 |
|
 |
|
|
 |
02-07-2017 |
CVA |
We ontdoen ons nimmer van bepaalde herinneringen. Ze komen en ze gaan. Sommige verdwijnen voor een lange tijd, andere staan klaar om er te zijn als je ze niet wenst. Ik ken zo een passage in Ulysses van James Joyce waar hij het heeft over ‘sins’ die plots opduiken en hem overhoop halen, maar er zijn er ook andere, gebonden meestal aan personen of gebeurtenissen die ons diep geraakt hebben. Een verhaal bezoekt me regelmatig, omdat het een goede vriend betrof, die ik een laatste maal bezocht in het UZ in Gent waar hij was opgenomen om, een paar dagen erna, met een zware longontsteking zelf opgenomen te worden in het AZ Maria Middelares in Gent. Waarom dit verhaal, waarom deze herinnering terug bovenhalen, wel het heeft te maken met een wel afgelijnde zin die ik ooit las bij Borges.
Ik zat aan op de Probus-lunch, naast mijn vriend Oswald V. Ik sprak hem over het licht over de beemden van de Leie, over de kleuren van het gras, van het donkere naar het lichtgroene toe – heb een andere vriend een schilder die er heel gevoelig voor is - sprak hem over de huizen aan de verre overkant, dat deze eigenlijk niet pasten in het landschap dat we kenden van onze Latemse schilders.
Ik schrok toen hij me zegde dat hij, sinds kort, geen kleuren meer zag, dat hij alles wazig grijs zag met enkele ruwe details, voldoende om te onderscheiden wat het was. De gevolgen van een CVA, zegde hij nog. Ik keek naar hem, hij had mijn leeftijd. CVA van Cerebro Vasculair Accident, het effect van een hartinfarct maar in de hersenen, zegde hij.
En lezen vroeg ik hem, kun je nog lezen. Moeilijk, heel moeilijk en dan mits veel licht en ik de letters maximaal vergroot, een lijn wordt dan vijfmaal langer. Maar ik luister naar gesproken boeken, ik ben nu begonnen aan een prachtig boek, een boek dat me boeit, dat me bezighoudt. Ik ga er straks naar terug. Maar zegde hij nog ik lees ook je Blogs al is de tekst heel moeilijk, niet alleen het lezen, maar ook het begrijpen wat je schrijft.
Een vlucht ganzen streek neer in de weide, dicht bij het water. Ik keek naar de vele kleine dingen die ik kon onderscheiden, de struiken langs de glinster-Leie, de afsluitingen tussen de weiden waar koeien graasden, en een ander deel met een paar paarden. Ik zag de wolken boven de canadabomen van het kasteel van Ooidonck. In de winter kun je van hier uit de torens zien. Ik voelde de grote rust van het land over mij. Maar toch was er iets dat stoorde, iets dat geen perfectie was.
Oswald voelde dat ik te lang zweeg. Voor mij, zegde hij, is het landschap een wazig, dwaas geval, Ik zie een klaarte boven de weiden en ik kleur het in met mijn geest en ontleed al de vormen, trouwens het landschap ken ik van vroeger het is, sinds ik hier kwam als jonge knaap, onveranderd gebleven. Ik legde mijn hand op zijn arm, het teken van mij, dat ik meeleefde met hem, zonder goed te begrijpen, zonder goed te weten wat hij zag en hoe hij zag en hoe hij zag wat hij las. Hij voelde mijn hand, maar ik lees je Blog, herhaalde hij en voel je vriendschap, zelfs als ik weg ben van hier en ik je ga lezen.
We zaten naast elkaar op het uiteinde van de tafel. Niemand lette op ons. We waren als op een eiland omgeven door stemmen. Hij trachtte me nog eens duidelijk te maken wat het betekende CVA te hebben en wat het impact ervan was op zijn ogen en zijn beweeglijkheid. Maar ik had het liever niet gehoord.
Enkele dagen ervoor had ik gelezen dat het triviaal was, gebonden aan de omstandigheden, dat ik de schrijver was van deze woorden en hij de lezer. Heb hem omhelsd toen zijn chauffeur hem is komen halen. ik, denkend aan Borges.
02-07-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-07-2017 |
Droom en realiteit |
Ik was vroeg opgestaan zoals elke morgen, maar ditmaal uitzonderlijk vroeg om te schrijven. Ik wist nog niet goed over wat, iets over herinneringen, iets waarin ik vertellen zou dat we ons nimmer kunnen ontdoen van onze herinneringen of die nu goed of verkeerd zijn en, dat we even veel in het verleden leven dan in het nu. Ik voegde er nog Joyce aan toe, wat hij zegt over ‘sins’. Ik schreef lang en breed uit, en ik vond het goed, het zou een blog worden, voor een latere dag, maar niet voor morgen.
Daarna was ik terug onder de wol gekropen, Dante zegt hier iets heel bijzonder over. Ik had geluisterd, via oortjes naar het nieuws van zes op een oude gsm, en was terug in slaap gevallen.
Ik droomde. Ik was met enkele vrienden ergens, in Brussel eerst, in een van de straten naar de Grote Markt toe, daarna kon het ook op de Meir in Antwerpen geweest zijn, zelfs in Gent. Ik wou hen een gebouw tonen, maar wist niet goed meer welke straat, wist alleen in welke richting ik moest gaan. Ik vond de straat maar het gotische gebouw dat ik zocht was weg en in de plaats stond er een rij woonhuizen in ruïne. Daarna waren we op een plein en ineens vloeide er muziek, een soepele, warme vrouwenstem over het plein tussen de huizen. Mensen troepten samen om te luisteren. Ik stond bij een man met een ruige baard en hij herhaalde de woorden van het lied. Ik dacht dat het Italiaans was, Latijn misschien, of er toch op leek. Ik zag duidelijk zijn lippen bewegen, terwijl de zang en de muziek bleef aanhouden. Ik was ontroerd, ik vond het, het mooiste lied dat ik ooit had gehoord, mooier dan de ‘Lieder’ van Mahler. Ik voelde tranen opwellen en de muziek bleef maar komen, duidelijker en duidelijker. Daarna, was ik ineens wakker, mijn ogen vochtig, maar de muziek was er nog. Toen pas begreep ik, de muziek kwam via de oortjes die ik niet had afgelegd.
Ik stond op en ging naar beneden om koffie te zetten, maar het lied was er nog, het omhulde me met steeds dezelfde intens droeve melodie die maar bleef terugkomen, vooral diezelfde omfloerste vrouwenstem. Ik wist dat ik de melodie kende van vroeger, van ergens. Ik dacht eerst aan Bach, maar wist dat het Bach niet was, Haydn misschien, Händel, Pergolesi?
Waar ik neerzat aan de ontbijttafel, bleef ik maar zoeken naar de naam van een componist, met in gedachten nog steeds het lied uit mijn droom en de man die de woorden vertaalde. Tussendoor vertelde mijn echtgenote over bepaalde dingen die in de loop van de dag moesten gedaan worden. Ik antwoordde met het lied in mijn hoofd, maar ondertussen was ik in gedachten mijn blog aan het schrijven, treffende woorden ingekleed in mooie volzinnen die elkaar opvolgden op het ritme van de muziek die ik daarna op de laptop herhalen zou. Ik wou dit zo vlug mogelijk doen, maar had eerst diverse kleine dingen af te handelen, Evenwel, zoals het zo dikwijls gebeurt, zouden het niet die zinnen zijn die zouden geschreven worden. Pessoa wist dit ook maar al te goed.
Tot ik de tijd kreeg, tot ik een ogenblik had. Tot ik de webside van Klara opzocht en uitkeek naar het programma van deze morgen, en het raadsel werd opgelost het was een aria van George Friedrich Händel, uit zijn opera Ricardo: ‘Lascia ch’io pianga’.
Het lied hangt nog tussen de muren, is er de ganse voormiddag gebleven, komt nu, als ik neerzit voor mijn scherm, in alle tederheid, in alle eenvoud, in al zijn kleuren en klanken terug. Ik in vervoering, ik in een waas van grote droefheid. Ik schrijf de laatste woorden van mijn blog: Lascia ch’io pianga, Sta me toe dat ik wenen ga.
Op mijn leeftijd, sta me toe.
01-07-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-06-2017 |
Divaguer |
‘
‘Tu divagues’, opwellend uit mijn onbewuste, wat me toescheen als een verwittiging, een woord dat me totaal verraste deze morgen toen ik ontwaakte. Een woord, ‘divaguer’, dat ik in lange tijd niet meer gehoord of gebruikt had – zoveel Frans schrijf of hoor ik toch ook niet meer – dat zo binnen geschoven werd, klaar en helder als een roep komende uit de schaduw van mijn slaap, precies op het ogenblik dat ik de ogen opende: ‘tu divagues’.
k zocht het woord op in ’Le Robert’: ‘Divaguer: errer. ‘Je n’étais qu’une âme errante qui divaguait ça et là dans la campagne’ (Lamartine). Rivière qui divague : qui sort de son lit pour couler ailleurs’. Tot daar gaat het nog, maar verder lees ik de door mij gekende betekenis: ‘Penser, parler sans sujet précis, ne pas raisonner correctement’ - onsamenhangende praat vertellen - wat heel wat anders is, hoewel, als ik naga waarover ik allemaal waag te schrijven, dan steekt er toch een deel van waarheid in.
En plots begreep ik het, plots was er een opening. Ik had gisteren het eerste hoofdstuk gelezen, uit het pas bij de uitgeverij Pelckmans uitgekomen boek van Fien De Meulder: ‘Een redelijk gelukkig huwelijk’ [1]. Ik had de veertig pagina’s bijna in een ruk gelezen en stond letterlijk aan de grond genageld door de stijl ervan, de woordkeuze, de verteltrant die bijna liep als in een film, zonder hapering, in een lang gerekte lijn van dag na dag na dag.
Ik dacht, hoe kan zo iets, hoe kun je er ooit toe komen op deze, sterk persoonlijke, maar tevens en vooral boeiende wijze een roman te schrijven die, meer dan duidelijk het tegengestelde is van wat ik als manuscript heb opgestuurd. Mijn taal, vergeleken bij die van De Meulder is ijs, die van haar is water. Zij raast door de wereld, door het dagelijkse van het leven en ik, ik dwaal doorheen boeken en landerijen, door bergen en bossen, zonder degelijk houvast, opstijgend tot in de wolken.
Het werd me gisteren heel klaar en duidelijk en ik vroeg me af hoe ik het in godsnaam waagde in deze tijden te schrijven zoals ik schrijf en desondanks te hopen dat zelfde uitgeverij mijn manuscript nemen zou?’ En ik begreep nu ten volle, het ‘tu divagues’dat is opgestegen uit de nevels van de nacht als een verwijt dat ik me toestuurde. Had ik geen gebruik gemaakt van het aanbod van Pelckmans om het eerste hoofdstuk op het Web te lezen, dit ‘tu divagues’ ware wellicht nooit over mijn lippen gekomen, en deze blog van 30 juni ware no
oit geschreven.
Ik weet dus, que je divague’, dat ik de realiteit van het leven, het dagelijks normaal bestaan onrecht aan doe, dat ik buiten de oevers van het bestaan aan het roeien ben, dat ik op de dool ben met mijn ‘Adem van de Dagen’, op de dool met mijn dagelijkse Blogs; dat ik niet schrijf zoals de anderen, ook dat ik niet schrijf over de dingen waar over geschreven wordt in deze dagen, evenmin niet zoals Erwin Mortier, Tom Lanoye, Stefan Hertmans, zeker niet zoals Brusselmans, maar ook dat geen van de hier genoemde schrijvers, schrijft zoals De Meulder. Ze is, wat mij betreft, een unicum, zoals ik, wellicht een unicum ben wat mijn taal en mijn inhoud betreft, maar dan uitlopend in een totaal, maar dan ook totaal andere richting.
Is het een mea culpa dat ik opstel, een vraag om vergeving? Neen, dit is het niet, het is een vaststelling, een weinig bemoedigende vaststelling dat ik anders schrijf én over andere dingen, én op een andere wijze, én veel minder vlot in woord en verhaal.
‘Mon ami, tu divagues.’ Ik weet het nu, ik besef het nu, en wat meer is, het is te laat om te veranderen, de wereld waarin ik leef is niet meer. Ik ben blijven schrijven met pen en inkt op vergeeld papier, over zaken die voorbij zijn. Ik ben een van de weinige die er in geslaagd is te overleven in het leven dat van vroeger was. Niet dat ik het niet wist, maar als ik eraan begonnen ben was al het te laat om me aan te passen.
But, er is een maar. Tezelfdertijd was ik ook James Joyce aan het herlezen, namelijk zijn ‘Portrait of an artist as a young man’. Ik was gekomen aan een pure brok wereldliteratuur: de sermoenen over hel en eeuwigheid, uitgesproken in het begin van de retraite, in de kapel van het college, waarmee Stephen Dedalus, als zondaar - zonden die hij nog te biechten had – overdonderd en geestelijk overweldigd wordt. Literatuur uit een totaal andere wereld en geschreven met een totaal andere woordkeuze en zinsbouw. Ook deze literatuur die traag, heel traag gelezen moet, zoals Wittgenstein het wenst, heeft niets gemeen met de vlotheid van taal van Fien De Meulder. Het is een troost en ik voel me minder alleen, al wil ik me niet vergelijken met Joyce, absoluut niet.
Wat echter niet belet que j’ai divagué, dat ik, als ik haar lees, de bedding van haar stroom verlaten heb en dat mijn geest een andere bedding heeft gekozen. En een goede raad. Als je in dit verband, iets te zeggen hebt aan een vriend van een gevorderde leeftijd, do not postpone it. Denk niet, ik doe het morgen of overmorgen. Neen, do it, do it now, anders riskeer je te laat te komen.
30-06-2017, 06:05 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-06-2017 |
Inventaris |
Ik reis in mijn verbeelding, ik reis in mijn herinnering. De mogelijkheid om me te verplaatsen naar verre steden, naar vreemde oorden is verleden tijd. Niet dat ik er niet meer van droom, niet dat ik niet droom van de abdijen in Frankrijk, de posadas van Portugal, de paradors van Spanje, niet dat ik niet droom van welbepaalde plaatsen in de Valais of zelfs aan zee, maar de kans dat dit nog gebeuren zou is te minimaal opdat het meer zou zijn dan een droom. Ik kom bijna zelfs niet meer in Gent. Enkel nog als het werkelijk nodig is. En dan haast ik me om terug thuis te zijn en te kunnen schrijven, want zoals ik al zegde iets anders kan ik niet meer. Nochtans:
Il fut un temps dat ik tekende, met potlood, hardheid 2 tot 5 op grote bladen Steinbach of Schoeller papier dat ik kocht bij Schleiper. Tekeningen totaal vrij van opbouw en inhoud. Enkele hangen er in de kamers, enkele bij de kinderen en vele bleven oningelijst in een farde opgeborgen. Ze hebben enkel waarde door dat ze sterk persoonlijk zijn.
Il fut un temps dat ik kleine etsen maakte. Een koperen plaatje dat ik bedekte met een laklaag waar ik dan een tekening in aanbracht, even vrij als op mijn grote bladen. Vormen en lijnen die ontstonden uit de naald. De plaat werd daarna in een bad van ijzerperchloride gelegd gedurende een bepaalde tijd, daarna was er het reinigen ervan, het ininkten, het afkloppen met de ‘ball of the thumb’, om te ontdoen van de overtollige inkt en dan, de finale, het afdrukken op etspapier dat eveneens veel zorg vergde. Ik heb er heel wat gemaakt, even sterk persoonlijk als mijn tekeningen. Deze zijn verspreid bij vrienden en wat er nog van over blijft ligt weggeborgen.
Il fut un temps dat ik sommige van deze etsen inkaderde – in kaders met een zekere diepte – aangevuld, denkend aan wat le curé de Crécy in le Journal d’un Curé de Campagne van Bernanos vertelde: ‘Les petites choses n’ont l’air de rien mais elles donnent la paix, met gedroogde bloemen of planten, met zaden, stukken wortel, schelpen of wat ook, Dergelijke werkjes hangen nu op vele plaatsen, ik vermoed ook dat ze door hun simpelheid en originaliteit gesmaakt werden.
Gedurende al die momenten van tekenen, etsen, opvullen van kaders was er ook mijn dagboek – a page a day red diary van de Economist - waarin ik elke dag een pagina vulde. Het resultaat ervan is een stapeling van dagboeken. Ik ben dus al die tijd bezeten geweest door én mijn dagboek én mijn tekenen, belangrijke gebeurtenissen in mijn leven die alle lege momenten opvulden en waarin ik sterk creatief, zo dacht ik toch, bezig was. Op een bepaald ogenblik is het tekenen stil gevallen en kreeg mijn dagboek de volle aandacht, tot ik beginnen werken ben aan een manuscript dat nu (ergens) hangend is.
Ik ben thans sinds enkele jaren, aangekomen in een total andere fase in mijn leven. Tekenen en dagboek zijn weg gevallen, ik zet nu alles op het schrijven van een blog die me totaal opeist, waarnaar al mijn aandacht gaat en die ik, elke dag goed of slecht weer, de wereld instuur zonder me al te veel af te vragen welk effect mijn woorden hebben op hen die me lezen. It’s a crazy business, geloof me. Vroeger stapelden die teksten zich op in mijn dagboek, nu verspreiden ze zich zoals de zaadjes van de ceder in de tuin, die weg vlinderen over de pelouse, over tuinen en velden, over straten en daken. En, hierbij denk ik onvermijdelijk aan Saint-John Perse : ‘Les graines flottantes s’envelissent au lieu même de leur atterissage, il en naîtront des arbres pour l’ébénisterie.
Dit alles samen genomen noem ik bezig zijn, uit mij halen wat er uit te halen is; ‘being mindful’, zoals het getekend staat in het wapenschild van een kasteel in Cawdor, Schotland of, indachtig zijn, het ‘plus est en vous’ van de man Gruuthuse. Maar, of er uit mijn woorden, uit mijn zaden, ooit een boom zal groeien die verbazen zal door zijn omvang en zijn vruchten, betwijfel ik. Ik vrees eerder dat ze, in plaats van in vruchtbare grond, in het water zullen terechtkomen om er te zwellen en te vergaan of opgegeten te worden door de vissen. Maar, je weet het nooit: je weet het never, niemals, jamas!
En zoals Hemingway zich, in zijn ‘For whom the Bells tolls’, de vraag stelt, wat het meeste ‘nu’ is: ahora, maintenant, nun of now? Zou ik me nu de vraag kunnen stellen welk woord het dichtst de betekenis van ‘nooit’ benadert. Ik opteer voor jamas, en jij?
29-06-2017, 06:36 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-06-2017 |
Poetry |
De dagen schuiven op, we naderen het einde van het eerste half jaar, nog een kleine stap en we zijn er. Beter ware misschien hierover niet na te denken maar te nemen wat is; niet vooruit te zien, niet achteruit kijken maar simpelweg doen wat ik te doen heb. Vandaag had ik geluk, een vriend schoof me enkele verzen toe van William Butler Yeats, verzen gericht aan zijn geliefde:
‘Bezat ik de gebrodeerde lakens van de hemel, / Erin verweven licht van goud en zilver, / De blauwe en de teerblauwe en de duistere lakens / of night and light and half-light’ / Onder je voeten zou ik die lakens spreiden: / But I, being poor, have only my dreams: / I have spread my dreams under your feet, / tread softly because you tread on my dreams.
Wat ik te zeggen heb is geen liefdesbrief, zijn geen liefdesverzen maar toch, behandel wat ik schrijf, met tegemoetkomendheid. Weet dat het van mij komt naar jou toe. Weliswaar zou ik, geïnspireerd door Yeats, heel wat meer willen: boven jou, een hemel optrekken van warmte, van helderheid, een gebrodeerd laken met erin het gefonkel van sterren en planeten, maar, arm als ik ben, heb ik niet zo veel te schenken: enkel wat gedachten, die eerder dromen zijn, opgesloten in wat woorden, die in zich, diep in zich, drager zijn van heel wat meer dan wat ze maar zeggen kunnen. Zeggen, waaraan ik niet ontkom, mijn naar binnen-gericht-zijn, mijn hoogdravendheid, om woorden te produceren, gedachten te spinnen die nergens genoeg houvast hebben. In een woord, mijn zwakheid, meer te willen zijn dan wie ik ben en me aldus te tonen.
De morgens zijn er om de realiteit onder ogen te zien. Hemingway wist dit maar al te goed: neem geen beslissingen in de avond voor de volgende dag, ze houden geen voldoende rekening met het strak afgelijnde dat van de morgen is of kan zijn. En het is correct, al dikwijls heb ik ondervonden dat, wat ik gepland had voor de nacht inging, in de morgen gewoonweg te ver was gedacht, te ver was gezocht.
Weet dan dat wat je leest, morgengedachten zijn; dat het telkens, of het nu winter is of zomer, een sprong is in het zwembad dat ik niet heb, maar het is een sprong in het luchtledige van mijn gedachten die zich meer en meer openen naarmate ik vorder in mijn betoog. Schrijven wordt aldus een zich pijnigen, want het is zo gemakkelijk het niet te doen, niet op te staan om in het eerste licht – het wonder dat zich telkens herhaalt maar dat we spijtig genoeg niet meer zien als een wonder - zinnen te formuleren en neer te leggen niet onder, maar aan je voeten. En jij die de vrijheid hebt deze op te rapen of te laten voor wat ze maar zijn: hooguit wat versnaperingen, tussendoor tot jou gekomen.
Gelukkig hij die W.B.Yeats in zijn hart draagt, die me erover sprak en een gedicht naliet dat ik gebruiken kon om te schrijven wat ik schreef, een dag op het einde van juni. En zeggen dat er zovele zijn die gedichten verspreiden of, zelfs schrijven.
28-06-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-06-2017 |
De wind |
Ik denk soms als ik de wind hier hoor, dat hij een vriend is, een broer bijna, dat hij er is om me te spreken, om me te zeggen hoe het in zijn wereld er aan toe gaat; hoe hij in de bomen jaagt, hoe hij de bladeren schudt, de takken en de stammen, hoe hij ze breken kan, en het zo ver drijft of ophoudt waar hij ophouden wil.
Is het een gezang, een geroep, is zijn gesprek een langgerekt zuchten? Wat ook, de wind, hij is mijn gezel hier waar ik wandel of zit, of neerlig in een strandstoel of in het gras tussen de witte bloemen van de klavers en de enkele bijen, de vogels en de spinnen; hij is er altijd, bovenmaats of in grote tederheid, een vleugje maar, een ademtocht.
Dit heeft het leven in mij dan gemeen met hem, de stilte van het zijn, of op andere dagen de diepte van het woord dat op hol geslagen dolen blijft en geen houvast vindt om neer te strijken: morgens die avond worden, en avonden die in de nacht verdwijnen, telkens en telkens, waaruit ik opsta dan, om wind te zijn van woorden.
Ben ik meer? Ben ik van de tijd en van de ruimte? Ben ik van de snelheid van het licht in het kwadraat? Of, ben ik, zoals de wind die komt als een furie en gaat als een vlinder, dartel, amper bewegend de bladeren roerloosheid bijna?
Mijn vriend, jij die me leest, jij met wie ik spreek, jij naast mij gezeten waar ik schrijf: de woorden aarzelend, zoekend je te raken in wat en wie je bent, je hart te bereiken, je verste, je warmste gevoelens, en er even te blijven, een begin van wortel schieten uit het niets dat van mijn woorden is, want meer heb ik niet. Maar op morgens zoals deze is het al heel wat. En weet dat ik hier groot zit, als een sterke maar ook tere man, het hoofd gebogen, het licht, een sprankeling van groen en soms van zilver, van weemoed en van uitgelatenheid waarin ik me niet meer herken; van een blijheid die plots opduikt omdat ik weet dat wat ik schrijf zal gelezen worden door jou, door jou die ik ken en ook door jou die ik niet ken maar die ik kennen wou, graag, heel graag zelfs.
Waar ik zit, is het de wind die me leest, zijn er de bomen, zijn er de kraaien en de eksters, de merels, de reiger soms die niet zitten blijft als hij me ziet, al wou ik dat hij me gezelschap hield. Om je te zeggen nog dat in de namiddag er de ijsvogel is, scherend over het water, want er is ook de vijver, mijn vriend, hem mag ik niet vergeten, hij is mijn weerspiegeling. Hij vangt mijn woorden en houdt ze even, herschrijft ze in de lagen lucht erboven en laat ze stijgen tot in de wolken om meegevoerd te worden tot waar ook, zelfs als zouden ze verdwijnen erna.
Schamelheid is met nederigheid omhuld. Wat uitgestrooide woorden zijn weinig meer, denken we. Laat ze dus hun wegen gaan, laat ze meegenomen worden om ergens aan te komen zelfs al was het nergens. Ze zijn er maar om er te zijn, er te zijn als was het maar voor even.
De wind in de bomen, mijn gezel en vriend hij is, zoals jij het bent.
27-06-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-06-2017 |
Gedicht herschreven |
Ik heb, vele jaren terug, fragmenten uit mijn dagboeken gebundeld tot een boek dat nu tussen de andere boeken, in alle rust geborgen staat. Soms, maar heel zelden, blader ik er nog even in en ga ik lezen wat jaren geleden uit mij ontstond. Zo vond ik deze namiddag – de luchten overtrokken - een passage terug, gelicht uit ‘Fragments of a Journal’ van Eugene Ionesco[1], een passage die ik hier overneem met vermelding van de bron ervan:
‘Our friend has just died. Here in his empty study, with his books, his photograph. Out of all people we have known, the dead are already far more numerous than the living. When shall we learn to hope for death instead of dreading it? We should attain the state of mind of the Mexicans of old, for whom death was an occasion of rejoicing. The whole of humanity should be reorganized in this direction; civilization has got off to a bad start by staking everything on existence, on life, on history and on politics. It’s because we have staked everything on life that we are incapable of living’.
Het schijnt me toe, als ik de door mij eraan toegevoegde commentaar lees, dat ik pas nu de betekenis begrijp van deze woorden en dan vooral de laatste zin: onze beschaving heeft een verkeerde start genomen, we hebben alles ingezet op bestaan, op zijn, op history and politics, zo dat we niet weten wat ‘leven’ is, zodat we niet in staat zijn echt te leven. We zijn, schijnt hij te zeggen, meer dode levenden dan levende ‘doden’.
Ik weet dat na mij hier ook een lege ruimte zal overblijven met mijn boeken en geschriften, met mijn foto, met de tekeningen en de kleine dingen die ik bezat of maakte. Al wat overbleef, na jarenlange creativiteit, na een leven lang bezig te zijn geweest met zaken van de geest, dingen die zullen roepen van mij, de echo zullen zijn van mijn doen en laten, een echo van een echo. Zoals nog steeds in mij vele zaken een echo zijn van een broer die ging. En van zovele die we kenden, talrijker dan zij die overbleven.
Het komt, het ogenblik komt er stilaan voor ons allen aan dat de dood een welgekomen gast zal zijn, het ogenblik van het binnen gaan in het rijk van de Grote Geest, en dat we eindelijk, maar voor velen te laat, begrijpen zullen dat we hier hebben rond gelopen, de ogen gesloten voor heel wat zaken en vooral voor dat laatste, allerlaatste ogenblik, dat er, in potentie al is.
Dan ook, verwoord ik het gedicht dat ik schreef, toen mijn broer ging, en het even goed ik had kunnen zijn: woorden in osmose, aan hem meegegeven, op zijn verre reis, al is hij heel dicht bij gebleven.
Laat binnenkomen wie niet welgekomen is, we zullen hem ontvangen met gedoofde woorden en aanvaarden dat het ogenblik van ommekeer gekomen is, een ochtend vol koralen als van Johan Sebastiaan Bach.
We dachten wel, het had wat later mogen zijn, we hadden, o zo graag, met jou en vele vrienden nog gesproken, elementaire vragen nog gesteld, nog eens gehoord dat er geen einde is, dat alles blijven zal, maar wij heropgenomen daar, vanwaar we kwamen.
Het mag nu worden verteld en neergeschreven, dat we zijn opgestegen, onvervaard, omkranst met lichtaureolen en verblind het Andere zijn in gegaan om er te wonen in het glorierijk waar alles samenkomt, gestold, gesublimeerd in stille tonen.
Vrouw en kind die we hebben lief gehad. En allen die ons handen in hun handen hielden, nu we beter weten, om je te zeggen, hij die aan mijn bed toen stond, een tijdje al, we hadden hem verwacht, we zijn hem tegemoet gegaan.
Zo, met alle respect, hij was toch welgekomen.
[1] Eugene Ionesco (1909-1994): Fragments of a Journal, translated from the French by Jean Stewart, Paragon House, New York, 1990.
26-06-2017, 07:19 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |