 |
|
 |
|
|
 |
13-03-2022 |
Raadsels om op te lossen. |
Heb een woelige nacht gekend, even woelig als de vorige, nu ik hoorde dat hij, Poetin, huurmoordenaars wil inzetten tegen de overblijvende bevolking; geen mannen om te vechten maar om wetteloos te doden wat op hun weg komt.
Maar, en hier wijk ik voor, er is ook voor mij deze morgen, deze schitterende morgen van licht en wind en groot beginnend leven, gelukkig, de Bijbel. Er is gelukkig de Shishak van de Bijbel waaraan ik denken ga die zich roerde - zeker niet zoals Poetin - rond de jaren 950 vóór Christus, de tijd ook van de tempel en het paleis van Salomon en van de rijkdommen erin binnengebracht zoals beschreven in I Koningen, hoofdstuk 7.
En wij, we lezen verder in 1 Kings, hoofdstuk 14:
25: And it came to pass, in the fifth year of king Rehoboam, the Shishak, king of Egypt, came up against Jerusalem. 26: And he took away the treasures of the house of the Lord, and the treasures of the king’s house; he even took away all the shields of gold which Solomon had made.
En we lezen nog verder in II Kronijken, hoofdstuk 12:
9: So Shishak king of Egypt came up against Jerusalem, and took away the treasures of the house of the Lord and the treasures of the king’s house, he took all: he carried away also the shields of gold which Solomon had made.
Dit zijn opgetekende feiten die we aanvaarden kunnen, de koning van Egypte die de stad Jerusalem spaart, in ruil voor al de schatten die zich bevinden in paleis en tempel. Echter, er komt geen Shishak voor op de lijst van farao’s van Egypte, hij moet dus gekend geweest zijn onder een andere naam.
Welnu, geen haan zou er vandaag over kraaien ware het niet dat al deze, als buit meegenomen voorwerpen en stukken meubilair gebeiteld staan, tot in detail, in de muren van de Amontempel in Karnak. En dit getekend als de buit meegenomen door Tutmoses III,
De Shishak van de Bijbel was dus onweerlegbaar de farao Tutmoses III, de opvolger van Hatsjepsoet én, de vader van Akhnaton.
Qu’on se le dise.
Dit betekent onder meer dat er een gap is van zes eeuwen in de chronologie van Egypte, met alle gevolgen van dien, ook wat Akhnaton betreft, ook wat de identificatie van Oedipus betreft en zelfs wat betreft de identificatie van de Queen of Sheba.
En toch zijn we, wat Israël aangaat, er geen stap verder mee. Er zijn in en omheen Jerusalem, geen resten gevonden, noch van een tempel noch van een woning/paleis van Solomon, De nog bestaande Klaagmuur in Jerusalem is wat overblijft van de tempel gebouwd in ‘het nieuwe Sion, door de Israëlieten na hun terugkeer uit ballingschap in de zesde eeuw vóór Chr.
Waar was dan gelegen, het (oude) Jerusalem met de resten van Tempel en Paleis?
Wie er in deze tijden van angst en bezinning meer wil over vernemen, leze met een kritische blik: én Emmanuel Velikovsky of Robert De Telder, én Kamal Salibi.
Van Velikovsky: zijn ‘Ages in Chaos’, Sidgwick & Jackson, 1954/1977, London; van Robert De Telder (+ 2020, een vriend die me nauw aan het hart ligt)): ‘De Tijd der Tijden’, Scoutbooks.nl.
Van Salibi: ‘Het ware land van Abraham’ Elsevier MCMLXXXV.
Velikovsky en De Telder voor de ‘gap’ van zes eeuwen;, Salibi voor de plaats van Tempel en Paleis.
Heb op het einde van zijn dagen, hij overleed in 2011, veelvuldig gecorrespondeerd met Salibi over de Shishak van de Bijbel, hij is nooit akkoord geweest met de naam van Tutmoses III. Hij bleef zich baseren op de gekende Egyptische Chronologie, voor hem was de Shishak van de Bijbel, Sjesjonk I die leefde rond 950 v.Chr.(ook de tijd van Tutmoses III) Hij is echter, bij mijn weten nooit gaan kijken naar de muur van de Amontempel in Karnak.
Heb dit geschreven - en het kostte me heel wat opzoeking - om even terug te gaan tot wat er vroeger gebeurde in de wereld, vooral dan om even te vergeten wat er vandaag gebeurt in een totaal andere wereld.
Want het kan verkeren.
13-03-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-03-2022 |
De tijden van bezinning. |
De oorlog in Oekraïne laat me niet los, hij bezit me, tot in het diepste van de nacht is hij aanwezig in mij, ik ben een gevangene ervan, kan me er niet van bevrijden, ook, en zeker niet in mijn geschriften. Hoe moet ik verder en met wat?
Er is wel altijd ergens een oorlog geweest, maar deze die nu aan het woeden is overtreft me. Ik wil al het nieuws erover kennen, maar wat ik verneem is schaars en enige zekerheid over de echtheid ervan heb ik niet. Echter, ik blijf erover dromen tot in het absurde want ik ben aanwezig onder hen, ik sta met hen op de bres, ik sta met hen in de eerste linie, wel niet klaar om te helpen maar om raad te geven. Het is een obsessie en het blijft een nachtelijke obsessie, die verder loopt in de mazen van de dag.
Het is zeker niet wat je verwacht van mij, wat ik verwacht van mij, maar het is deze morgen sterker dan mezelf. Ik heb het nieuws gehoord, de wurggreep om Kiev die duidelijk toeneemt, en het einde van het conflict dat verder en verder wegebt.
Nogmaals, hoe moet het met mij - weten jullie het? - en met deze geschriften van mij?
Een smeekbede. Ik voel me machteloos, ik voel me achtergelaten, mijn gedachten stervende, ikzelf verdwijnend in het massale van wat er aan het gebeuren is. Ik trachtte twee dagen al eraan te ontkomen, me weg te schrijven ver van alle onheil en ik slaagde erin, dan toch voor mezelf, maar wat ik verneem blijft te veel hangen, vandaag meer dan gisteren. Vandaag word ik overrompeld, omdat ik voel dat jullie ook overrompeld worden, dat onze gedachten over de waarheid van alles, overhoop worden gehaald met de zinnige als onzinnige woorden die er worden over uitgestort door onze vertegenwoordigers van het volk of door kenners van allerlei slag of aard.
Mijn vraag blijft dus meer dan ooit, wat verlangen jullie van mij waaraan ik zou kunnen voldoen: kruip ik binnen in mezelf en sluit ik de ogen voor de buitenwereld, jullie vertellend over wie ik ben, hoe ik geworden ben wie ik ben, welke avonturen ik heb meegemaakt, waar en wanneer en hoe, en verder, zwijgen over de wereld en de mensen in die wereld?
Kan ik, in afwachting, mijn gedichten van vroeger opzoeken en zuiveren van al het overtollige aan woorden en aan beelden, of is het zo dat de tijden die zijn, geen tijden zijn voor gedichten of voor enige vorm van poëzie?
Jullie lezen me, jullie kennen dus die kwelling niet van het schrijven over gewone dingen als de levensomstandigheden van velen op je eigen netvlies blijven gebrand. En, anderzijds wil ik er ook niets aan toevoegen, er is immers al zoveel te zien en te dragen.
Zo vergeef me deze morgen als alles me te sterk wordt en ik er onder bezwijk in mijn woorden die deze zijn van een oud man met de voet al in de stijgbeugel - en el estribo - Cervantes volgend.
Het is, in elk geval, het beeld dat ik meedraag van mezelf, weinig meer is er nog nodig.
12-03-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-03-2022 |
Een verlies dat een winst werd |
Ik had, een paar dagen terug, in de nacht een zin opgetekend op een stukje papier, een zin die, naar ik dacht, een gedicht kon worden. Maar de morgen was vol tegenstrijdigheden en andere kwellende zaken hebben zich opgevolgd, onverwacht en ongewenst, en de tijd is erover gegaan, de tijd van het vergeten, ook omdat elke dag Oekraïne er was, omdat Poetin er was en Poetin nu, weet je, is een gevaar, is een vloek.
Zo is de zin achteloos dagen blijven liggen op de nachttafel bij een paar boeken. Pas deze morgen wou ik hem terugnemen maar vond het afgescheurde stukje papier niet meer. Onachtzaamheid is een van de gebreken waar ik aan lijd.
Het was nochtans, dacht ik, een mooie, stevige zin en elke zin, is belangrijk voor iemand die schrijft. Hij is een weg vol beloften die je volgen kunt als je vertrekkensklaar staat, zo voelt hij toch aan, zodat ik hem nu zie als een verlies, als het teloorgaan van een vondst die ik meende gedaan te hebben, jammer dus. Maar er is nu ook, en daar gaat het om, dat uit het verlies ervan, een andere weg zal opduiken even waardevol om te bewandelen, een weg in het sterk bevreemdende land dat het schrijven is.
Zo is er de verrassing van het morgenlicht; zie je van uit je kamer hoe het licht zich heeft uitgespreid over de huizen en de straten, terwijl het nog grijs was toen je, vroeg in de morgen, ging neer zitten, je ziet nu, omdat je het zo wilt zien, hoe rijkelijk het zich nestelt in de jonge, rood uitlopende toppen van de haag. Het wordt je wereld van deze morgen, veel is het niet, maar het is voldoende om je te wikkelen in een gevoel van vergeten en bijna, bijna van stil geluk als je ziet hoe het licht zich hult in een gouden schijn omheen de simpele dingen van je bestaan. Ogenblikken van een tederheid die je niet had verwacht.
Zo, al heb je je zin verloren je hebt, nu je dag begint jezelf teruggevonden in het vroege licht.
Pas uit de donkere slaap gekomen en opstijgend in mijn woorden, woorden die ik niet dacht te schrijven, maar die voortgekomen zijn uit het verlies van een zin die een gedicht had kunnen worden.
Eigenlijk weet ik dat ik hem verloren heb opdat ik schrijven zou wat ik nu geschreven heb; eigenlijk was die zin maar een voorwendsel om te melden wat ik anders helemaal niet zou gedacht en opgetekend hebben.
Of, beste lezer, hoe alles voortvloeit uit alles, vooral dan als je getroffen wordt door de lichtinval over je deeltje van de wereld, een wereld een naaldenprik groot, je gade slaat vanuit de kamer waar je schrijft. Meer is er niet maar het is zelfs rijkelijk om een dag te beginnen. Het is, zoals ik het nu aanvoel, een gedicht over het morgenlicht.
Mijn God, mijn toevlucht, schreef ik gisteren - en je weet wel wat ik denk van Hem - hoe besta ik, liefhebber van het woord en nog geen stipje in de overweldigende Kosmos die Hij is, ik verloren in de oneindige massa sterren die er zijn, en alles van mij hier samengebundeld in deze enkele woorden, mijn ganse bestaan in deze momenten van mijn schrijven, die zo voorbij zijn, om later, morgen misschien, terug te vinden, met erover en erin al wat al geweest is voor mij, en, in het vooruitzicht van het potentiële van al wat nog komen zal voor mij.
Ik, even gestold in een zin die ik verloor. Tentoon, in wat hier geschreven staat. Het is niet veel, het is nimmer veel, een me openen in de morgen, niet zoals een bloem zich opent op het licht, maar op de geest die van de Kosmos is.
PS. Ik vond later op de dag, in een boek van Nooteboom het stukje papier terug met de zin erop, moeilijk leesbaar :
‘Het is met het schrijven van ongerijmdheden dat men als dichter wordt gekroond en uitgestald’.
Wat zou ik daar kunnen over geschreven hebben? Niet zo heel veel, Ik was hem dus met reden kwijt gespeeld.
11-03-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-03-2022 |
Landschappen. |
Het landschap van de geest ligt wijd open voor mij, zoals de landschappen die ik zie in ‘Coasts’, op BBC Four, landschappen op de westkust van Engeland, genomen van uit de lucht: in deze dagen van diepe crisis in de beschaving, zijn voor mij alle middelen waardevol om een pagina te vullen.
Het zijn ruimtes waar de geest uitwaaien kan, uitzwermen kan, eeuwen terug met het schuivend beeld van de oudste vuurtoren ergens langs de kust, met a patch work van vlakken en kleurschakeringen van groen en oker en bruin, van dorpen met oude kerken, met ruïnes van abdijen - een flits van een voorgevel die nog rechtstaat - verweerde, verwaaide bomen, het blauwe lint van een rivier.
Als ik dergelijke landschappen zie, krimpt mijn hart, ik zal ze niet meer belopen, als ik zie hoe de zeewind speelt met de haren van de man, die ik met moeite begrijp, en zeker niet uit zijn mond de naam van de dorpen, ware het niet dat ze gedrukt verschijnen op het scherm, dan weet ik dat ik die wind niet meer voelen zal, dat mijn tijd van wind en zee voorbij is, zoals zoveel andere zaken voorbij zijn en zwaar zijn gaan wegen als herinnering.
De tegenstelling is te groot, de ruimte waarin ik me dag aan dag beweeg, waarin ik van morgen tot avond word geprojecteerd, is in te sterk contrast met de kracht van de beelden, de zang van de winden, de slag van de golven, hoog opspringend tegen de meest grillige rotswanden met de meeuwen lijk grote vlokken sneeuw erover.
En ik achteraf, zoals het telkens gebeurt voor mijn klavier gezeten, de beelden die me niet loslaten, die me blijven bestormen, golven die schuimend te pletter vallen op de rotsen met de meeuwen, hangend in de wind, krijsend tot boven het geluid van de zeeën.
Ik kom er nooit meer aan die kusten, ik weet het. Maar ik bezit ze. Ik was er op andere plaatsen waar de zee een furie was van geweld en eeuwigheid. Ik stond op het verste punt van Cap Griz Nez, ik liep langs de kusten van Iona, the holy isle, ik hoorde het geluid van de golven tegen de rotsen van San Juan en op oneindig veel andere plaatsen: de zee, de golven, de wind, de luchten en de trilling van het grote licht van morgens en middagen en de kleuren naar de avond toe. Ik draag dit alles in mij lijk een ver gezang dat tot mij komt, tot binnen de vezels van mijn ziel. Ik ben die wind, die golven, die rotsen, dat landschap. Ik ben dat licht. Ik houd het in mijn handen, gelukkig, alsof ik in één sprong, terug was op al die plaatsen die ik ken; gelukkig omdat ik er over schrijven kan, en in woorden het herbeleven kan met de voelhorens van de geest.
Mijn God, mijn toevlucht, hoe evolueer ik als ik in mij de oneindigheid levend weet van kusten en rotsen en velden en bossen, van huizen en dorpen, van verlaten ruïnes van kerken en abdijen; hoe evolueer ik, als het niet in de richting van het metafysische zou zijn, in de richting van wat was van in het begin der tijden, het Alfa op weg naar het Omega en ik, arme ziel, erin opgenomen, wandelend de weg die voor mij werd uitgestippeld, de armen uitgestrekt, aarzelend de dagen verwelkomend.
10-03-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-03-2022 |
De eeuwigheid verworven. |
Hoe ontvang je me als ik op je deur klop vroeg in de morgen of laat op de avond, vreemde man die ik ben, die ik wil zijn, met vreemde gedachten die je nergens anders lezen zult, zeker niet in je dagblad, zeker niet op je scherm, of toch misschien nu en dan, maar toch niet elke morgen of avond, of nacht. En, verras ik jullie of, is wat ik schrijf geen verrassing meer maar een herhaling van wat je al hoorde van mij?
Ik tracht er rekening mee te houden, maar de zin die volgt heb ik nog nooit geschreven, namelijk dat voor altijd voorbij is het sprookje, dat het God is geweest, een man met een lange baard zoals hij werd voorgesteld die het Universum schiep.
Er is nu, vóór het ‘in-den-beginne’, maar we noemen het niet God, we noemen het: een pre-Universum, een Universum in een zijn-toestand, een universum in potentie, en het is hieruit dat alles is ontstaan.
Het moment van de Big Bang, is het ogenblik dat de zijn-toestand overging in een worden-toestand en het pre-Universum overging naar zijn materiële vorm, een vorm zoals we die (menen te) kennen vandaag.
Brian Cox, van gisteren, heeft dit wel niet gezegd maar hij heeft het ook niet helemaal verzwegen want we kunnen het afleiden uit wat hij ons heeft willen aantonen.
De Godvraag was al lang opgelost voor mij. Ik verkondig al een hele tijd mijn visie op een ‘Universum in potentie’ dat wachtte op de Big Bang om zich te materialiseren.
Ik zag dit als een veld Spirituele Energie, als een Kennis, een Weten, die of dat je van mij, gerust de naam God geven mag. Het stoort me helemaal niet. Alleen vrees ik dat, indien ik voortdurend het woord God in de mond zou hebben, onvermijdelijk gedacht zou worden dat ik nog altijd een aanhanger ben van de God met de baard van de Bijbel, de God van onze jeugdjaren.
Maar het pre-universum was er als een God die alles weet en alles kan en, en dit is uiterst belangrijk, die zich oploste, zich metamorfoseerde in het Universum. Wat ik al zo dikwijls heb geschreven herhaal ik hier, als er een God was vooraleer alles begonnen is, dan was Hij er als een als een pre-universum.
Nu is er het Universum dat het zichtbare beeld is van die God. Het innerlijke beeld ervan dragen we in ons. En wat die ‘ons’ betreft, we zijn er om dit beeld in ons, uit te spinnen, uit te spitten.
Dit is de kern van alles; Dit betekent dat er uiteindelijk twee zaken zijn, in elkaar verweven, in elkaar versmolten: het uiterlijke Universum en er binnenin het innerlijke Universum. En wij de mens zijn er een miniatuur van.
De mens, een Universum in miniatuur, is de stelling die ik wil uitdragen deze morgen, de wereld ver achter mij latend tot dit geschreven staat en verstuurd naar oost en west, naar zuid en noord, naar zenit en nadir.
Met alle gevolgen wat elke filosofie over dood en leven betreft, nu we de eeuwigheid verworven hebben.
09-03-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-03-2022 |
Verpozing: het stukje filosoof dat ik ben. |
Ik heb nooit een filosofische vorming gekend, als dit uit mijn geschriften blijken zou dat ik die zou kunnen gehad hebben, weet dan, dat ik mezelf in die richting moet gevormd hebben. Dat het, het leven is geweest, de omstandigheden waarin ik opgroeide, de boeken die ik las, de gesprekken die ik had met anderen en vooral met mezelf, dat het dit alles was die de basis hebben gelegd van wie ik geworden ben, en, hieruit voortvloeiend, dat ik schrijf zoals ik schrijf, en al is dit uiterlijk niet veel, ik sta er, en mijn bezigheid is, schrijven alsof ik een filosofische achtergrond zou gehad hebben.
En als jullie, zoals ik opmaak uit reacties, me hiervan verdenken uit de blogs die ik schrijf, dan flatteer je me ermee, je doet me blozen zelfs, wat op mijn ouderdom – ‘leeftijd’ leerde een goede vriend me – soms vreemd aan voelt; des te meer omdat je het opmaakt uit wat je leest van mij, zelfs al zijn het maar flarden tekst, vele te onzorgvuldig samengebracht die een herschrijving nodig hebben.
Mijn leven is nochtans lange tijd gecentreerd geweest op wat ik las bij John Maynard Keynes, bij G.M. Verijn Stuart, bij R.S. Sayers en dezes Modern Banking & Central Bank Policy,
Dit is waarmede ik in de aanvang in het leven stond, hoe ik mijn dagen vulde met de realiteit der dingen in welk kader ik optreden moest. Ik leefde hiervan maar je kon er ook van verdorren. Dus ben ik beginnen schrijven en over wat, over niets anders dan, het enige waarover geschreven kan worden, over God en eeuwigheid, over leven en sterven, over schoonheid en kunst, het meest ruime aanbod van onderwerpen dat er is.
En zondag 6 maart, hoorde ik op Canvas, en het was niet alleen een grote verpozing maar evenzeer een verbazing en een vreugde, een jonge wetenschapper - in elk geval ik zie hem al jaren als jong - professor Brian Cox over het ontstaan van het Universum. Hij wist, wat ik altijd heb beweerd, dat er vóór de Big Bang een veld van energie was, met rimpelingen, bewegend dus en dat hieruit het Universum is ontstaan. Brian Cox mag het noemen zoals hij het wilt, maar er was dus IETS vóór de Big Bang, hij ontkent het niet, integendeel hij baseert er zich op, IETS, zegt hij dat ineens Materie geworden is.
Nieuw is dit niet, Prigogine was er maar al te zeker van, maar hij noemde het, le Pré-Univers, hij noemde het ‘le vide quantique’, hij noemde het een Universum in potentie, wat ik ook verkies,
Pour moi, aldus Prigogine[1], la transition entre le pré-univers et l’univers est avant tout un problème de passage du vide qui contient déjà des particules en puissance, à des particules réelles.
Wat neerkomt op een overgang van een ‘zijn’ naar een ‘worden’, de l’ être au devenir. Een Universum en alles erin begrepen, dat wordende is, dan ‘onaf’ is, de mens incluis.
Onwetend over de wetten van de fysica, onwetend over de structuur van de materie, heb ik gesteld dat de wolk energie, Geest was, Kennis en Weten was. Een Geest die wist, hoe uit het gebeurde dat we kennen als de Big Bang deeltjes materie wist te doen ontstaan, deeltjes met een missie, het vormen van een Universum, EN, misschien, met het doel - maar dat zou het grootste wonder zijn - de mens voort te brengen, uiteindelijk als product van de Geest die er was vóór de Big Bang, vóór het begin van de tijd.
Met dit, even maar voor ogen, wat is er dan van ons dat sterven zal.
Brian Cox zegt hier niets over, hij verzwijgt het essentiële, wat onvergeeflijk is. Want ik denk dat hij het weet maar het niet waagt openlijk te zeggen.
Zo ik zeg het in zijn plaats. Ik kan het me permitteren als stukje filosoof.
[1] Ilya Prigogine in gesprek met Edmond Blattchen op RTBF: ‘De l’être au devenir’, Liège, Alice Editions , 1997
08-03-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-03-2022 |
IJsregen. |
Is het nodig dat ik jullie zeg dat ik elke morgen opsta met in gedachten de ontreddering van het Oekraïense volk; dat de beelden ervan me achtervolgen als een wind van ijsregen, (du grésil), zoals ik die gekend heb op bepaalde momenten in de Zwitserse Alpen?
Niets is onaangenamer, het verrast je maar je vergeet het vlug, het is voorbijgaand, De ontreddering daarentegen stijgt met de dag, installeert zich, maakt het leven in Oekraïne onmogelijk.
Ik heb telkens tijd nodig om eraan te ontkomen want die gedachten liggen gespreid over de ganse dag, zelfs over de openingen in de nacht die er onvermijdelijk meer zijn dan voorheen.
Waar is mijn blijheid heen, waar mijn vreugde die ik ondanks alles vond ik het zoeken van woorden die zinnen waren, zinnen geladen met gedachten, met vormen, met kleuren en noten muziek soms, waar moet ik dit nu gaan zoeken of, zijn deze gevoelens van stil geluk voor altijd opgelost, voor de rest van mijn dagen verdwenen?
Het zou kunnen dat niets meer zal zijn zoals het was, ik vrees ervoor dat schoonheid overschaduwd wordt, dat poëzie een donkerte wordt, een verkramping, een vlucht in het bevreemdende dat het leven wordt, geen lentegevoel, geen zomergevoel, maar de naakte realiteit van de dood op de loer, en er enkel ons nog resten zal op zeldzame droommomenten, ons binnenwandelen en ons verblijven in wat Stefan Hertmans terecht zag als het Arcadia[1].
Wil ik verder schrijven kunnen, zoals ik bezig was, dan is dit de plaats die ik zal moeten opzoeken wil ik me bevrijden kunnen van de vlagen ‘grésil’ over mij:.
De wereld die deze is van Poetin, optredend als de God die zon en maan deed stil staan boven de legers van de Amorietische koningen, zoals verhaald in de Exodus hangt over ons. Hij, Poetin doet de tijd stil staan op de planeet Aarde. Of hij het weet, of het geen waanzinnige trek is van hem te fungeren als God, weet ik niet, maar het kan, heel goed zelfs.
Je ziet het, je hoort het, ik kom er niet van los ondanks de vele pogingen die ik deed de voorbije dagen, ik sleep hem mee in mijn gedachten.
Ik ben dus geen troost meer, geen Zen apostel meer die je dag opsplitst in blog gelezen of niet gelezen, zoals ik zie dat het moet geworden zijn.
Voor mij klinkt het evenzo: mijn dag is ook, blog geschreven of blog nog te schrijven, of blog halverwege achtergelaten bij gebrek aan gedachten. Voor mij echter geldt enkel de voltooiing, halverwege is geen hulp, zeker geen doel.
Ik zie wel hoe het verder moet, het komt erop aan een opening te vinden in het strijdgewoel, in het sterven of in het in leven blijven, maar hoe zullen we hen gedenken die nu gestorven zijn?
[1] Stefan Hertmans: ‘De Mobilisatie van Arcadia’, bundel essays, De Bezige Bij , 2011
07-03-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |