 |
|
 |
|
|
 |
31-05-2012 |
De Adem van de Dagen - Deel II, 2/3 |
Was dit, met
de terugloop van het geloof in de waarden van de Kerk, het doembeeld dat als
een donderwolk boven het Westen dreef of vergiste hij zich schromelijk, omdat
de tekenen van nu, in plaats van toe te nemen, mettertijd afzwakken zouden?
Hij hoopte
het omdat hij wist dat onze samenleving zo niet geraakt zou worden in haar
diepste worteling, daar van waar de levenssappen van de geest opborrelen en
waar zijn queeste, de tocht naar zijn eeuwigheid, zich situeert. Je kunt immers de mens niet binden aan woorden, wie of in
opdracht van wie ze ook moge geschreven zijn en waarvan nu de bladen vergeeld
zijn, niet mogen gewijzigd of
geïnterpreteerd worden.
Maar het is vandaag dat hij leeft en al de dagen die nog komen moet hij
verder op de weg die hij heeft ingeslagen. En als hij spreekt en schrijft danj weet
hij dat een boek
waarin geen spoor zou te vinden zijn van de binding van de mens met zijn kosmische
essentie, hoe minimaal ook, geen waarde heeft, alleszins niet voor hem.
Marie-Madeleine
Davy maakt hem dit duidelijk als ze schrijft: il est impossible denvisager lhomme coupé de sa
profondeur dorigine divine.
En om het
nog duidelijker te maken, hij vond in het boek van Davy, een dagbladknipsel uit
Le Monde, de toespraak van
Saint-John Perse, gehouden bij de overhandiging van de Nobelprijs voor
Literatuur, waarin hij had onderlijnd: la
grâce poétique, létincelle du divin, vit à jamais dans le silex humain,
waarmede Saint-John Perse de zin van Davy kruiste.
Dit waren
woorden die hij koesterde. En er waren er nog die hij vond in hetzelfde boekje
van Marie-Madeleine Davy, overgeschreven uit een boek van Christian Jacq, een
gedachte van Hermes Trimegistos :
Pense être partout en même temps, dans la mer, la terre
et le ciel; pense que tu nes jamais né, que tu es encore embryon, jeune et
vierge, mort et au-delà de la mort. Comprend tout à la fois, les temps, les
lieux, les choses, les qualités et les quantités.
Hij herlas
de zin en hij dacht de wind nog heviger dan voorheen, hoog in de bomen,
jagend over het huis dat dit de essentie is van de goddelijke vonk in de
menselijke silex. Zo denk dat je een deeltje van die God bent, dat je overal
aanwezig bent, dat je alles begrepen hebt.
Hij kan het
nog, het is nog deel van zijn vrijheid te denken wat hij denken wil en openlijk
het neer te schrijven in een klare zuivere taal. Het was niet altijd het geval,
Dante wist hoe verdoken hij zijn gedachten kenbaar maken moest.
Zullen wij
het nog weten of zal het nog nodig zijn het te weten, eens overspoeld?
Hij schrijft
maar, een gekheid is het maar hij gaat verder één boek te willen toevoegen
aan de massa miljoenen boeken die er opgestapeld liggen in al de bibliotheken
van de wereld om gelezen te worden.
31-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-05-2012 |
L'écriture est un refuge |
In een
artikel in Le Monde vertelt de
Amerikaanse schrijver Douglas Kennedy,
dat het in de gesprekken onder schrijvers gewoonlijk gaat over geld, omdat ze
aldus in staat zijn hierachter hun twijfels te verbergen wat hun werk betreft
en ook hoe het verder moet met het boek waaraan ze begonnen zijn. Maar zegt hij
nog zonder deze twijfel is er ook geen creatieve rilling, il ny a pas de frisson créatif.
Over geld,
over publicatie gaat het niet bij mij, wel de twijfel over de waarde van wat ik
schrijf en ook hoe het steeds maar verder moet met het boek dat ik aan het voortbrengen
ben. Dit zijn dus zorgen waar elke schrijver mee geconfronteerd is. Ik hoef dit
niet meer te herhalen. Er rest me alleen zo te schrijven dat mijn prestatie
maximaal is en dat ik het beste haal uit mijn creatief zijn voor wat ik als
boek wil achterlaten.
Kennedy zegt
ook dat schrijven een buitengewoon beroep is, een kwestie van evenwicht in zijn
leven en ik zal hem hierin niet tegenspreken: Dans les périodes difficiles ik ken ook van die periodes - lécriture est même un refuge.
Ik schreef dit
eergisteren nog.
30-05-2012, 05:12 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-05-2012 |
De Adem van de Dagen - Deel II, 2/2 |
Het
impromptu van de hoge winden om het huis, winden die van verre komen, van
landen en van oceanen. Hoge winden in de bomen die zijn hart beroeren, die hem
beelden brengen, vader, moeder, afscheid nemen.
De tijd,
omzwachteld door de tijd, de enige levende en hij die erin geborgen zit,
meegenomen. De tijd die hij was en is, hij, Ugo, zoals hij genummerd getekend
staat in vele registers, ergens in kasten of in kamers of op harde schijven,
zijn naam uitgeschreven voor altijd, alsof hij enkel naam was, drie
lettertekens, een te weinig, of drie te veel, en te zijn wat hij in feite is, niet
zoveel, verlatenheid zelf en hoge winden die hem wegnemen zullen en niets
nog blijven zal. Van al dit bestaan hier, dat hij zo koestert, dat hij
omlijsten wil met guirlandes, enkel de tijd zal overblijven, de grote levende
tijd.
Wat hij nu
ook weet, omdat plots een naam opduikt, de zachtheid van een blik in hem
geboord, dat hij bemind heeft en dat de voren die dit beminnen in hem getrokken
heeft nog open liggen.
Bevreemdend
is, en dit wordt hem duidelijk, bevreemdend is dat hij het waagt al deze zaken
nog op te zoeken in deze wereld waar de miserie van afdruipt: een door elkaar
schuiven van gewapende conflicten, van uiteengereten lichamen, van corruptie en
uitbuiting, van kinder- en vrouwenverkrachting, van hongersnood, van
natuurcatastrofen.
En dichter
bij hem, het gebazel van de politiekers die zonder het minste schaamrood dit
land waar hij geboren is en opgegroeid, inspiratieloos hebben achtergelaten
door destijds, onder meer, een openbare schuld te laten groeien tot een niveau
dat een intrestlast genereert die een rem betekent voor tal van noodzakelijke
investeringen en een noodzakelijke
belastingdruk oplegt die boven het normale uitstijgt.
Terwijl
langzamerhand het westen overspoeld wordt door een golfbeweging die in zich de kiemen
draagt eigen aan wat kenmerkend was voor onze veertiende, vijftiende, zestiende
eeuw en hij zich de vraag kan stellen, hoe lang nog een Koningin- Elisabeth-wedstrijd
voor viool of piano, als hij donker gebaarde mannen hoort en wat ze honderdvoudig
gemeend, te zeggen hebben? Of hoe
lang nog Shostakovich, Beethoven, Bach, Mozart?
Slaapt de politiek in het westen, is hun roes van
eeuwenlange heerschappij dan blijven hangen, hen verblindend tot het te laat
zal zijn, of is het al te laat?
29-05-2012, 23:52 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-05-2012 |
Hoe men wordt wie men is |
Wat
was oorspronkelijk van mij, in dit mijn leven. In welke mate was ik het, en ik
alleen, die richting heeft gegeven aan de wegen die ik heb ingeslagen. Zijn het
niet eerder de omstandigheden geweest die van mijn jongste jaren af mijn leven
hebben bepaald?
Zo
de dag dat de schoolmeester van het dorp, een heerlijk mens hij liet me de
volledige Jules Verne lezen - die op een dag bij moeder en vader is gekomen,
arm als we waren, zoals ik het nog steeds ben, om hen aan te raden me in te
schrijven voor wat toen bekend stond als het Fonds der Meestbegaafden.
En
dit een stap toen was, bepalend voor wat komen zou, andere zaken met andere
wegen. Waaruit opnieuw andere wegen zich
zouden opdringen en zo verder, om hier aan te komen bij deze blog die ik
schrijf.
Me
afvragend, zoals wellicht zovelen, of ik wel ooit een beslissing heb genomen
die me door de omstandigheden niet werd opgedrongen.
Neen
ik geloof niet dat ik ooit eenmaal een beslissing nam die inging tegen de
normale gang van zaken. De feiten kwamen op mijn af en ik onderging ze.
In
dit licht, ligt wat nog komen kan al uitgestippeld, al opgetekend, in pogingen
om te leren wat te laat is om te leren, te lezen wat ik jaren geleden had
moeten lezen, te schrijven wat gezien mijn jaren, niemand nog voor ernstig zal
nemen.
Psalm
139 over het boek waarin alles opgetekend staat, ook wat nog komen moet, vertelt
het me.
Deze
woorden zijn gebonden aan mijn persoon. Ze staan nu geschreven. Ze passen in en
bij mijn levensjaar, zoals mijn blog erin past. Trouwens wat zou
ik doen of wie zou ik zijn, ware het niet dat ik nog schrijven kan.
28-05-2012, 01:01 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-05-2012 |
De Adem van de Dagen Deel II, 2/1 |
Bemerking voor de lezers van
deze Adem vd Dagen.
Als ik mijn doel: 34, 33 en
33 per deel wil bereiken zijn de stukken tekst die ik hiervoor moet inloggen,
telkens te lang en neemt de centrale PC de teksten niet op zoals ik het wens.
Ik word dan geconfronteerd met een tekst die te dicht op elkaar is gelijnd.
In de toekomst zullen mijn
stukken tekst korter zijn en, indien ik er toe in staat ben, vlugger elkaar
opvolgen. In deze omstandigheden echter zal, wat Deel II betreft, het vervolgcijfer
in breukvorm worden opgegeven. Zo wordt deze tekst II, 2/1.
Dit alles
was deel van het grote zinderende leven dat hem steeds blijft doorkruisen. De
siddering van wat gekomen is uit het Alfa-punt en hem voeren zal over de dood
naar het grote onbekende.
Hoe kon hij
deze fuga van het woekerende leven dat keer op keer doven gaat in de herfst en
in de lente lijk een vloedgolf het land overspoelt, hoe kon hij dit alles
omvatten met woorden, wetende ook dat hij, dromend in het licht van de niet meer te tellen morgens
die hij bewust had beleefd of roekeloos had ondergaan, zijn lichaam ook niet
ontsnapt aan het ritme van de natuur.
Hij dacht
nog, Hugo Claus vermocht dit te beleven. Hertekende dit, in zijn gedichten, in
het barokke van zijn woorden die Claus zo plukken kon, die zo uit hem opwelden
en die hij nam zoals ze kwamen. Woorden die schreeuwden van poëzie, niet zo
zeer door wat ze te zeggen hadden dit was Eliot - maar door de klank ervan,
de vorm ervan, het ongewone ervan, het passende, verrassende beeld ervan.
Hij gaat
slapen met deze zin. Hij denkt is het wel zo, overstijgt Claus het ritme van de
natuur, overtreffen zijn gedichten het in en over elkaar vloeien van zomer en
herfst, van winter en lente. Is het dit fenomeen dat eigen is aan de poëzie van
Claus?
Hij, Ugo,
zal dan begraven worden onder een steen die zijn naam zal dragen, en een
grafschrift dat hij nog schrijven moet, waarbij hij het grafschrift benaderen
wil dat hij vond in een boek over de Romaanse architectuur en cultuur in la Provincia de Burgos:
Soy lo que serás;
lo que eres en el
tiempo fui:
ora por mi, te ruego.
Ik
ben wat jij zult zijn,
wat
jij bent was ik eens:
bid
voor mij, ik vraag het je.
Hij vraagt
echter niet te bidden voor hem, al zal hij het zelf wel onvoldoende gedaan
hebben. Maar zijn ganse geestelijk bestaan werd een gebed. Een wandeling naar
en binnenin wat niet te noemen is.
Hij zal
evenwel niet zoals Rilke, begraven worden zijn grafzerk leunend tegen de muur
van een Romaanse kerk, maar hij vraagt zulks niet, hij wenst enkel dat zijn
naam verlengd wordt naar wat hij in zijn dagboek schrijft op een dag zoals
deze.
27-05-2012, 00:34 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-05-2012 |
Dmitri Shostakovich |
Ik was sterk
onder de indruk van de prestatie van Andrey Baranov na zijn Prokofief en vooral
na zijn uitvoering van Shostakovich Eerste Vioolconcerto, opus 77.
Het is een
van de mooiste vioolconcerti die ik ken en ik stel me de vraag, hoe zou Baranov
eruit gekomen zijn had hij zoals de anderen het concerto van Sibelius, Paganini
of Tchaikovsky gekozen.
Nu ik maak
geen rangschikking van de prestatie van de tien kandidaten die ik al hoorde, er
is een jury hiervoor, alleen waag ik het te zeggen dat het optreden van Baranov
hoogstaande was, en als het hoogstaande was dat het te wijten was aan de
immense kwaliteiten van het concerto dat hij gekozen had.
Het
vioolconcerto en dan dat uitzonderlijke, onevenaarbare derde deel is alles, verdriet, afscheid en herop
standing, is een bundel wonderlijke klanken dat ik zou willen aanbieden aan zij
die naar mijn uitvaart zouden komen.
Zullen zij
die me lezen en, als ik het niet zou gedaan hebben, iets te regelen hebben, er
rekening willen mee houden, het derde deel van het vioolconcerto van
Shostakovich, van het tromgeroffel af, tot zo ver mogelijk te willen laten
vloeien over mijn lijkkist.
Dit is wat
ik dacht, vandaag 25 mei, toen ik het her beluisterde op Canvas, met het venster open op het gezang
van de merels en de lijsters en de vinken
en de mezen en van de wind in de bomen.
*
Ik las Testimony, the memoirs of Dmitri
Shostakovich van Solomon Volkov (Faber & Faber, paperbacks 1981,
London-Boston). Niet dat hierin veel verteld wordt over zijn werk in het
algemeen, wel over de angst die hij kende muziek te componeren dat niet in de
lijn lag van wat van de componisten gevraagd werd.
Zo werd in
1948, op het Congres van de Componisten, zijn werk samen met dit van Prokofief
en Katchaturian veroordeeld als anti-people
formalisme and decadence (zijn eerste vioolconcerto dateert van 1947-48). En
werd de partituur van zijn negende symfonie als totaal waardeloos van op het
podium de zaal ingegeooid.
26-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-05-2012 |
Waarom Bloggen? |
Waarom in s
hemelsnaam, waarom een blog, wat wil ik ermee bereiken?
Ik heb
altijd geschreven, altijd - het is trouwens tijd dat ik een grote schifting
doe, zo niet wordt het kind dat ik baarde weggegooid met het badwater
vrienden wisten dat ik schrijver was, zoals je van vrienden weet dat ze zondagsschilder
zijn of verzamelaar van het een of het ander. Is het dan vreemd dat ik aan de
wereld tonen wilde dat ik schrijf en, nu me de mogelijkheid geboden wordt, dat
ik het kond wil doen, dat ik het uitbazuinen wil over de daken?
Maar ik
besef schijnbaar nog steeds niet dat ik geschreven heb in het luchtledige, dat
ik nimmer bereikt heb, wat elke schrijver moet bereiken, gepubliceerd worden. Had ik enig talent gehad als schrijver
dan had ik reeds, mijn ouderdom in acht genomen, tien boeken geschreven of
minstens enkele dichtbundels.
Zo mijn blog
is een compensatie, een elegante oplossing, voor het luchtledige, het anonieme
van mijn prestaties en het is het enige dat me overblijft.
Ik denk dat
dit de hoofdreden is. Niemand wil me gepubliceerd, dus publiceer ik me zelf op
de meest voor de hand liggende wijze, en
op een wijze waar niemand enige zeg over heeft, ik schrijf wat ik schrijven
kan, gelezen of niet gelezen. Nu, een succes werd het niet, zeker niet het
succes dat ik verhoopt had.
Evenwel, als
ik dieper ga kijken is er toch iets aan toe te voegen, het is tonen aan zij die
me kennen of gekend hebben oud-collegas bijvoorbeeld - dat ik nog leef op
een voor mij waardige manier er zijn er die met dubbele Vlaamse vlaggen
zwaaien bij de aankomst van een rit in de giro dItalia voor mij is mijn blog
mijn vlag: Mensen ik ben er nog!.
Mijn vlag, eigenlijk
is het maar een wimpel - eine Fahne und sei stolz ich trage die Fahne - is er
om de vele vrienden en kennissen er op attent te maken dat ik er nog steeds ben
en hoe ik er ben.
IJdelheid,
ijdelheid! Terwijl ik voldoende wist van T.S.Eliot en ik loop er mee te koop
- the only wisdom we can hope to acquire is humility, humility is endless.
Soms wordt
het me te veel, soms is er een moeheid, soms is er wat vermoedelijk velen in
mijn geval denken gaan: Stop it, genoeg gebazeld, maar dit is dan een
beslissing die ingaat tegen de persoon die ik ben!
25-05-2012, 05:04 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-05-2012 |
De Adem vd Dagen, II, 1 |
Light enters my room like a gilded Pavlova ...
Deze
versregel van Ezra Pound herhaalt zich in hem als hij neerzit aan zijn
schrijftafel voor een nieuwe dag. Wanneer, denkt hij, vind ik nog de tijd om
Pound te lezen, om Hemingway of Steinbeck te heropenen, wanneer Proust of
Pasternak, wanneer Malaparte?
Onlangs had
hij gelezen - maar hij herinnert zich niet meer in welk boek het was - dat een
bepaalde passage in De Huid van
Malaparte, (maar wie leest of spreekt nog over Malaparte) wetenschappelijk kon
bewezen worden en wel waar hij het heeft over het plotse bevriezen van een troep
vluchtende wilde paarden die zich in een meer hadden gestort tijdens de
Fins-Russische oorlog en een winter lang, lijk standbeelden uit het ijs staken.
En alsof
Malaparte hem vervolgde, heel laat op de BBC, een documentaire over het huis
van Malaparte, dat lijk een rechthoekige schuinoplopende massa stenen opdook
uit het landschap, met de commentator die de vraag herhaalde van Rommel aan
Malaparte of hij het was geweest die het huis had geconcipieerd en het antwoord
van Malaparte dat hij het landschap had bedacht, het huis voegde hij eraan toe,
is er altijd geweest!
Hoe lang of
hoe kort duurt het leven van een boek, en dan vooral, nu hij hoorde dat een boek, in de huidige context, vier
maanden krijgt om te bewijzen dat het levensvatbaar is. Maar dan, gesteld dat
het levensvatbaar is, hoe lang duurt het leven ervan, tien, twintig, dertig
jaar, een generatie?
Hij had een
lange tijd, een te lange tijd te weinig gelezen omdat hij verzonken zat in
cijfers, in economie en financiën maar ook in filosofische beschouwingen over
het leven en over God, zodat het duidelijk is dat hij van een andere generatie
is dan zij die thans de boekenwinkels en de literaire tijdschriften vullen met
hun woorden, en hij in feite nu aan het filosoferen is vanuit een vorige
generatie dan deze van nu en meer nog, naar de generatie toe die na hem zal
komen. Wat zeker geen winstpunt is om gelezen te worden. Maar hij waagt het
toch de taal te gebruiken die hij gewoon is te gebruiken en zelfs toe te geven
dat hij de literatuur van de generatie na hem, op enkele uitzonderingen na, wel
van ver heeft gevolgd maar weinige boeken eruit gelezen heeft.
Maar over de
levensduur van een boek weet hij dat achteraf gezien, elk boek dat we lezen
teruggebracht wordt tot enkele passages die ons om een of andere reden heel
bijzonder hebben getroffen; soms zijn het verheffende, soms zijn het
afstotende. Als hij bijvoorbeeld de Four
Quartets uit zijn boekenkast neemt dan is het niet Eliot die hij neemt,
maar:
Time present and time past
are both perhaps present in time future,
and time future contained in time past.
Deze
versregels van Eliot zijn in hem gaan leven, en Eliot blijft aldus aanwezig in
de band geest die hen bindt, over tijd en ruimte heen, terwijl deze versregels
stammen van de generatie voor hem, heeft hij ze toch gelezen en bewaard. De
vier maanden respijt die gegeven worden aan een boek is dus meer dan sterk
afhankelijk van de waarde van het boek. Als hij rond zich kijkt vindt hij Saint
Joan van Bernard Shaw, vindt hij Canetti, vindt hij Kundera, Auguste Rodin en
nog niet zo lang geleden heeft hij Mulisch teruggelegd, heeft hij Chateaubriand
en Stendhal terug op hun plaats gezet, ook Paul Claes en zijn vertaling en
commentaar bij The waste Land, en
vooral Hertmans Arcadia. Bij elk boek hier zijn de vier maanden lang voorbij.
Wat bedoeld
werd is praat van de uitgever, als de verkoop stilvalt na vier maanden is er
het bewijs dat het boek niet loopt en nimmer lopen zal. Maar een boek dat in de
diepte geschreven is heeft zeker een veel langere levensduur, niet bij de
gewone lezer, maar wel bij de lezer die voedsel wenst voor de geest, en daar
komt het op aan, niet op verkoop, wel op vastheid, wel op degelijkheid.
Maar hoe
komt het, en via welke binding, gebeurt het dat hij vertrekkende van Pound,
over Malaparte bij Eliot komt, terwijl hij reeds denkt aan Gods little Acre van Erskin Caldwell dat hij eens heeft uitgeleend
en nimmer terugkwam.
Hij was het
gaan zoeken in de Engelse bookshop op een grote laan van de hoofdstad, waar de
herinnering aan haar die hij had liefgehad hem overviel en hij terug die
immense tederheid voelde die zij was geweest. Maar zoals zij verdwenen was uit
zijn leven, zo was elk spoor van het boek verdwenen.
Om welke
reden was Gods little Acre terug
opgedoken? Was het omdat hij dacht aan het gebeuren waarbij een van de
personages van het boek, opgehitst door het provocerend sensuele lichaam van
zijn schoonzus, haar plots het kleed van het lichaam rukt en het in stukjes
scheurt? Dit is toch het beeld dat het boek heeft nagelaten in hem. Doch het
zal wel Caldwell zelf zijn geweest die opgehitst door wat hij schreef haar in
gedachten de klederen van het lichaam rukte, want hoe groot is soms niet de
kracht van onze verbeelding?
Hoe oud was
hij toen hij met Julie op de hooischelf was en hij, over haar gebogen, zijn
hand had gelegd op haar kleine harde borsten, en hij in de glans van haar ogen
zag wat er gebeuren kon en zijn hand opschoof naar die ongekende, onvermoede
plaats, verhit, bedwelmd en als verdwaald in het hijgen van zijn bloed.
Wat indien
Julies moeder, die instinctmatig het gebeuren moet hebben aangevoeld, niet met
aandrang geroepen had over de meidoornhaag die hun beide boomgaarden scheidde.
Julie had zich losgerukt van onder hem en was lenig als een kat de ladder
afgesprongen om in een aureool van licht in de poortopening te staan en te
verdwijnen, hem achterlatend in de
doordringende geur van het hooi en de dwarreling van deeltjes stof in bundels
licht tussen de losliggende pannen.
Lang nog
erna heeft de echo van haar lichaam hem bezeten, vooral dan als hij op zijn bed
lag onder de pannen en eraan dacht, zoals ze hem gezegd had, dat ze slechts
gescheiden door twee muren en een smalle gang, naakt in haar bed aan hem lag te
denken.
Het was
Julie die zijn bloed had doen ontwaken, niet alleen op de hooischelf maar veel
vroeger nog in het kleine elzenbos, dat in de herfst onder water liep en waar
ze in de winter speelden op het ijs, hun stemmen klaar en helder in de
avondschemering. En eens de zomer, eens het water weggetrokken, de bodem
dooraderd met de fijnste worteldraden van els en wilg en zacht lijk dons,
bedekt met stukjes hout en droge bladeren waarover een wilde, doordringende
geur hing die zijn verbeelden aanwakkerde.
Maar later,
op een namiddag in september, zouden andere bomen getuige zijn. Hij kon haar
niet weerstaan als ze naar hem toekwam waar hij zat aan het open venster en hem
meenam, zonder woorden, over de bloemenweide, onder de ruisende canadabomen
naar een plek dopheide in het bos, waar ze beiden als kind hadden gespeeld, en
waar ze hem in de geuren van heide en aarde en sappen had binnengeleid in haar
kreunend heiligdom.
Nu nog
riepen humus en mossen, lisdodden en gevlekte orchis, gevoelens op die hij
onderdrukken moest, die hij wegduwen moest, want de tijd van Julie, van
vlinders over de bloemenweide, de tijd van stuifmeel en van hooi, was de tijd
van zijn jeugd die begon bij haar en ook eindigde met haar.
24-05-2012, 10:53 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-05-2012 |
Concours Koningin Elisabeth |
Ik
luisterde naar het optreden van de laureaten op 21 en 22 mei. Ik ben heel
gevoelig voor dergelijke zaken, de muziek ontroert me, hoe die wordt
geïnterpreteerd is eigenlijk bijzaak.
Het
is de muziek die bepalend is voor mijn oordeel. Ik denk dat elk van de laureaten
een maximale vertolking brengt en het is niet aan mij om er iets meer over te
zeggen al heb ik duidelijk een voorkeur voor een van de vier. Ligt het aan de
manier van spelen of ligt het aan de keuze van de muziek, ik weet het niet. Wel
is het zo dat mijn gedachten in de eerste plaats gaan naar de componist die de
muziek schreef en dat dit wellicht doorslaggevend is voor mijn voorkeur.
De
twee sonates van Prokofief, heerlijke muziek; de sonate van Brahms, prachtig, je
hebt Brahms liever maar dit is omwille van zijn symfonieën en je houdt van Prokofief
omdat je van zijn pianoconcerto houdt.
En
dan Sibelius vioolconcerto, origineel is de aanvang ervan, opduikend uit het
geruis van de nacht komen de eerste gezangen van de viool. Je kent het concerto,
je hoorde het vele malen en je denkt aan de maker ervan, hoe hij er aan gewerkt
heeft, dag en nacht. Eraan denkend, aan tafel bij ontbijt en avondmaal,
componerend in zijn gesprekken, componerend wandelend, luisterend naar de wind
in de bomen, kijkend naar de rimpeling van het water, klanken die opduiken op
de meest onverwachte ogenblikken, klanken ademend, componerend voor hij
inslaapt, opstaat uit bed terug om neer te schrijven wat het begin is van een
nieuwe beweging, een nieuw thema. Keer op keer, alle themas zich vermengend om
dan terug te vallen op zijn beginthema.
En
dan die wondere, ontroerende vraagstelling met het antwoord van het orkest en
het wederwoord van de solist(e) die het weet, die alles weet wat er te weten
is.
Je
zou willen schrijven zoals Sibelius componeerde met variatie in de themas, fijne
zilveren lichtstralen van woorden doorheen het gebladerte, opspringend tot golven
van licht, tot een dramatiek van licht. Maar een boek van klanken is nimmer een
boek van woorden.
Tchaikovsky
ligt je minder, je vindt het gemaakt, je wordt er niet door aangegrepen, maar
Sibelius is Sibelius, groots bij vele, vele momenten.
En
wat dan over het virtuoze concerto van Paganini, schitterend, en voor zoveel ik
er van ken, gespeeld door een jong maar groot virtuoos. Prachtige lyrische
passages, zuiver in klank gebracht. Ik denk dat Paganini meer aan de viool
heeft gedacht bij het componeren, terwijl Sibelius meer zijn gemoed liet
spreken.
Je hebt geen oordeel over het opgelegde werk, je
kent het niet, je weet niets over compositie, je leest heel weinig de
samenspraak orkest en solist, je bent a
poor man op dit gebied.
En toch, toch wil je een blog schrijven omdat je
het enig vindt uit te kijken naar wat de avond je brengt van acht tot twaalf
aan muziek waarvan je houdt.
Een week lang grote muziek van grote componisten
gebracht met hart en ziel door jonge, schitterende kunstenaars. Hun namen
zullen we later ontmoeten. Maar grote avonden met grote muzikale momenten. Het
feit dat het om een wedstrijd gaat verhoogt nog de waarde en brengt een kleur
die verborgen in een waas een achtergrond vormt van een zekere spanning.
23-05-2012, 00:16 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-05-2012 |
Kunst en Hokusai |
22 mei
Zou
ik op mijn 40ste of 50ste, of op mijn 60ste
jaar geschreven hebben op de wijze waarop ik vandaag schrijf, ik geloof het
niet. Als ik woorden/ideeën binnen krijg, van waar ook, en uitstrooi op de
wijze waarop ik het doe, is het vandaag dat ik het kan, niet eerder of niet
later, en dat ik het kan op de wijze die deze is van de persoon die ik nu ben,
in een verouderde taal misschien met een woordgebruik of zinsbouw die niet meer
van deze tijd is.
Voorheen
zou het maar gebazel geweest zijn, zoals het maar wat gebazel is is het niet
Ruusbroeck? als men gaat vertellen wie of wat God is .
Mijn
ganse leven zie ik aldus als een lange aanloop naar de blogs die ik nu schrijf.
Naar elk ogenblik van het nu dat even vlug gekomen is als het verdwenen is,
enkel de echo van wat was, blijft hangen in wat ik nu schrijf.
Ik
denk soms aan de biografie van Frans Minnaert, een vriend schilder, waarvan ik
laatst niets meer hoorde. En dan aan de passage die Frans liet aanbrengen op de
muur van de inkomhall van de academie te Anderlecht. Een
tekst van Kabushika Hokusai,
die niemand nog leest en als hij nog zou gelezen worden niet als ernstig wordt
genomen, zeker noch door Koons, noch door Hirst:
Ik
ben gek van schilderen geworden vanaf mijn zesde levensjaar toen ik er voor het
eerst kennis mee maakte. Ik vervaardigde enkele schilderijen die ik zeer goed
vond: toen was ik al vijftig jaar. Maar niets van wat ik deed alvorens ik
zeventig jaar was, had enige waarde. De ouderdom van drieënzeventig jaar
bereikt hebbende ben ik ertoe gekomen de natuur onder vele aspecten te begrijpen:
vogels, vissen, dieren, bomen, gras
, kortom alles. Als ik tachtig word zal ik
nog verder gaan en in de geheimen van de kunst zal ik binnendringen met mijn
negentig jaar. Eenmaal honderd jaar bereikt, zal mijn kunst subliem zijn. En
mijn enig doel zal bereikt zijn rond mijn honderd-en-tiende jaar, want dan pas
zal iedere lijn en ieder punt dat ik maak doordrongen zijn van leven.
Dit
werd meer dan een eeuw geleden gedacht en geschreven, vandaag heeft de kunst
veel minder voorbereiding en aanleg nodig, het volstaat enkele emmers verf uit
te strijken op/uit te gieten over, een doek en eens een naam eronder is het
kunst, of wordt het toch als kunst voorgesteld.
Eén
zaak zal wel verschillend zijn, het gevoel dat de kunstenaar overhoudt na de
prestatie, maar dit is vandaag bijkomstig, wat telt is de prijs die de wereld
er voor over heeft en deze is in vele gevallen, ofwel een raadsel, ofwel
gegoten in een lichte vorm van gekheid.
Wat
me opvalt is dat werken waarvan de verf, tenminste als er verf mee gemoeid is,
amper is opgedroogd, vandaag hoge toppen scheren, waarbij ik me de vraag stel
gaan die prijzen de evolutie volgen die de werken van Van Gogh, van Renoir, van
Munch hebben gekend of zou het niet kunnen dat de prijs-evolutie de andere
richting uitgaat?
22-05-2012, 00:34 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-05-2012 |
De wijngaarden in Champlan |
In de gebouwen van BSi (Swiss bankers since 1873) in
Crans-Montana, een tentoonstelling van beeldjes en maskers uit het donkere
Afrika, weergaloos opgenomen in een prachtig, verzorgd BSi-album met de fotos
van de tentoongestelde werken, telkens
aangevuld met een gezegde van het volk in kwestie. Zoals bijvoorbeeld een
Sierra-Leona-gezegde - de tekst bij het album is in het Italiaans met Engelse
vertaling: Per quanto sia caldo il sole,
non seccherà mai il mare. (However hot the sun, it will never dry the sea).
Of een Benin proverb, en het is hier
dat ik even wil bij stilstaan: Chi
pianta un albero prima di morire non ha vissuto invano (Anyone who plants a
tree before they die, has not lived in vain).
Gustave Cotter, il mio fratello, was een planter, hij plantte jonge dennen,
sparren, lorken bij zijn chalet in Zinal die hoog zijn opgegroeid, hij plantte
talloze druivelaars die in lange rijen de flanken van het land van Champlan tot
leven brachten.
Zijn wijngaard was een voorbeeld van
zorg en respect. Hij sprak erover alsof het zijn zoon , zijn dochter was, alsof
het zijn vrouw was die hij bevruchtte. Hij plantte de beste wijnstokken: Pinot
Noir, Johannisberg, Amigne, Malvoisie, Humagne, Muscat, Syrah. Hij was een
artist als planter, zijn leven ging niet voorbij, liggend op de sofa of onder
de lakens, zoals Dante het wist en het Vergilius liet verhalen.
IK heb in mij gebrand, het beeld van
de gang van de Home waar hij (opgesloten) verblijft. Een gang waarvan de ene
wand kamers zijn en de andere wand volledig in glas met zicht op de straten en
de luchten en de bomen, met zicht op zijn bergen. Ik ga naar hem toe en zie hem
zitten, hij de grote planter van planten en bomen, ineengeschrompeld,
krachteloos, voor zich uitkijkend, herinneringen naar de wereld toe. Het beeld dat ik bij houd en dat
mijn hart breekt.
Ik bezocht zijn wijngaard met Jacky,
de man van Gustaves dochter, Marie-Claude, die een derde van de wijngaard bij
leven toegewezen kreeg - de andere twee derden gingen naar Lilian en Nicole,
haar broer en zuster. Ik liep met Jacky door de al opgeschoten ranken, la partie quil avait ébourgonnée ontdaan van
de te vele knoppen - vroeg in de morgen. Het was zijn wijngaard nu, hij sprak
erover met liefde. De wijngaard was in zijn hart gegroeid. Ik ontmoette er ook
John, met een onmogelijke familienaam. Ik hoorde hen spreken over hun
minnares die ze beiden hadden. We zaten buiten aan een wankel tafeltje bij
een homp kaas en een glas diolinoir-wijn, een rariteit van druif die er nog
gekweekt wordt. (De Valais produceert de beste wijnen van de wereld zeg ik
altijd en ik meen het). Ze spraken er over le
don de Dieu, met wortels diep in de aarde die er zijn kracht, zijn kleur,
zijn parfum, zijn vruchtensmaak, zijn grote eigenheid, ging halen. Ik luisterde
naar de poëten die ze waren.
We zaten er op een taboeret, elk met
een reepje oude harde kaas en een glas donkere, vreemde wijn in de hand. Onder
ons, op een lange helling naar de Rhone toe, de prachtigste wijngaarden. Aan de
overkant, ver weg, de besneeuwde toppen van de bergen die ik met Gustave
beklommen had. Mijn hart, mijn oude hart met het beeld van de Gustave die ik zo
pas verlaten had, voor altijd, nog helder in mij.
Mijn zwellend hart. Ik voelde, met
de smaak van de wijn in de mond, hoe ik nog leefde.
21-05-2012, 19:20 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-05-2012 |
Home de la Crête |
Grimisuat (Valais), Home de la
Crête.
Komende van Sion, de oude Romeinse
stad, heb ik een. afspraak om 16.00 uur, in de Home de la Crête. Ik weet dat
hij wacht op mij, maar ik weet niet hoe hij wacht, ik zag hem het laatst, jaren
geleden toen hij nog stevig te been was. Een wijs man, even wijs als eenvoudig,
een werker, een bergbeklimmer, een zoeker naar
chanterelles, pieds de mouton, agarics en bovenal een wijnbouwer, een man
verliefd op zijn wijngaard.
Een lang en statig gebouw, badend in
het licht, een lange gang met links de kamers en rechts een lange glazen wand
en uit de draai komend zie ik hem zitten op een bank, zie ik van hem wat rest
van hem, van de persoon die ik veertig, vijftig jaar geleden leerde kennen omdat alle
omstandigheden gericht waren op onze ontmoeting en kennismaking. En mijn ogen
springen vol tranen, ik houd het niet, ik omhels hem, ik kus hem op beide
wangen, ik kus het uitgedoofde gezicht met de uitgedoofde blik, Gustave Cotter
ik noem hem bij zijn volle naam fratello
mio, zoals ik hem altijd noemde: mijn broeder, mijn grote meer dan vriend. En ik
denk hoe is het mogelijk, hoe kan het dat ik je zo terug vind, ontheemd,
eenzaam, een sukkelmensje nog. Hij is ongeveer een jaar ouder dan ik, hij van
november 1926, ik van december 1927. Nu, weggehaald uit zijn gewone doen en
laten, een te grote last voor Germaine, zijn echtgenote, en neer geplant om
stilaan te sterven in een kamer die hij deelt met een andere persoon - omdat
hij het zo wilde - zijn bed gescheiden van het andere bed door een gordijn, een
kamer om in dood te gaan, zonder radio, zonder tv, zonder boek noch blad, enkel
een glas met een klein doosje met witte pillen.
Jackie, de schoonzoon is bij ons.
Hij haalt er een loopstoel bij. La tête zegt Gustave Mon problème nest pas
la tête, Mon problème ce sont les jambes, je nai plus de force dans les
jambes.
Hij heeft alle moeite om recht te
komen en de twee handvatten van de loopstoel vast te houden. Ik zie zijn
ongemak, ik zie de lange zonverlichte gang waar hij door moet, traag, trager
nog. Ik volg hem naar een andere plaats, waar de schoonzoon ons een glas witte
wijn brengt, wijn waar misschien druiven uit zijn wijngaard zijn verwerkt.
Het is het zoveelste glas wijn dat we
samen drinken, het laatste nu, het allerlaatste. Hij weet het en ik weet het. Maar
wie eerst zal gaan weet ik niet. Wat weet hij nog van de vele malen
dat we samen waren in Zinal, wat van de ontelbare bergtochten die we samen
hebben gedaan, alle cabanes hoog in
de bergen waar we sliepen, Moiry,
Tracuit, Grand Mountet, Cabane des Aiguilles rouges, alle toppen die we
samen hebben beklommen, Besso, Grand
Cornier, Couronne de Breyonnaz, Blanc de Moming, Pointe de Zinal en zovele
andere, alle met hem of samen met nog een andere vriend, Robert Panchard van
wie we geen nieuws meer hebben.
Ik vraag hem of hij zich dit nog
herinnert of dat nog, kleine details van grote tochten. Hij weet alles nog tot
in de minste details.
Zoek niet zegt hij, ik weet alles
nog van onze tochten, weet alles nog van onze dagen en avonden samen, weet nog
hoe je bij het losmaken van de koord na onze varappe komende la
Tête de Milon uitgegleden bent en driehonderd meter ver van sneeuwhelling
bent afgegleden en hoe we zagen, Robert en ik, dat je er bij wonder zonder
kleerscheuren bent vanaf gekomen.
Charles, je
sais tout de nos exploits. Je sais tout de nos randonnées dans les forêts à la
recherche de champignons, tout, depuis ton arrivée avec ta famille dans le
chalet à côté du mien, il y a à peu près cinquante ans.
Er is een begin van glimlach gekomen
op zijn moe gelaat. Ik zie de dofheid in zijn een oog - hij verloor een oog in
een ski-accident - de dofheid in zijn houding. Hij zit er verloren, wachtend op
wat nog komen moet. Hij weet het.
Hij zit neer op zijn plaats voor het
avondmaal. Er staan drie kleine bekertjes voor hem, een ervan met een
medicament dat hij neemt zonder opkijken.
Ik verlaat hem, voor ik de zaal
verlaat kijk ik nog even om. Ik keer terug naar hem, hij kijkt me in de ogen.
Daarna voert Jacky me naar de
wijngaard, de levende zingende wijngaard in volle groei, in volle zon, afdalend
naar de Rhone toe. Het licht tintelt in de jonge bladeren. Binnen enkele weken
staan de ranken in bloei. Erna komen de druiven, het rijpen van de druiven, de witte
en de rode. Daarna is er de pluk.
Ik denk niet dat Gustave er nog
enige interesse voor heeft, het heilige vuur is gedoofd in hem.
20-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-05-2012 |
Mariage en Valais |
Mariage en Valais,
dans la Chapelle Créta dAsse,
Aminona
Mon bien
aimé a parlé, il ma dit:
Lève-toi
mon amie, viens ma toute belle,
ma colombe
blottie dans le rocher,
cachée dans
la falaise, montre-moi ton visage,
fais-moi
entendre ta voix, car ta voix est douce
et ton
visage est beau.
Mon
bien-aimé est à moi, et moi je suis à lui.
Le jour du 18 mai 2012, le monde bascula: ce qui était de la terre
devint du ciel, ce qui était du ciel devint de la terre. Un grand vent se leva
qui effaça tout ce qui était des choses ici-bas. Et perchée haut dans la
montagne, dans cette grande lumière vibrante et claire, dans cette chapelle qui
était le symbole de Dieu, une voix se fit entendre:
Toi, Rita Ortega, prends-tu comme époux,
Nicolas Saint-Girons,
toi, Nicolas Saint-Girons, prends-tu
comme épouse, Rita Ortega, ceci, pour le reste de vos jours ici-bas.
Et dans ce temple où lhomme
sagenouille devant Dieu, sous les flammes de mille cierges, où des anges chantent dans
lesprit et les coeurs de ceux et de celles présents: les voix de Rita et de
Nicolas résonnaient: claires comme de leau de source et fermes comme un bloc de
granite:
Oui, je veux Nicolas comme époux,
Oui, je veux Rita comme épouse.
Et vint la réponse qui était de tous
les temps:
Rita et Nicolas, devant Dieu et le monde
des hommes, je vous déclare unis par le mariage.
Sachez que ce lien est un lien
sacré, stigmatisé par Dieu, est un lien éternel. Sachez que ce lien ne peut
être rompu que par la mort. Sachez que vous vous-êtes entrelacés, plus intimement
que dans un dessin Celtique, inséparablement unis: lune étant lautre et
lautre étant lune. Comme dans ce poème de Garcia Lorca: la una era la otra, y las dos eran ninguna ou, les deux que vous étiez ne sont plus, sont
effacés par le sacré du mariage qui vous
fait UN et indivisible.
Amen.
19-05-2012, 23:59 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-05-2012 |
Brief aan de geliefde |
Mijn lief,
Je waart de bergen in de regen,
de stroom, de trage wegen.
Je waart met witte ogen,
de meeuw ver afgedreven
en ik hield je, ik, zo opgetogen.
Ik
hoopte maar, nooit meer gezocht
naar
woorden, maar over mij gebogen,
mijn
lief, mijn groot vermogen,
de
regen zal niet blijven duren,
het
huis is daar, de haard is aangestoken,
het
bed, de innigheid.
Ik droomde maar,
zal ik reizen gaan met jou
naar Boedapest of Londen
of varen gaan
naar waar de zeeën op de rotsen slaan
ik, vergeten en verloren
me eender is het, als jij me maar.
Als jij me maar befluistert
Jij mijn levensadem bent,
In dagen zoals deze,
wij samen gaan, het leven in
voor alle tijden die nog komen.
Mijn liefste lief, zal ik je haren
drogen?
Gedicht geschreven in Crans-Montana,
in het appartement van de golfer Sergio Garcia.
18-05-2012, 07:18 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-05-2012 |
De Morgenstond en wat er van is. |
Ik schrijf
mijn blog van 16 mei en eindig met me af te vragen over wat mijn blog van
morgen 17 mei zal gaan.
En vroeg in
de morgen, de merel in de bomen, de meesjes, de vinken, de wielewalen
misschien in de achter tuin die het me vertellen:
Wat me
verbaast en niet in een geringe mate, zijn de politiekers, de machthebbers die Griekenland
naar een chaos, zonder weerga, hebben
gevoerd en nog steeds niet willen weten wat er gedaan moet om te redden wat nog
te redden valt. Waren ze dan zo intens bezig met hun partijpolitiek, zoals
zovele politiekers, en hoefden ze niet de minste zorg te hebben met het feit
dat ze verkozen werden om van Griekenland, en niet hun partij, een waardig en
financieel gezond land te maken. Zagen ze dan niet aankomen wat er gebeuren
ging, zagen ze dan niet hoe torenhoog hun openbare schuld aan het stijgen was,
of was het gemakkelijker het niet te zien?
Nu, het is
het Griekse volk dat zijn leiders heeft verkozen en het heeft ofwel verkeerd
gekozen, ofwel hebben zij die verkozen werden, hun plicht niet gedaan zoals van
hen werd verwacht.
Allen aan de
schandpaal dus, de enige maatregel die hier kracht van wet heeft.
En dan zij
die hier de scepter zwaaien en hoog van de toren blazen in het Europa van
Straatsburg of Brussel, onze Europese machthebbers-parlementariërs die van ons,
terecht verliefd op Toscane, zoals ik en de vele anderen die ik niet bij naam
noem al zou ik toch graag de Heer Barroso, die rondloopt als een pauw, willen
vernoemen, hebben die Heren in de loop der jaren niet gezien of niet willen/durven
zien - wat er zich in Griekenland aan het afspelen was, en in Spanje, en in
Italië, om maar te zwijgen van de andere landen, die nu miljarden Euros
alsof het nog Belgische franken waren - over hebben opdat Griekenland niet uit
de Euro zou stappen omdat ze vrezen, en terecht, dat dit nog een grotere
catastrofe zou veroorzaken.
Waarom, zeg
me waarom, hebben die Heren gewacht tot in 2009, 2010, om de Grieken op het
matje te roepen. Waarom, zeg me waarom? De welbespraakte, Verhofstadt, de even
goed besnaarde De Gucht en de talloze anderen van alle nationaliteiten, waarom
niet wat beter Griekenland, waarvan ze de oneerlijke praktijken kenden, in het
oog gehouden en tijdig, tijdig als het nog effect kon hebben, op de vingers
getikt?
Waar zaten
ze, zij de beschermers van Europa, de steunpilaren van de Euro? Wel, wellicht
te vet betaald en ingeslapen, niet nodig te denken, zoals zovelen het moeten
doen, aan de dag van morgen en overmorgen. Wat ze vooral deden was ons grondig
vervelen met hun woorden, hun geroep en getier, ja met de blaasjes die ze
maakten. In plaats van ons te verrukken met hun daden en hun rechtlijnige
richtlijnen die van de Euro een waardevolle munt konden maken en het niet
hebben gedaan omdat ze er ook maar geen snars van begrepen hebben hoe een Staat
als Europa moest geregeerd worden alle eigenheden van de deelstaten ten spijt.
Als de Euro
aan het wankelen is omdat Griekenland
niet meer te redden is, wat Frau Merkel of de nieuwgekomene, Monsieur Hollande,
met de flauwe stem en de weke ogen (en zonder haalbare ideeën wat erger is),
Griekenland in de Eurozone willen houden, dan vraag ik me af hoe ze dat zullen
doen en als ze het doen wat het ons kosten zal? In elk geval, als ik zie wat de Grieken te wachten staat, een soort van Guillotine op hun reeds pover maandloon of pensioen, dan stel ik er me veel, te vele vragen bij en heb ik medelijden met hen. En ook met hun en onze Europolitiekers die ik plaatsen zou waar ze horen te staan, met beschaamde kaken aub. In elk geval
zij niet en de Europarlementariërs niet, zullen de maatregelen aan den lijve ondervinden.
En niemand
steekt de vinger uit naar hen, ninguno, niet ene.
17-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-05-2012 |
Bezinning |
Heb in geen
weken gedacht aan het boek dat ik begonnen ben en toch verder schrijven wil.
Weet niet meer wat ik laatst geschreven heb, weet evenmin hoe het nu verder
moet, weet alleen dat ik nu andere wegen bewandelen wil.
Ik kom wel
niet, zoals Dante uit de verschrikkingen van de Hel, maar ik voel me toch zoals
Dante die aan zijn Purgatorio beginnen
gaat met ons te zeggen dat hij nu de zeilen heeft gehesen om kalmere waters te
gaan bevaren.
Ugo ook gaat
nu andere wegen bewandelen, wegen gegrepen uit het leven van elke dag, gegroeid
uit de omstandigheden die zich vormden, oneindig ver voor hem en totaal buiten
hem, die uitliepen in honderdduizend en nog meer haarfijne vertakkingen, steeds
maar verder en verder de toekomst in, tot een ervan, een van die tentakels hem
bereikt en beroert zodat hij zich thans bevindt waar hij zich bevindt met onder
meer een boek waaruit hij is opgestaan en waaruit hij niet meer los kan, al zou
hij het nog willen.
Zo zijn we
allen het product van de duizenden levens voor ons en omheen ons. Als ik er nu
binnenval met mijn woorden omwille van zijn verhaal, dan is het maar omdat het
leven me geleid heeft naar dit punt in mijn bestaan waarop ik schrijf wat ik
schrijf, blog en boek vermengend, het ene te opslorpend opdat het andere levensruimte
krijgen zou.
Het
verkeerde wat mij betreft is dat ik wil verder gaan waarmee ik begonnen ben. En
wat dan nog niet aan bod kwam is het feit dat ik ondertussen verder leef, met
nog vele andere zaken om mijn hoofd, zaken die ik de eerstkomende uren af te
wikkelen heb, zoals de gebeurtenissen die voor de deur staan, en ik beslissen
moet of ik de kracht nog heb af te reizen naar de Valais, om er het huwelijk
bij te wonen van mijn kleindochter, Rita. Een
beslissing die me psychisch meer belast dan fysisch.
Nogmaals,
alle gegevens bij elkaar genomen, in welke mate zijn onze beslissingen niet
louter afhankelijk van de omstandigheden die zonder ophouden op ons afstormen?
16-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-05-2012 |
Verjaring |
Het was op
15 mei 2010, dat ik met mijn dagelijkse geschriften/brieven begonnen ben. Hierin
geïnspireerd door José Saramago die (bijna) elke dag een blog liet verschijnen
die achteraf gebundeld werden in een boek met als titel O Caderno.
Ik las over
het boek in Le Monde en kocht het in mei 2010 in Spanje als El Cuaderno, en
na het boek te hebben gelezen en gehoord te hebben van Saramago dat hij hield van
zijn geschreven woorden, heb ik gedacht dat ik ook van mijn woorden hield en ben
ik ook begonnen, elke dag een bijzondere tekst te schrijven nog niet als blog
met de bedoeling dit te doen tot de dag van mijn verjaardag, zijnde 29
december.
Ik had evengoed
niet kunnen schrijven, niemand zou me enig verwijt hebben toegestuurd, behalve
ikzelf omdat ik het me, in een ogenblik van overmoed, had opgelegd.
Ben daarna
een paar weken gestopt tot ik vond dat ik verder moest en ben op 15 januari van
2011 herbegonnen met het schrijven van een on-ingelogde blog.
Pas op 16
juni 2011 (of was het 16 juli?) ben ik gestart met het inloggen van mijn
dagelijkse boodschap; dus er is nog een verjaardag op komst deze van één jaar
bloggen. Het spreken niet waard.
Achteraf
gezien, is het bijhouden van een blog of dagboek een normaal iets. Velen werken
eraan, laat in de nacht of vroeg in de morgen, en de verplichting elke dag te
schrijven legt niemand je op behalve jijzelf. Achteraf blijf je over met een
massa teksten, lijk iemand die marbels van diverse kleuren en diverse grootte.,
geslepen door de omstandigheden van de dag en de nacht bewaard onder een glazen
stolp.
Een verzameling,
zoals elke verzameling die ergens begint om nooit te worden onderbroken, tenware
het leven er anders over beschikken zou.
Het verschil
met de Portugese Nobelprijswinnaar is niet veel, alleen werden zijn woorden
gepubliceerd, wat hij ook moge geschreven hebben. Ik stel me tevreden met het
verspreiden van mijn teksten via internet, dit moet me volstaan en het
volstaat.
Ik zou het
Spaanse el cuaderno o caderno in het Portugees - kunnen
vertalen door schrift, zoals in het Frans waar het kon vertaald worden door
Le Cahier. Maar waar caderno en
cuaderno, een woord is met kleur en
draagkracht, (le cahier kan ook nog),
is het schrift te armtierig als titel voor een boek.
De vertaler
in het Nederlands, voelde dit ook aan, want
hij kwam uit op, De andere Kant,
zijnde de vertaling van el otro lado,
de woorden waarmee Saramago een van zijn dagen begint waarin hij zich afvraagt
hoe de dingen eruit zien als hij er niet naar kijkt.
De vraag die
ik me vandaag stel, en terecht, is een dubbele vraag. Houd ik het vol tot het
einde van het jaar, en als ik het einde van het jaar 2012 heb bereikt, wat erna,
doorgaan tot einde 2013?
Het zal wel.
15-05-2012, 00:55 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-05-2012 |
Schrijver zijnde |
Je
bent zeer persoonlijk, zegde een vriend me onlangs. Hij bedoelde, zo begreep
ik het toch, dat ik me te veel bloot geef en dan zeker in mijn visie over God
en wat er is over de eeuwigheid. Maar wat kan het nut zijn van deze geschriften
hier, als ik niet zou schrijven zoals ik denk en voel.
Ik heb, gezien mijn ouderdom, niets meer te
verbergen, niets meer te verbloemen. Heb ook niets meer te bereiken. Mijn blog
is het maximum aan publicatie dat ik bekomen kan en het is me ruim voldoende.
Het is dan ook het weinige dat een kans maakt van mij gelezen te worden.
Heb
al veel geschreven, stapels woorden, maar dan zonder al te veel structuur,
zonder lijn in wat ik schreef, zonder de vereiste spanning die nodig is opdat ik
tot het einde toe zou gelezen worden. Er steekt geen verhaal in mij, neem niet
de tijd om Wikipedia of Google af te schuimen, kennis op te doen, elementen te
verzamelen om een boek op te bouwen.
Ik
ben dus geen Stendhal, ik kan geen wondere, extravagante liefdesgeschiedenis verhalen,
zoals zijn Chartreuse de Parme en tezelfdertijd in zijn hoofdstukken de
afbeelding van de tweeëntwintig Tarotkaarten binnenbrengen,
waarmee hij Mark Twain navolgde in dezes Huckleberry Finn.
Wat
niet belet dat ik nog zou kunnen schrijven én over de liefde én over het
bedrijven van de liefde. En wel over het meest prangende moment als je
wegschiet in het diepste van het diepste, het warmste van het warmste, het
ogenblik, van het samen komen, het samen smelten, lichaam in lichaam en geest
in geest, in een kolkende beweging, wat
niet kan getoond, niet kan gebeeldhouwd, enkel gedacht, gevoeld, beleefd.
Enkel
het woord is bij machte dit wondere ogenblik dat is van alle geslachten en alle
tijden op te roepen en dicht heel dicht te benaderen.
De
magie van dergelijke ogenblikken ken ik. Zij die te gast waren in I Fiamminghi mogen
het weten.
14-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-05-2012 |
Reizen om te leren |
13 mei
Reizen om te leren
Het gebeurt, zoals gisteren, dat je in de
voormiddag op de autostrade rijdt die je van Firenze naar Pisa brengt, dat je
in Pisa, in de luchthaven, je laptop moet halen uit je handbagage, kwestie van
veiligheid en gelijk hebben ze en dat je amper drie uur later op de
autostrade rijdt van Charleroi, over Brussel naar Gent.
Het gebeurt ook, dat vrienden, die op het zelfde
ogenblik als jij, met de wagen vertrokken zijn uit I Fiamminghi in Toscane, om
het gemakkelijk te houden, zeven uur na je thuiskomst, je bellen om te zeggen
dat ze bijna thuis zijn, na een tocht van 1.300 Km.
*
Heb
ik nu een reis gemaakt om Firenze te zien, Siena, Pisa, Lucca, San Gimignano,
of heb ik me verplaatst om me geestelijk te voeden met het land en de luchten
van Toscane en, met de speelsheid van de Italiaanse taal?
Er
is geen twijfel mogelijk, ik weet nu dat de tijd van reizen om zo veel mogelijk
te zien - met alle ongemakken eraan verbonden - dat die tijd voorbij is. En het is geen zorg
meer voor mij. Mijn enige zorg is geweest een tekst te hebben voor mijn blog en
deze tijdig en zonder al te veel zoeken naar een internetverbinding, te kunnen
inloggen, wat me gelukt is.
Mijn
reis van een week is aldus de reis van mijn blog geworden en mijn grote vreugde
is geweest, te weten dat ik rondliep in het land van Dante; te weten dat hij
dacht aan het groene Toscane als hij schreef over die enige plek in de hel,
waar het goed is te vertoeven voor schrijvers
en geleerden en filosofen. Stefan Hertmans noemt dit het Arcadië. Ik weet nu
waar ik eindigen wil.
Wat
het andere betrof was ik ook een gelukkig man. Pas uit de slaap gekomen was
er het landschap in de mist, in de regen of in het goddelijke ik vind geen
ander woord morgenlicht, Ik dacht telkens aan mijn morgengebed van vroeger,
mijn muezzin, mijn God ik dank u voor deze nieuwe dag ik zou hier best
eens terug gaan aan denken bij het opstaan - en daarna was er het uitgebreide
en uitgelezen, en het is een woord letterlijk te nemen, ontbijt. Om daarna, in
de loop van de dag, kleine maaltijden te gaan gebruiken - al was het maar,
(Jan!) een piccione, een duif, zelfs
al was ze geroosterd - in een klein, simpel maar vriendelijk restaurant, samen
met vrienden aan tafel, hetzij op de middag, hetzij bij het vallen van de avond.
Om te beginnen telkens met een gewoon glas prosecco,
ook soms een Americano zoals het genoemd wordt in San Gimigniano, om in de
sfeer te zijn van grote dagen.
Dit
was en is Toscane, het land dat in mij werd gebrand.
Mijn
blogs van die dagen is wat er rest voor zij die er niet waren.
13-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-05-2012 |
Salvatore Quasimodo |
Wie is het die het gedicht voorlas van Salvatore Quasimodo, laat op de
avond, met Venus, de grote schitterende, even nog gegroet, en dan in de
schemerkamer, in de warmte van de haard:
Desiderio delle tue mani chiare
nella penombra della
fiamma
sapevano di rovere e di
rose
di morte. Antico inverno.
Cercavano il miglio gli
uccelli
ed erano subito di neve,
cosi le parole
un podi sole, una
raggiera dangelo
e poi la nebbia, e gli
alberi
e noi fatti daria al
mattino.
Verlangen van je klare handen in de schemer van de vlammen, ruikend naar
eik en naar rozen, naar de dood. Winter van oudsher.
Vogels zochten granen en plots waren ze van sneeuw, aldus de woorden,
een beetje zon, een engelenstraal en dan de nevel, en de bomen en wij van lucht
gemaakt in de morgen.
Het leven is herinnering: de wemelvlammen in de schemerkamer met wat
brandende kaarsen. De aarzelende stem en de woorden die hangen blijven, tastend
in ons, noi fatti daria, naar de
precieze betekenis.
Wij maar wat lucht, niet zoveel meer dan wat lucht,
dan wat woorden en voor niet zo lang nog. Wij, niet zoveel betekenend, un po di sole, een glinster in de nevel,
een engel die even de wolken openschuift voor ons, even maar, kijkend naar de
vogels die granen zoeken in de sneeuw en sneeuw geworden zijn in de nevel.
Verbeelding: de oude villa in de sneeuw, het land,
de ganse etruskische vlakte onaangeroerd sedert eeuwen, een grote golvende
sneeuwvlakte. En wij, de warmte van de haard in de rug, fatti daria zoals de bomen.
Quasimodo en zijn Antico inverno, zijn Antieke winter. Hoe dicht alles bij elkaar
ligt, lente en winter- in-gedachten. En nu vandaag hoe het kan dat hij hier in
deze vreemde woning bij het haardvuur, teruggrijpt naar wat Quasimodo- wie weet
waar, wanneer en onder welke omstandigheden - geschreven heeft.
En eens te meer zijn woorden, wat is overgebleven
van de levende Quasimodo, een moment, una
raggiera dangelo neer gekomen op de aarde, totaal onverwacht uit de
vlammen van de oude, wijde haard: een woord, een geur, een ritseling, de
beelden die vertellen over het schaapsvel bij de haard.
En wat al heel ver in de tijd lag, plots te
dichtbij opdat er niet, een begin van pijn zou zijn. Zoals het immer zijn zal
als hij terug zal denken aan dit Toscane hier.
12-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-05-2012 |
I Fiamminghi |
De morgen is mijn gebed als ik van
op het bordes over de heuvels kijk om me eens te meer te verliezen in het
landschap, me te verliezen en me terug te vinden in de vele kleuren van geel
over groen naar donkergroen, waar de schaduw is.
De morgen is mijn gebed, gaande
vanaf mijn prilste jeugd tot deze morgenstond, al wat was en is en nog komen
kan, samengenomen en uitgestrooid tot de lange lijn van de horizon en luchten.
Adembenemend de stilte, en wat er diepte aan geeft, de koekoeksroep, het kirren
van de tortelduiven op de draad, elkaar betastend bek op bek.
Kende vele morgens in mijn leven
maar kende nooit de morgens in Toscane. De Lord weze opgetogen met wat me hier
geboden wordt, in de hand gelegd, in de geest binnengeschoven alsof er niets
was dat nog gebeuren kon en niet doordrongen zou zijn van deze morgen.
*
We verblijven in een oude villa met
de allures van een kasteel: i Fiamminghi, gelegen middenin de magische driehoek
Firenzi, Pisa, Siena, in het dorpje Iano. (www.ifiamminghi.it).
Meer dan voortreffelijk. Het
uitzicht beschreef ik reeds, de aard van het licht, de kwaliteit van de luchten
zijn doorslaggevend en het uitzicht is enig.
Geen enkel negatief punt dat ik me
zou gewaardigen te vermelden, er zijn er geen trouwens.
Wat ik wel wil vermelden is het
ontbijt, het is niet te beschrijven noch met namen van gerechten, noch met foto
of tekening, het is een koninklijk ontbijt zoals er nimmer een werd opgediend:
Koffie uit de boon geperst, thé in alle variëteiten, honig en confituur, je
kunt ze niet bedenken of ze staan op tafel; broodsoorten allerlei, koeken
allerlei, fruit zoveel je maar wenst en dan elke morgen andere kaas- andere
vleessoorten, ongekend, nimmer ontmoet maar bemind.
Vergeet ik iets denkt het er dan
bij.
En deze morgen staat de tafel buiten
gedekt. Het is acht uur. Buon appetito.
Wat soms wankelt, zoals vandaag is
de internetverbinding.
11-05-2012, 08:45 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-05-2012 |
Morgen in Toscane |
Heb ik mijn morgens ooit beleefd
zoals de morgen van Toscane deze morgen was. De klank ervan een fuga, de kleur
een symfonie, en boven al een impromptu van licht en luchten, uitgebalanceerd
in rust en eeuwigheid. En wij, vanwaar we ook gekomen zijn en hoe ook
opgegroeid, er in opgenomen, er over neergelegd, gedompeld in al het groen dat
van de aarde is. En van de hemel, het wederkeren als de tijd gekomen is.
Of zoals bij Vittorini, die hij deze
morgen las, no speranza, quiete,
geen nood aan hoop maar ingesteld van kop tot teen op rust en
onvergankelijkheid - in gedachten weliswaar maar gedachten ook zijn van het
leven en geen sordo sogno, geen
dove droom, geen afstand doen, geen ophoping om dit of dat te willen, maar te
zijn wat je bent en waar je bent, effen en bloot en vol van al wat is.
Land van mijn hart, zo nieuw, zo
plots. Humility the only wisdom we can
hope to acquire: ik teken je niet, beschrijf je niet maar ik eet je, ik
versier je, ik glijd binnen langs alle poriën van de wegen die me openstaan. En
land, dat je me ontvangen moge in je warme schoot, verlost van alle ongemakken.
Niet, te zijn of niet te zijn,
maar zoals het landschap hier, wachtende en niet wachtende, niet hopende en
toch hopende op wat komen gaat.
Toscana
del mio cuore, hou me, hou me even en laat me
niet schetsen wat niet te schetsen is,
geen foto van wat te nemen is, want alles is ruimte hier van oost naar west,
van zenit naar nadir, niet af te lijnen, niet te omwallen met kaders, het mogen
nog kaders van goud.
Zoals de morgen deze morgen was, heb
ik geen nood aan Pisa en Firenze, niet aan Lucca, niet aan Siena. Geen nood aan
huizen en katgedralen nog zo mooi gebouwd, geordend, afgemeten op wat kosmisch
is of van Vitruvius is, omsingeld, omhangen met frescos van Jezus of Maria,
geen nood eraan. Geen nood om te zien wat is te zien, maar geef me de dorpen
van Villamagna, Castagno of Iano, geef me San Vivaldo, of Legal. Geef me maar
de slingerwegen langs wijngaarden en grijze velden met olijfbomen in bloei,
doorheen de bossen met reeën en vossen die wegen kruisen, en geef me maar - ik
noem het omdat zo lang al geleden - de groene grachten met ereprijs en wikke, met smeerwortel en pinksterbloem, klaproos en rode klaver en met de wilde roos
waarvan een dichter wist, of het nu Rilke was of Burns, ze bitter was om nooit
te vergeten.
Noem ze maar, alle bloemen uit de
velden van mijn jeugd, tot de stinkende gouwe toe, hier terug ontmoet in alle
eenvoud die hun grootheid is.
Waar kan ik sterven als het hier
niet zou zijn.
10-05-2012, 00:07 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-05-2012 |
Dante Alighieri |
Het was van vele dingen
het uur van Venus want daar waar de zon was ondergegaan, schitterde de
nieuwgekomene in een grote helderheid, gegrepen in haar baan omheen de zon, maar
geborgen gebleven achter een wolk van gassen, geankerd tussen de sterren en de
sterren geankerd in het Universum in een juiste, onverstoorbare orde, niet te
verschalken, niet te verbreken, niet om te keren of te verwisselen.
En plots, waar hij
stond in de nacht, een gestalte naast hem, in een lange mantel die tot op zijn
voeten viel, als uit de bomen neer gedaald, met gelaat en scherpe neus die hij
kende of meende te kennen:
Ik weet wat je denkt maar het is Amor que move el sol e le altre stelle,
Het is Amor die alles bewegen doet, alles is een enorm raderwerk zegde een
stem naast hem, die geen stem was, geen articulatie van woorden was. Hij
schrok.
E Alighieri, lei?
Si, sono Alighieri
Dante. Sono scendito per ringrazarlei. Ik ben nedergedaald om je te danken
voor wat je schreef over mij , omdat je geraden hebt waarom ik mijn Vita
Nuova plots heb verlaten.
Een stem die van
ver en van nergens kwam, geluidloos in de geluidloze takken van de bomen,
gedragen door vreemde winden op vreemde golven tot hem gekomen, gedachten en begrippen,
overgebracht van elektron tot elektron, komende uit de massa geest, drijvend
tussen de verre horizon en de sterrenhemel, over het landschap van duisternis .
Alighieri, vertel me over de wereld van nu,
vroeg hij.
Er valt niet veel
meer te vertellen over de wereld, hij is op een keerpunt gekomen, de geest is
stervende, wordt verjaagd uit boek en beeld, het sacrale in de mens wordt bedolven door het materiële, de hemel
is dicht, wat kan er erger nog gebeuren?
En toch Alighieri,
blijf ik hopen in de mens.
Doe maar, geloof
maar. Ik ben gekomen tot een stadium van alwetendheid.
Alwetendheid, ook
over God?
Over God is niets
te weten, Hij IS. En over het Zijnde valt niets te zeggen, het IS, zoals het
Universum is. En er is niets dat niet Is. Ook je vraag over God IS. En het
volstaat dat de vraag er is, opdat het zijnde zijn zou.
Het was middernacht,
hij keek naar de omheen Venus geschaarde sterren, waar hij deel van was. De
bomen over hem geneigd. Hij waagde het op zij te zien, hij waagde het verder te
denken, hij waagde het te denken dat het nog steeds Dante was naast hem. Je weet, zegde de stem,
je bent reeds waar je aankomen zult. En er is maar één plaats voor jou
weggelegd. Het Arcadia van de verloren schrijvers. Allen wachten er op jou, je
bent al aangekondigd, je staat al opgeschreven, alleen je naam is nog niet bijgezet,
maar we wachten en de tijd is niet.
De bomen zwegen.
Het land scheen naar hem toe te komen,
Ugo
09-05-2012, 07:57 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-05-2012 |
San Gimignano |
De duiven huizen in
de torens van San Gimignano, en in de straten wonen de toeristen, verrast over
het aantal, voelen we ons goed er bij te zijn. Goed dat we de muren voelen
kunnen, dat we zien hoe de mossen en de tijd de oude stenen getekend hebben en
hoe het grote licht van Toscane, het licht van het land van Dante me
overrompelt. Wat mij vooral bezig houdt is dat hij er wandelde, dat ik in zijn voetsporen
loop. En, schreef hij er niet aan zijn Commedia, hij was er mee bezig, met het
deel dat reeds geschreven stond en het deel dat in potentie in zijn geest
aanwezig was -, zoals mijn blog al in mijn geest in potentie aanwezig was als
stond er nog geen jota op papier.
Zo komen de grote
momenten op me af, onverwacht maar des te duurbaarder en neem ik met mij, hier
in deze straten, allen die me duurbaar zijn, de vrienden die me lezen en zij
die me niet lezen, maar ik houd ze dicht tegen mijn gedachten aangeleund, hen
omhelzend omdat het zo grandioos is in de straten waar Dante liep en woonde, al
was het maar om een congres, welke ook, bij te wonen en te zeggen wat hij te
zeggen had.
Zijn woorden nog
hangend in de openingen tussen de stenen, klevend in de genen van de sporen van dwergvarens
hier en daar, zoals zijn woorden binnendrongen in de genen van de mensen hier,
de kunstenaar op de hoek met zijn miniatuur-aquarels en wat hij me vertelde
over de levensbomen die hij tekende, maar niemand kocht en ik hem toen zegde :dat
hij Dante tekenen moest: Ulysses en zijn gezellen, zijn boot ondergedompeld in
de baren; of Paolo en Francesca, de innig verliefden; of Graaf Ugolino knagend
aan het hoofd van de bisschop.
Materie te over,
waardevoller voor allen die Dante lazen en meedragen in de vezels van hun hart
dan de levensboom of de minuscule velden zonnebloemen, of wat hij ook tekenen
mocht.
San Gimignano waar
we waren, de duiven huizen er in de torens, de toeristen in de straten en
verheugd dat we een van de velen waren. Maar dan wel met Dante in het bloed.
En dan toch
gevonden wat ik zocht in een verscholen boekenwinkel, de man met een brede
glimlacht toen ik binnenkwam en vroeg of hij Vittorini had. Elio ? antwoordde
hij.
Conversazione
in Sicila, antwoordde hij.
Si
heb ik geantwoord, Conversazione in
Sicilia.
Voor het slapengaan
lees ik van een man in een emotionele toestand, een toestand die ik ook heb
gekend, maar zeker niet vandaag:
La
vita in me come un sordo sogno, e non speranza, quiete.
Of het leven in mij als een doffe droom
en geen verwachten, rust.
Maar ik weet dat
hij vanuit het Noorden van Italië afreizen zal om zijn oude moeder te bezoeken
in Sicilia. En dit bezoek is grote literatuur.
Later, bijna
middernacht, staat de hemel vol sterren en planeten. Is er nu een afspraak
gemaakt met Dante of niet? ik wacht onder de bomen van eeuwen. Het land beneden
mij een donkere rust.
PS.
Ik hoorde van Koen,
mijn schoonzoon blij dat hij me las - dat Toscanië fout is, dat Toscane meer
dan voldoende is, waarvan akte.
08-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-05-2012 |
Zal ik je een brief |
Zal ik je een brief
schrijven van hieruit, een lange brief die uitloopt over de heuvels en de
dorpen verspreid, in een levend schilderij sober gehouden in kleur en tekening,
onder een voile van onvergankelijkheid. En waar ik sta, en waar ik adem met het
land en met de luchten, de regen in de bomen. Mijn stilte dat mijn leven is.
Of schrijf ik
slechts hoe ver het gevorderd is met mij, of hoe goed ik me voel, hoe vol van
dingen en van beseffen.
Of nog, zeg ik je over
wat het ontwaken is in de zang van lijsters en van merels, van verliefde en
verloren tortels in de hoge bomen, van de meesjes en de vinken die ik vermoed, van
het gekende en het ongekende en het licht in brede banden dat de kamer binnenvalt:
Light
enters the room like a gilded Pavlova
schreef ooit Ezra Pound , en ook: but
all that is folly to the world.
Ik weet dus wat
gedacht wordt over de dingen die ik hier verkondig alsof wat ik vertel het hoogste
was dat ik kon achterlaten.
Zo, je weet nu hoe
de dag begonnen is, maar je weet niet hoe uit de open deur van de eetkamer, de
geuren van vers gebakken broden en van donkere koffies me bekoren komen, geuren
lijk gedachten die niet te houden zijn en zich verspreiden nu, in vreemde
vormen over de bomen tot ver over de heuvels tot waar de zeeën zijn.
Ik schrijf je
morgen meer. Misschien vanavond nog, nu ik Dante verwacht, in een donkere
mantel gehuld, woorden schrijvend.
07-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-05-2012 |
Toscanië |
Toen Toscanië tot
ons kwam vandaag heb ik van vele zaken, de zang gehoord van grote winden in i pini, de pijnbomen, zoals Respighi
die hoorde in Rome. Er over geschoven, erin vermengd, de droomgolven van licht,
een gebed gelijk, schuivend lijk de wolken over de heuvels en de landerijen,
tot over de zeeën.
En als de avond
kwam hoe vlug niet de avonden komen hier doorheen een mist van zilver de gloed van de zon tot
rust gekomen.
Zo gebeurde, en een
stilte in overdaad, het kirren van de duiven in de tuinen, gesponnen, geweven ingekaderd
in het castello dei Fiamminghi waar we gasten waren.
En hoe we gasten
waren, verfijnd ontvangen in oude kamers met wijnen die we bij naam noemen
kunnen, een witte Vernaccia, Panizzi 2010 en een Le Corti 2008, een Chianti classico,
bij een maal van Annemie te heerlijk en te verrassend ingewikkeld om te
detailleren, daar zo exquis, zo puur, zo ingenieus voorgeschoteld op een
ondergrond van la cocina povera uitgewerkt en opgesmukt tot een maal
voor Vlaamse fijnproevers.
En hoe gebeurt het,
dat ik, en wie ben ik dat me zo iets overkomt. Onder de pijnbomen en de
eeuwenoude steeneiken, Frank ontmoet, de zoon van een overleden jeugdvriend. En
zeggen dat hij me kende, zeggen dat hij me bij naam te noemen wist, terwijl hij
voor mij een vreemde jonge man was, onbekend en onbemind.
Omwille van zijn
vader, omwille van de vele goede herinneringen aan zijn vader heb ik hem
omhelst met vochtige ogen. Hier in Montenaio, in dat verre en toch dichtbije
Toscanië, het land waarvan we dromen als het mistig is bij ons, koud en
ongezellig. Terwijl hier
06-05-2012, 00:04 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-05-2012 |
De Adem van de Dagen (34) |
E
quindi uscimmo a riveder le stelle.
Hij beseft dat er
in het Westen, ook onder invloed van de New
Physics een beweging is ontstaan in het religieuze denken die een raakvlak
heeft met de metafysica. Zo heeft de religieuze mens nood aan het onzichtbare
dat te zichtbaar werd en wordt voorgesteld. Die tijd is voorbij, de begrenzing
van het woord maakt plaats voor de ruimte van de geest. De mens overschrijdt
thans de drempel van een totaal nieuwe dimensie, deze van zijn oorsprong als
stof van de sterren.
De Bijbel, het
grote epos van de mens in zijn relatie tot zijn God, die woorden sprak en daden
stelde, is te hernieuwen in een epos van de mens in zijn zoektocht naar zijn integratie
in het kosmische gebeuren.
En hij weet zijn
verbondenheid intens. Als hij elke zondagochtend, langs de weg die hij samen
met enkele vrienden loopt, dezelfde boom groet - zijn hand even op de schors
houdt en dag boom zegt - dan gelooft hij dat de boom deze groet opneemt en
doorgeeft aan de andere bomen. En al weet hij wel dat velen dit geloof niet
delen toch denkt hij dat mens en boom iets gemeen hebben.
Hij kan er opnieuw
Paulus bij roepen die schrijft dat we een tempel Gods zijn en dat de geest van
God in ons woont. Zou hij dan ook niet wonen in die boom die hij groet en
zouden de contacten tussen mens en boom niet gebeuren precies langs het deeltje
God dat boom en mens bezielt en levend houdt?
Het is het doel van
zijn bestaan hier op aarde, wat is van God-Elohim in hem, te benaderen en af te
tasten, te omcirkelen en erin binnen te dringen. Het is zijn queeste naar de
negenennegentig namen van die God, neergeschreven (18 + 81, weliswaar in
Arabische cijfers) in de palm van ons beide handen. Namen die hij ziet, niet
als de negenennegentig eigenschappen van God/Allah, maar als zovele
mogelijkheden om Hem te omschrijven.
Hij weet dat deze
queeste doorlopen moet tot het allerlaatste ogenblik van zijn bestaan. Maar hij
beseft tezelfdertijd dat deze zoektocht niet altijd kan volgehouden worden, dat
er breekpunten zijn, momenten dat hij begaan is met andere zaken waarbij hij
amper de dag ziet opengaan en de dag ziet sluiten.
Maar het is
duidelijk : zijn beeld van God valt niet samen met het beeld dat Paulus ons
voorhoudt. Paulus schrijft trouwens, dat alleen de geest van God het wezen van
God kan kennen. Hij schrijft ook dat we niemand, behalve onszelf, kunnen
kennen.
Paulus echter is
een uitzondering hierop. Hij kent Jezus omdat God besloten had zijn zoon aan hem te openbaren. Wat betekenen
moet dat dankzij deze openbaring
Paulus in de mogelijkheid is te spreken over de Jezus van Jezus en niet, zoals
men logisch denken zou, over de Jezus van Paulus.
Waar deze
openbaring heeft plaatsgevonden en onder welke vorm zal wel niemand weten, want
Paulus aarzelt niet te bekennen dat hij, op de weg naar Damascus, na de roep
van de Heer te hebben gehoord, onmiddellijk,
zonder een mens te raadplegen naar Arabië vertrokken is, om pas drie jaar
later naar Jerusalem te komen waar hij Kefas (Petrus) en Jacobus, de broeder
van de Heer, zal ontmoeten.
Welke Jezus is hij
in Arabië gaan opzoeken. Is het zo dat hij drie jaar als postulant in het
klooster van Qumram zou verbleven hebben, zoals hij het las in The Dead Sea Scrolls Deception van Michael
Baigent en Richard Leigh?
Neen, zijn beeld
van God loopt niet parallel met dit van Paulus omdat zijn opvatting over God,
van binnen in hem vertrekt en niet vanuit de geschriften van Paulus. Hij kan
enkel zijn eigen weg bewandelen doorheen de diepste roerselen van zijn geest.
Aldus kunnen allen
die hem lezen de essentie vernemen van wat levend is binnen in hem. Zoals
anderen in de geschriften van Paulus alles kunnen vernemen over de essentie van
Jezus in Paulus.
*
Maar hij beseft,
aangekomen waar hij zich nu bevindt dat hij een (te) lange omweg heeft gemaakt,
met het godsbegrip als centraal punt, trachtend keer op keer het te belichten
in andere bewoordingen. Maar er zijn er wel die een even lang verhaal bouwen
rond het het. Vandaag voelt hij zich verlost van een zware last. Zoals Dante
zich verlost voelde toen hij zijn pelgrimstocht door de Hel beëindigde met: E quindi uscimmo a riveder le stelle, en toen kwamen we buiten en zagen we de
sterren terug. Ik ook, dacht Ugo, ik ook wil nu terug de de sterren weten
boven mijn hoofd.
05-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-05-2012 |
Frederico Garcia Lorca |
Van Frederico
Garcia Lorca die in Spanje beschouwd wordt als een van de grootste schrijvers
na Cervantes, vond ik in een boekje, uitgegeven in juni 2000 door het poëzie-atelier
van Grupo Anaya, s.a. Madrid, van Benjamin Prado: Siete maneras de decir manzana, of zeven mogelijkheden om over
poëzie te spreken maar Prado vervangt hier poëzie door manzana, appel een even vreemd als prachtig gedicht dat voor mij
de zuiverste poëtische expressie is. Een gedicht dat zijn kracht haalt uit de
eenvoud van de opgeroepen beelden, en dat, alhoewel het kinderlijk schijnt, toch
een zeer dramatische inslag kent, Frederico Garcia Lorca werd immers tijdens de
Spaanse burgeroorlog in augustus 1936 gevangen genomen door de aanhangers van
Franco en enkele dagen later gefusilleerd. Ik vrees zelfs dat zijn graf nog
steeds niet gelokaliseerd werd, maar ik zou me kunnen vergissen.
Ik breng u hier de
originele versie, de vertaling komt verder:
Por
las ramas del laurel
vi
dos palomas oscuras:
la
una era el sol,
la
otra la luna.
Vecinitas,
les dije,
¿Dónde
està mi sepultura?
En
mi cola dijo el sol
En
mi garganta dijo la luna.
Y
yo que estaba caminando
con
la tierra por la cintura
vi
dos aguilas de nieve
y
una muchacha desnuda.
La
una era la otra
y
la muchacha era niguna
Aguilitas,
les dije,
¿Dónde
està mi sepultura?
En
mi cola dijo el sol
En
mi garganta dijo la luna.
Por
las ramas del laurel
vi
dos palomas desnudas
la
una era la otra
y
las dos eran ninguna.
Terwijl Lorca ons
een poëtische mengeling nalaat van woord, beeld en klank, gaat de klank en kleurrijkheid
door de vertaling verloren omdat het woord meer aandacht krijgt dan het
verdient.
Ik dacht er het
volgende van over te houden:
Tussen de takken
van de laurier
zag ik twee donkere
duiven,
de ene was de zon,
de andere de maan.
Lieve buren zegde
ik tot hen:
Waar is mijn graf
gelegen?
In mijn staart
zegde de zon,
In mijn keel
zegde de maan.
En ik, reizend
met de aarde aan
mijn zijde
zag twee arenden
van sneeuw
en een meisje naakt.
De ene was de
andere
en het meisje was
geen ene.
Arendjes zegde
ik:
Waar is mijn graf
gelegen?
In mijn staart
zegde de zon,
In mijn keel
zegde de maan.
Tussen de takken
van de laurier
zag ik twee naakte
duiven.
De ene was de
andere
en de twee waren geen
ene.
Heb ik nu niet
gezondigd tegen het auteursrecht door dit gedicht hier over te nemen?
04-05-2012, 00:31 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-05-2012 |
TRACK, kunst in Gent |
Op 12 mei opent in
Gent de tentoonstelling TRACK, een kunstmanifestatie buiten de muren van het
museum, waaraan een dertigtal mondiaal gekende kunstenaars deelnemen.
In dit kader plant
de Chinese kunstenaar Tazu Rous hij heeft nog een viertal namen in meer - een
hotelkamer te bouwen rond de toren, met uurwerk, van het Sint-Pietersstation. Hij plant niet
alleen de bouw van een hotelkamer, hij wil er ook de ganse duur van de
tentoonstelling die loopt tot 16 september verblijven.
IK heb er helemaal
niets tegen, trouwens het ligt in zijn aard te bouwen, reeds in 2005, bouwde
hij een slaapkamer rond het bronzen Christusbeeld in het Sint-Anna park, hij is
dus een kunstenaar-bouwer die zich plagieert in Gent.
Het is natuurlijk
zo dat al degenen die de trein nemen in het Gentse station onvermijdelijk
geconfronteerd worden met het glazen veronderstel ik - kamercomplex omheen de
enorme klok in de toren die de achtergrond wordt van zijn bed in zijn
slaapkamer. Hopelijk verliest hij het uur niet uit het oog, hopelijk is het een
elektrische klok en niet een mechanische, hopelijk houdt hij het vier maanden uit.
Aan lef ontbreekt
het hem dus niet maar, zijn dergelijke manifestaties, kunst te noemen, en als
het kunst is - en dat zal wel, gezien het de bedoeling is van TRACK - zal het
ooit iemand beroeren in de ziel of, zal er naar opgekeken worden met een
glimlach?
Een andere kunstenaar,
Benjamin Verdonck een Antwerpenaar, realiseert in een grote boom in het
Vogelenzangpark een getrouwe replica van een van de bungalows in het park uit
de jaren vijftig. Hier wordt het maar een kopie te klein om te bewonen, wat jammer
is, maar niet voor de boom.
Wat niet belet dat
deze tentoonstelling een excellente gelegenheid is om het waardevolle en het
historische van bepaalde stadsgedeelten een betere bekendheid te geven. In elk
geval is het zo dat een deel van TRACK zich zal situeren in de hoogte.
Hoogstaande kunst
dus.
Wie hierover het
essentiële oprapen wil, surfe naar www.track.be.
03-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-05-2012 |
Literatuur |
Ik denk literatuur
te bedrijven als ik schrijf. Ik denk zelfs dat ik altijd, vanaf ik begonnen
ben met het bijhouden van een dagboek, literatuur heb bedreven.
Maar wat mijn
dagboek betreft is er een wijziging opgetreden. Het is niet veel meer nog dan
het neerschrijven van de gedachten die plots opduiken in mijn vingers,
gedachten die ik zo maar laat vloeien en ik er meer op uit ben
mijn blad te vullen in plaats van toe te zien dat wat ik schrijf, én duidelijk
leesbaar is, én inhoud heeft.
Ik vrees dat noch
aan het ene noch aan het andere wordt voldaan en dat eens opgepropt met
woorden, het materiële aspect van een volgeschreven blad, me volstaat. Ik ben dus in een
stadium terecht gekomen dat mijn dagboek, althans dit van de laatste dagen,
niet meer de waarde heeft die het had in den beginne.
Dit is een
vaststelling, die ik me maakte, heel vroeg deze morgen, vóór het gekweel van de
vogels in de tuin. Het is niet iets om fier over te zijn.
Misschien is het om
deze reden dat al mijn geestelijke krachten gebundeld liggen in mijn blog, en
is dit het enige literaire werk dat ik presteer.
Of het literair is,
zal er iemand opstaan om het me te zeggen?
02-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-05-2012 |
Moedeloosheid |
Moedeloosheid
overvalt me. Het leven is plots een grote onzekerheid, een open vlakte zonder
horizon, een woestijn, een dorheid.
Vanwaar deze
gedachten, terwijl ik gisteren nog aan het dromen was; terwijl ik de vorige
dagen nog een eeuwigheid voor mij had; terwijl ik dacht mijn vijfde maand te
beginnen, met nog zeven voor de boeg; terwijl ik dacht canto 34 van mijn
A.vd.D. in te loggen met als laatste zin de laatste versregel van Dantes Hel?
Vanwaar deze
gevoelens, alles te laten voor wat het is, die moeë lichaam, deze moeë geest,
zijn rust te gunnen. Geen woorden meer, geen gedachten meer, een totale
leegheid van hart en ziel.
Ademen om nog wat
dagen in leven te blijven. Terwijl ik buiten loop, de zon voel in mijn hals, in
mij witte haren, zie hoe alles in kleur komt, hoe een spinnen ei is opengebarsten
met honderden minuscule spinnen tegen het raam, valt alles stil in mij,
opgelost, vergeten, verlaten.
Mijn boeken
waardeloos, alle dingen die ik schreef of tekende, of de stukjes steen en
wortels die ik samen kleefde onder glas, waardeloos, uitingen van de laatste
stuiptrekkingen. En dan, wat me overviel toen ik neer zat om deze woorden te
schrijven, begoocheling te denken dat mijn blog de remedie was die alles
oplossen zou.
De dag die naar
zijn einde neigt: in het minivijvertje één rode vis nog opgedoken, een
vergetelheid van de reiger, en als ik voor mijn klavier zit, een vage schaduw,
een laatste ekster neergestreken op de tafel in de tuin waar ik een hoopje
kaassnippers had neergelegd.
Zeg ik, dat het al
wat beter gaat?
01-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |