Geschriften
Inhoud blog
  • Afscheid
  • Opgenomen.
  • Hoe ik er sta, vandaag?
  • Waar ben ik mee bezig?
  • Gesprek op zondag.

    Zoeken in blog



    31-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het grijpen van de tijd

     

    Mijn blogs zijn zoals de Goldberg-nachtprogramma’s van Klara, waar Bach gevolgd wordt door Ravel, en Ravel door Shostakovich. Zo heeft wat ik gisteren scheef niet noodzakelijk een binding met wat ik vandaag schrijven zal, al komt het uit eenzelfde bron, het is een ander soort water, indien dit zou kunnen, dat geleverd wordt. Maar dat het verschillend is, dat weet je al lang.

    Dit is aldus een nieuw begin dat nooit een begin is maar de blijvende voortzetting van een verhaal dat in het voorbije begonnen is en door zal gaan tot in het komende, onaangekondigd, maar toch verwacht, zo door mij als door jullie, mijn lezers, en eens aangekomen terzijde wordt geschoven, de enige reden van bestaan zijnde het verschijnen, zoals het licht elke dag opkomt en verdwijnt in de nacht.

    Ik noem het soms mijn morgengebed maar het is eerder een samenspraak met mezelf, een aftasten van wat zich tonen wil van het vele dat er nog aanwezig is, en eens het zich toont het te grijpen en niet meer los te laten. Zie het echter niet als een Spielerei, het is meer dan dat, het is ernst, het is, zoals ik het gisteren bemerkte, van het vergelen van de bladeren van de populieren, de herfst die zich aankondigt zoals hij gewoon is het te doen; het is de ernst van  onze aarde, die voor de zoveelste maal, op haar baan omheen de zon, nader komt tot haar equinoxpunt met al de gevolgen voor ons en voor de natuur om ons heen. En groter ernst is er niet. Althans vandaag nog niet, al ignoreer ik waarmee de dag me verrassen zal – if ever? - ik moet er dwars door heen.

    Mijn dag is dus meer dan het gade slaan van het verschuiven van de wijzers van de klok, het is een peiling van de dieptes van het leven, een peiling die weinig oplevert maar toch volgehouden wordt, en, of we, wat we bereikten, vastleggen in tekens of, in gedachten de wereld insturen, we weten pas wat er te weten is, als het weten geen nieuws meer zal zijn, geen nut meer zal hebben het te weten.

    Waar het op aan komt, zoals ik het voel, is te beseffen dat ik er ben, dat ik er ben om er te zijn en niet om er doelloos rond te lopen, niet om te kijken en  niets te zien, te leven zonder echo, zonder kruimels van mijn leven na te laten, hier of waar ook.

    Waar het op aan komt is om de dag met beide handen, stevig vast te nemen, geen uren, geen minuten ijl voorbij te laten gaan, maar voluit te oordelen dat ze er zijn opdat je ze ‘beleven’ zou. De tijd niet te zien als iets dat voorbij schuift, maar als iets dat van het echte volle leven is, waarbij de tijd als begrip vergeten wordt, achtergelaten wordt. Geen notie nemen van het licht als het dag is, geen notie van het donker als het nacht is, maar te weten dat je levend bent in dit licht als in die donkerte.

    Dit is waarmee ik jullie bekoren wou vandaag. Veel is het niet, maar persoonlijk, is het wel.

     

    31-08-2017, 06:32 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    30-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Blindelings

     

    Wat ik ook zal geschreven hebben, het kwam zoals het gekomen is, ik heb er geen verdienste aan. Ik was maar een pen en wat inkt, een hand door anderen vastgehouden. Of dacht je dat het anders kon?

    Er zijn hier van die dagen dat alles, van het eenvoudige tot het ingewikkelde, o zo gemakkelijk kan, zo losweg voor de hand liggend. Dat je eraan begint, niet aarzelt, over zaken uitweidt waar je voorheen niet aan dacht en pas ophoudt als je laatste woord geschreven staat.

    Vandaag echter wil je voorzichtiger te werk gaan, wil je gaan naar een vooropgesteld einde toe, een einde dat we allen ooit eens zullen kennen. Vandaag wil je een tekst die, al is hij het niet, toch zou kunnen fungeren als de laatste die je geschreven hebt. Wil je hem, een betekenis meegeven, een geheime inhoud waarvan achteraf zou kunnen gezegd worden dat hij, die dit schreef, wist dat hij zijn laatste blog aan het schrijven was. Hij wist het zonder het te laten blijken maar hij had een voorgevoel en hij handelde op basis van dit voorgevoel, alsof dergelijke voorgevoelens zouden kunnen bestaan.

    Eigenlijk is het een gewaagd iets, maar ik weet dat het eens gebeuren moet, dat het eens gebeuren zal. Dat ik stil zal vallen en, ik wil dat dit gebeurt met geheven hoofd, zoals ik gisteren, of de dag ervoor, schreef in mijn gedicht: ‘niet de witte vlag gehesen’, maar klaar en duidelijk er voor gaan. Stellend wat het betekenen kan: de overgang van de dode levende, naar de levende dode; van het leven van nu, het tijdelijke, naar het leven van het eeuwige, het echte leven. Het ganse proces zijnde, de metamorfose van de geest.

    Een Arabische filosoof en dichter wist het bevattelijker: ‘Life itself is only a death running his course. A person’s clothes are his shroud, his house is his grave, his life his death, and his death his true life.’[1]

    Er kan dan ook geen droefheid zijn om wat we verlaten, zorg misschien om wie we achterlaten, maar wat ons betreft, een blijheid en een hoog verwachten. Blijheid ook omdat het ogenblik gekomen is, het ogenblik van de verpopping - zoals van de monarch vlinder, niet deze van Kafka - van het leven dat we te leven hadden om aan het echte leven te kunnen beginnen. Het ene noodzakelijk voor het andere: het opstijgen en het zich vermengen met de massa geest, die de essentie is van het zijn en het worden, de essentie van het ‘wordende zijn’. Zoals het Universum is en tezelfdertijd wordende is.

    Beeldt men zich in wat dit betekent, het zijn dat een worden is, dat een grote massale beweging is, het ene voortvloeiend uit het voorgaande; keer op keer, een langgerekte beweging.

    Het totaalbeeld van de dingen die zijn, inbegrepen de mens als dusdanig. Het is deze beweging en het is dit ‘worden’ dat betekenis draagt. We zijn hier op aarde als deel van het wordende en waar dit ons voeren zal weten we niet, hoeven we niet te weten ook. Want of we het weten of niet het is de beweging die het weet voor ons. Maar een zaak weten we: dit wordende is een fantastisch iets, we zijn er deel van. De dood, van ons stoffelijk lichaam, kan geen hinder zijn voor het voortbestaan van onze 400 verschillende deeltjes (cfr Feynman) die onze essentie zijn – die er misschien al waren vóór het Universum er was – onze essentie die geest is.

    Blindelings vertrouwen we, het hoofd geheven. 



    [1] Adonis: ‘An introduction to Arabs poetics’, translation from the Arabic by Catherine Cobham, Saqi books, London, 1990, pag.65.

     

    30-08-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    29-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zee waar we waren - X, XI, XII.

     

    Een eiland van gedachten is de mens. 

    Een eiland van gedachten is de mens, overschaduwd, overdonderd door het toeval dat geen toeval is, een steen de helling afgerold, de plons in zee die niemand hoort.

    Zo staat het toch geschreven over hen die sterven gaan. 

    Zo denken we, maar mogen het niet lezen laten en zeker het niet horen laten, handelingen die we stellen lijk lieveheersbeestjes op rozenstengels, het zijn slechts mazen die we weven in het net dat ver vóór ons, in den beginne al, werd opgezet. 

    Onwetend als we waren. 

    Hoe komen we ertoe archipel te willen zijn. Hoe komen we ertoe een brug te willen zijn, lijk van tekeningen de lijnen in een geheime harmonie van tekens en symbolen saamgebracht. 

    Een eiland van gedachten denkt de mens te zijn, maar hoe verbonden, hoe hij ingeschakeld is, hoe opgetuigd verstrengeld en de weg verlaten die in het net voor hem getekend werd, dat kan hij niet, al denkt hij soms van wel. 

    De schaduwen zijn hier lang in dit seizoen, naar de avond toe. 

    XI 

    Het herderstasje hier. 

    Onooglijk bloem te zijn in dorre aarde, of het grote wonder dat we nimmer zagen omdat we de wereld blind zijn in gegaan, onvermogend om een ogenblik, slechts bloem te zijn. Zo de winden niet gevoeld, de regen niet gesmaakt en evenmin gehoord, de deeltjes elektronen: Fritjof Capra wel gelezen. 

    Hier bloem te zijn en niet te dromen, geen woorden moeten schrijven, geen uur te kennen, maar te bloeien en bevrucht te worden door God weet wie of wat, en met de wenteling der sterren zaad geoogst om in de wind gezaaid te worden. 

    Herderstasje is mijn naam, la bolsa a pastor alhier, het water uitgekomen, of uit de luchten in een of andere vorm, op aarde neergedaald, de tijdloosheid mijn wereld is. 

    Wie weet het nog, hoe plant geworden, hoe gegroeid, hoe mutatie na mutatie die evolutie wordt genoemd: survival of the fittest. 

    Vanwaar die groei, die drang tot voortbestaan, komt het van binnenin of is het, beademd door de Liefde waarvan Dante dacht dat zij het is die zon en ster bewegen doet? 

    Perplext te staan hoe zo iets worden kon tot wat het is, wat wortel en wat stengel een vinger lang, uit resten rots gerezen om dan te bloeien in het teerste wit en zaad te geven, zoals het staat geschreven in het boek dat van het leven is, te dik, te onbegrijpelijk. 

    Wie neemt er nog de tijd om na de zee, het kleine te bekijken. 

    Zo deze woorden.

     XII 

    Dit zijn de laatste golven. 

    Dit zijn de laatste golven die we hier zullen zien en horen, stukgeslagen op de witte rotsen, schuimend van trots en overhaastig om te keren. 

    Dit zijn de laatste golven voor het avond wordt, de laatste bundel licht, wat schemerboten nog en dan de eerste ster gekomen, de lijn van horizon en wolken, versmolten als het nacht weer wordt. 

    Hoe kwamen we hier aangedreven, hoe vergroeiden we met wind en water, met licht en lucht: verbondenheid voor later als we schrijven zullen wat we zagen: 

    ‘la Mer à hauteur de notre âme…’ * 

    Het leven ons dooreen gerafeld, het klein en groot gebeuren dat onze regel was in ons verwerkt en God gezocht of wat met Hem kon vergeleken. 

    ‘Altijd zoekend en nimmer dichter komend tot wat de waarheid is.’ 

    Als we hier niet meer zullen zijn maar wel de plaats nog waar we waren: de lege plaats te weten tussen lage struiken naast wat stukken rots. Je kon ze voelen wel, ze ruiken en ze strelen maar je wou geen herinnering laten aan je handen noch aan je ogen. 

    Zo hier gekomen met de meeuwen En op de wind de golven ingedreven, ons requiem gelezen.

     

    * Saint-John Perse: "Amers, 6"

     

    29-08-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    28-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Zee waar we waren - VII, VIII, IX

     

    VII 

    Met het vallen van de avond. 

    Met het vallen van de avond de meeuwen uit de golven opgedoken, uit andere tijden weergekomen en wij, luchtbellen, drijvend op de wind. 

    Hart dat rust nu vindt in roerloosheid gevangen, gewogen en wat nog niet geschreven hier teniet gedaan. 

    Met het vallen van de avond de laatste zin getekend op het laatste blad, de laatste golf die stranden zal op alle stranden, moe gestreden, moe gezocht te weten, waar ons beginnen lag. 

    De luchten ijl en met koraal gekleurd, wie zegt ons waarvoor we zijn gekomen hier, lijk de meeuwen, uit de golven opgedoken en na een stond verdwenen. En, toen we Lorca lazen, op zijn woorden, de zee, altijd maar de zee, een levende aanwezigheid. 

    Een roekeloze gedachte opeens opgerezen, en aan de laatste meeuw ook wij gevraagd: ‘gaviotita ¿dónde está mi sepultura? ‘ 

    ‘Kleine meeuw, waar is het dat mijn graf gelegen is?’ 

    VIII           

    De zee zwart lijk antraciet. 

    De zee zwart lijk antraciet, die moeder kocht, tentijde het nog sneeuwde over het land. Alsof de tijd zich hier naar binnen had gekeerd en wij terugkijken konden hoe jong ze toen wel was.       

    De zee zwart lijk antraciet en wij teruggaan konden, naast elkaar gezeten, en de wind de kracht heeft van de storm, de wind de kracht heeft van de golf. 

    Ons aansporend, openspattend op de rots, ons roepend om de zee in te gaan met gesloten ogen om te verdwijnen nu we nog kunnen uit vrije wil, nu de golf ons nemen zal, het zilte water ons omspoelen zal, het allerlaatste teken. 

    Waar zijn de beelden die er vroeger waren: de witte stam van berken in het bos achter het huis, de weide waar we lagen, het ruisen van de bomen, de blonde meid op haar fiets voorbij, en wij zo klein, zo nietig, zo teergevoelig, verliefd om boeken te schrijven, gedichten te dichten, en in gedachten, hoe met metaforen  omgebogen, ze ongeschreven zijn gebleven. 

    Moeder, hier is de zee een donker blad waarop we schrijven kunnen om te vergeten wat nog niet vergeten was. 

    Schrijven dat de zon de luchten breekt, het rimpelend water, Rimbaud gelezen. 

    Nog is er de glinstering, nog is er het verblinden, nog is er van de wind het gezang, de golf te pletter op de rotsen van de wereld, en wij schrijvend op wat oud papier. 

    De tijd is lijk de golf, is lijk de aarde, hij stopt hier nooit: moeder, vader, broer, 

    De tijd, hij stopt hier nooit. 

    IX 

    Heel wat hier begrepen. 

    Heel wat hier begrepen maar geen kennis opgedaan, geen wetenschap, geen cijfers, geen mijlpalen verplaatst of opgeheven, geen alternatieven voor bestaande regels of symbolen. 

    Wat we wel vermelden kunnen is dat de dagen hier lijk bloesems, uit de hemel rijzen op onze grijze haren uitgestrooid en dat we meer en meer gaan denken aan ons aller vriend die naderkomt met reuzenschreden. 

    En, niet te stoppen is, niet te vermurwen met wat woorden. 

    We ademen al de tijdloosheid van het andere leven dat ons wenkt een symfonie van licht, over het water uitgebazuind: de booglijn van de einder. 

    De booglijn van de einder heeft ons eens te meer verward gelaten omdat we staren bleven naar niets dat kwam of iets dat er verdween, een meeuw misschien, 

    wij, de effenheid van water. 

    Zo hebben we de zee gevonden, maar niet haar diepste gronden en wat was, vóór de zee er was, bleef onbegrepen, onontsluierd en toch erin verankerd, ingemetseld, ingebakken de lijn waarlangs ons wegen gaan. 

    Zelfs, al weten we het niet, zelfs al willen we het niet, zelfs al hopen we het niet, de weg is er, in microtekens uitgeschreven komt hij op ons af, maar niet meer voor zo lang. 

    De andere booglijn, onzichtbaar achter ons getekend en wij gesloten middenin, in wat de geest insluit: het kosmische Ego dat het Al bewegen doet. 

    Dante noemde het l’Amor. 

    We droomden deze morgen dat we vanuit dit punt het Woord nu raken konden met de vingertoppen. En zo was het ook,

    al was het slechts een fractie van een ogenblik.

     

    28-08-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    27-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Proloog

     

    Deze bundel gedichten, I tot XII, een herbewerking van een bundel in een zeer beperkte oplage van 2001, verdient een proloog. Ik had deze vooraan mijn blog van 25 augustus 2017 moeten plaatsen, maar heb er pas vanmorgen aan gedacht. 

    Proloog 

    De zee bij Cabo de las Huertas (de Kaap der Tuinen) is voor mij meer zee dan elders: omdat we er waren bij dageraad en bij schemering, omdat we er waren als Sirius en het sterrenbeeld van Orion, als Aldebaran en de vele andere sterren onze hemel was, onze oneindigheid. 

    De zee klotst er tegen de rotsen aan, onstuimig soms, wild en ongenaakbaar en dan, op dagen van rust, een blad licht gemengd met water (Rimbaud). We zitten er roerloos omdat we niet weten wat er te begrijpen is van Kosmos en van Eeuwigheid en van Hem die God wordt genoemd - niet deze van de hemelse legerscharen – maar Hij die onnoembaar is omdat het allemaal zo vol is, zo alles opslorpend, alles overrompelend. 

    Omdat we bewust ervan zijn dat de zee en de ruimte erover, omdat het licht en de sterren erover, deel zijn van dit Onnoembare en wij deel van het geheel; omdat we geloven dat het in deze ruimte is dat we worden opgenomen als onze tijd gekomen is. 

    Cabo de las Huertas is een strook zee gelegen tussen San Juan en Alicante: wat rotsen door regen en wind getekend, een variëteit van planten en bloemen die we nergens anders gevonden hebben. 

    Het is de plaats waar je Lorca leest, Borges of Neruda, El País bijwijlen. Het is vooral de plaats waar je wacht op het mirakel van het woord dat een gedicht kan worden.

     

    27-08-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zee waar we waren - IV, V, VI -

     

    IV

    Door Dante geïnspireerd. 

    Waar de lucht de zeeën raakt, de strakke einder van verlatenheid, het witte zeil gezien dat Dantes droom kon wezen: Ulysses boot, vergeten hier, voorbijgeschoven, na zovele eeuwen, alsof de tijd, 

    Alsof de tijd niet méér zou zijn geweest, dan een schakeling van ogenblik in ogenblik: het nu van het herboren in Dantes woorden, tot het nu van deze lijnen, 

    Alsof er tussenin maar niets gebeurde dat betekenis had. 

    Alsof van alle zeeën die we zagen, enkel wat verbeelding eromheen geweven heeft, ons nog beroeren kon. 

    En tussen beide bakens, door Hercules neergezet, wij, met Ulysse meegevaren de eeuwigheid tegemoet, welke we nog niet weten. 

    Op de einder van verlatenheid wij gevaren, alchemie van licht en lucht en water en het vuur van late avondzon en op het beeld, de geest geënt van eind en ver tot ons gekomen. 

    Dit alles onvervaard in woorden omgezet, zoals Icaros’ val geschilderd werd in rijke kleurkoralen als van Johan Sebastian Bach. 

    Waar we waren. 

    Waar we waren dag aan dag, de branding van de zee gevoeld, de zoutsmaak op de lippen en hoop op leven nog, 

    zo lang, zo ingetogen, hoog van golf te zijn met witte randen van begeestering. 

    Hoe minimaal het allemaal was: kleine vogels tussen witte rotsen in bloemenstruiken, hoe dankbaar ook en dartel in ons handen, de wind, zo vers alsof hij springlevend was. 

    Hoe minimaal het was, het heeft ons toch bewogen, telkens weer ons ‘pais en vree’ gebracht: begenadiging. 

    Zo de ruimte opgenomen, in de echo van de luchten wat inspiratie opgedaan, tot tekens op het blad gegoten. 

    Wat spreken we dat we ook zeggen wilden: nog enkele dagen, of mogen het ook nog maanden zijn, of mogen het nog jaren zijn. 

    En dus nog niet de witte vlag gehesen nu we al zo dicht genaderd zijn.

    VI 

    Zo ver al afgedwaald. 

    Zo ver al afgedwaald tot waar de wieren smeulen, tot waar de begane grond is weggezakt, onherkenbaar onze wegen die we gingen om te zeggen wat we zeggen wilden, 

    om te lezen wat we lezen konden, amper toereikend, om niet te sterven van onwetendheid. 

    De dag een snoer van wolken en van luchten, onverrichter zake doorgekomen, en toch nog blijvend hopen op een gelukzaligheid die ons zou beschoren zijn.

     Zo kenden we de avonden, kenden we de morgens, maar kenden nooit vanwaar gekomen en nimmer ook waar heen gegaan, maar dit in woorden. 

    Al geloofden we, al leefden we nog vele jaren. Al lazen we in de Ecclesiasticus - wat we wel weten konden - dat alles veel te ingewikkeld is opdat we begrijpen zouden. 

    Later dan misschien.

     

    27-08-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    26-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Zee waar we waren: I, II, III

     

    Ever learning and never able to come to the knowledge of truth (2 Timothy 3,7: King James' Bible)

    I

    'We waren niet oud, 

    We waren niet oud, al waren we van jaren.

    De zee zij was van eeuwigheid, onaangeroerd, almachtig, en wij,  bijwijlen erin opgenomen, meegesleurd in overmoed om jong te zijn en intenser te gaan leven. 

    We waren niet oud, maar ondefinieerbaar waren we, zoals van de golf het bewegen is. 

    We waren in die dagen, van einder tot einder zo ruim, zo onvergankelijk, zo licht om op te stijgen en al te weten wat er geweten moet om niet te vergaan van onbenulligheid. 

    Hoe goed het is er neer te zitten, te lezen en te schrijven, van morgenlicht tot avondrood, welke woorden ook, of ze gelezen of ze niet gelezen, ze staan er gebrand, alsof van alle zaken het woorden zullen zijn die blijven. 

    We waren niet oud, al waren we van jaren. 

    II             

    De dag is niet veel. 

    De dag is niet veel, als je niets te schrijven hebt, niets te verhalen over wat het uur je bracht, zelfs al was er niets. 

    Als je niet bent opgestegen, al was het maar een korte tijd, tot in de hoogste luchten.

    Als je niet, zoals Pessoa, wat woorden nagelaten hebt op wat blaadjes en opgeborgen in een plaats waar niemand komen kan, toch niet de eerste jaren. 

    Omdat de zee je adem is, doorstroomd, dooraderd met het licht van zon en maan, de zee je antwoord is. 

    Omdat de zee verschillend van de aarde is, zich wijzigend steeds en altijd identiek, gekoesterd en bezeten en toch ongetemd gebleven. 

    Omdat, als er één plaats je inspiratie is het wel de zee zal wezen. Zo is de dag niet veel als de Muze je niet bezoeken komt om dingen te verkondigen die zee en luchten waardig zijn. 

    Als je, je steeds maar weer herhalend, niet bereiken kunt dat vleugje poëzie dat je verheffen zou. 

    Want de dag is niet veel als je niets te schrijven weet. 

    III

    Veel tijd zullen we niet meer kennen.                                                                                          

    Veel tijd zullen we niet meer kennen om te herlezen wat we eens geschreven hebben. Omdat het veel is dat we schreven en te kort de tijd die ons nog rest. 

    Alsof we, om te kennen wie we zijn nog weten wilden wat werd opgetekend. Teruggaan wilden naar de plaatsen waar we waren om te weten hoe we hebben liefgehad. 

    Alsof er lijn noch pijn zou zijn in wat we schreven jarenlang, en blad na blad ons niet gewijzigd had, gevormd wellicht tot waar we aangekomen zijn. 

    Zo : ‘Dimmi maestro, dimmi signore’,Zeg me, Dante, wat je heden ons van God vertellen zou, want deze vraag kunnen we niet laten, waarom we weten het niet, het zit geankerd. 

    Al komen we er niet verder mee, al trachten we zijn naam te lezen in al wat er te lezen staat, zijn stem te horen in al wat Hij verborgen houdt. 

    Alom is stilte en laat het zo, we komen.

     

    26-08-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    25-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wie ben je Dante

     

    Wie ben je Dante, hoeveel uren heb ik me niet gewenteld, gedraaid en gekeerd in je toch wel moeilijk te lezen verzen, om uiteindelijk binnen te komen en te begrijpen wat je ons vertellen wou?

    Wie ben je, schrijvend, begin eeuw de veertiende, eens, zoals je zegde, teruggekomen van je tocht naar Hel en Vagevuur en Paradijs?

    De vele vragen die ik je stellen wou maar die je niet beantwoorden zult. Hoe leefde je en hoe je schreef, opdat we vandaag, zeven eeuwen verder, je nog lezen zouden; opdat ik je nog vermelden zou in mijn geschriften, zoals ik het gisteren heb gedaan en eergisteren; alsof je pas onder ons was opgestaan en ons zo begeesterd hebt dat we niet zwijgen kunnen over wat je ons achterliet?

    En jij, uitgewezen uit je Firenze – de brandstapel wachtte indien je er keren zou - dolend in vreemde straten, verblijvend in vreemde huizen, in vreemde tuinen, in vreemde landschappen. Hoeveel inspanning kostte het om telkens weer te herbeginnen en vol te houden, tien jaren om te schrijven wat je schreef en in de vorm waarin je je gedachten bouwde?

    Gebeurde het ook, zoals ik vandaag, op een windenloze zomerdag, gezeten in de schaduw van de hoge bomen, in het gegons van bijen en de vlucht van vlinders, met dicht bij jou het stille van het spiegelwater en de luchten groot open over de golvende aarde, het licht, tintelend als van een God, erover?

    Gebeurde het op slapeloze nachten, bij kaarslicht, in vreemde kamers, aan een wankele tafel waarin de houtworm aan het graven was? Denkend, metend, rekenend, aftastend de juiste klank, het precieze woord, de meest passende metafoor die je ineens te binnen schoot of helemaal niet, helemaal niet. Een volgende dag misschien?

    Schrijven dag aan dag of ook, met lange tussenpozen omdat het niet paste, omdat je niet wist hoe het verder moest; niet wist wat of wie te bedenken. Stelde je ook vast hoe enorm bewoond onze geest, wel is. Dat je die openen en sluiten kunt en dat hij, gesloten, verder zoekt en hij verder schrijft in je onderbewustzijn.

    Herinneringen die je los kunt laten, anders inkleuren, anders bevolken, een enorme vrijheid die je bezit te goochelen met woorden en gedachten. Te schrijven en te herschrijven, te overschrijven. Keer na keer te herlezen wat je gisteren schreef en te herdenken in functie van wat je in de morgen meende te moeten schrijven. Niet aflatend.

    De holte van het nog niet geschrevene binnen. Tot het ogenblik komt dat je beslist om wat er staat te verzegelen. Omdat je moe gedacht en geschreven bent en ook, omdat je meent te weten dat wat geschreven en verzegeld werd, goed geschreven staat en bepaalde passages je bij momenten gelukkig hebben gemaakt omdat het niet beter kon.

    En ik, die je bewonder van je eerste aanzet, van je eerste canto af. Jij me niet meer verliet.

    En nu, de verzegelde woorden, als een geboetseerde kruik die beschilderd in de oven gaat, de woorden door te sturen, aan je beschermheer, die wist wie hij beschermde.

    Alles samen zal je lang, heel lang, tot aan je sterven, geleefd hebben in een wereld van het creatief-zijn. Zal je creativiteit deze van allen, die getracht hebben je hierin te volgen, honderdvoudig overtreffen. Altijd en altijd zoekende naar, en verwervend het precieze woord in het meest perfecte vers gegoten, om aan te komen. Eindelijk, in verrukking, het Licht te aanschouwen en je laatste regel dan geschreven: l’Amor che move il sole e l’altre stelle’.:

     

    25-08-2017, 06:33 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    24-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Locus amoenus

     

    Wat ik doe is crazy. Het is elke dag een schilderij maken met woorden, een laag naar buiten, zichtbaar, en een laag er onder, onzichtbaar. It kills me slowly, al wil ik het niet bekennen, maar het ritme ervan is, noch min noch meer, adembenemend. Ik zeg het maar zoals ik het voel deze morgen.

    Vroeger, zegge, nu bijna ver in de tijd, ging ik elke zondagmorgen met vrienden joggen. Het was een verpozing, het ritme van de dagen werd er door gebroken, des temeer omdat we na het lopen samen zaten, een hele tijd, in een Arcadische sfeer, hetzij buiten in de zon, in een gewild verwilderde tuin, hetzij binnen in een grote ruimte met doeken van Brusselmans, van Gust De Smet, van Rik Slabbinck, van Jan Burssens, een  vleugelpiano en een open haard; met cd’s, stapels boeken en tijdschriften, en dit bij een thee of een glas wijn. Grote momenten waren het, opgenomen als we waren in een cirkel van gemoedelijkheid, van kameraadschap. Echter wat ik nu doe is zeven dagen op zeven, een marathon lopen.

    Ik mis die momenten. Ik mis dit Arcadische. Ik mis het zo dat ik bijna zou gaan verlangen naar, waar ik gisteren mijn blog met afsloot, in dat ‘locus amoenus’[1], een oord dat Hertmans vergeleek met het beeld van ‘il Limbo de Alighieri Dante’: in alle rust, tijdloos te kouten, vertellen, woorden zaaien, luisteren naar de vrienden; er simpelweg zijn en niet meer dan dat. Maar, niet het optekenen van gedachten, niet dat voortdurend gesprek met jezelf of met die dubbelganger in jou, en dit neer te schrijven voor wat je denkt van je eeuwigheid te zullen zijn.

    Hoewel je geen Ovidius bent, je denkt er aan, je hoopt dat er nog iets van resteren zal als je vergaan zult zijn tot as en uitgestrooid, je hoopt dat je geest blijven zal, versplinterd in vierhonderd soorten Feynmans deeltjes, maar samen een schim vormend, zoals Dante dat oord zag als hij er wandelde met Vergilius, als hij de stroom er omheen, op het water lopend, overstak om er zijn geliefde schrijvers te ontmoeten.

    Een heerlijk man, die Dante, een uitgestotene uit zijn stad Firenze, reizend en schrijvend in de vele plaatsen waar hij kwam. Iemand, Frans Van Dooren[2], zocht al die plaatsen op en schreef er een boek over waarmede hij – weet hij het nu hij overleden is? - een onsterfelijkheid verwierf voor de vele Dante-liefhebbers hier. Hij vertaalde ook de Divina Commedia, hij maakte er een soort roman van. Hij verliet de versvorm en hij schreef het werk uit, in lange vloeiende volzinnen, zonder al te veel - heel weinig zelfs - af te wijken van het Italiaans van Dante. Maar dit is een ander verhaal, ik kom hiermede terecht op een terrein waar ik, toen ik begonnen ben deze morgen, niet dacht aan te komen.

    Zo is deze blog elke dag een ceremonieel gebeuren, een neerzitten en een schrijven, los uit de hand, los uit de geest, lijk het stromen van een lijntje water uit een bron, zoals ik er een weet in la plaine de la Lé in Zinal, niet overweldigend maar niet te stelpen, dagen na elkaar, nacht en morgen, water gefilterd door rots en aarde, door de tijdloosheid van de tijd.

    Gestadig, stil vloeiend, zoals soms mijn woorden. 



    [1] Google weet er alles over.

    [2] Frans Van Dooren: ‘De goddelijke Commedie’, Ambo Amsterdam, elfde druk 2006, en ‘Met Dante door Italië, reizend in het voetspoor van de dichter’, Ambo, tweede druk 2005.

     

    24-08-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (1)

    23-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Limbus, het Arcadia van Dante

     

    Een van de vele prachtige passages in ‘De Hel’, het ‘Inferno’ van Dante is ‘il Limbo’, het Voorgeborchte van de Hel; de plaats van de ongedoopten; sinds kort door Rome gezien als niet bestaande, alsof iemand het ter plaatse zou vastgesteld hebben. Als Dante  met Vergilius aankomt in de Limbus, ziet hij er vier schimmen naar zich ziet toe komen, het zijn Homerus, Horatius, Ovidius en Lucanus. En, zegt Dante: ‘ ze lieten mij toe in hun gezelschap, zodat ik de zesde was midden al die wijsheid.

    Hierop volgt dan die schitterende Dante-zin: ‘En zo wandelden we verder tot aan het licht, terwijl we onderweg spraken over dingen waar van het goed is dat ik er hier over zwijg zoals het goed was dat we er daar over spraken[1]. Een van de mooie passages waarmee Dante zeggen wou dat ze ginds (in de Limbus) over de poëzie spraken terwijl er hier (op aarde) over spreken uit de toon zou vallen.

    Het Voorgeborchte van de Hel bij Dante is een plaats van klaarte en grote rust. Er staat een kasteel dat door zeven muren omringd is en op zijn beurt omgeven is door een lieftallige rivier die hij met Vergilius kon doorwaden alsof het vaste grond was en aan de overkant kwamen ze, door zeven poorten aan op een frisgroene weide. Er bevonden zich daar mensen die rustig spraken met weinig woorden en met zachte stem. De personen die hij daar zag maakten hem gelukkig, en hij noemt ze allen van Electra tot Hector en Aeneas en ook Socrates en Plato, Diogenes, Euclides en Ptolemaeus, Avicenna en Averroës. Maar zegt Dante alle namen kan ik hier niet vermelden omdat ik te zeer word opgejaagd om verder te werken aan mijn gedicht. .[2] 

    Het Voorgeborchte is een soort Arcadia, een plaats waar het goed is te zijn. Stefan Hertmans heeft zijn bundel essays van 2011[3] gewijd aan het Arcadië, hij noemt het een ‘Locus amoenus, een mooi maar bedreigd plekje’ en hij weet er alles over, vertrekkende van de Utopia van Thomas Moore. Het is in elk geval een plaats waar het goed is te vertoeven. Ik ken heel wat dergelijke plaatsen, dichtbij en ver af. Eigenlijk volstaat het op een plaats samen te zijn met vrienden onder elkaar en er rustig en gemoedelijk te kunnen spreken over kunst en literatuur, over het creatief zijn en over het genieten van het mooie; een plaats waar er over grote dingen van het leven gekout wordt en waar je je met de mensen om je heen goed en gelukkig voelt.

    Het is de plaats, na deze hier, waar ik op de frisgroene weide, in de schaduw van het kasteel, alle vrienden wil ontmoeten die ik het geluk had te kennen. Zij die er al zijn en zij die er na mij, nog moeten komen, om er samen, kalm, tijdloos en in alle peis te vertellen over, zoals Dante het zegt, waar je op de plaatsen hier beter zwijgt.

      


    [1] Cosi andammo infino alla lumera, / parlando cose che il tacero è bello, / e com’era il parlar colà dov’era. Canto IV, 103-105.

    [2] Dante wou weten of er ooit iemand is geweest die deze plaats verlaten had om daarna een gelukzalige te worden, waarop Vergilius hem antwoordt dat, ‘toen hij hier nog maar pas was aangekomen, hij hier een machtig iemand heeft zien binnenkomen, (Christus) gekroond en met het teken van de overwinning”. Die dan met zich heeft meegenomen en hij somt ze op: de schaduw van de eerste vader, van zijn zoon Abel, en deze van Noah, van Mozes, van Abraham, van koning David, van Israël met zijn vader en zijn kinderen en van Rachel voor wie hij zo lang dienen moest. En vele anderen en allen maakte hij gelukzalig. Maar ik wil dat je weet dat er vóór hen geen menselijke zielen ooit vertrokken zijn.

    André Pézard in zijn ‘Dante, Oeuvres complètes’, voegt er aan toe : que sur une des fresques de Giotto à l’Arena de Padoue on voit le Christ aux Limbes, accompagné de Marie-Madeleine, tenir une bannière écartelée d’une croix et portant l’inscription ‘victor mortis’. Wat is het dat Dan Brown vertelde over over Maria Magdalena en wie zat er naast Christus op Da Vinci’s Laatste Avondmaal? 

    [3] Stefan Hertmans: ‘De Mobilisatie van Arcadia’, De Bezige Bij, 2011. Pag 114

     

    23-08-2017, 07:21 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    22-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gedicht als testament

     

    Zo zul je nimmer vooraf weten wat je hand zal schrijven als je zitten gaat en de galm er van een oude Bijbel op de tafel is, ook van de stenen die je raapte in de bergen, door weer en wind gehouwen, door de tijd, na Leibnitz gelezen. 

    En zo vlug de morgen weggeschoven, de deemstering, de nacht gekomen en in Jobs vergeelde woorden er vernomen dat de adem van d’Almachtige ons het leven gaf. 

    Al zegt ons niets of niemand met enige zekerheid wie die Almachtige is, een immanentie toch, een bron van spetterend licht, waar we wonen, zelfs al zien we het niet: 

    Een oorsprong die bestemming is, maar zo geweten dat ons de eeuwigheid is toegemeten.

    Als dit zo is, en zo zijn zal het zeker: kap dan, zoals je netels kapt, het stupide vers: ‘je bent uit stof en tot stof keer je terug’, uit Genesis weg,

    Want dit hoefde niet, voldoende is geweten dat dit lichaam van atomen is, van quarks, en ook dat er gelezen moet, zo leerden Fabre en Nothomb en dit geloven we: 

    ‘Je bent uit geest en tot geest keer je terug’. 

    De ene zin die zinnig is. 

    Verantwoording: 

    Al wat ik schreef en nog schrijven zal is hier van doordrongen, het is mijn geloof in de geest die van het Universum is. Leibnitz wist dit maar al te goed en in dit verband citeer ik Eugene Ionesco[1], die in zijn ‘Fragments of a Journal’ volgende tekst tussen haakjes plaatste, ergens in of omheen zijn toneelstuk ‘Le Roi se meurt’:

    (Is there a universal consciousness? Is consciousness all pervading? Is there a dormant consciousness in stone, as I believe Leibnitz thought? Neither Planck, nor Heisenberg, nor Einstein, nor de Broglie wholly rejects the idea of a universal, cosmic consciousness. There may be some plan, some intention. If there is an intention, there is consciousness. These thinkers do not exclude the idea of a God who would be that consciousness)’.

    Een ‘kosmisch bewustzijn’ aanwezig in de steen van Leibnitz, zoals dit aanwezig moet zijn in de vierhonderd mini-minimale deeltjes van Feynman (blog van 21 aug.), misschien zelfs, zijn deze deeltjes geest en zijn wij méér geest dan materie. Of, als er een bewustzijn aanwezig is in het Universum, dan is een deeltje van dat bewustzijn ook aanwezig in de mens. Misschien is dit Bewustzijn het Universum zelf?

    En dan, wat ik hoger zegde, luister ik naar de vertaling van Paul Nothomb in zijn ‘L'Homme immortel’ van 1984, en ver voor hem, deze van Fabre d'Olivet in zijn ‘La Langue hébraïque restituée’ van 1824, die een totaal andere gedachte vooruit schuiven. Beide schrijvers zijn van oordeel dat onze oorsprong geest is en niet stof en dat we keren zullen naar die geest: 

    Dat ik enkel en alleen van stof zou zijn, geloof ik niet. Ik zal blijven geloven dat ik van geest ben. Het zal in dit geloof zijn dat ik dit oord verlaten zal. 



    [1] Eugene Ionesco: ‘Fragments of a Journal’, translated from the French by Jean Stewart, Ed. Paragon House, New York, 1990.

     

    22-08-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (1)

    21-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mijn einde zijnde

     

    Ik had het onlangs over ‘Bereshit bara elohim’, de drie eerste woorden van de Bijbel, waaruit wat het westen betreft, alles is ontstaan; ik had het over de Elohim die hemel en aarde geschapen had, dus ook en dan zeker, de kern van het atoom, waar Richard P. Feynman over uitweidt in zijn boek over QED[1]

    To find out more about what holds the nuclei together, many experiments were made in which protons with higher and higher energies were smashed into nuclei. It was expected that only protons and neutrons would come out. But when the energies were sufficiently large, new particles came out… It soon became clear that the number of particles in the world was open-ended, and depended on the amount of energy to break apart the nucleus. There are over four hundred such particles at present. We can’t accept four hundred particles; that’s too complicated!

    Feynman, in de eerste plaats, was begaan met wat er is van het wezenlijke: zijnde atomen en subatomaire deeltjes, zijnde het materiële aspect ervan,  maar wat belangrijker is, dan toch voor mij,  is te weten wat er aanwezig is aan ‘kennis’ binnenin elk van die vier honderd verschillende soorten deeltjes – en er zijn er misschien meer - om te zijn en te doen wat moet gedaan. Pas daar begint mijn probleem.

    Aldus, als ik hierover schrijf, en Feynman was vandaag mijn aanleiding, dan is het over wat er binnenin het atoom, binnenin de quark, binnenin het minimaalste deeltje, gaande is. En, nimmer heb ik ontkend dat het leven erin, de energie erin, de kennis erin, dat het dit is dat me bezig houdt, het element of de factor die ik God zou kunnen noemen, maar dan een God die geen nood heeft aan enige ceremonie of gebed. Hij Is wat is, Hij is het Zijnde!

    Eigenlijk zou ik wijzer moeten zijn. Eigenlijk zou het voldoende moeten zijn - zoals dit voor velen het geval is - te zeggen dat er iets is binnenin het atoom, en aldus die God, die voor velen dood is, uit de weg te gaan, atheïst te zijn en het te houden bij ‘iets-dat- onzichtbaar-is’. Echter, en dat zeg ik tot allen die zich atheïst noemen of zich voordoen als dusdanig, als het Onzichtbare er IS, dan is het er, en dan wil ik een poging doen het te benaderen al was het maar door het te noemen. Zo, ik blijf me situeren dag in dag uit, in het domein van het Onzichtbare, het domein van ‘le dedans des choses’ waaruit alles is ontstaan en alles blijft ontstaan. Door dringen tot wat onzichtbaar is, is een blijvende noodzaak voor mij omdat het, het begin van alles is, omdat het mijn begin is en vooral, omdat het ook mijn einde zal zijn. Ik kan me in geen betere handen bevinden.

    Ik zeg je nog, dat ik gelukkig ben dit geschreven te hebben, zelfs al is het een herhaling in andere woorden, van wat ik reeds ettelijke malen geschreven heb.


    [1] Richard P. Feynman: ‘QED The strange theory of Light and Matter’, Penguin, 1985. Pag.132.

     

    21-08-2017, 07:12 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    20-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over wat is en wat was.

     

    Het valt me op dat er lezers zijn die hun dag schijnbaar beginnen met me te lezen. Ze lezen me en dit op het ogenblik dat ik aan de tekst aan het werken ben die ze de dag erna zullen lezen. Er is dus tussen hen die er zo vroeg zijn en mezelf, een band die dieper gaat, alsof ik via hen mijn inspiratie opdoe; alsof ik inga op en gebruik maak van de reactie die mijn blog bij hen heeft opgewekt. Het geeft me bijna een zekerheid dat ik, zo lang ik gelezen word, niet zal stil vallen. Het is dus na al die jaren zo ver gekomen, dat ik je, als lezer, als vriend meer en meer nodig heb want jullie zijn het die me wakker houden, tot laat in de nacht, en me wekken, vroeg in de morgen, meestal voor het licht opkomt.

    Ik schrijf dan terwijl stilaan de dag zich opent, de planten kleur en leven krijgen, de geluiden van de straat duidelijker worden en al wat ik zie of hoor woorden zijn die ik maar te nemen heb; woorden die lijk bladeren zijn, die vóór de herfst – hij is er vroeg dit jaar - naar beneden dwarrelen een zerpe geur aan losgekomen sappen die ons niet meer verrast, zoals van mijn woorden.

    Aldus wordt elke dag begonnen en ingekleurd met jullie allen als bron; is het zo ver gekomen dat ik niet meer schrijf om te schrijven, maar in een zekere mate om me een te voelen met elk van jullie afzonderlijk; om er te zijn als het centrum van jullie allen die me omringen met hun belangstelling, en ik er, wat ik hoop, sta als een verre vriend, een warmte, als iets dat een bijzondere inhoud geeft aan je dag. Dit is het gevoel dat ik ken en meedraag mijn dagen in. Ik stel me dikwijls de vraag hoe grote schrijvers zich voelen als ze aan het werk zijn, of ze, naast aan wat ze schrijven ook denken aan hun lezers, hoe deze hen lezen zullen. Ik zelf denk er voortdurend aan, ik heb langzaamaan een beeld van velen onder jullie. Ik schrijf met dit beeld in mij en voor mij. Ik zie je bezig als je me opzoekt, als je me leest en weet dat ik jullie zeker niet ontgoochelen mag, dat ik jullie verbazen moet, al was het maar door mijn standvastigheid er elke dag te zijn voor jullie.

    Er naast, of er boven op, zijn er de mails die ik ontvang nu en dan,  zijn er ook hun blogs; ben ik verbaasd, dan toch van een onder jullie, over de lengte ervan, over de jarenlange studie die het gevergd moet hebben, handelend over een onderwerp dat me aan het hart gelegen heeft en nog ligt: de band Akhnaton - Oedipus, die ik ook ooit al in het breed behandeld heb, hoewel ik niet wist/weet of hiervoor de dag van vandaag nog enige interesse bestaat.

    Anderzijds maak ik geen opmerkingen aan een vriend die me schrijft dat hij op een namiddag twee emmers weidepaddenstoelen geplukt heeft, wat eigenlijk vreemd overkomt want het is niet in de namiddag dat je op zoek moet naar paddenstoelen, maar vroeg in de morgen, het liefst heel vroeg als ze zich nog niet geopend hebben en ze aldus hun wilde parfum nog voluit bezitten. Hij doet er eigenlijk goed aan dit onderwerp gedekt te houden voor mij, er zijn morgens genoeg geweest dat ik, als knaap, met vader, de weiden afliep, een spoor achterlatend in het bedauwde gras om dan plots de zon te zien opkomen boven de horizon, een brede band licht, het gras besprenkeld met kleine diamanten.

    Beter dus, gezien mijn vele jaren, niets meer te vertellen over het aflopen van de weiden op zoek naar paddenstoelen. Het voorbije weegt al zwaar genoeg. 

     

    20-08-2017, 07:17 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    19-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De dag van 19 augustus.

     

    Het is vandaag de dag dat 81 jaar geleden mijn broer Georges geboren werd, zoals ik, in een klein dorpje in Oost-Vlaanderen. Welke herinnering – ik was toen negen – houd ik er aan over? Geen denk ik, hoe vreemd het ook moge blijken. Het is, hoe ik ook zoek in mijn herinneren, onopgemerkt aan mij voorbij gegaan, schijnbaar een gewoon gebeuren zoals er zovele zijn in een leven. Nochtans is het een geboorte, is het een binnenkomen in de wereld, een opgenomen worden in een maatschappij en er te zijn als mens met een opdracht, welke die ook moge zijn, er een rol te vervullen, te huwen en kinderen te verwekken die op hun beurt kinderen zullen verwekken en dit tot in het oneindige. Een geboorte om stamvader te worden, te zijn.

    Ik ben er niet fier op me niets meer te herinneren hoe hij er op een morgen in volle zomer gekomen is, of ik me gebogen heb over zijn wieg, of ik hem verwelkomd heb, gezegd heb, broer het is goed dat je er bent; hem op mijn schoot genomen heb om hem de fles te geven. Niets weet ik er nog van, beschamend, tweemaal beschamend.

    Ik schrijf hem dit deze morgen, ik ben hem dit verschuldigd op deze dag die niet is zoals de andere dagen. Hoewel niet gebrandmerkt, is het een dag van bezinning, van terugblik tot diep in de tijd. Ook voor mij, om me nte herinneren hoe onze levens verlopen zijn, samen met die andere broer die ons ontglipte in het begin van de eeuwwisseling, na een slepende ziekte.

    Ik heb te vroeg, veel te vroeg het ouderlijk huis verlaten. Ik had over hem moeten waken, negen jaar ouder zijnde, en heb het niet gedaan. Ik loop rond – heb het hem nooit gezegd – met een soort schuldgevoel dat stijgt met de jaren, ook omdat, wat het ook was, ik er schuld aan heb als de dingen niet verlopen zijn zoals ze hoorden te verlopen. Ik ben dus een man die hier rondloopt met een gevoel, nu al te vele jaren, die pas nu, als het te laat is, weet hoe hij in zijn jonge jaren had moeten handelen. Het is niet de tijd die raad brengt, het is de tijd die een pijn is, pijn die gedragen wordt: een donkere vlek, een schaduw en een holte die ik meedraag en vandaag opgetekend wordt, een openlijke bekentenis van iets dat normaal gezien, anders had moeten verlopen  had ik er anders geweest.

    Zo zijn de dagen voorbij gegaan, zo zal blijven wat ooit was, ben ik te vroeg begonnen ‘mijn’ leven te leven en te weinig, het leven van mijn beide broers op het ogenblik dat ze me het meest nodig hadden, dan toch de jongste die vandaag verjaart.

    Ik kan vandaag niet anders dan te denken aan hem, dan hem te zeggen hoe mijn gevoelens zijn, feitelijk en ruw gezegd, hoe ik me schaam, uitsluitend aan mezelf te hebben gedacht en we, als gevolg van de negen jaren die tussen ons lagen, een bijna totaal verschillende jeugd hebben gekend. Ik weinig af weet van de jeugd die hij heeft gekend en we feitelijk – dit is de indruk die ik heb - nooit samen zijn opgegroeid. Wat echter niet belet dat hij mijn broer is en mijn broer zal blijven, dat hij een grote plaats in neemt in mijn hart, in mijn gevoelens, vandaag, 19 augustus, duidelijk meer dan op andere dagen.

    Het ga je op deze dag en op de dagen die nog komen, heel goed, broer.

     

    19-08-2017, 07:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    18-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Considerate la vostra semenza

     

    Considerate la vostra semenza: /  fatti non foste a viver come bruti, /  ma per seguir virtute e conoscenza[1]. 

    Dante Alighieri, in zijn Inferno. Dante die in de Hel Ulysses – een vlammetje - ontmoet. Ulysses die vrouw en zoon en vader verlaat om terug de zeilen te hijsen en zijn gezellen oppept met de woorden:

    Denk aan je herkomst. Je bent niet gemaakt om als bruten te leven maar om deugd en kennis op te doen.

    De prachtige Dante die ons aanraadt een eerlijk persoon te zijn, de tijd te gebruiken om grote dingen te doen. Dante die weet hoe de mens zich gedragen moet, het hoofd gericht naar de sterren, naar wat de sterren ons verbergen, om de oneindigheid af te tasten en te blijven aftasten met de voelhorens van de geest. Om te trachten een antwoord te vinden op ‘les grandes questions’ van Jean Biès, het enige wat van belang is te weten voor de mens die we (nog maar) zijn.

    En ik stel me de vraag hoeveel er zijn die hompen brood en tassen rijst in overvloed hebben en zwemkommen vol water, hoeveel er zijn die inzicht willen hebben in de geheimenis der dingen; hoeveel er zijn die, zoals Dante-Ulysses, zoekend willen zijn, om een beeld te krijgen van Wie of Wat het is, die zon en sterren bewegen doet?

    De wereld is wat hij is, maar in de armoede levend, met een lege maag is het moeilijk om een Ulysses te zijn en niet geconfronteerd te zijn met een grote leegte in het hoofd. We leven nu eenmaal in een wereld van ongelijkheden als ik de beelden zie op televisie van de favello’s of van de vele vluchtelingen-kampen op de wereld, en de mens die er moet in leven, dag na dag, van morgen tot avond, tot nacht, en, zonder enige verbetering in het vooruitzicht.

    Ik zou dus, om te beginnen, me moeten, voelen als een bevoorrechte die de grote luxe kent te kunnen leven naar de geest in hem en elke morgen te vertrekken van uit het landschap van die geest om mijn dag door te brengen; gelukkig zijn de kans te hebben gekregen creatief te zijn, in welke mate dan ook, maar te kunnen leven als een homo sapiens, als mens die denkt op weg te zijn  naar de homo sapiens-sapiens, en te œuvreren in die richting, bewust van het feit dat het de enige weg is die hij te bewandelen heeft.

    Dante wist dit maar al te goed: ‘considerate la vostra semenza’, kijk naar wie je bent om te worden wat je zijn moet. Ik wil hier niet gaan moraliseren. Wat ik schrijf is wat ik voel en hoe ik ben ingesteld, hoe het leven, de omstandigheden waarin ik ben opgegroeid me gevormd heeft.

    Ik weet dat ik onvoldoende Engels ken om ‘Finnegans Wake’ te lezen en toch houd ik het boek binnen handbereik, toch blader ik er nu en dan eens in, vruchteloos als ik lees:

    ‘But the spoil of hesitants, the spell of hesitnecy. His atake is it ashe, tittery taw tatterytail, hasitense humponadimply, heyheyhey a winceywencky.’

    Om maar niet van de voorgaande en de daarop volgende zinnen te spreken. Geen snars begrijp ik ervan en toch neem ik het boekje[2] nu en dan in de hand en blader ik erin, hopende een passage te ontmoeten die ik wel voluit begrijpen zal, zoals ik regelmatig terug keer naar de belangrijke vragen waar Jean Biès het over heeft, al heb ik er geen duidelijk, geen sluitend antwoord op, ze staan er, ik kan er niet aan voorbij, vandaag niet, morgen evenmin.

    Ik ben die vragen.


    [1] Dante: Inferno, canto XXVI : 118-120

    [2] Het is een boekje, nog geen handpalm groot, met groen couvert en gouden letters. Een van de tien van het verzamelde werk van James Joyce, aangeboden in een groen koffertje dat ik kocht voor een meer dan modeste prijs bij De Slegte.

     

    18-08-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    17-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Genesis

     

    ‘Il conviendra d’expliquer un jour pourquoi nous en sommes arrivés là, au point où aucune des ‘grandes questions’ – la vie, la mort, Dieu, l’homme, l’âme et le monde – ne trouve plus de réponses. Or, ces questions existent, mais elles ont été déformées, perdues de vue, trahies ; et il n’est point de tâche plus grave aujourd’hui que de les retrouver, de les reconstituer par une lecture correcte, virginale, des textes où elles sont enfermées.

    Aldus Jean Biès[1], precies dertig jaar geleden – hij wist ook dat kunst de prefiguratie is van het spiritueel leven - waar ik ook, meer dan dertig jaar geleden over begonnen ben. De reden ook van mijn drie laatste blogs en van heel wat andere die ik geschreven heb in de loop der dagen. Over mijn blog van gisteren kan een gedicht geschreven worden dat echter geen schijn van kans zou krijgen, gedrukt te worden als één van de vijf beste gedichten van het jaar, zoals het hier gebruikelijk is. En, al ligt er nu niemand wakker van over wat er in den beginne was, toch dit:

    In den beginne was het Woord, maar het Woord zelve kende geen begin, het ook geen einde kennen zal.

    In den beginne een substantie was het, een subatomair gewemel, inhoudelijk geladen met een Universum in potentie, voor het Universum was, zoals het zaad de boom al is voor het is boom geworden.                                 

    Wat uit het gewemel dat wist, tot stand gekomen is, niet te tellen is. Maar alles wat ontstond zijn sprankels van het Woord. En alle sprankels, in hun totale totaliteit, zijn dragers van wat is en was en van al wat er nog komen zal.    

    Dit was in den beginne dat begin gebleven is, want niets is af en niets is dat niet bewegend is naar buiten als naar binnen in een mateloze complexiteit die van het Universum is. 

    Zo kreeg het Woord een zichtbare vorm en hield het een vorm die onzichtbaar was, maar niemand was er om te getuigen van wat zichtbaar was, en niemand om te noemen wat onzichtbaar was. 

    Tot de mens gekomen is. 

     

    Schrijf ik een vervolg hierop om ooit uit te komen in een lang Genesis-gedicht of, staat het al ergens opgetekend en moet het maar worden overgenomen en herschikt, zoals elk gedicht een tiental malen wordt geschreven?.

    De tijd, le grand sculpteur de Yourcenar, die weet het al. 



    1] Jean Biès: ‘Art, Gnose et Alchimie, trois sources de régénérescence’, Le Courrier du Livre, 1987
     
     

    17-08-2017, 06:36 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    16-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bereshit bara elohim

     

    Na wat ik de vorige dagen meende te mogen/te moeten schrijven over het Universum, heb ik gedacht aan de Bijbel, aan het boek dat een baken is geweest, en voor velen, ook voor mij, een baken is gebleven en dan vooral op basis van wat, op een bepaalde dag in de tijd, een schrijver-filosoof in onuitwisbare inkt in het Hebreeuws heeft opgetekend: bereshit bara elohim[1].

    Een kapitale hoofdzin die in duizend andere talen werd omgezet en omschreven als: ‘in den beginne schiep God’. Wat God schiep werd het Universum, het zichtbare, Hijzelf echter was en bleef onzichtbaar in het zichtbare.

    Eeuwen later is een andere schrijver-filosoof, een man uit het oosten, opgestaan, en deze gaf aan die eerste zin van de Bijbel een andere draai, hij schreef: ‘in den beginne was het Woord’.

    En de mens, zou de mens niet geweest zijn, ware het niet, dat hij precies weten wou wat er in den beginne was, en dat hij op zoek is gegaan om eeuwen later, tot het besluit te komen, dat het Universum ontstaan is uit de meest minimale subatomaire deeltjes en wat meer is, dat deze deeltjes, hoe klein en onzichtbaar ook, ‘wisten’ wat ze te doen hadden, opdat een Universum zou ontstaan dat na miljarden jaren, de mens zou voortbrengen.

    Uit deze vaststelling doken andere vragen op: die bewuste deeltjes waren die er van in den beginne of waren ze er niet van in den beginne?

    Waren ze er niet, dan kwamen ze, zo maar, met een vingerknip, te voorschijn uit het niets. Waren ze er wel dan waren ze de materiële vorm van Iets Onbepaalds - dat we zonder schroom evengoed het Woord kunnen noemen - en dan, wat ons trouwens als het meest logische toeschijnt, ontstond het Universum, de mens incluis, uit dat Iets Onbepaalds, het Woord.

    Ik weet dat wat ik schrijf voor velen gissingen zijn en gissingen zullen blijven, eigenlijk weinig interessant, want beperkt tot, er was iets of er was niets, punt. Zodat, in het materiële, nochtans verlichte, westen, wat onze schrijver-filosoof uit het oosten heeft neergeschreven op een ogenblik van, hetzij verdwazing, hetzij van helderziendheid, hetzij, en waarom niet, geïnspireerd door Lao Tze en dezes Tao, geen aandacht krijgt omdat er teveel andere aandachtpunten zijn. Het kan ook dat ze zich niet wagen in de wereld van het metafysische. Echter, vroeg of laat, zal het westen zich genoodzaakt voelen er aandacht aan te schenken. Wat mij betreft, heb ik dit, niet vandaag maar vorig jaar al, en vele jaren er voor al verteld, telkens herzien en opnieuw opgediend.

    En ik lees deze morgen : ‘Une révolution scientifique est un mouvement. L’esprit quitte une grande porte de la perception, une fenêtre haute et se tourne vers une autre… c’est précisément ce qui est arrivé lorsque la mécanique céleste a altéré l’esprit au XVIIe siècle’. Aldus George Steiner[2].

    Het is duidelijk dat we nu van het begin van de XXste eeuw af, geconfronteerd worden met een nieuwe ‘révolution scientifque’, die ditmaal, door de komst van de New Physics een zeer diepgaande beweging heeft veroorzaakt. Hoewel zijn gedachtegang heel breed is uitgelegd, heeft Steiner hiervan geen gebruik gemaakt, om te zeggen dat deze revolutie ook haar impact heeft op onze visie over het ontstaan van het Universum. Het is nochtans te verwachten dat met de het ontstaan van de kennis over de minimaalste – Higgsdeeltje - bouwstenen van het Universum, een nieuw fenomeen wordt binnengeleid dat zijn impact heeft op al wat er voorheen werd over verteld.

    Mijn poging gedaan hierboven, gaat in deze richting. En ik denk aan de Spinoza van vandaag. Ik denk dat hij dankbaar gebruik zou gemaakt hebben van de New Physics om wetenschappelijk te bewijzen dat alles één koek is: God en Universum.



     [1] De drie eerste Hebreeuwse woorden van de Bijbel

    [2] George Steiner : Extraterritorialité, Extrait sur la littérature et la révolution du langage’. Traduit de l’anglais par Pierre Emmanuel Dauzat, Hachette, Littératures, 2002 : Chapitre ‘Lignes de vie’, pag. 253.

     

    16-08-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    15-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Confusion du soir

     

    Hoe ik me gisteren uitdrukte was van de man die ik gisteren was. Een ogenblik dat ik verdwenen was uit de realiteit van de dingen en opsteeg tussen de ontelbare melkwegstelsels die verwarring zijn, die bepalend zijn voor: één, voor de nietigheid van ons lichaam, kosmisch gezien en twee, voor de grootheid van de geest in ons. Als ik schreef dat het Universum er was opdat de mens er zou kunnen zijn, dan bedoelde ik: opdat de ‘denkende’ mens er zou kunnen zijn, met de nadruk op denken, inzicht, trachten te begrijpen waarom een Universum en waarom wij in dit Universum.

    Wat niet zo eenvoudig te begrijpen is, omdat de facetten ervan zo talrijk zijn dat we ze niet in een oogopslag overschouwen kunnen. Wat er uit voort vloeit is de eeuwige vraag, is er Iets in meer dan wat we zien, gaat er een geheimzinnige macht schuil achter de dingen of in de dingen zelf aanwezig; of er is niets, nada, buiten wat we kunnen zien?

    Het is een vraag die nog altijd met absolute zekerheid onbeantwoord blijft, ondanks de technische middelen waarover we beschikken, middelen die steeds maar omvangrijker worden en doordringender worden gebruikt.

    Dat was van de man van gisteren, vandaag is er vooral berusting. Ik schuif de gordijnen open en ben verrast door de felheid van het licht, een roep gelijk tot mij gekomen van uit het oneindig oneindige, een schreeuw die ik wil zien als een verwelkoming, een warmte, een uitnodiging om er heen te gaan en zelf licht te zijn en niets meer dan licht te zijn. Terwijl ik gisterenavond, voor het slapen gaan nog een zin had opgetekend waarmede ik vandaag mijn ‘homilie’ beginnen wou. Een zin van de poëet die me al enkele dagen gezelschap houdt, die ik meeneem in huis, waar ik ook ga, en telkens lezen ga waar het boek open valt:

    ‘Ne me laisserez-vous que cette confusion du soir – après que vous m’ayez, un si long jour, nourri du sel de votre solitude, / témoin de vos silences, de votre ombre et de vos grands éclats de voix ?’

    Een zin die me bevalt, al is hij uit zijn context genomen, al gebruik ik hem als een schild, hij staat er toch en ik wil er hem houden als toeverlaat, als springplank. Alsof ik nog iets zou te zeggen hebben dat ik, in deze dagen die jaren terug gaan, nog niet zou aangeroerd hebben; alsof er iets totaal nieuw zou zijn dat er nog kan aan toegevoegd worden, iets dat op zou staan uit deze ‘confusion du soir’, deze ogenblikken die verwarring zijn, ongekunsteld, naakt op jou afkomend en je blootleggend tot op het been, tot in het merg, en aldus te zijn én wie je bent, én wie je nog worden moet. 

    Eens de nacht gekomen ben je om van de morgen te zijn. Is de morgen en de dag van het woord dat Saint-John  Perse is. De niet te verhalen, niet na te volgen noch te resumeren poëzie: een enorme kleurenrijkdom van woorden, maar zinnen die moeilijk te begrijpen zijn, alsof dit gewild was, en het geheel van zijn gedichten gezien moet als beeld naast beeld geplaatst meestal zonder enige binding tussen beide. En wat meer is, een overvloeiende woordenschat, passend of niet doet hier niets terzake. En toch blijf ik erop terugkomen, toch imponeert hij, verrast hij keer op keer, is hij een eenzaat in de wereld van de poëzie, een Wagner die ook een Debussy is.

    Maar volg ik hem, begrijp ik hem als ik lees:

    ‘Et propageant sur tous les sables la salicorne du désir, elles promettaient semence et sève de croissance comme délice de cubèbe et de giroflier.’

    Als ik lees :

    ‘Et il y avait cette année-là, à vos portes de corne, tout ce parfum poignant de bêtes lourdes, mufle bas, sur les divinations errantes de la terre et la rumeur croissante de conques souterraines’

    Deze zinnen zijn geen uitzondering, ze zijn deze van Saint-John Perse en praktisch gezien kennen alle zinnen van zijn bundels ‘Vents’ et ‘Amers’, deze moeilijkheidsgraad. Wat niet belet dat hij me weet te boeien, meer dan vele andere dichters. Hij is wat Edgar Allan Poe vond dat poëzie moest zijn: verrassing. Een zaak is zeker, hem lezend val je niet in slaap.

     

    15-08-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    14-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Intermezzo

     

    Hoe is de vijver als ik er niet ben? Of, hoe is de bocht aan de Leie waar ik jarenlang elke zondag, bij het joggen, met een vriend even ben blijven stilstaan; hoe is de bank in San Juan-Alicante waar ik neerzat om te lezen of te schrijven; hoe is la plaine de la Lé in Zinal als ik er niet wandel? Ik heb me dit al dikwijls afgevraagd, nadat ik gelezen had dat ook José Saramago zich, in zijn serie blogs van 2010, vragen stelde over de plaatsen waar hij ooit was, wel wetende dat die dingen zijn zoals ze zijn of je er nu bent of niet. Of, is er dan toch een verschil?

    Hierover uitweidend is er een andere vraag die ik me blijf stellen: welk is het belang van al die plaatsen en zelfs welk is het belang van het Universum als er noch hier noch op het even welke plaats ervan, niemand zou zijn om er zich vragen over te stellen? Trouwens het kan dat er andere Universa bestaan waar er niemand is om er iets over te zeggen.

    En dan kom ik tot een totaal ander antwoord, ook een antwoord op mijn eerste vraag: dat het Universum is en dat die plaatsen er zijn, omdat de mens er is om vast te stellen dat het Universum, dat die plaatsen er zijn en hierdoor betekenis hebben, een eigenheid krijgen. Ze zijn er omdat de mens er is, omdat geweten is dat ze er zijn. Neem de mens weg, neem het ‘weten’ weg en, of het Universum er is of er niet is, het maakt geen verschil. Ten tijde van Dante waren er oneindig vele zonnen met planeten, maar ze waren er niet omdat niet geweten was dat ze er waren.

    Of we er naar kijken of niet de dingen zijn wat ze zijn. Maar, om te zeggen dat ze er zijn en hoe ze er zijn is de mens nodig en kunnen we vooropstellen dat de dingen bestaan omdat we zien dan ze bestaan – hoe ze bestaan is nog wat anders - zo denken we dat de denkende mens hier is om te getuigen dat het Universum IS.

    Kunnen we dan het omgekeerde niet beweren: zeggen dat de dingen er zijn, dat het Universum er is, omwille van de mens of, maar dit is een enorme stap die we zetten, dat het Universum nodig was er te zijn, omdat hieruit de mens moest ontstaan en dus, dat de schepping/het ontstaan van het Universum enkel en alleen het tot stand komen van de mens op het oog had, de mens die meer geest is dan dat hij zichtbaar, van het Universum is?

    Een revolutionaire gedachte  is dit: het Universum dat er is omwille van de mens. En de nieuwe vraag: waarom was het nodig dat de mens er komen moest, dat de homo sapiens er komen moest, dat de mens als wezen hierover nadenken moest?

    En, wie of wat gaat schuil achter deze vragen? 

     

    14-08-2017, 06:59 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    13-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vluchtheuvel

     

    Kan ik, in de vroege morgen, schrijven alsof het avond is, alsof het nacht al is; kan ik schrijven als een jonge man van dertig als ik er driemaal dertig ben of toch ongeveer? Wat haal ik nog uit mijn geest die gelukkig, nog niet de verdorring van mijn lichaam kent?

    Wat er ook van zij, dit bovenhalen van stemmingen en ideeën is het hoofddoel van mijn dagelijkse confrontatie met de werkelijkheid, is een noodzakelijkheid wil ik, geloofwaardig en opvallend, ontsnappen aan deze werkelijkheid, de tijd schaakmat zetten/uitschakelen.

    Ik sta eens te meer, oog in oog met wat ik symbolisch zou kunnen zien als de scheiding tussen zomer en herfst. Beide liggen in elkaar maar zijn totaal verschillend, en vandaag als ik buiten kijk is het meer herfst dan zomer. Ook in mij, diep in mij, is het meer herfst dan zomer, hoewel ik er bij momenten wil aan toegeven, is het toch een stap die ik niet zetten wil, zoals er vele stappen zijn die ik aarzel om te zetten en liefst ver voor mij uitschuif, denkende diep in mij, dat ik niets moet vrezen, dat ik de tijd nog heb, ruim de tijd nog heb. En vooral, dat het beter is de tijd die er nog is, te nemen alsof hij geen einde kennen zou, me te begoochelen dus en, wat ik niet heb gedaan, elke confrontatie uit de weg te gaan.

    Ik lees in het dagblad over het leven van Hans Fallada. Toen ik hem las, een verre vriend, in de mate dat elke schrijver die ik las in de jaren kort na de oorlog een vriend was. En ik blijf hem ontmoeten, very often, als ik neer zit en me de vraag stel: ‘Was nun kleiner Mann?’

    Een vraag die vele schrijvers – al ben ik geen schrijver – zich stellen alvorens in gang te schieten om op te treden. Omkranst met woorden die zinnen zijn, beelden en verbeelden zijn; die tederheid zijn en toch doordringen willen tot in de diepte dalen van het zijn: het adembenemend zijn van de dagen en de seizoenen en, de nachten tussenin van het niet-zijn, van het droom te zijn.

    Zo is het, dat ik telkens opstijg uit de donkerste laag, al was het maar voor een korte tijd, om me te profileren in de wereld van de letteren. Zelfs al leest niemand me, zelfs al leest men me minder en minder, zelfs dan schrijf ik omdat ik me wil zien staan op de horizon die van mijn leven is.

    Er staan en er te zijn, zelfs, zoals de dorpskerk er staat, leeg en verlaten, uitgedoofd de klok van het angelus, in het tijdloze dat er van overgebleven is.

    Veel meer, ik weet het, ben ik niet, een eenzaam man, omringd door enkele vrienden die hem nog lezen. Hij uitwijkend om te gaan schuilen achter de rijen bomen, de rijen huizen van het dorp, waar gisteren en de dag ervoor, gedwongen, zijn vluchtheuvel lag: Saint-John Perse.

     

    13-08-2017, 07:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    12-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een dag die er niet hoefde te zijn

     

    Ik heb de boeken die er lagen weggeschoven en in gedachten ben ik weggegaan, gelokt door de vage horizon van het zijn en het niet zijn, van het niet weten en het niet willen weten van wat er is of niet is: ik schrijf vandaag op een donkere achtergrond, ik heb de morgen aan mij laten voorbijgaan.

    Vele zaken zijn me eender nu, of ik er ben of er niet meer ben, een leeg liggende akker met de grijze, gesloten luchten erboven of een bloemenweide met bijen en vlinders. Dit is dan wat ik altijd gevreesd heb, mijn ontmoeting met de leegte van het zijn of, er te zijn zonder duidelijke tekenen dat ik er ben. Opgelost, verdwenen, voorlopig toch nog een opening latend om er te keren, je weet maar nooit, zoals ik er was. Maar ook geen zekerheid dat het nog gebeuren zal. Zoals ik ooit uit het niets ben opgedoken, een boom in de vlakte, zo zal ik ook verdwijnen, neergehaald door de wind; vragen nalatend die onbeantwoord zullen vergeten worden: wat gebeurde er, hoe is het zo ver gekomen?

    Neer gaan liggen nu om niet meer op te staan. Geen woorden nog die er hoeven te zijn. Een gebed gelijk, het lege blad van een lege geest. Laat me dus waar ik ben. Moe geschreven en gedacht, een stolling is over mij gekomen. Heb nu een andere weg genomen om klaarder te zien maar of het nog helpen kan zal ik pas weten, morgen als ik op zal staan, of de dag erna als die nog komen zal.

    Nu, ben ik nog waar ik stond bij het ontwaken, de dag heeft zich nog niet geopend  en ik vrees dat ik niet verder komen zal dan wat ik hier aan het verwoorden ben. Het is de uitkomst van het vele dat niet te benaderen is, niet te verwerken is, zelfs niet te vergeten is. Ineens hebben de jaren zich gestapeld, de witheid van de haren is de witheid van het blad dat nog beschreven wil maar dat geen woorden meer nemen zal.

    Eigenlijk heeft het niets te maken met wat gisteren was of de dag ervoor, heeft het alleen te maken met mezelf en met de vele dagen die onnodig waren en die ik nu niet meer bezit. Ook daar is een doek overheen gelegd, is er een kruisteken gemaakt, een stilte binnengeschoven, lijk in het theater voor het gordijn wordt opengeschoven (T.S.Eliot).

    Adem ik nog, het is uit gewoonte, denk ik nog of ben ik het verleerd te denken. Ik hoef het zelfs niet meer te weten, de donkerte is me genoeg vandaag. Enkel wil ik nog, hoewel dit niet past bij mijn leeftijd, hoewel niets me nog past, gesloten blijven. Ik zal weggaan van hier naar een oord waar ik nog niet was en er blijven tot de avond valt, tot de nacht zal komen. Wachtend op een verrijzenis. Hopende of niet hopende of geen van beide.

     

    12-08-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    11-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bach in de morgen

     

    Bach die mijn warmte is, die de stem van mijn morgen is, van het licht en het leven is. Zal ‘hij’ ooit nog Bach beluisteren, Beethoven, Berlioz of van nu af aan, zal hij in het koortsige van zijn dromen baden in de wereld van de muziek die hij aanbad? Of nog, dacht ik,  kan ik gaan zitten aan zijn sponde en hem laten luisteren naar Shostakovich of Chopin; is het iets dat ik zou moeten doen, nu, als hij daar ligt zoals ik zie dat hij daar ligt, verkleumd, verkleurd, half vergaan, klein mensje nog?

    Vragen die ik stel en andere eraan toegevoegd, terwijl de dag zich opent op mij en op mijn woorden. Lees ik van de poëet van gisteren, in het boek[1] nog open naast mij:

    ‘Nous reviendrons avec le cours des choses réversibles, avec la marche errante des saisons, avec les astres se mouvant sur leurs routes usuelles.’

    En andere zaken van hem lees ik, zaken die ik begrijp of tracht te begrijpen, of waarvan ik helemaal niet weet waar hij me brengen wil, maar toch aanvoelen kan dat het grote poëzie is; dat het muziek is waarvan ik de klanken hoor maar niet begrijp wat de componist me vertellen wil. Maar het helpt het lezen in de dagen waarin we ons tonen willen, maar zitten blijven, om te luisteren, gebogen.

    Wat van het Eeuwige is, is op deze aarde neergedaald, wachtende in de schaduw van de nachten die waren en deze die nog komen of er al zijn, alle nachten samen genomen, in één ogenblik beleefd en er in ondergegaan, een veder nog, een pluim op de rug van mijn hand. Of zoals T.S.Eliot het wist:

    My life is light, waiting for the death wind, / like a feather on the back of my hand...

    Wat was van altijd, is van altijd gebleven. De wereld heeft het niet opgemerkt, de zon is opgestaan, een ietsje dichter naar het preciese oosten toe, maar wolken of geen wolken haar licht was er. En de dag heeft zich geopend en er is gebeurd wat geschreven stond. Er is, inderdaad, niets nieuws onder de zon, de Ecclesiasticus wist het maar al te wel, niets om er aan toe te voegen, niets om er weg te laten. We zijn wie we zijn en wat we zijn, maar, heel wat verrassingen zijn ons beschoren. Want iets is veranderd aan de inhoud die ons leven was, een nieuwe holte is opgetreden naast de vele holtes die er al waren. We zullen ze betreden moeten zonder om te zien en trachten te overkomen wat we overkomen moeten.

    Nu de tijd een ogenblik heeft stil gestaan, laat hem verder lopen, we halen hem wel in, we halen hem wel in. Mijn woorden zijn geen flodderwoorden, ze staan bol, ze zijn geladen met gedachten en gevoelens; ze verantwoorden mijn bestaan hier op deze aarde, nu ik er nog ben. En ook later als ik van het Licht zal zijn, voor eeuwen misschien tenware ik keren zou, wat ik echter helemaal niet wens.


    [1] Saint-John Perse: ‘Œuvre Poétique', Gallimard, 1960, Vents III, 5

     

    11-08-2017, 07:03 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    10-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe de dagen.

     

    Ik ben een bedelaar als ik voor mijn rek boeken sta, een bedelaar die hoopt dat een ervan me roepen zal. Maar, zo gaat het niet, ze blijven zwijgzaam, roerloos, stoïcijns bijna kijken ze me aan. Ik kan wel een keuze doen en er een uit nemen op goed valle het uit, maar dit wil ik niet, dit hoort niet bij het spel dat tussen ons gespeeld wordt. Ik hoor te wachten tot, op een bepaald ogenblik in de tijd, een van hen/van ze me roept. Zo gaat het en hieraan valt niets te wijzigen. Echter er zijn van die dagen dat het ‘willen’ zelf niet volstaat en dat ik machteloos opsta uit de nacht en de dag binnen ga, om dan, zoals vandaag te vernemen hoe een goede vriend het stelt in het ziekenhuis, lijdend. Wat schrijf je dan, als je die vriend en zijn lijden, even weg wilt uit je gedachten opdat je even maar je geest vrij zou kunnen houden?

    Ik hoorde van een dichter dat hij de ‘Van Dale’ las en er al de mooi klinkende, zeldzaam gebruikte woorden uit overnam om die te gebruiken in zijn gedichten; dat hij dus niet vertrok van uit zijn gedachtenwereld, maar dat zijn gedachtenwereld precies bestond uit deze geselecteerde woorden. Ik dacht toen ik dit las, aan de poëzie van Saint-John Perse, een man die goochelt met woorden die zo maar elke dag niet te vinden zijn, woorden die zelden worden gebruikt, maar die een effect hebben op jou als je ze leest in een zin  die je ontmoet in zijn werk tussen andere, even vreemde zinnen maar sterk poëtisch geladen. Zo sta ik in bewondering als ik lees, en ik citeer uit zijn ‘Vents’:

    ‘Flairant la pourpre, le cilice, flairant l’ivoire et le tesson, flairant le monde entier des choses’

    En verder:

    Berçant dépouilles et spectres de locustes ; léguant, liant au vent du ciel, filiales d’ailes et d’essaims, lais et relais  du plus haut verbe.

    Om dan uit te komen, in zijn bundel ‘Amers’, op de sublimatie van al wat hij ooit schreef:

    ‘Or il y avait un si long temps que j’avais goût de ce poème, mêlant à mes propos du jour toute cette alliance, au loin, d’un grand éclat de mer – comme en bordure de forêt, entre les feuilles de laque noire, le gisement soudain d’azur et de ciel gemme: écaille vive, entre les mailles, d’un grand poisson pris par les ouïes !

    Poëzie dat een balsem is op een dag zoals deze, waar weinig hoeft aan toegevoegd, als je de echo van de woorden in jou even maar kunt houden. En eens gedoofd, eens de donkere wolken terug boven je hoofd, je je nog maals bedruipen laat met de honig uit het vers dat je niet verliezen wilt: ‘Or il y avait un si long temps que j’avais goût de ce poème…

    Aan de overkant, de bomen wiegend in de wind; de wind, groot en dromerig; de bladeren lichtend; essentieel je woorden om je hart te stillen, je ogen, en je niet-weten hoe de dag van morgen, of die er nog zal zijn, of die van overmorgen of die er nog zal zijn.

    Om te overleven: we houden de handen gevouwen, niets anders helpende.

     

    10-08-2017, 06:53 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    09-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Morgens in augustus.

     

    Ik dacht aan Hemingway, aan wat hij wist te vertellen over het schrijven van zijn ‘For whom the bell tolls’. Hij wist dat hij ’s avonds niet voluit kon gaan, dat hij nog wat gedachten moest overhouden om er de volgende morgen mee te beginnen. Ik weet en ondervind maar al te goed dat dit een wijze raad is, hoewel weinig toepasselijk op wat bij mij gebeurt. Gewoonlijk eindig ik leeg geschreven zodat ik telkens, of bijna telkens de volgende dag moet beginnen op een andere lei; met een nieuwe aanzet die leidt tot een nieuw onderwerp. Dat meestal geen binding heeft met de dag ervoor. Tenware een zin zou opduiken voor een tweede maal, tenware een gedachte die nog latent aanwezig is opnieuw behandeld zou worden, maar dan van uit een andere hoek bekeken.

    Het mechanisme van het schrijven is een vreemd iets, het moet veel gemeen hebben met het componeren, het plaatsen van klanken op een notenbalk, bij mij zijn het woorden die zinnen vormen en zinnen die gedachten, die beelden zijn. Het wondere is dat ze ontstaan, dat er een wil aanwezig is om ze te doen ontstaan terwijl die wil er even goed niet zou kunnen zijn.

    En, hoe ontstaat die wil, wie zegt me, wie verplicht me – want het is een verplichting, minstens tegenover mezelf – te doen wat ik doe? Er voor op te staan, vóór het licht op komt. Dit zalig ogenblik dat het oosten oplicht eerst en er het gefezel is van de meesjes in de tuin dichtbij. Zo heb ik in mijn leven, grote morgens gekend, een in het bijzonder, waar ik nu aan denk: een plaats op drieduizend meter hoogte, ergen in het ‘vreedzame’ Yemen, toen ik gewekt werd door de muezzin vóór het kraaien van de haan, en als ik uit de tent kroop, de wereld gehuld was in een lichte nevel waarachter, een wazig, zilveren licht dat opsteeg uit de bergen voor me, eerst gestadig en dan ineens als een roep – een kreet als van een god - en ik daar stond, alle andere tenten nog dicht, alleen op de wereld, moederziel alleen en hoe het mogelijk was - ogenblikken van verbijstering - hoe het mogelijk was dat ik daar gekomen was om daar te staan.

    Grote morgens waren het in die dagen, waren het, alle dagen van mijn leven dat ik in de bergen was en, grote morgens zijn het nu omdat ik telkens geconfronteerd word met die wil in mij er te zijn en te schrijven, tot de ziel uit mijn lijf, te ademen in woorden, te vergaan in woorden, me op te richten in woorden. En de allerzaligste van alle ogenblikken, enkel van het woord te zijn.

    Achter die woorden die geschreven staan ben ik aanwezig, en niet alleen er achter, maar ook erin, ook er binnen in, niemand anders kan die geschreven hebben dan ik; ze zijn mezelf, dan toch een deel ervan. Ik verberg me erin en ik open me erin. Ik blijf bloot achter. Elke morgen dat ik herbegin me te openen, op te zoeken wat er in het diepste van mezelf aanwezig is, dat ik verhalen kan, veruitwendigen kan, opdat ik er zou staan als het licht - ‘la luz es Dios’ wist García Lorca – dat op mijn handen valt, op het roerloze gelaat van de planten in de tuin, de hagen, de daken, de luchten.

    De ogenblikken dat ik dit schreef waren de ogenblikken dat ik leefde, het grote leven van het hier nog zijn. Het is de morgen van de zoveelste dag van augustus van welk jaar of van welke tijd ook, ik ben er nog, ik kan het, zoals elke haan op aarde, het uitkraaien. Maar ik houd me gedeisd, het is veiliger.

     

    09-08-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    08-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wellicht

     

    Waar ik gisteren, na de regenvlaag en het klaren van de luchten ge-eindigd ben kon ik nu verder gaan, ware het kolken van gedachten, het vele van de dromen en het schrille van de realiteit der dingen niet geweest, gegevens die zich hebben opgelost in een nieuw gezang; niet zoals bij Dante als hij, na de Hel het Vagevuur betreedt, neen, geen overgang lijk deze, maar dan toch een poging om terug te keren naar het punt in de tijd van de sfeer van gisteren, na het gezang van de regen in het water en de stilte van de namiddag erna, even maar, om te herbeginnen en te zijn wie ik toen was. Even jong nog, even oud nog, een passage zoekend tussen beide om er, tussen beide in, van het woord te zijn, van een boek te zijn, van een verblijden te zijn en niet van een holte waar ik me verliezen zou.

    Dit wou ik je vertellen deze morgen, al is het niet veel, het is minstens een handdruk, een naar mij toehalen van wie je bent als je me leest; naar de gevoelens die opwellen bij jou als je me leest.

    Voor de zoveelste maal klop ik aan bij jou om er even te zijn, zoals jij aanklopt bij mij als je me iets verhaalt over wat je opgevallen is. Het kan een leger Chinezen zijn die hier werkten in de slagvelden van 14-18 en die we vergaten te vermelden; het kan ook zijn een nieuw gedicht bij een nieuw kunstwerk. Het kan, het kan zoveel zijn, dat me bereikt en me even gevangen houdt terwijl ik doende ben. Of, bij het buitenkomen in de morgenfriste waar dan alles herbegint, de ogenblikken van het zijn en van het niet zijn en de osmose tussen beide, waar ik het gisteren over had.

    Terwijl ik me nu afvraag wat ik hiermede eigenlijk bedoelde, maar ik schoof het er zo maar tussen opdat je een ogenblik langer, in de dag, in de avond, misschien, terug zou komen op die zin van mij, in de vlakte van de geest waar we tegenwoordig zijn zonder te weten soms, dat we er zijn; zonder geconcentreerd te zijn op de vele kleine dingen om ons heen, dingen die rust zijn en, als we ze bekijken die in zich zelf gekeerd zijn en toch een geheel uitmaken van het zijn: de bomen en de planten, de huizen en de straten, de luchten, de geluiden, het ontzaglijke erin, als de dingen staren naar ons, ons aanzuigen, ons zeggen dat we er deel van zijn en zij van ons.

    Waar het op aan komt is niet het doen en laten, waar het op aan komt is er te zijn. Niet zoals bij Shakespeare, verslingerd in the slings and arrows of outrageous fortune. Neen, het gaat hier over het weten wie je bent en wat je bent en elk ogenblik, of dan toch zo veel mogelijk elk ogenblik, bewust ervan te zijn. Er voluit te zijn, en niet er voluit niet te zijn.

    Ik tekende dit, voor de n-de maal, op voor mezelf, en zal later – if there is a later? - het nog vermelden opdat ik, in de dagen die nog komen, er even voluit aan denken zou en, ik het door zou geven.

    Hoe ik er toe gekomen ben dit hier te herhalen weet ik niet, wellicht is het de zang van de regen geweest in de bomen en in het water; wellicht is het gekomen van jou die me lezen zal; wellicht is het ontstaan op de meest spontane wijze, zoals soms, met wat geluk, een gedicht ontstaat. Wellicht ook hoefde het niet, hoeft er heel weinig, een blik, een zin, een er-simpelweg-zijn.

    Bekoring: heb ik je bekoord vandaag?

    08-08-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    07-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Osmose van het zijn en het niet zijn.

     

    Ik denk dat alles op voorhand bepaald is. Wat ik gisteren geschreven heb kon niet anders dan gisteren geschreven worden en wat ik je vandaag ga voorleggen was bestemd om vandaag te verschijnen. Het zijn de omstandigheden die hierover beslissen en deze bestaan uit honderden aanleidingen die we kennen of niet kennen, maar hoe ook, zij zijn het die de richting en de inhoud bepalen zullen. Alles vloeit voort uit alles, dit is de gang van de wereld en dit ondervind ik dagelijks als ik terugblik om, eens aangekomen, te zien vanwaar ik vertrokken ben.

    Het is het raadselachtige van de hand en de pen die over de lijnen gaan - of zoals het nu gebeurt, de vingers die de toetsen bespelen - waarbij gedachten worden neergezet die er voorheen nog niet waren maar die er staan plots in een glorie van klaarte of, wat ook kan, in nevel gehuld.

    Het is een vorm van bestaan, een in zich zelf gekeerd zijn. Het is het lezen van wat opborrelt uit jou dat er, het ogenblik ervoor, nog niet was, maar dat zo maar is opgestaan en neergezet, wellicht voor enige tijd. Alles samen, een afdruk van hoe je tracht te bereiken wat je nog niet weet en aan te komen waar je nog niet was. Geen wandelen dus naar een plaats die je kent en waar je heen wilt gaan, neen, het is een wandeling in het zand van de woestijn, de heuvel op zoals er duizend zijn en eens boven, uit kijken om af te dalen en een nieuwe heuvel, een andere die dezelfde is, te beklimmen. Zo gaat het en niet anders, dag aan dag.

    Wie of wat vergezelt me dan; wie houdt mijn gedachten in toom nu en dan en laat deze terug los en, van waar is het dat ze op mij afkomen, ongevraagd, willekeurig zelfs? Ze staan ze er en ik aanvaard ze. Dit is van al wat er is, het meest bevreemdende, meer dan, schreef Freeman Dyson, de vlucht van de monarch vlinder van Mexico naar Canada en terug.

    Een vriend, bezeten door het creatief zijn, stuurde me onlangs een foto van een blok hout met enkele inkervingen erin, een aanzet, zegde hij, van een beeld dat ik maken wil. Hij zal er verder in kerven en kappen tot het overtollige hout is weggenomen en zijn beeld er zal staan, puur en ongerept. Het is een andere wijze om iets te bereiken dat er nog niet was. Ik moet het doen met letters aan elkaar geregen om, uit het licht van de morgen of uit de schemer van de avond, een beeld te puren van iemand die neerzit om te schrijven al weet hij niet wat hij schrijven zal, maar ergens aangekomen en het beeld in letters gevormd, hij het tonen zal. Hopende.

    Ik dacht dit, gisteren toen ik aan de vijver was: een plotse regenvlaag, het water een getrommel in een roersel van water en daarna, de bijna-stilte en in de luchten het blauw en het wit en tussenin, de late zon en het gekweel van late vogels. De avond die viel in rust en sereniteit het land erbij, als van alle onheil gezuiverd. En wij die er waren, zelfs al waren we er niet, erin ondergedompeld, de stilte onze adem, het water een spiegel, effen met donkere en lichtere vlakken, de bomen geruisloos. Het grote leven open gespreid, in osmose rust en bewegen. En wij ontvankelijkheid. 

    We schreven erover in de morgen, in het eerste, zaligheid brengende licht.

     

    07-08-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    06-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het ga je goed.

     

    Ik schrijf verder de tijd in, de dagen binnen. Zeg ik jullie dat er geen ogenblik is dat ik niet denk aan wat ik brengen zal om jullie te verrassen. Om binnen te dringen in het diepste van je eigenheid, zoals ik het graag wil, de band die ik heb met jou, levend houden, sterk en waardevol. Voor jou een soort drug te zijn waaraan je niet voorbij kunt. Mijn gemoed, hoe het ook gekleurd is, overhevelen naar jou opdat je me kennen zou, opdat ik een fakkel zou zijn binnen in jou. Na al die tijd, onze levens in elkaar verweven, ik in jou en jij, al ken ik je niet allen, luisterend naar wat ik je te zeggen heb. Het is niet een statuut van leraar en leerling, het is eerder het omgekeerde de leerling die ik ben die zijn werk voorlegt aan zijn meester en hem vraagt het te beoordelen, streng maar toch met voorkomendheid.

    Ik wil vooral geen struikelblok, geen crux zijn. Niet ruw weg binnen dringen in je heiligdom van gedachten. Ik wil dat je, als je me leest, even denkt hoe ik er zit, woorden zoekend die zinnen zijn en zich, lijk een slingerplant willen slingeren om jou, niet kwetsend, niet revolutionair, maar teder en welwillend, aanvaardend dat het kan dat de slingering om jou je niet ligt, te stevig je omknelt en, niet welgekomen is, waarvoor ik dan om tegemoetkomendheid verzoek.

    Deze woorden kende ik niet toen ik ben opgestaan, ze zijn binnen gevloeid lijk het licht van al mijn morgens samen; ze hebben onvermijdelijk iets te maken met wat ik gisteren schreef en met wat ik morgen te vertellen zal hebben – als er nog een morgen komt – alles volgt op alles, alleen zijn er bressen tussen, is er het gebeuren tussen twee geschriften in. Het ‘tussenin-gebeuren’ dat bevruchtend kan zijn voor wat al was, of eens te meer van uit een totaal andere hoek geschreven. Ik ben en blijf ontvankelijk voor al wat zich voordoet in de dag. Ook en vooral voor de schichten van reacties die je me toestuurt, soms, en die dan, zoals het gebeurde, me als in een draaikolk van gevoelens storten waar ik moeilijk uitkom en schrijven ga over de bergen waar een stuk van mijn hart is blijven liggen, zoals er ook een stuk ervan ligt in het simpele land waar ik geboren ben en waar ik, als knaap ben opgegroeid tussen de velden en de bossen. In alle eenvoud die bijna armoede was, met als enige leermeester, maar dan welke, de hoofdonderwijzer van het dorp – zijn naam, meester Van Oudenhove met eerbied en dankbaarheid hier vermeld - die me na zijn uren flarden Frans bij bracht en, het hoogste dat hij vermocht, me zijn collectie Jules Verne’s lezen liet. Van het Loterijbriefje tot Michaël Strogoff, tot die fameuze ‘Twintig duizend mijlen onder zee’.

    De knaap die ik toen was die de zeeën afvoer en terecht kwam op een onbewoond eiland; een graankorrel die een van de personen gered uit de luchtballon, in zijn zak vond en een ingenieur die berekende hoeveel graankorrels die kon voortbrengen en hoeveel na een volgende oogst en zo verder tot er brood op tafel lag.

    Mijn God, Jules Verne, heeft die man wel ergens een standbeeld, in Amiens, in een andere stad? En, literatuur, mijn beste vrienden,  boeken, wie ware ik geweest zonder Jules Verne, zonder de Elias van Maurice Gilliams, zonder de Four Quartets van T.S.Eliot?

    We zijn, en we weten het allen, de vrucht van enkele bijzondere omstandigheden, ontmoetingen van welke aard ook, maar deze van boeken die ons op de een of andere wijze in de schoot geworpen worden, zijn soms meer dan toonaangevend, zijn beslissend voor de verdere gang van het leven.

    Hiermede heb ik gezegd wat ik je vanmorgen 6 augustus te zeggen had. Het ga je goed vandaag, het ga je heel goed, mijn vriend, lezer.

     

    06-08-2017, 07:01 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    05-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pierre Teilhard de Chardin

     

    José Saramago was mijn voorbeeld voor het bijhouden en het doorgeven van mijn dagelijkse geschriften. Hij was echter niet mijn leermeester. Ik heb hem van in de aanvang niet gevolgd in zijn tocht doorheen de gebeurtenissen en de omstandigheden van de wereld. Ik heb me op mijn eiland gehouden en heb, vooral, geschreven over wat er op en in dat eiland van mijn geest te vermelden viel. Vandaag heb ik de indruk dat ik alles gezegd heb wat er van is, zijn er geen nieuwe elementen meer, behalve misschien wat ik nog niet gezegd heb namelijk een zin die ik terugvond op de eerste pagina van mijn allereerste dagboek dat ik begonnen ben in 1978. Een zin van Pierre Teilhard de Chardin, een zin die me altijd heeft gevolgd, die ik getracht heb op mijn manier te doorgronden en die me, na gisteren, te sterk is geworden opdat ik deze vandaag niet vermelden zou. Teilhard schreef, op een gegeven uitzonderlijk ogenblik, naar het einde van zijn leven toe:

    ‘Seigneur, parce que, par tout instinct et par toutes les chances de ma vie, je n’ai cessé de vous chercher et de vous placer au cœur de la matière universelle. C’est dans l’éblouissement d’une universelle transparence et d’un universel embrasement que j’aurai la joie de fermer les yeux.’

    Hoge woorden, verheven woorden, geschreven door een van de grootste figuren van de twintigste eeuw, die stilaan maar, volledig ten onrechte, op zij wordt geschoven door de wereld van nu. Woorden die niet zo eenvoudig te bevatten zijn, die een afbeelding zijn van de overweldigende visie die hij had over het dubbele aspect van de Kosmos als van elke particule ervan, namelijk,  een materieel aspect naar buiten en naar binnen, een psychisch, een spiritueel aspect. En het is dit laatste aspect dat hij binnen dringen zal bij het sluiten van de ogen. Zo heb ik het altijd begrepen en zo heb ik het altijd voorgesteld.

    Het is dus, destijds, en nu meer dan ooit,  de laatste zin van de aangehaalde paragraaf die me toen getroffen heeft en die ik thans herneem als een soort lijfspreuk, als een gewaad waarmede ik me omhullen wil: het sluiten van de ogen, op de vreugde die ik kennen zal  als ik binnen kom in de schittering van de psyché van de Kosmos, een doorzichtigheid en een gloed van licht.

    Al wat ik geschreven heb was in een zekere mate, hoe minimaal ook, gedragen door dit visioen van licht, door de aanwezigheid van de geest die aanwezig is binnenin alle particules van de Kosmos. En eigenlijk, als ik alles overdenk is het Teilhard geweest en zijn visie op de kosmos met er binnenin, met tentakels naar alle punten ervan het kloppend hart van ‘le Seigneur’ van Teilhard.

    Hij is het geweest, wat mij betreft, die de weg heeft geopend naar mijn totaal nieuwe visie over 'God' als de spirit van de Kosmos. Hij is het die me geleid heeft naar de visie van Spinoza en verder nog, naar de dag dat ik inzag, de New Physics helpende, dat alles ontstaan is uit het Woord dat in den beginne was dat dit de enige mogelijke oplossing was die aan het bestaan van de Kosmos kon gegeven worden, en dat aldus de Kosmos in al zijn geledingen, het Woord was, het Leven was, het Bewegen was, het ‘Nu’ was.

    Het is de weg die ik genomen heb op een bepaald ogenblik in mijn leven, Teilhard de Chardin lag aan de basis ervan. Met hem is alles begonnen.

     

    05-08-2017, 07:21 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    04-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Roc de la vache

     

    Een vriend die mijn blog van 1 augustus las over Zinal en Grimentz, vertelt me over zijn tocht, veertig jaar geleden, van uit Zinal naar le Roc de la Vache, 800 m. hoger. Hij weet het niet, maar hij opent het boek dat mijn leven was. Hoe dikwijls ben ik die weg, dat slingerpad naar boven niet opgegaan en afgekomen, met de kinderen of met de vrienden. Hoe dikwijls niet naar boven om eens het stroompje op de rand ervan doorwaad, naar links te nemen,over de open vlakte, steeds maar stijgend om aan te komen in de Cabane du Tracuit, boven de 3000 meter. Om van daar uit, de volgende morgen, voor het licht opkwam, verder te gaan over de sneeuwvlakte naar de top van de Bieshorn, 4260 meter hoog.

    Of, op andere dagen komende van de Col de MIllon, afdalend in de sneeuw en de rotsen lager, aan te komen in een vlakte van groen met het stille vloeien van water dat zich meanderde tot de rand van de voet van de Roc de la Vache. Je zegt het maar, je noemt het maar en een wereld die zich opent en de vraag hoe dikwijls was ik daar niet en,’my heart is in the Highlands, my heart is not here’.

    Ik denk eraan en ik wil niet verder meer. Ik wil er nu, dit ogenblik, veranderen in een zoutpilaar en er blijven, de ogen open en uitkijken hoe het water zich kronkelt in de effenheid van de vlakte, de bodem er begroeid met mossen en bloemen, met minuscule paddestoelen, rode en blauwe en kleurloze, en gentiaan, en arnica  en zilverdistel en noem maar. Wat je vooral weet is dat de grond er zacht was, dat je er liep als op een tapijt van mossen en heel korte grassen, en dat het heerlijk was daar te zijn. De mooiste plaats in de bergen, de meest effen plaats ook. Je dacht aan een mogelijk vliegveld als je erover wandelde.

    Je schrijft hier over, je schrijft je leeg, Je bent van je woorden en enkel van je woorden, enkel van de beelden die je tracht op te roepen, armzalig omdat er geen woorden voor zijn. Omdat het enige wat telt is er te zijn, tevoorschijn te komen uit een ophoping van losse rotsblokken en ineens te staan voor die oase van rust en groen en levend water. Je bouwt er meer dan drie tenten, je bouwt er de tent van je leven. Vandaag is de herinnering sterker dan ooit, ze is mijn adem en mijn bloed, mijn oog en mijn oor. Ik zit erin vastgegroeid en wil er niet meer weg. Ik sterf erin en wil niet meer het leven in, niet meer.

    Ik stop even, ik ga terug waar ik vertrokken ben bij een vriend die me schreef dat hij naar de Roc de la Vache was gewandeld met vrouw< en kinderen. Ik laat het voor wat er staat. Ik kan niet anders dan met hem afdalen naar de vlakte terug, Zinal vlug verlaten, de dag binnen, en zijn waar ik zit, verdoofd een ogenblik, weggezogen uit de realiteit van het zijn. Arm en gelaten, ik heb genoeg geleefd denk ik dan, de herinneringen worden me te zwaar.

    PS. Google toont je alle plaatsen die je zou wensen te bezoeken.

     

    04-08-2017, 06:23 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    03-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De weg die we bewandelen

     

    Ik heb weinig oog voor wat gebeurt in de wereld, of beter, ik schrijf er niet over, ik ben alleen maar begaan met mezelf, ik blijf schrijven in een cirkel, mezelf als middelpunt. Hoe lang nog houd ik dit vol?

    Wat is er zo interessant aan mij dat ik er blijf over uitweiden, waaruit dan tevoorschijn komt hoe ik me voel of voelde, alsof ik elk beeld, elke beweging van mij wilde optekenen om een dubbel bestaan te leiden, één te bewijzen dat ik er ben en, in meer, dit te willen bevestigen in woorden.

    Dat ik hier pas van morgen aan denk lijkt me vreemd, evenals het feit dat ik altijd mezelf als middelpunt neem. Ik heb al zoveel geschreven dat ik niet meer weet waarover ik nog niets heb gezegd. Ik herhaal me onvermijdelijk. Ik ben aldus aangekomen in een stadium dat wat ik schrijf geen belang meer heeft wel, hoe ik het schrijf. Ik ben aangekomen waar een paar vrienden van mij, schilders, zijn aangekomen die, zoals ik in een cirkel, blijven schilderen. De ene schildert landschappen van de Vlaamse Ardennen, het zit in zijn bloed, de andere schildert marines, bezeten als hij is door de tinten grijs en groen en blauw, het eeuwige dat van de zee is. Ze zijn landschap of marine, zoals ik mijn woorden ben, en over niets anders wensen we te vertellen. Wat mij betreft is het omdat ik in mijn ontboezemingen beperkt ben tot wat zich voordoet binnen in mij en ik geen verhaal kan vertellen waar ik niet rechtstreeks bij betrokken ben.

    Ik weet niet waar deze vaststelling me voeren zal, maar ik veronderstel niet dat ik morgen, of zelfs in de loop van de dag, een ontdekking ga doen en beslissen zal in een totaal andere richting te gaan dolen. Ik moet vooreerst die richting nog gaan bepalen, zoals ook mijn twee schilders dit zouden kunnen doen, maar ik vrees voor ons dat we alle drie vastgeroest zitten in onze vertrouwde wereld en dat een uitbraak uiterst moeilijk wordt; dat we ons niet meer kunnen bevrijden van de wereld waarin we verzeild zijn geraakt.

    Ik ga vandaag of morgen een maand-gebonden gedicht binnen krijgen van een dorpsdichter uit de omgeving – het verbaast me zelfs dat het er nog niet is – het zal eens te meer een verrassing zijn, geschreven in een stijl die hem, en hem alleen eigen is. En ik kan er nog een beeldhouwer aan toevoegen, de foto die hij me gisteren stuurde van een houten beeld dat hij ‘gehouwen’ heeft is overduidelijk een beeld van hem, dat niemand hem na kan/zal doen omdat het ontstaan is uit zijn geest, uit zijn persoonlijkheid, uit zijn creatief inzicht dat kosmisch gericht is.

    Om je maar te zeggen hoe ik me omringd voel met mensen die zoals ik, nood hebben zich te uiten, en telkens zoals ik, vertrekken van uit hun eigen wereld om te trachten zich keer op keer te vernieuwen. Op stap gaan in dezelfde richting om ooit iets te bereiken wat ze nog niet bereikt hebben, het hoogste punt dat gescholen zit in hun ‘Dasein’.

    Of ze dat punt ooit bereiken zullen speelt geen rol, het is het doen, het pogen, dat hun leven is.

     

    03-08-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (2)

    02-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vertrouwen

     

    Ik kende gisteren even een zwak moment, een dag die me niet paste om hier te zijn. Maar genoeg er over nu, ik ben terug in het land en wat voorbij is, is voorbij en het leven gaat verder. Ik luisterde naar het laatste kwartet dat Joseph Haydn schreef in 1809, op 67 jarige leeftijd. Wist hij, toen hij het schreef, dat het zijn laatste was of was het maar zijn zoveelste en hoopte hij er nog andere te schrijven? Ik veronderstel dat, in de toestand waarin hij zich bevond, hij het wist en dat de dood nakend was.

    En ik, denk ik er aan dat wat ik elke dag schrijf, de laatste blog zou kunnen zijn? Neen, zeker niet, maar het ware misschien wenselijk er toch maar even aan te denken dat het wel het geval zou kunnen zijn en, door het inlassen van een woord of, door er nog iets aan toe te voegen, te laten blijken dat ik de mogelijkheid onder ogen heb gezien. In dit geval zou elke blog geschreven en vooral gelezen kunnen worden als een mogelijk afscheid.

    Een lezeres die terugkeerde van een veertiendaags verlof in de Lot, riep hoera – ze meldde me dit - toen ze vaststelde dat mijn blog er nog steeds was. Dus hangt de mogelijkheid dat hij verdwijnen zou in de lucht en weet elk van ons dat er op dat punt, geen enkele zekerheid bestaat.

    Ikzelf moet er alleen voor zorgen dat elke blog die verschijnt er staat, voldoende waardig om te eindigen zoals voor het ogenblik, de meeste ervan eindigen, hetzij met een vraag die een vraag zal blijven, tenzij met een gegeven dat als een waarheid kan gezien worden.

    Ooit zal er dan wel over gezegd worden dat het de laatste blog is geweest die ik geschreven heb, en zal die fungeren als mijn laatste woorden, wat ook zijn waarde bepalen zal. Weet dus, en ik hoef dit niet elke dag te herhalen of te laten blijken dat ik er aan denk dat wat ik schrijf het laatste zou kunnen zijn, en dit moet volstaan. Ik voeg er onmiddellijk aan toe dat ik hoop dat ik nog een pak blogs zal kunnen schrijven. Echter als ik hoor dat de volgende Olympische Spelen zullen doorgaan in 2020 en de daaropvolgende in Parijs, in het jaar 2024. Dan reken ik en dan denk ik, hopelijk deze van 2020, misschien, maar 2024 zeer twijfelachtig en deze van L.A. in 2028, meer dan twijfelachtig. Ik beperk me dus, voorlopig, enkel en alleen uit te kijken naar wat augustus, naar wat de daaropvolgende herfst me brengen zal. Veel is het niet, geen buitengewone verwachtingen zijn me beschoren.

    Maurice Roelandts[1] die door niemand nog geciteerd wordt, die als doodgeboren is, schreef over het leven dat het een afstand doen was van dromen en verwachtingen. Ik ga hier niet mee akkoord, ik weet wat ik verwachten kan en ik weet ook dat het niet veel is dat me nog wacht; dat ik hierin heel redelijk moet zijn en vooral dankbaar er nog te zijn en dankbaar omwille van de verwachtingen die ik nog durf hebben. Mijn hopen op – eigenlijk op om het even wat, zelfs op het onmogelijke – is er en blijft er. Maar ik weet dat het maar normaal is dat die hoop er is, dat die inherent is aan het ‘zijn’, tot het daar nog zijn de daaropvolgende dag. We zien dàn wel wat die dààropvolgende dag ons brengen zal, vertrouwend naar de dààropvolgende toe.

    Zo lang dit vertrouwen er is kan er weinig gebeuren.



    [1] Maurice Roelandts (1895-1966) in zijn ‘Komen en Gaan’ of in ‘Het leven dat we droomden’.

     

    02-08-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    01-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dag van 1 augustus

     

    Ik weet al een tijdje dat 1 augustus er aan komt, dat het een dag is waar ik niet zonder weemoed aan voorbij kan, dat het voor mij de dag is van een paar dorpen in de Val d’Anniviers[1] waar ik vele augustusdagen heb doorgebracht, voldoende om nu rond te gaan met een bijna ondraaglijk verlangen naar hoe het toen was. Zo, vandaag, ben ik hier niet, ik ben waar ik hoorde te zijn, in Grimentz, in Zinal.

    Het is, sinds mijn blog verschijnt, mijn zevende 1 augustus waarover ik iets zinnigs tracht te schrijven. Ik zocht de vorige op en telkens ging het over dat heimwee, wat eigenlijk een knagende terugblik was, naar de dagen daar doorgebracht, dagen die zich onvermijdelijk culmineerden in de dag van 1 augustus, de nationale feestdag van de vier taalgemeenschappen.

    Indien ik van de zes vorige blogs die ik erover schreef een résumé zou maken dan val ik telkens op hetzelfde gevoel terug en niets kan er iets aan wijzigen: heimwee, weemoed, en ik wens dit te houden als de laatste binding met wat die maand betekende in mijn leven en in dit van mijn vrouw en kinderen. Ik had nochtans de wereld kunnen af reizen, om te beginnen al de landen van Europa, maar ik heb er geen ogenblik aan gedacht de maand augustus niet door te brengen op die zelfde plaats, in het hart van de Val d’Anniviers.

    Weinige zullen me begrijpen, maar ik voelde me er oneindig goed, hoewel ik nog altijd niet precies zeggen kan wat er zo speciaal aan was, zo innemend, zo onweerstaanbaar, zo enorm rijk aan impressies. Ik leefde er op een andere, meer intense wijze, had er andere behoeften en verbleef er in totaal andere omstandigheden die me getekend hebben, Ik was er duidelijk een ander mens.

    Ik ga niet flouw doen; ik ga niet wenen, maar het feit dat het voorbij is, het feit dat ik maar de echo meer ben van de persoon die ik toen was, houdt me in de greep ervan. Ik kan dus mijn staat van zijn van vandaag met niets vergelijken, maar het is als van een groot verlies.

    Nochtans, ik weet dat, indien ik er vandaag zou zijn, mijn weemoed nog groter zou zijn, want ondertussen zijn al mijn vrienden daar overleden, ik zou het moeten stellen met hun kinderen en hun kleinkinderen, wat mijn pijn om het voorbije nog verhogen zou. Ik zou er rond lopen als een eenzame in een dorp dat ik niet meer ken, dat is uitgegroeid, waarvan de vrije bergflank overgroeid is met chalets en waar de oude kern met de witte kerk, wat Grimentz betreft, opgeslorpt schijnt. Ook zijn er geen zondagen meer zoals vroeger, geen pastoor meer, met na de mis, de dames in volkse kledij die rondgingen met een tinnen kan om het aperitief, ‘le vin du glacier’, aan te bieden in een simpel bekertje. Dus niets meer van wat was dat overgebleven is. Toch ben ik er zeker van, dat vandaag, naar de avond toe, ‘les fifres et tambours’ in stoet zullen optrekken, gevolgd door ouders met kinderen, elk kind met een brandend kaarsje in een lampion, naar de plaats Roua toe, om er het vreugdevuur aan te steken en te luisteren naar de toespraak van een van de notabelen van het dorp of van de regio.

    Ik ben dus, voor zij die me lezen, hier niet vandaag, de ganse dag zal ik in gedachten in de bergen zijn, me herinnerend de rust ervan in de morgenzon, hoe het licht er is, hoe de tijd er verloopt en hoe het is samen te zijn met de vrienden bij een stuk kaas en een glaasje wijn, welke ook. En de wereld die er afwezig is. Ik blijf er door gefascineerd en dit gevoel is ondanks alles gebleven. Ik zeg het maar, ik schrijf het maar, opdat het zou geweten zijn dat ik, uitzonderlijk vandaag, niet ben op de plaats in de tijd waar ik zou willen zijn. 



    [1] Valais-Wallis: Franstalig deel van CH: op de weg Sion – Brig, even buiten Sierre, over de Rhône, rechts de stijgende weg naar de Val d’Anniviers, een verrassing voor wie deze weg voor de eerste maal neemt, en in Vissoie drie mogelijkheden heeft, ofwel links naar St.Luc en Chandolin; ofwel rechtdoor naar Zinal; ofwel rechts naar Grimentz op 1600 m.

     

    01-08-2017, 06:40 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    Archief per week
  • 22/04-28/04 2024
  • 15/04-21/04 2024
  • 08/04-14/04 2024
  • 01/04-07/04 2024
  • 25/03-31/03 2024
  • 18/03-24/03 2024
  • 11/03-17/03 2024
  • 04/03-10/03 2024
  • 26/02-03/03 2024
  • 19/02-25/02 2024
  • 12/02-18/02 2024
  • 05/02-11/02 2024
  • 29/01-04/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 15/01-21/01 2024
  • 08/01-14/01 2024
  • 01/01-07/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 18/12-24/12 2023
  • 11/12-17/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 27/11-03/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 06/11-12/11 2023
  • 30/10-05/11 2023
  • 23/10-29/10 2023
  • 16/10-22/10 2023
  • 09/10-15/10 2023
  • 02/10-08/10 2023
  • 25/09-01/10 2023
  • 18/09-24/09 2023
  • 11/09-17/09 2023
  • 04/09-10/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 21/08-27/08 2023
  • 14/08-20/08 2023
  • 07/08-13/08 2023
  • 31/07-06/08 2023
  • 24/07-30/07 2023
  • 17/07-23/07 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 03/07-09/07 2023
  • 26/06-02/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 01/05-07/05 2023
  • 17/04-23/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 03/04-09/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 13/03-19/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 30/01-05/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 16/01-22/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 02/01-08/01 2023
  • 25/12-31/12 2023
  • 19/12-25/12 2022
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 21/11-27/11 2022
  • 14/11-20/11 2022
  • 07/11-13/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 24/10-30/10 2022
  • 17/10-23/10 2022
  • 10/10-16/10 2022
  • 05/09-11/09 2022
  • 29/08-04/09 2022
  • 08/08-14/08 2022
  • 01/08-07/08 2022
  • 25/07-31/07 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 11/07-17/07 2022
  • 04/07-10/07 2022
  • 27/06-03/07 2022
  • 20/06-26/06 2022
  • 13/06-19/06 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 30/05-05/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 16/05-22/05 2022
  • 09/05-15/05 2022
  • 02/05-08/05 2022
  • 25/04-01/05 2022
  • 18/04-24/04 2022
  • 11/04-17/04 2022
  • 04/04-10/04 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 21/03-27/03 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 07/03-13/03 2022
  • 28/02-06/03 2022
  • 21/02-27/02 2022
  • 14/02-20/02 2022
  • 07/02-13/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 24/01-30/01 2022
  • 17/01-23/01 2022
  • 10/01-16/01 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 26/12-01/01 2023
  • 20/12-26/12 2021
  • 13/12-19/12 2021
  • 06/12-12/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 22/11-28/11 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 08/11-14/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 30/08-05/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 19/07-25/07 2021
  • 12/07-18/07 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 28/06-04/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 31/05-06/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 17/05-23/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 19/04-25/04 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 29/03-04/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 01/03-07/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 08/02-14/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 25/01-31/01 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 11/01-17/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2027
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 30/11-06/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 16/11-22/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 05/10-11/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 07/09-13/09 2020
  • 31/08-06/09 2020
  • 24/08-30/08 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 23/03-29/03 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 17/02-23/02 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 25/12-31/12 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2021
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 25/02-03/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 27/08-02/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012
  • 16/01-22/01 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 29/11-05/12 -0001

    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 10-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 12-2020
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 08-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 11--0001

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs