffend is: er is IETS dat een IEMAND is, of een IEMAND dat een IETS is.
Je kunt als individu niets in meer te weten komen over dat IETS, of het ZIJNDE, want je weet dat er geen stem zal komen, geen geschrift, geen getuigenis om een duidelijker bewijs te hebben van het bestaan ervan. Je bent enkel en alleen aangewezen op de geest in jou om de vraag te beantwoorden eens en voor altijd.
Het is, wonderlijk genoeg, om deze reden dat je beschikt over die geest die een deel is van dit ZIJNDE.
Je kunt het draaien en keren maar dit is de essentie: we hebben die geest in ons binnen gehaald/gekregen opdat we ooit eens zouden weten wie of zelfs wat, we eigenlijk zijn en van waar we eigenlijk komen en, het is het ZIJNDE zelf - en niet wij - die er voor gezorgd heeft dat we van aap geëvolueerd zijn tot aap-mens, tot Neanderthaler of welke Thaler ook, en tot Homo Sapiens, het peil dat velen, niet allen, tot op heden toe hebben bereikt, op de weg naar, en dit is mijns inziens een belangrijk aspect ervan, Homo Sapiens-Sapiens.
Ik heb dit voorzeker al geschreven, ik zwem in deze gedachten, eens ik er aan denk, of min of meer geprovoceerd word of dan toch geïnspireerd, door een lezer die Maarten Van Buuren - ‘de Essentie van Spinoza’ - aan het ‘in-zich-opnemen’ is.
Ik zwem erin maar gebruik niet de zelfde woorden, ik ga er niet op een identieke wijze naartoe, mijn aanpak is altijd verschillend omdat ik me beweeg in een ander landschap, evenwel telkens, van de geest.
Ik denk ook vandaag aan wat op komst is, mits nog enkele dagen, enkele weken geduld. Zo voel ik het toch, de krachten die gaan opwellen uit de aarde, uit de luchten, in gang gezet door wat is van het ZIJNDE.
En is het ‘zwaar oneerlijk’ als we er geen ogenblik zouden aan denken en deze krachten niet zouden zien als komende uit het ZIJNDE dat de Kosmos is, en ze maar nemen alsof het de gewoonste zaak van de wereld is dat het leven herneemt op een bepaald punt in de tijd, even gewoon als de aarde die met enorme preciesheid omheen de zon tolt, al ziet ons oog het anders.
Een beetje respect voor het wondere omheen ons is niet veel gevraagd.
27-01-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-01-2022 |
An universal consciousness. |
Het gebeurt dat ik, na wat ik gisteren schreef er plots toe kom, een boek uit zijn rek te nemen. Zo was er, in plaats van Nooteboom, vóór het slapen gaan, ‘Fragments of a Journal’ van Eugene Ionesco[1], waarin ik zo maar las, en dit ter aanvulling van wat ik in de morgen geschreven had, in een door hem overgenomen passage uit ‘Exit the King’, echter niet uit de originele versie:
‘Is there a universal consciousness? Is consciousness all pervading? Is there a dormant consciousness in stone, as I believe Leibniz thought? Neither Planck, nor Heisenberg, nor Einstein, nor de Broglie wholly rejects the idea of a universal, cosmic consciousness. There may be some plan, some intention. If there is an intention, there is consciousness. These thinkers do not exclude the idea of a God who would be that consciousness’.
Een ‘kosmisch bewustzijn’ aanwezig in de steen van Leibniz, of wat ik ooit dacht over het ‘Ik Ben’ uit Exodus, het ‘Ik Ben’ aanwezig in al wat is. De zin komt me bekend voor, ik vond hem stevig onderlijnd in het boek, misschien heb ik hem al geciteerd voorheen, maar het treft me hem terug te vinden op het ogenblik dat ik hem nodig heb om te onderlijnen wat ikeen tijdje ervoor geschreven had.
Ik lees ook bij hem dat hij niets anders meer kan dan schrijven. Zo lees ik op het einde van wat hij noemt, zijn test-tekst in zijn Journal over ‘Exit the King’:
Perhaps I shall keep on to the end writing books and plays, because I can’t do anything but that. I’m incapable of any other profession. Since I’ve known myself, I have never done anything else.
Schrijven is een ziekte, is een drug, ik voel het, ik beleef het. Maar mijn schrijven heeft niet de geladenheid die een schrijver als Ionesco heeft. Het is maar wat sukkelgeschrijf, wat kopieerwerk van wat ik las of zou kunnen gelezen hebben.
Ik moet Ionesco verder lezen, naast al wat klaar ligt om herlezen te worden. Ionesco weet wat schrijven is en hoe het moet. Maar er is meer, ik zal nu ook Wildiers gaan herlezen in wat hij schrijft over zijn ontmoeting met Ionesco in verband met de verbeelding, ook Nooteboom weet er heel wat over.
Noteer ook dat diezelfde Nooteboom me overhoop haalt met wat hij schrijft, zoals ook Ionesco, maar Nooteboom is een reus in het schrijven. Ik ondervind het, van het ogenblik dat ik hem ter hand neem struikel ik over de veelheid en de accuraatheid van zijn inzichten. Zo moet me van het hart, wat ik ook voel en reeds uitgedragen heb en ik neem het schaamteloos over van hem:
‘Er is een andere notie, waar ik het veel moeilijker mee heb, en die ik niet meer en niet mee kan mededelen, namelijk, dat alles wat ik aan de kerken als mooi, of zeg maar als kunst beschouw, in die dagen absoluut niet zo ervaren werd. De man die deze voorstellingen, die nu nog de verste uithoeken van mijn twintigeeuwse-ziel beroeren, in steen uithakte was voor, ,de middeleeuwer niet meer dan een metser of timmerman.
Hij voelt dus, zoals ik, dat er iets onrechtvaardigs mee gemoeid is, het feit dat zijn naam er niet onder staat. Vandaag is het precies de naam die maakt of het gepresteerde volwaardige ‘kunst’ is of niet.
Het kan verkeren, wist Gerbrand Adriaenszoon Bredero.
[1] Eugene Ionesco: ‘Fragments of a Journal’, translated from the French by Jean Stewart, Ed. Paragon House, New York, 1990.
26-01-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-01-2022 |
Hopende op het Licht |
Het is me duidelijk dat alle twijfelgedachten, met hun echo in het dogmatische - Hugo Claus zou nooit geschreven hebben wat hij schreef of zegde over de kathedraal van Reims, ware hij niet verteerd geweest door dit dogmatische - onze Westerse wereld hebben gebracht tot waar we ons thans bevinden: losgeslagen en ontheemd, zoekend naar nieuwe begrippen en nieuwe formules, vertaald naar onze tijd toe, gekenmerkt door een zoeken naar een totaal nieuwe horizon die aanvaard kan worden zowel door gelovigen als niet-gelovigen.
Maar het is niet aan mij gegeven om voor een nieuwe vorm van geloof te ijveren om het sacrale in de wereld te houden, het sacrale nochtans broodnodig als een vorm van, als een inzicht op het leven, vooral nu, als ik hoorde, dat nog slechts 5% van de bevolking regelmatig op de dag des Heren of de dag ervoor, het misoffer bijwoont. De hang naar het sacrale, naar het verhevene in het leven, is dus nooit zo laag geweest, het is stervende.
Wat ik hier schrijf is een wanhoopskreet, ook omdat ik niet van stof wil zijn om tot stof terug te keren en, om te beginnen, ook omdat ik niets wil te maken hebben met een God die tussen zou komen op dit stipje dat de aarde is, want die is er niet, die kàn er niet zijn.
In dit opzicht weet ik dat we alleen staan, dat er totaal niemand is die zich bekommert om wat of wie we zijn en hoe we er zijn. Elk gebed om te bekomen wat we wensen te bekomen is dus onnodig, er is niemand om dit gebed te aanhoren, het blijft dus een zoeken om dit ‘alleen-zijn’ in een wereld, kleur, en inzicht te geven, draaglijk te houden - ik hoorde van morgen op ‘Musiq3’ een gedicht van Cesare Pavese geschreven voor hij zich van het leven benam - wetende, en het is dit dat ik hier beklemtonen wil, ingeschakeld te zijn, buiten ons gezichtsveld, in het kosmisch evolutieproces dat alles overheerst. Evenwel een magere troost in verhouding tot een God die onze smeekbedes zou willen aanhoren en behandelen.
Zo, laat Jahweh, wiens naam niet mag worden uitgesproken, bij diegenen die hem danken en loven, maar dat men me toelate ‘God’ te bekijken van uit een andere, kosmisch gerichte gezichtshoek, namelijk: de Kosmos zijn levend lichaam zijnde en, mijn arme ik, als deel van de Kosmos, deel van Hem en niets meer dan dit deel waarmede ik me moet tevreden stellen met ernaar te leven.
Hoef ik te zwijgen als - aan het schrijven zijnde, nadenkend - alles in mij roept naar een mens van een andere dimensie die me, over al het bestaande heen, verbindt met het Alfa, het begin van alles, en me tevens situeert op mijn weg naar het Omega, het einde van alles, en het meer dan zin heeft te hopen zonder vrees op het licht en niet, zoals Steven Weinberg[1] zoals Leo Apostel[2], hopen op het licht maar vrezen dat het de duisternis zal zijn!
[1] Steven Weinberg: ‘Dreams of a final Theory’, Vintage, 1988
[2] Leo Apostel: ‘Gebroken Orde’ Uitgeverij Kritak, 1992
25-01-2022, 06:14 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-01-2022 |
Nood aan boeken, aan geschiedenis. |
Ik heb nood aan boeken, nood aan hun veelzeggende stilte die is van het leven die is van het woord. Vandaag, enkel en alleen omdat hij het is, lees ik Cees Nooteboom.
Ik weet van hem nu heel wat over de verbeelding waar Wildiers het over had: dat Kundera dacht dat Cervantes de grootste man ooit van de verbeelding was. Ik weet nu ook wat Cees veertig jaar geleden, in 1982, dacht over het gebeuren van een paar dagen terug, de jeugd van nu die niet meer weet dat Caïn en Abel de zonen waren van Adam en Eva.
Hij, Nooteboom schrijft hierover het volgende en ik moet het volledig beamen:
‘De tijdreis van de Sciencefictionfilms, die zou ik ook wel een keer willen maken, niet om een futuristische beschaving te zien waarin ik me toch nooit thuis zou voelen, maar om vanuit de ondenkbare wereld-van-later hetzelfde te zien wat ik nu zie. Alle christelijke symbolen die nu nog iets betekenen zullen dan uitgelegd moeten worden en het zal zo vreemd klinken als de scheppingsgeschiedenis van de Australische Aboriginals. Een God die in zeven dagen de wereld schiep, de oerzonde, de vlucht uit het paradijs, de Maagd die de Zoon van God baarde, de Zoon die aan het kruis stierf en de verbeelding van al die fabels in verf en steen, in hout en goud.[1]’
We zijn nu veertig jaar verder en het wordt bewaarheid; We moeten aan de jeugd van heden uitleggen wie Adam en Eva waren en wie hun zonen Caïn en Abel. Zelfs als die twee van ‘Blokken’ uitzonderingen waren, dan is het toch duidelijk waarneembaar dat de toon gezet is, dat de verwerving van de Christelijke symbolen gestopt is en dat we afgaan op een toestand beschreven door Nooteboom.
De kerken en kathedralen zullen dus mettertijd de Stonehenge’s worden van onze tijd, ook, zoals de tempels van Mars en Venus en Baal en zovele andere goden die de geschiedenis bevolken het al zijn voor ons.
En de geschiedenis, zegt Nooteboom is zoals de tijd en de ruimte, je ontsnapt er niet aan, je draagt die mee en het is best, voor je wel zijn, van die te kennen, meer dan wat anders.
Ik laat het vandaag hierbij, het is zeker geen sciencefiction, het is heel wat meer dan dat. De versie van Nooteboom, een wijs man, heeft me getroffen, heeft me de ogen geopend. Met het beeld dat we vandaag hebben over het Universum en hoe het er gekomen is, is de godheid van de Kerk, van de Islam, niets meer dan deze van de Baal’s uit de Oudheid. Als we dit nog niet geleerd hebben, het uitgemaakt hebben voor ons zelf, dan zijn we, geestelijk althans, op de sukkel.
En toch nog dit, en uitsluitend voor jullie. Geschiedenis is ook voor mij - nu ik het hoorde op KLARA deze morgen - is ook voor mij de dag dat ik het voor de eerste maal hoorde, nu al meer dan zeventig jaar geleden: het 'Toccata en Fuga' van Johan Sebastian Bach. En voeg er nog aan toe ‘ Le Sacre du Printemps' van Strawinski.
Of, over geschiedenis gesproken.
[1] Hoofdstuk ‘Koningen en dwergen’ uit zijn ‘De omweg naar Santiago’ De Bezige Bij, dertigste druk, 2018, pagina 157.
24-01-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |