 |
|
 |
|
|
 |
03-07-2022 |
Higgsdeeltje. |
Heb dus deze morgen het zoveelste bericht opgetekend dat ook – dit weet ik nu – gelezen wordt in Phuket, Thailand en wie weet op welke andere plaatsen ook. En wat meer is, ik ben hierover niet meer verwonderd, een dergelijke mogelijkheid kreeg ingang in onze levensgewoonten, wat honderd jaar geleden met de normale post een maand vergde vergt nu amper een paar seconden. Hoe komt het dat het nu kan en vroeger niet, wat is er veranderd?
In feite niets, de natuur is nu wat hij honderd jaar geleden was, zo denk ik toch, maar we zijn begonnen hem beter te kennen en in te zien welke mogelijkheden hij ons bieden kan. Het is de mens, het intellect van de mens dat meer inzicht verwierf in de structuur van de natuur en de middelen ontwierp om te maken dat via Outlook deze optimale communicatie mogelijk werd.
Wat moet er ons verbazen, het feit dat we dit ontdekt hebben, of het feit dat de natuur is zoals hij is, gestructureerd opdat de mogelijkheid kon gevonden worden. Elke andere structuur en de Outlook van nu onbestaande.
Dit is waarop ik me focussen wil zonder evenwel minachtend neer te zien op de vorser die de geheimen achter de Outlook heeft gevonden, uitgetest en toegepast heeft, maar alles samengenomen is het de immense orde en gerichtheid in de natuur die gemaakt heeft dat Outlook bestaat.
En dan kijk ik terug naar wat er gebeurde op het ogenblik van de Big Bang, want het is op dat ogenblik, of een fractie tijd ervoor dat alles al kon ontstaan in potentie, en ontstaan is op het moment dat het moest ontstaan. Het was dus eigenlijk geen schepping, niet iets dat ontstond uit het niets, maar iets dat ontstond uit een ‘gedachte’, hier inbegrepen de toestand opdat er op een dag, een Outlook-mechanisme zou kunnen ontstaan.
Denken we ooit hierover na; heeft het enige betekenis - in het licht van wat het Universum is, de onderliggende gedachte ervan – van bij het ontstaan er voor zorgen dat ooit mogelijk worde dat wat geschreven wordt in Europa onmiddellijk erna kan gelezen worden in Azië.
Het is niet precies dat wat toen begrepen was in die gedachte, maar dan toch de mogelijkheid om het te realiseren verweven erin.
Ik lees over het Higgsdeeltje of Higgsboson, of Brout-Englert-Higgs-boson dat
‘het deeltje van fundamenteel belang is, dat het ‘moet’ bestaan om het standaardmodel van de deeltjesfysica te laten kloppen. Het is de drager van het Higgs-veld dat in het hele Universum aanwezig is. Door de Higgsbosonen krijgen alle andere deeltjes massa.’
Ik lees dit bij Google. Zij die God toelaten in hun leven noemen dit het ‘Godsdeeltje’ en ik denk, terecht.
Ikzelf zou dit graag het deeltje noemen dat weet, het enige dat kennis draagt en zijn kennis overbrengt naar de andere deeltjes. Aldus zonder de Higgsboson is er geen Outlook, is er geen Universum. En als ik verder denk, verder dan verder dan is het Higgsboson misschien wel de plaats waar niet alleen onze herinneringen zijn opgeslagen maar ook de werking van onze gedachten en ik ben me ten volle bewust van wat ik hier geschreven heb.
03-07-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-07-2022 |
1 juli 2022: 11.00 a.m. |
Waar gaan we heen vandaag, hoe beleef ik mijn dag die er aan komt in onzekerheid om wat de dag worden zal. Het is wel zo elke morgen, maar vandaag is het anders is er iets dat op het punt staat te gebeuren, iets dat me de wijde wereld in slingert, het zijn dus mijn laatste uren van het onopgemerkt door het leven gaan, ineens zal zich dit wijzigen en kom ik als een hoop woorden en gedachten de toekomst in waarvan ik niet weet of het er een is van dagen of van maanden. Er zal wel altijd iets van overblijven, hoewel ik nu al de fouten zie die ik begaan heb, door er mijn vrienden bij te betrekken, wat wellicht ongewoon is als het literatuur betreft.
En niet alleen mijn vrienden of goede kennissen, maar ook de plaatsen die ik kende, plaatsen die weinigen kennen en vooral - en ik denk er pas nu aan - de componisten, de boeken, de bergen én de wijnen die weinigen kennen. Bereik ik er iets mee, of worden precies deze eigenaardigheden evenveel valkuilen voor het boek want ik heb aldus meer aan toerisme gedaan in plaats van aan schone letteren.
En nochtans wat ik schreef gaf me bij momenten, bij het herlezen ervan, een grote zelfvoldaanheid. Ik bewoog mezelf tot ontroering bij wat er stond, er was dus zelfvoldoening in wat ik las, maar hoe reageren de lezers hierop en wat zijn hun gevoelens als het boek gesloten wordt, leeft het boek verder of sterft het een stille dood?
Mijn verdediging is mijn eerlijkheid, is gezegd te hebben over heel wat zaken wat ik erover dacht en over andere niets te zeggen. Daar zo-even nog dacht ik aan de vlucht naar Egypte van Jozef en Maria met het kindje Jezus, zijn ze ooit terug gekomen, staat dit ergens vermeld, is het niet drieëndertig jaar later dat ze teruggekomen zijn, Maria zonder Jozef want die wordt nergens nog vermeld eens Jezus terug is in Jeruzalem. Waarom niet? En ook, als ik me goed herinner treedt Jezus op als twaalfjarige maar wat erna, was hij in Palestina of was hij er niet.
Ik heb dit open gelaten. Niemand stelt er zich trouwens vragen over, nochtans moet dit een belangrijke periode geweest zijn voor de Zoon van God geboren uit een door de geest bevrucht lichaam. Ik heb er geen studie van gemaakt, zoals ik er een gemaakt heb van Oedipus en van Akhnaton en onlangs nog me vragen heb gesteld in een blog, over Homerus en zijn gevecht onder de planeet-goden.
Mijn fout is natuurlijk van dit te hebben ingebracht in een boek dat als roman wordt verwacht, terwijl het heel wat meer is en het is dit ‘meer zijn’ dat een struikelblok zal zijn voor velen en dus onrechtstreeks ook voor het boek en, voor mij.
Ik schrijf dit vandaag 1 juli 2022 voor mijn blog van 2 juli. Het is straks om 11.00 uur dat het bericht over het verschijnen van ‘De Adem van de Dagen’ de ‘wereld’ wordt ingestuurd.
Ik houd me stevig vast aan al wat ik grijpen kan.
02-07-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-07-2022 |
Ulysses en de wereld van nu. |
De wijsheid van Dante gelegd in de woorden van Ulysses die hij ontmoet in de Hel, Ulysses die vrouw, zoon en vader achterlaat om terug de zeilen te hijsen, en zijn gezellen oproept met de woorden:
“Kijk naar je herkomst, je bent niet gemaakt om – come bruti - als afgestompten hier te leven maar om waardigheid en kennis na te streven.” [1]
De prachtige Dante die me leert, in zijn canto XXVI, de weinige tijd die me nog rest te gebruiken om sterk te blijven in de geest. Dante die weet hoe de mens zich gedragen moet, het hoofd helder, de blik gericht naar de sterren, naar wat de sterren ons verbergen, om de oneindigheid af te tasten en te blijven aftasten met de voelhorens van de geest.
Het is minder en minder evident om op deze wijze in het leven te staan als de zorgen om het materiële blijven stijgen en de geest het zwijgen wordt opgelegd; ik begrijp dit ten volle. In de huidige omstandigheden heb ik er ook last mee me te bevrijden van een hoop zaken en me te concentreren – even uit het dagelijkse te stappen – om de oorden van de geest op te zoeken en mijn blog te schrijven. Ik heb hiervoor mijn cel nodig om me af te sluiten en mijn cel is nu mijn klavier, terwijl het vroeger mijn dagboek was, wat op hetzelfde neerkomt.
Iets wat Dante nimmer heeft gedaan, want anders had hij geen 3 maal 33 canti geschreven plus 1 canto ter inleiding, dat is zich afzonderen om ‘in verveling te gaan’, hoewel, lees ik in de Standaard, van Maya Toebat op 30 juni om 03.25 uur. ‘even niets doen is nochtans goed voor ons brein en welzijn’.
Of het zo is weet ik niet, ik ben, geloof ik, nimmer ‘in verveling gegaan’, weet trouwens niet wat het is me vervelen, heb het nooit geweten en heb nooit gezocht om eens ‘niets-doende’ te zijn.
Voor het ogenblik kan ik het me zeker niet meer permitteren, moet ik altijd alert blijven, dus ik heb niets aan wat Arnon Grunberg definieert als verveling: ‘het tijdverdrijf dat het leven is’, wat ik dan lees als het verdrijven-van-de-tijd dat verveling is.
En ik ga verder en dan lees ik van iemand die ik totaal niet ken, ‘een podcasthost (?) Manoush Zomorodi van Note to self’ die een pleidooi houdt voor verveling ‘want niksen en ontfocussen helpt om wijs te worden uit de buitenwereld en onze koers en doelstellingen te bepalen voor de toekomst’.
Als ik dit lees dan zit er in dergelijke toestanden die ons wijzer maken weinig verveling in, integendeel het is een vorm van innerlijk actief zijn.
Ik kreeg vanmorgen een mail van een vriend, die zich zeker niet verveelt, ik herinner me een tocht, in volle verlof-of ‘niksperiode’ , met hem en zijn familie, van uit Saint-Luc naar de top van de ‘Bella Tola’, een bijna drieduizend meter. Ik denk niet dat we ons onderweg één ogenblik verveeld hebben, integendeel we hebben genoten van de inspanning en genieten er nu nog van als we er terug aan denken en dit in plaats van ons te vervelen.
[1] Considerate la vostra semenza : / fatti non foste a viver come bruti, / ma per seguir virtute e conoscenza. (XXVI : 118-120)
01-07-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-06-2022 |
Ik herhaal me: |
Ik, herhaal me: mijn boek is geen vreugde het is een kwelling, het is, zoals een vriend het vond een essayistische roman en het essayistische erin is o, zo kwetsbaar, zo breed uitgesponnen dat het me bloot in de wereld zet. Het is niet het feit van het daar bloot te staan, maar er te staan met het volle ornaat van mijn gedachten die ik ineens extreem vind, wellicht kwetsend voor de vele vrienden die gehecht zijn gebleven aan de regels van de Kerk.
Wel denk ik niet dat mijn boek ooit zal opduiken binnen de muren van het Vaticaan, evenmin dat ik openlijk op de vingers wordt getikt, zoals het gebeurde met Saramago. Maar indien ooit, Ik bezit niet de strijdlust van hem, ik besterf het eerder.
Zo, ben ik dan te ver gegaan in wat ik schreef?
Vrienden die me lezen elke dag, ziet en hoort hoe ik er mee bezig ben, hoe het me beroert ineens buiten te komen met de ideeën die ik elke morgen, ongeacht de mogelijke reacties erop, vrije teugel gaf. Dit echter voor een zeer beperkt publiek, dat schijnbaar althans aanvaardde wat er geschreven stond. Dit gaat nu anders uitvallen vrees ik, er zal zich bij velen hetzelfde voordoen maar anderen zullen reageren op een wijze die ik niet zal aankunnen. Ik bezit niets om achter schuil te gaan, geen diploma, geen universiteitstitel, zo waar heb ik mijn kennis opgeraapt en uit welke boeken?
Van het ogenblik dat ik de naam Emmanuel Velikovsky vermeld of Kamal Salibi of Fabre d’Olivet zal men me niet meer ernstig nemen, zal men me gaan zien als een Von Däniken, uit het dorp van een vriend van mij, Frank Pletinckx, in Zofingen, canton Argau.
Ziedaar dan tot waar het leven, tot waar mijn ijverig schrijven me gebracht heeft, tot een boek dat een kwelling is en zeker vroeg deze morgen bij het gezang van de vogels.
Wordt de kwelling een blijvende of een ingebeelde voorbijgaande?
Ik verwacht dus dat mijn rust als schrijver voorbij is, want onder deze die me kennen en wellicht zich gaan wagen aan het kopen van een boek zijn er weinigen die belangstelling tonen voor wat ik schrijf, die omgang hebben met de schrijvers waarover ik het heb, omgaan met de componisten die ik aanhaalde en verder met de dorpen en de bergen, én de wijnen in de Valais. Ik heb me dus begeven op terreinen die weinig bewandeld worden.
Het is alsof ik nu zou gaan uitweiden over ‘La Tête de Millon’, de top van een berg in de Valais die in het nieuws kwam door de val van enkele klimmers. Ik was op die top, komende van de ‘Bishorn’, duizend meter hoger en daalde de berg af tot de ‘Col de Milon’. Misschien schrijf ik er ooit een blog over.
Maar nu is het wachten op (mijn) Godot.
30-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-06-2022 |
Het kan verkeren. |
De eerste dagen van juli 2022 worden cruciaal voor de man van 1927, het verschijnen van mijn boek is nakend en de spanning stijgt. Ik onderga die spanning in mijn dromen, in de dag als in de nacht. Ik beken dat ik vooruitzie met een zekere angst die ik omzetten wil in gelatenheid want ik kan nu niet meer terug. Maar gelaten wordt ik niet, integendeel het begint meer en meer te lijken op een avontuur dat ik uit vrije wil heb aangegaan.
De omstandigheden waren er wel. Een gans leven heb ik er naar uitgezien een boek te publiceren dat ophef zou maken in de literaire wereld – ik zaml wel niet de enige geweest zijn, maar nu het zo ver is, nu het op het punt staat te gebeuren, is de ‘ophef’ er teveel aan. Nu wou ik het zonder, wou ik het een verschijnen op kousenvoeten, wat dan niet strookt met de geplogenheden bij het verschijnen van een boek m aar ik sta er praktisch alleen voor, wat zeggen wil dat ‘Boekscout.nl’ op mij rekent voor de verkoop ervan, terwijl ik vooral rekenen moet op de publiciteit van de lezers, om te beginnen hoe er gereageerd gaat worden op de flyer die morgen of overmorgen per mail zal worden rondgestuurd aan allen die hiervoor de toelating hebben gegeven.
Wat het resultaat ervan zal zijn heb ik af te wachten maar de duur van een boek, las ik eens, is drie maanden, als het niet gebeurt binnen die tijdspanne is het een verloren boek.
Zo, ikzelf heb niet veel meer te doen, het is van nu af aan het boek zelf die het moet doen. Het heeft zich zelf geschreven, het is nu aan het boek zelf dat beslist of het gelezen/gekocht wordt..
Wat heb ik toch over mijn hoofd gehaald? Ik kan nog met moeite mijn handtekening plaatsen op een officieel stuk en ik gewaag me aan het publiceren van een boek, welke waanzin is dit, of op wat draait dit uit?
Na drie maanden weet ik dus wie ik ben of wat ik ben. Ik weet het nu al eiegenlijk: een man met een boek op de verkoperslijst van Boekscout.nl die sporadisch eens wordt afgelopen. Is het jouw boek dat opvallen zal? De tijd van drie maand verder weet het al.
Ik zelf kom hier op terug. Maar zelfs als ik er niet meer zou zijn, mijn boek zal er nog zijn, ik blijf dus nog je gesprekspartner voor een tijd, ik, nu afhankelijk van jou, terwijl vroeger jij afhankelijk was van mij.
Het kan verkeren.
29-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-06-2022 |
Maandag met baard. |
Elke morgen, na het scheren, wrijf ik mijn gelaat in met bio oil, hopende op de terugkeer van dat ‘schoolboy complexion’. Al weet ik dat elke poging een vergeefse is want op mijn leeftijd blijft het een verloren zaak het uiterlijke te beschermen tegen het onheil van het geleidelijk onherkenbaar worden. Een pogen van ijdelheid die ons niet verlaat maar waar we moeilijk in slagen.
Ik denk er soms aan mijn baard te laten groeien, maar ik vrees dat het een stoppelbaard wordt en niet een wollen baard zoals ik zie bij vrienden die er mee pronken, echter een stoppelbaard wil ik niet, past me niet zoals het anderen wel past, tenminste als hij verzorgd wordt en dus meer tijd vergt dan een baard die elke dag wordt weggeschoren.
Ik herinner me de periode van de plotse opkomst van de gezichten met baarden wat ik zag als een modegril; maar het was geen gril, het was ernst, het was de bevestiging van hun mannelijkheid voor wie er ooit aan twijfelen zou.
Nu nog aanvaard ik moeilijk een baardgezicht vooral dan als het verschijnt, onverzorgd naast het blanke effen gelaat van een dame, van welke leeftijd ook.
Ook stel ik me de vraag hoe de nieuwe voorzitter van de CD&V er glad geschoren zou uitzien. Trouwens ik stel me de vraag bij elke baard die ik zie, bijvoorbeeld ook bij deze van de burgervader van Middelkerke. Natuurlijk zien ze zich zelve niet als ze het spreekgestoelte houden, best ook.
Ik weet evenwel niet hoe een dame, een jonge of een minder jonge, er naar opkijkt, niet dat ik het hoef te weten, maar de vraag is er toch. En eigenlijk is het geen zorg van mij en wil ik het niet zien als een zorg. Hoewel het nu een mode is geworden die je te volgen hebt wil je ‘in’ zijn. Blijft de vraag naar het waarom ervan, dit ook is sterker dan mezelf.
Dit is nu iets dat ik kwijt wou vanmorgen en dit bij gebrek aan beters, want een maandag, hoe ook de zondag is geweest, is een stugge dag, alle ideeën als gestold en niet uit elkaar te rafelen. Je blijft aldus kleven aan de oppervlakte ervan en geraakt er maar niet binnenin.
Het zijn zaken die zich sporadisch voordoen, je hebt ze te aanvaarden, zoals je de baarden aanvaarden moet, ze zijn er altijd geweest en ze zullen er altijd blijven, tenware het een epidemie worden zou en we terug zouden gaan naar de toestand van veel vroeger toen de baard oversloeg naar de brost en het lichaam. Evenwel wat toen was werd ongedaan gemaakt door de natuur en ik denk niet dat er ooit naar al dat haar teruggegaan wordt.
Heeft het zin wat ik geschreven heb deze mandagmorgen met de slaap nog in de ogen? Ik vraag het me af.
Eigenlijk is het maar wat ‘bladvullerij’ in afwachting van wat ik morgen brengen zal.
Vergeef me dat k het vandaag niet groter en beter zag. En ook, mijn vriend met baard, welke ook en wat ik er ook over zeg, hij staat je goed.
28-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-06-2022 |
Once upon a time in Fortinghall. |
Om het eens te hebben over iets anders, geplukt uit een van mijn dagboeken en aangepast.
Op de trein van Glasgow naar Perth: de zon breekt plots door de wolken, een gulp licht over het heuvelende land en een vreugde in hem op weg te zijn, in het totaal nieuwe, zelfs tot het nieuwe in hem. Glijdend tussen bossen en weiden, de spoorwegbermen zo dichtbij, begroeid met brem en heide en mossen op de stenen, droog gras en kleine struiken. Zijn jeugd komt terug, de wilde geuren van varens, van grassen en heide en lage struiken : Mijn koude hand had een warm vogelei geroofd, o, Gilliams.
Dit ook is vervreemding, zijn jonge jaren geprojecteerd over het ontwakende land, over de plekken bruine heide met reeds het vermoeden van een lila-schijn, En de wondere silhouetten van de bomen op de heuvelkam, er gewild en uitgekozen geplant in een verbazende afwisseling van vormen en tinten. Bomen tegen luchten van begeestering : het wonder van Schotland.
En dan van Perth met de taxi naar Fortinghall bij ‘Aberfeldy, the heart of Scotland’, zoals het geschreven staat waar hij zijn vrienden vindt, Jef Vaes, de vader en de zoon Francis.
En de eerste morgen, het eerste licht tussen de bomen en over de heuvels, een grote roerloosheid die hij niet terugvinden kan in zijn herinneren: droombomen gegroeid over droomheuvels, en trage kraaien over het trage land. De hagen in bloei, wit, als met late sneeuw bedekt, zegt T. S. Eliot, en deze zin ook zit in hem geprent, want Eliot is een grootvertrouwde.
Het land met weiden en schapen en lammeren is lijk een boek dat hij nog niet opende, hij kijkt naar de kaft ervan en leest de letters op de buitenzijde en de binnenkant ontcijfert hij want hij is gaan joggen door de straten van het dorp, tussen de morgenhuizen en keert na een tijd, bezweet terug naar het hotel om stil te staan bij een rechtopstaande steen in de weide boven een kleine bult aarde. Hij leest dat dit het graf is waar in de veertiende eeuw de slachtoffers van een grote ziekte begraven werden, hier gebracht op een slede, drawn by a white horse led by an old woman.
En het land begint op de hoek van het kerkhof, met een ‘yew-tree’ waarvan hij leest dat hij meer dan twee duizend jaar oud is. Hij ziet de oude vrouw en het witte paard, hij ziet de vele lijken over elkaar op de slede en hoort het rinkelen van de bellen en het glijden van de slede in de stilte van de wereld.
Pas daarna werd het land een vertrouwd iets, hij spreekt erover met vader en zoon die hem opwachtten voor het ontbijt. Hij kan hen vertellen over de oude vrouw en de yew tree. Hij wist reeds meer dan zijn vrienden die er al enkele dagen waren om te vissen en te schilderen. Aquareltekeningen die Jef hem toonde achteraf, kleurvlakken vol licht en tederheid, de Turner-geest van het land, het eeuwige erin of hoe hij erin slaagde in enkele kleurvlakken, het landschap op te roepen en het licht erin: de kreet van het vakmanschap.
Vrienden groeien dicht tot elkaar op dergelijke dagen, en dit was een nieuw begrijpen en misschien wel eigen aan het land dat hen betoverde : de stroom waar ze zaten om te vissen, de kracht van het water, de rotsen grillig en losse, wondere stenen om mee te nemen naar huis.
Op een andere dag was er het kerkhof tegen de heuvel aanleunend, omheind met een afgebrokkelde muur in ruwe stenen opgetrokken, totaal verlaten op een korte afstand van de straatweg in de Glen Lyon. Een kerkhof met de met mos en onkruid overgroeide grafstenen. Eeuwen geschiedenis hier bijeengelegd: graven met namen van vader op zoon, van moeder op dochter, onleesbare namen, onleesbare data, onleesbare epigrafen en de bomen er omheen, geplant met zin voor kleur en vorm door de geslachten die er begraven liggen. Eerst gezaaid wellicht en dan uitgeplant.
De stenen op het kerkhof betasten om er de eeuwigheid in te voelen, met de hand over de half weg gegroeide namen wrijven, wetende dat ook hij eens zal herleid worden tot een grafsteen met zijn naam erin gebeiteld en uitgewist door de tijd. Elektronen van geslachten nog die hier gekomen zijn om te treuren, te bidden, te vergeten. Hij loopt tussen de graven en hun elektronen botsen tegen die van hem, hij kan enkel vermoeden dat er nog een aanwezigheid zijn moet van een sprankel geest die zich kruist met de geest in hem.
Hij denkt aan Saint-John Perse : Et paix à ceux s’ils vont mourir qui n’ont point vu ce jour.
27-06-2022, 08:04 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |