 |
|
 |
|
|
 |
17-02-2019 |
Wonderen |
Als
je me gevolgd hebt van in den beginne, en er zijn er, dan moet je al heel wat
weten over me, zelfs genoeg misschien om er een essay over te schrijven: ik zeg
zo maar iets om verder te kunnen gaan met mijn grandioze? geschriften. Ik wil
ze altijd verschillend wil van wat ik reeds bracht, dan toch minstens aanvullend,
kleurrijker. Ik denk dat dit het gevoel is eigen aan mijn vrienden,
creatievelingen: de beeldhouwer, de schilders, de poëten, ook zij willen telkens
beginnen aan iets nieuws, iets waarin ze zich telkens willen overtreffen. In
feite willen we dit allemaal, willen we, in het diepste van onszelf, meer zijn
dan wat we al waren, het zit in ons om ons te bevestigen op een of andere
wijze, immer en immer beter, tot onze laatste adem.
Deze
eigenschap van de mens is ook deze van planten en dieren. Darwin wist dit, of
hij wist dat het ook een eigenschap van de geest was weet ik niet, hij heeft er
misschien geen nood aan gehad in die richting te gaan denken. Maar als het gaat
over het zich overtreffen, dan is dit in de eerste plaats de eigenheid van de
Kosmos, de eigenheid van al wat is. We vallen er keer op keer op terug: ons
beginpunt zijnde de wereld van het allerkleinste, ons eindpunt het immense ban
het alles. En we zijn van beide punten.
Ik
zegde het al en ik herhaal het hier: als Darwin een beeld ophangt van de
evolutie eigen aan wat de zichtbare Kosmos is, dan is datzelfde fenomeen eigen
aan wat van de binnen-Kosmos is, van de geest er binnenin, want het kan niet dat
de structuur, de eigenheid van elk deeltje ervan, hoe minimaal ook - en zeker
daar - in hun verbondenheid tot elkaar, dat de totaliteit van dat alles, het
ganse Universum, niet één eenheid zou zijn, alles in alles verweven, een reusachtige
kosmische geest in een reusachtig kosmisch lichaam.
Jij
die me leest, zeg me waar ik struikel, of waar ik gestruikeld ben.
Wat
ik niet begrijp is dat dit massale, met een enorme snelheid uit deint en blijft
uitdeinen tot in het oneindig oneindige. Ik beken nederig dat dit me
overstijgt, dat ik hier geen verklaring voor heb, evenmin een beeld van heb, ook omdat ik niet
vatten kan dat zo iets mogelijk is.
Ik
denk niet dat het lichaam waarvan ik sprak, zich bevindt in een holte en dat
het zich expandeert binnen die holte naar alle windstreken toe als naar zenit
en nadir; ik vermoed niet dat die holte er is, het is het lichaam zelf dat
groter en groter wordt.
De
kleine man die ik ben geslagen met ongeloof, gekomen op het einde, het uiterste
punt van zijn begrijpen, waar hij stoppen moet, meer dan ootmoedig, de
nederigheid zelf.
Zo
gebeurde het vanmorgen, dat ik eens te meer ben afgedwaald; dat ik eigenlijk
schrijven wou over de uitzonderlijke dag van gisteren. Zeggen dat ik aan de
vijver was; dat de rij populieren waarin de sappen aan het stijgen waren,
krachtig en zuiver als ooit voorheen, weerspiegeld lagen op het watervlak;
gebeurde het, naar de avond toe, met de zon een heldere bol vuur juist boven de
horizon; gebeurde het, toen ik opkeek, dat de schaduw van mezelf en van de dingen
om me heen, een lengte had die ik nimmer voorheen had voor mogelijk gehouden. Kleine
wonderen ook zijn de wereld niet uit, ze zijn de maatstaf van wat we maar zijn.
Zo,
heb ik mezelf overtroffen vandaag?
17-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-02-2019 |
Het etherische als voedsel |
Ik
schrijf maar. Ik ben sinds lang al, uitgekomen op een zijspoor. Ik zit in een
wereld binnenin de wereld, de plaats waar ik me goed voel, waar ik me uitleven
kan. Ik weet het van dat zijspoor want als iemand me vraagt waarover mijn blogs
gaan, over de actualiteit? Dan moet ik antwoorden, neen, over de tweede romance
van Beethoven. Ik verschiet er zelfs van een dergelijk antwoord te (moeten) geven,
maar het is me duidelijk, ik schrijf niet over actuele dingen, maar over dingen
die ver van ons bed zijn, die zich
situeren in wat ik noemen wil het niemandsland van de geest.
En
om te antwoorden aan een vriend die naast de geest - die sterft met het
lichaam, zegt hij - een ziel heeft, die eeuwig is, dan zie ik dit onderscheid
niet, dan is er misschien wel het verstand, maar het verstand is voor mij niet
de geest, de spirit, het binnenste van het zijn.
Mijn
leraar godsdienst, zag de ziel als de rekker naar God. God was voor hem een
Iemand. Voor mij is God, de t van wat binnenin tot in het
minimaalste, het nog te ontdekken deeltje van de Kosmos is. Het is geen rekker,
het is een materieel-spirituele
verwevenheid. Ik ben een deeltje Kosmos in de volste betekenis van het
woord.
Zo,
het zijn mijn lezers, eens ze me volgen
in mijn betoog die me aan zetten om op dat zijspoor te blijven, tevens voer
voor de filosofen - ook, wat mij dan betreft, misschien voor de psychlogen - want met al wat ik waag te schrijven betreed
ik, onvermijdelijk ook hun domein. Ik draai en keer me voortdurend, zoals
gisteren, in een wereld zonder houvast. In feite is het deze van de poëzie, mijn
woordgebruik, zelfs de plaats van het woord in de zin, is er op afgestemd.
Aanvaard dus dat wat ik schrijf ingegeven is door de poëet in mij en niet door iemand
die volvoets - een woord bestemd voor een vriend dichter - in de actualiteit
staat. Ik sta er wel in, maar ik laat het schrijven erover, aan de specialisten
ter zake die er voor betaald worden.
Maar
je weet dit al een tijdje dat ik ongebonden, dat ik vrij wil rondwandelen in
het land van de Letteren. Mijn hoop is dat ik tenminste tot dat land behoor,
dat ik geen vreemde eend ben in de bijt, maar een vertrouwde cliënt.
Ik
situeer me, in een bepaald opzicht als een Miró: al zijn werken zijn
verschillend maar zo eigenzinnig dat ze op elkaar lijken. Dit geldt eveneens
voor wat ik schrijf. Of, als je het zo wilt, ik ben ook te vergelijken met een Beethoven,
die de klanken van de sferen oproept. Ik doe hetzelfde maar het zijn de woorden
van de sferen die ik oproep. En ze zijn veelvuldig, ze zijn coriace; ze willen duidelijk maken dat
ik in de wereld sta niet zo zeer als een omhulsel maar als het etherisch vulsel
van dit omhulsel. En het is dit etherische dat mijn voedsel is.
PS. Ik verwees gisteren naar het
Evangelie van Thomas en ik sloot af met een verwijzing naar Jezus. De Jezus die
ik bedoelde was een man van het Oosten, een man doordrongen van de filosofie eigen aan het ver in de tijd liggend Oosten.
16-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-02-2019 |
Beethovens 'Tweede Romance'. |
'
Wakker
worden met de Tweede Romance voor viool en orkest van Beethoven, heeft dit
invloed op je gemoed, op wat je dag zal worden, op de woorden die je schrijven
zal?
Ik
denk het. Want wat er ook van zij, de muziek in al haar kleuren, in al haar melodieuze
rijkdom blijft lang hangen in jou. Je neemt ze mee waar je gaat, ze is er, bij
wat je doet, en het kan niet anders dan invloed hebben op de eerste uren van je
dag, misschien is deze er zelfs nog, als je gaat slapen want het is muziek die op
je geest, op je ingewanden geschreven werd, niet deze morgen, maar jaren, een
eeuwigheid terug, en sedertdien regelmatig terugkerend.
Waarom
dan deze morgen meer dan op andere momenten? Er is geen twijfel, het is omdat
je met de jaren ontvankelijker geworden bent wat schoonheid betreft, en dan uitzonderlijk
deze morgen, omdat je geest er uitzonderlijk was op ingesteld: Beethoven een
van je meest geliefde componisten zijnde, hij je het diepst raken zal.
Ik
tracht me Beethoven voor te stellen die op een ogenblik in zijn leven, - een
gewone morgen of avond of nacht - hij een melodie krijgt toegespeeld, waarvan de
aanzet, de eerste sprankel zich, totaal à
son insu, gevormd heeft en plots aandringt om uitgestreken te worden. Een melodie
die hij vastgrijpt met elke vezel van zijn lichaam en geest, en waarvan de roep
zo dringend wordt dat hij neerzit, de melodie betast met de toetsen van zijn
piano en uitschrijft, aarzelend eerst, zoekend naar alle details ervan die
reeds uitgeschreven staan in zijn onderbewustzijn. Uitgeschreven in potentie van
voor het eerste verschijnen ervan.
Het
is muziek die ontstaat op een van de gegadigde ogenblikken in een leven: de weg
naar de schoonheid van het zijn die open ligt, en je, je losmaken kunt van al het
beklemmende en opstijgen tot ver boven de realiteit der dingen, in een
glorieuze ruimte waar de oneindigheid je wacht.
Momenten
dat je de eeuwigheid binnendringt om er te zijn wie je bent in je verbondenheid
met wat van de Kosmos is. Je weet het en je voelt het, de klanken overstijgen
je, je bent die klanken, niets meer dan die klanken en de totaliteit van je
wezen wordt er in opgenomen. Jij Beethoven zijnde opgenomen in wat het
goddelijke is, in wat niet te noemen is met een naam: de grootheid van het
zijnde omgezet in tekens op een notenbalk en hier tegenover, jij, Ugo, woorden
zoekend om die muziek te beveiligen in jou, vast te ankeren in je dag.
Hoe
denken we, vroeg me een vriend, als het niet in woorden zou zijn?
Ik
denk niet, mijn vriend, dat we denken in woorden. Beethoven dacht niet in noten;
ik dacht niet in woorden als ik begonnen ben met mijn blog. Er was zelfs geen
vorm van een begin, enkel een dwang komende uit het geschrevene van Beethoven,
zoals ik zegde, een sprankel van wat, eveneens, totaal à mon insu klaar zat in mij om omgezet te worden - bij Beethoven in
muziek - in woorden. Woorden die er voorheen nog niet waren
Als
er op aarde gesproken kan worden van een wonder, dan is het wel de geest die
het wonder van het wonder is. Ik denk hierbij aan het (apocriefe) evangelie van
Thomas (Logion 29 de lEvangile selon Thomas, éditions Metanoia, 1975):
Jésus a dit:
Si la chair sest produiite à,cause de
lesprit,
cest une merveille;
mais si lesprit cest produit à cause
du corps,
cest une merveille de merveille.
Mais moi je mémerveille de ceci:
comment cette grande richesse
sest mise dans cette pauvreté.
Dit zijn woorden om te herkauwen, Jezus waardig!
15-02-2019, 06:23 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-02-2019 |
Hat materieel aspect van het Immateriële |
Op
de dag van 13 februari, de dag waarop de democratie met de voeten getreden
wordt door de vakbonden die zich een stem in meer toe-eigenen - ze hebben de
stem die ze democratisch toevertrouwd hadden aan de verkozen vertegenwoordigers,
opgezegd - heb ik terug gedacht aan een totaal ander aspect van onze
samenleving: de zoektocht van een groep mensen, ze zijn met drieduizend wetenschappers en studenten, lees ik, in de
CERN in Genève.
Een
grotere tegenstelling kan er niet: enerzijds het lamleggen van elke bedrijvigheid,
anderzijds een activiteit bij houden die er op gericht is iets te vinden dat er, volgens hen althans,
logischerwijze zijn moet, echter tot op heden, onbereikbaar is gebleven, op het
mysterieuze higgsdeeltje - het deeltje, zegt men, dat massa geeft aan de materie
in ons Universum (?) - na.
Ik
laat de vakbonden en hun methodes om zich te bevestigen, want daar komt het op
neer, voor wat ze zijn, en ik keer me, waar ik het onlangs nog over had[1], naar
de pro-actieven, de zoekers van de CERN. Deze weten nu dat de snelheid die ze
ontwikkelen met hun LHC-versneller, bijna deze van het licht, in hun
ondergrondse tunnel van 25 kilometer lang, en de energie hiervoor nodig, ontoereikend
schijnt om te vinden wat ze halsstarrig aan het zoeken blijven. En ik lees
hierover, de voor mij prachtige, veelzeggende zin in de Standaard[2]:
In het standaardmodel van de deeltjesfysica worden de
materiedeeltjes beschreven en de natuurkrachten die erop inwerken. Helaas past
de zwaartekracht er niet in, waardoor de fysici weten dat er meer moet zijn.
De snelheid waarmede ze de protonen door
de tunnel jagen, bedraagt, ongeveer 300.000 : 25, of bij benadering 12.000 maal
de afstand van de tunnel per seconde, ondanks die snelheid weten ze nu dat de energie niet hoog genoeg is om het standaardmodel
tot in de kleinste details te testen. Ze kijken dus uit naar, een
versnelling van de versneller, de bouw van een Future Circular Collider (een FCC) van maar een slordige 100 kilometer
lang, ondergronds, dus vier maal zo lang als de LHC, de Large Hadron Collider waarover ze nu beschikken.
En dit om te vinden wat ze denken dat er meer is.
De vraag die ik me stel - het artikel heeft tijd nodig gehad om
door te dringen - wat is dit in meer, wat kan dit in meer wel zijn. En, als
ze dit zouden gevonden hebben, wat zegt er hen dat ze daarna geen versneller
nodig hebben die nog maar eens vier maal langer is?
Al wat ik hier zeg over de CERN is van een andere wereld, is
van het binnenste van de wereld, het gebied van het
onzichtbare maar tevens van het wezenlijk bestaande, van het in werkelijkheid onmiskenbaar daar zijnde. Er was destijds een naam voor, de mens die er toen was keek er naar
op, boog er het hoofd voor, had er offergaven voor over. De mens van nu is, in
vele gevallen, niet alleen blind ervoor maar ook nog eens doofstom erbij.
Ik
heb een vaag vermoeden dat mettertijd de ogen geopend zullen worden en erover meer
en meer, veelvuldiger dan ooit, zal gesproken worden. De LCC die er komen zal,
zo hoop ik toch - die, omgerekend elke Belg
zon halve euro per jaar zou kosten, aldus Freya Blekman, staat er borg
voor.
Want,
waar de LCC op zoek naar gaat is niets anders dan de materialiteit van het Immateriële,
het deeltje dat van de geest is.
[1] Mijn
blog van 08 februari
[2] Senne Starckx in De
Standaard van 18 januari: Freya Blekman: een
nieuwe Higgsfabriek.
14-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-02-2019 |
Om het even. |
Ik
heb na al die jaren alles al verteld wat er te weten is over mij. Je moet me
stilaan beginnen te kennen, zoals ik me stilaan ken. De afdruk die ik
achterlaat, als voetstappen in de sneeuw, moet toereikend zijn om je een beeld
te vormen van de complexe man die ik ben. Toch ga ik maar verder, blijf ik
doordringen tot de diepste geheimenissen van mijn persoon, alsof jij mijn biechtvader
bent.
Wordt
je het niet moe, elke dag te luisteren naar mij, misschien je dag ermee te
beginnen en een tijdje rond te lopen: mijn gedachten en gevoelens, binnen in
jou geprojecteerd, opgehangen? Mijn vriend, want dat ben je onvermijdelijk geworden,
en ik verheug me erover. Al ken ik je niet ten gronde, ik weet dat je er bent,
als de echo van mij, en jij weet dat ik me elke morgen, elke dag keer tot jou,
spreek tot jou me bloot geef aan jou. Er is een pact gesloten tussen ons.
Het
is weliswaar, een vreemde bedoening die gegroeid is. Ik, die me zie als een
eenzame boom in de vlakte. Het uitzicht ervan zich wijzigend met de seizoenen. Tekenend,
oproepend met zijn kruin, het landschap van het woord, de wortels ervan
geankerd in wat van de kosmos is, in wat van het nog niet-zijnde is. Hij
ademend, uitkijkend, wachtend elke morgen op de sappen die gaan stijgen tot in
de hoogste, tot in de verste punten van elke tak ervan. Pas dan hij tot een
grote rust komt die zich verspreid in de luchten rondom hem.
Roekeloosheid
is zijn deel, is mijn deel. Hoe ver deze reikt wordt niet bepaald, er zijn geen
grenzen. Woorden zijn oneindigheid, ze dragen in zich de factor eeuwigheid en
hij die deze factor kent, enkel hij, betreedt die eeuwigheid. Umberto Eco wist dit
en hij was niet de enige die het wist. Hij wist dat schrijven een kosmische
bedoening was; dat het, het treden was in de voetsporen van het bezielde
Universum; dat de bezieling ervan ook deze van hem was; dat hij dus, schrijvend, verzwolgen was in deze
eigenheid van deze bezieling. Opgenomen was in de golfbeweging ervan,
meedeinend, alle verborgenheden ervan betredend.
Zelfs
al is hij slechts een vlokje schuim ervan, een ander aspect ervan, hij is van de
beweging van de golf, van de beweging van de oceaan, van de beweging van het
Universum. Hij weet het, omdat het hem ingegeven is in zijn genen, die ook deze
zijn van hetzelfde Universum zo materieel als spiritueel, dit laatste onsterfelijk
zijnde. Hij ook het is.
Je
roekeloosheid, geladen met de essentie van dat plukje schuim brengt je heel ver
in het tijdloze van de tijd, dat vóór het begin was, waaruit alles is ontstaan
wat kon ontstaan, wij, mens, inbegrepen.
Ik
zeg je dit omdat ik het anders niet kwijt geraak, omdat het de enige weg is die
me gelaten is om het te doen: we zijn allen van het tijdloze dat ons
overspoelt. We komen, we groeien open, we laten onze voetprint na en keren
terug naar het tijdloze, naar waar we waren toen we er nog niet waren. Meer
schijnt het niet te zijn - al is het heel wat - al is
het om terug te keren en opnieuw te zijn of, is het om te worden opgenomen in
andere oorden, in een arcadia, even groot als een droom kan zijn?
Het is me om
het even.
13-02-2019, 06:23 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-02-2019 |
De kracht van het woord |
Ik
ben elke morgen met mezelf begaan, niet met hoe mijn lichaam het stelt, maar
hoe mijn geest het stelt, of er iets is waar ik iets kan over vertellen. Het
zijn de jaren die me In een dergelijke toestand hebben gebracht. Het ongewone
hierbij is dat ik niet wachten kan tot de voormiddag of tot later op de dag om
op zoek te gaan, neen het moet gebeuren voor het licht opkomt, alsof ik geen
vertrouwen zou hebben in wat de dag me brengen zal. Dit is een vaststelling die
ik nu onder ogen krijg, ik had er voorheen nog niet aan gedacht, maar er is wat
is. Ik ben nu eenmaal zo geworden, er is wat dit betreft geen rust meer in mij,
deze komt pas als mijn vijf honderd woorden geschreven staan. En dan nog, ik
weet dat het de volgende ochtend herbeginnen zal.
Hoe
het vroeger was weet ik niet meer. Zeker is dat ik me toen niet uit mijn slaap
gewrongen heb om onmiddellijk aan het werk te gaan alsof mijn leven er van af hing,
maar mijn blog heeft me zo ver gebracht, hij houdt me wakker tot laat in de
nacht en hij slaat toe vroeg in de morgen. Een verademing is er niet, ik moet
er voor vechten bijna, een gevecht met mezelf.
Stel
je voor, een man die zijn geest geen ogenblik rust gunt, een man die een slaaf
is van zichzelf. Overdrijf ik als
ik dit zeg, enigszins wel, mijn woorden zijn misschien te sprekend maar dan
toch een benadering van de realiteit waarin ik gedompeld ben.
Je
kunt opwerpen of het wel elke dag moet, of er niet gewacht kan worden tot er
iets gebeurt, maar, er gebeurt maar iets als het geschreven staat. Een
wandeling in het sneeuwlandschap is er maar geweest als ze opgetekend staat,
ongeschreven is ze er voor niemand, amper nog voor jezelf. Wat ik schrijf deze
morgen is een gebeuren dat er niet zou zijn had ik het niet geschreven. Nu het
er staat krijgt het gestalte voor elk van ons, wordt het een vaststaand feit,
een gebeuren. En dit geldt voor elke blog die ik schrijf en niet alleen voor
wat geschreven wordt, dit geldt even goed voor een tekening of schilderij, voor
een beeldhouwwerk of een muziekstuk. Niets is als het niet zichtbaar is in
welke vorm ook.
De
droom die ik had deze nacht was er zonder er te zijn, vertel ik hem hij wordt
geschapen, hij krijgt een vorm van werkelijkheid waarbij het droomgehalte
verdwijnt. De kracht van het woord is dan ook immens.
Ik
kan, in meer, iets laten gebeuren dat er niet was, dat er nooit geweest is of
er nooit zou zijn had ik het niet gezegd dat het er was. Niemand, ik zelfs
niet, zou iets geweten hebben van wat er elke morgen gebeurt met mij had ik het
hier niet opgetekend, niet als een klacht, maar simpelweg als een toestand die
nu definitief is vastgelegd en waar ik niet meer hoef op terug te komen, liefst
niet.
Dit
gaat hier dus over de kracht van het woord: de vreugde die ik elke morgen ken,
is me te wentelen in dit krachtenveld. Ik voel me er goed bij, en ik, wat zou
ik nog méér kunnen wensen?
12-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-02-2019 |
Stephen R. Covey |
Je
kunt je niet elke dag anders opstellen, je kunt niet ignoreren wat je al
dikwijls geschreven of naar verwezen hebt. Al tracht je wel het niet te doen,
sommige gedachten zitten in jou vastgegroeid en je komt er dus, zelfs zonder
het te beseffen, regelmatig op terug. Hoe, vraag ik me dan af, hoe is het
gesteld met anderen die ook dag aan dag een blog bijhouden?
Ik
weet het niet, ik zoek het niet op, ik heb werk genoeg. Heb al heel wat
geschreven in mijn leven, hopen vellen papier vol, destijds, en zoals ik thans
bezig ben, een vaste schijf vol. Ik geraak er niet meer wijs uit, echt.
En,
wat is er van een mens die schrijft en weinig nog leest? Stompt hij af; keert
en wentelt hij zich in wat hij nu vele jaren al heeft opgestapeld in zich: een
grote massa herinneringen die teksten zijn, die plaatsen zijn waar hij heen kan
gaan, er vertoeven en er over uitweiden. Misschien, tot vervelens toe van hij
die deze lezend ondergaat. Weliswaar, deze massa is ook een voedingsbodem soms
voor nieuwigheden, en het zijn deze die me rechthouden. Het is een zilvermijn
met tal van gangen waar ik binnen loop hopende een nieuwe ader te vinden die ik
uitgraven, uitkappen kan. Meer ben ik niet, een zoeker naar nieuwe zilveraders,
geen goudaders, op deze ben ik niet ingesteld.
Het
zijn dus geen verhalen over vreemde landen, over vreemde gebeurtenissen die ik
breng, ik ben zeer arm opdat gebied en mijn vindingrijkheid kent heel vlug zijn
grenzen. Ik heb, te weinig geleefd, dit is het besluit dat ik trekken moet.
Daarmee basta, alles is aldus afgerond.
Op
Nieuwjaar schonk mijn oudste dochter me, een luxueuze, op glad en stevig papier,
een Your Mind, inspired agenda. Ik lees
erin a spiritual thought van Stephen R.
Covey:
De
meeste mensen luisteren niet om iets te kunnen begrijpen. De meeste mensen
luisteren om te kunnen antwoorden.
Het gaat me hier niet om de gedachten
van de meeste mensen, Ik ga hier geen essay over schrijven al kan ik me
inbeelden wat hij hiermede bedoeld, het ontbreken bij velen van een proactieve
instelling. Het gaat me om de persoon, Stephen R. Covey, 1935-2012, een
Amerikaan, een generatiegenoot, die een boek geschreven heeft: The Seven Habits of Highly Effective People.
Google weet er alles over.
Het is zeker niet mijn bedoeling er iets aan toe te voegen of ervan weg
te laten. Maar het is literatuur waar ik weinig aandacht aan schenk of aan
geschonken heb. Ik heb geen vinger-opstekende-teksten geschreven, ik heb geen
raad te geven aan mijn lezers, geen tips om zo te zijn of anders. Ik kan hen
alleen zeggen hoe ik ben, hoe ik me voel en hoe ik nog, met één voet, in de
wereld sta.
Stephen
R. Covey kende ik niet. Na Google hoorde ik wel wie hij was en vooral de raad
die hij gaf om een succesrijk persoon te worden. Hij schreef zelfs, The 8th Habit, een boek bestemd voor die
succesrijke personen. Er gaat een you
tube, die zeer gepast en in klaar en duidelijk Engels, een bespreking
brengt van de message verwerkt in
het boek. In feite zeer leerzaam voor iemand zoals ik die met zijn manuscript -
ware er niet mijn leeftijd - op jacht wil gaan naar succes.
Het
boek verscheen in 1989 en werd vertaald
in 38 talen, zoals ik lees. Het moet dus in elk geval voor de schrijver een succes
geweest zijn. Wellicht nog, wellicht lopen er heel wat van zijn leerlingen rond
in deze wereld, we willen allen succesrijk zijn.
Ik
ben het al, als ik succes heb met wat ik je elke dag voorschotel. Ik weet dat
het vandaag iets minder is voor mij, eerder meer voor Stephen R. Covey.
11-02-2019, 00:07 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |