 |
|
 |
|
|
 |
31-08-2020 |
Be mindful. |
Ik vertel aan een vriend dat mijn blogs al dermate lang lopen - het werd een levensnoodzaak - dat ik sterven zou indien ik er mee zou stoppen. Hij antwoordt me: “Oei, oei, opgepast, zeker niet stoppen dan!”
Wat ik ook niet zinnens ben, toch nu nog niet. Want nu ik het heb gehad over de simpele dingen des levens, weet ik waaraan me te houden. Wim Kayzer, hij nog eens, heeft het me duidelijk gemaakt, hoe intens het leven wordt als het einde nadert, op kousenvoeten zoals bij mij. Heilzaam, denk ik dan, voor hen die een blog te produceren hebben en de tijd niet vinden andere zaken belangrijker te vinden. Ik kan het niet genoeg benadrukken. Wat me daarenboven aanmoedigt is het feit dat ik door enkelen gelezen wordt midden in de nacht.
Ik kijk dus vooruit, ik weet welke betekenis mijn blog verworven heeft en welke verantwoordelijkheid eraan verbonden is voor mij. Een dubbele aandacht wordt vereist. Ik blijf dan denken aan wat Ouspensky[1] me leerde, namelijk steeds bewust te zijn dat jij het bent, jij in vlees en bloed en niet, zoals het zo dikwijls gebeurt, de machine in jou die de handelingen stelt.
Er is een tijd geweest dat er in Gent affiches op de muren hingen, ik meen dat deze uitgingen van de Universiteit: ‘leef bewust’. Of het iets heeft opgeleverd weet ik niet, en of het meer dan dagelijkse ‘Blijf verwonderd’ van KLARA iets bijbrengt weet ik evenmin, wel weet ik dat een identieke spreuk opgetekend staat in het kasteel van Cawdor - een parel van een kasteel, toegewezen aan Macbeth zoals verteld wordt - in het noorden van Schotland: ‘Be mindful’.
Eens je dit gelezen hebt in het wapenschild boven de ingangspoort, er staande, ‘open minded’, ontvankelijk, het grote leven inademend, verlaten deze twee woorden je nooit meer, ze worden in jou gebrand: Mens, ken je oorsprong zo ken je je toekomst; of: Mens, geest je bent en geest je blijft. Dit, mijn vriend die me leest in het midden van de nacht, het ogenblik om het te lezen, is iets waar de dood geen vat op heeft. Dus, be mindful het maximum aan ogenblikken.
Ik weet bij ondervinding dat dit geen full time job kan zijn, dat we regelmatig weg zijn in het land van dromen of in een voorbij vluchtende wereld van weinig of niets, maar, dag aan dag, al is het slechts, een fractie van een ogenblik, be mindful, laat alles los, zij vol van geest en leeg van lichaam, kijkend, verwonderd, naar het vloeien van water, naar het branden van een blok hout in de haard, of zoals de Elias van Maurice Gilliams, verbaasd over de wortelingen van een grassprietje.
Een ogenblik verwondering om de kleine dingen van het leven. Even kijkend binnen in het gewone waar we normaliter aan voorbijgaan, om hierin het grote te zien.
Zou Mozart eraan gedacht hebben als hij zijn veertigste symfonie componeerde?
[1] Ouspensky: ‘In search of the miraculous, Fragments of an unknown teaching’, Arkana Paperbacks 1987.
31-08-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-08-2020 |
De simpele dingen des levens. |
Er is een beetje - eigenlijk veel - geluk nodig om een blog te schrijven. Ik geef me er telkenmale rekenschap van als ik de tekst heb ingelogd en ik kan denken aan de volgende, wat al niet meer zo evident is: tweemaal geluk kort na elkaar. Maar, het gebeurt, zelfs zonder de hulp van de Standaard der Letteren, enkel met de hulp van mezelf.
Ik nam gisteren ‘Het Boek van de schoonheid en de troost’ van Wim Kayzer in de hand. Ik verschoot toen ik zag dat het dateerde van twintig jaar terug. Ik vroeg me af wat ik al die tijd, anders dan schrijven, gedaan had, en ik kon het me niet meer herinneren. Nochtans twintig jaar is geen peulschil, het is een massa dagen van opstaan en slapen gaan met er tussenin tal van gebeurtenissen die zich hebben opgelost alsof ze er nimmer geweest zijn, niets zouden ze nagelaten hebben indien ze niet werden opgetekend Maar dan nog, welke betekenis kennen de woorden nog, maakt het enig verschil, geschreven of ongeschreven?
Het ene feit is dat ze voorbij zijn en dat ze gemaakt hebben dat je vandaag schrijft wat je aan het schrijven bent en vooral, dat je er niets meer aan wijzigen kunt, wel ernaar terugblikken, maar wat heb je eraan?
En toch, het plotse gevoel - een gevoel van geluk - dat ik gisteren had, toen ik mijn handen onder de kraan hield en ik het vloeien van het water zag, is er nog altijd. Ik was geroerd door wat zo simpel was/is maar ook zo broodnodig , geroerd door de kleine dingen van het leven waar we geen oog meer voor hebben.
in zijn gesprek met Guinevere Claeys, weet Kayzer ook wat er is van de simpelheid der dingen. ‘Zo aan het eind’, zegt hij, ‘Is er op dit moment niets in mijn leven dat niet de moeite waard was of is: een zilverpapiertje dat voor je uit tinkelt in een straatgoot, gezwetst op de televisie, het licht van je bureaulamp dat op een boek valt dat je nooit lezen zult, het geluid van een bosmaaier in de verte, de stem van m’n vrouw die iets onverstaanbaars roept van uit de buik van het huis, de regen die op je gezicht plenst alsof je weer zestien bent’.
En op een ander moment in het gesprek: ‘de geur van het gras dat ik maaide, het geritsel van de beek onder ons slaapkamerraam, het gekraak van de derde tree van de trap van de keuken.’
Ik voel dat er een boodschap aan verbonden is, dat ik gevraagd word het boek, dat zo goed in de hand ligt, dat 333 pagina’s telt, kleine druk, regelafstand 1.15 , waarin reeds heel wat onderlijnd werd twintig jaar geleden, dat ik het herlezen/her-verwerken moet. Een opdracht die ik mee krijg, terwijl ik weet dat ik ook mijn boek nog een allerlaatste maal lezen moet, alvorens op zoek te gaan naar een bestemming ervoor. Desnoods aan KANTL, om het manuscript er te deponeren tot iemand het ontdekt en er enige waarde aan toekent.
Ik heb dus, als ik vooruitkijk, drukke dagen in het verschiet. Ik kan die aan als ik gespaard blijf van elementen die mijn dagen kunnen vergallen. Ik blijf dus schrijven ook over mezelf maar meestal over mijn verhouding tot anderen, die mijn raadgevers zijn.
Ook Wim Kayzer wist het voor zichzelf: ‘ik heb mijn intellectuele vermogen altijd pover en dus irrelevant gevonden. Via anderen ben ik op zoek gegaan naar antwoorden.’
Ikzelf ben er niet veel beter aan toe.
30-08-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-08-2020 |
Het angstaanjagende bij Wim Kayzer. |
Momentopname: Wellicht voor het eerst in mijn leven, een gevoel van geluk gekend deze morgen, als het water over mijn handen vloeide, wat een geluk dacht ik dat het water is wat het is, vloeiend, een balsem op mijn handen. Wie of wat zorgde er voor? Een gevoel dat ik meedroeg tot ik neerzat en het optekenen kon. Het me niet zó vlug verlaten zal.
En dan, wat ik schrijven wil deze morgen, over een uitspraak van Wim Kayzer (73), de man met de lap over het linkeroog, de man die, ‘vaak via de omweg van anderen heeft geleefd’; de man die de groten der aarde interviewde en deze interviews bundelde in twee belangrijke programma’s op de VPRO, in 1993, over ‘Een schitterend Ongeluk’ en in 2000, over ‘De Schoonheid en de Troost’, televisiemonumenten die wel een heruitzending verdienen[1].
Ik heb aan het verslag in de reeks: ‘het leven, een gebruiksaanwijzing’, in de Standaard der Letteren, hier deze van 22 augustus 2020, opgetekend door Guinevere Claeys, niets toe te voegen, wel iets op te merken, iets van Kayzer zelf, dat ik - maar wie ben ik eigenlijk wel? - moeilijk accepteren kan.
Kayzer, verneem ik, maakt voor het ogenblik een moeilijke periode door. De dood zit hem op de hielen en hierover weet hij weinig goeds te vertellen, wat ik begrijpen kan. Ik citeer zijn woorden:
‘Ik hecht natuurlijk ontzaglijk aan het leven. Hierna wacht er niets. Het he-le-maal niets. Geen kans dat er ooit een schim van me opnieuw zal verschijnen. Dat is begrijpelijk voor de darwinist die ik ben en angstaanjagend voor de mens die ik ben…’
Ik haal deze woorden uit de tekst van Guinevere Claeys die vele mooie woorden/zinnen van Wim Kayzer laat verschijnen, maar des te tragischer klinkt het bekrachtigen van ‘het he-le-maal niets’ dat er is na de dood. Ik beken dat het me verrast dit te vernemen van hem omdat ik weet welk geluk hij heeft gekend, de personaliteiten te ontmoeten en er een gesprek mee te voeren. Ik dacht dat iemand die dit bravoure stuk had uitgevoerd, immuun was voor de dood en deze niet zou zien als ‘angstaanjagend’.
Ik denk (nog) niet te verkeren in zijn toestand van ‘hartfalen fase 3’, maar ik hoop dit angstaanjagend gevoel niet te zullen kennen; ik hoop dat ik weten zal dat ik op de drempel sta van het nieuwe leven dat me wacht, zelfs al weet ik niets, absoluut niets hierover; ik hoop dat het geloof dat ik heb, een geloof zal blijven en dat ik vertrekken zal met de glimlach, een beetje zoals Pessoa, die zijn bril vroeg om te vertrekken.
Destijds - was het na zijn eerste of na zijn tweede programma? - heb ik een brief geschreven aan Wim Kayzer, om hem te bedanken voor het genoegen, het groot geluk eigenlijk dat ik gekend heb hem te kunnen volgen op zijn spoortocht doorheen de wereld van de groten der aarde die hij uitgekozen had. Ik zou hem nu willen schrijven om hem te zeggen dat het afscheid nemen van het aardse leven, een verwachten inhoudt, een verwachten op iets kolossaals. George Steiner die hij ooit interviewde en die hem onlangs is voorgegaan, wist dit ook, namelijk dat het passender is te sterven in de hoop, dan te sterven in de leegte.
[1] Deze programma’s zijn in boekvorm uitgebracht door Uitgeverij Contact. In 1993: ‘Een schitterend Ongeluk’: ‘Wim Kayzer ontmoet Oliver Sacks, Stephen Jay Gould, Stephen Toulmin, Daniel C. Dennet, Rupert Sheldrake en Freeman Dyson’; en in 2000: ‘Het boek van de schoonheid en de troost’.
29-08-2020, 07:38 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-08-2020 |
Von Däniken, een visionair? |
Zelfs na Galileo Galilei, leven we verder alsof de aarde het centrum van de wereld is, met de mens als enig verstandelijk wezen en, met in de hemel boven hem voor de enen, het Niets, voor de anderen, een toeziende, interveniërende God of Allah.
Komt hier ooit enige verandering in, is de mens dan zo geblaseerd dat hij de aarde blijft omhelzen en haar zien als het begin en het einde van alles?
In elk geval alles wijst er op, vooral als je de doorsnee getuigen ervan raadpleegt: de schrijvers, de schilders, de componisten, de zo genaamde kunstenaars en wie weet nog allemaal, ze blijven hier ronddolen als ‘aan-de-aarde-verbondenen’ die niet verder zien dan wat zich hier op aarde afspeelt en alles doen om dit te belichten in de goede of in de minder goede zin. Het is hun recht natuurlijk, maar ze hebben ook het recht, meen ik toch, te zien en er in volle ernst mee bezig te zijn, wat zich voordoet au-delà du monde tel que nous le voyons, want wat we zien is maar een reflectie van wat IS, een reflectie van wat we menen, elk voor zichzelf, dat de realiteit is.
Er is nu op ‘Netflix’ een film opgedoken over de UFO’s die ons zouden bezocht hebben, te vinden ook op Google: https://youtu.be/WiSKF8JjoSc . Als ik zie welke personaliteiten erin optreden dan kan ik moeilijk anders dan besluiten dat het voorgestelde geen verfilmde utopie is maar een waarheid aan feiten bevat die ons binnenvoeren in een totaal andere wereld dan deze die we menen te kennen, een wereld die ons moet doen nadenken.
We kunnen er ook aan voorbijgaan, dit is de gemakkelijkste en minst ons storende stellingname - wellicht eigen aan de massa - maar we kunnen ook, al was het maar even, erover nadenken en ons erop instellen als in verwachting van wat uiteindelijk, vroeg of laat reëel komen zal.
Ik denk nu aan Erich Von Däniken in zijn woning in Zofingen (CH) - een vriend van mij woont in Zofingen en ik was er ooit in 1946 en herinner me de spitse toren van het kerkje - en ik denk aan zijn (gecontesteerd) boek ‘Waren de goden kosmonauten’, (1968) waarin hij zich baseert o.m. op het Boek van de Profeet Ezechiël dat we terugvinden in het Oude Testament, hoofdstuk 1: versregels 4-28. De man werd vergruisd door de historici en wetenschappers-astronomen (hij schreef ook, in een zelfde verband, iets over de Nazca tekeningen). Er werd zelfs de spot gedreven met hem maar, was het door Ezechiël beschrevene, wel een visioen, iets zo maar uit de lucht gegrepen? Wel, als je het leest dan moet je onvermijdelijk verbaasd staan over zijn verbeelding en kan het dus dat Ezechiël effectief getuige is geweest van een uitzonderlijk gebeuren.
Zouden de Heren in het document ooit gedacht hebben, zoals ik, aan Von Däniken en aan de Profeet Ezechiël? Hebben zij het niet gedaan, ik wel, ik ben de tekst gaan opzoeken, en heb Ezechiël herlezen. I was astonished to read:
Ezechiël 1: 19: And when the living creatures went, the wheels went by them: and when the living creatures were lifted up from the earth, the wheels were lifted up. (King James Bible).
Ikzelf heb altijd gedacht dat Von Däniken een te rijke verbeelding had, en dat wat hij schreef te nemen was met een korrel zout. Vandaag, na de film, me toegestuurd door iemand die me duurbaar is, rijst de twijfel in mij: Von Däniken, was hij wel een visionair?
28-08-2020, 07:59 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-08-2020 |
Grote momenten in het leven |
Deze op elkaar volgende blogs - en ik herhaal me wellicht - zijn zovele momenten in een leven die lijk een foto, in woorden worden omgezet. Ze nemen slechts een smalle geul in van het bestaan. Ze zijn een momentum van gedachten en gevoelens, een ebbe en vloed beweging van wie men is, van wie men denkt te zijn en de betekenis hiervan in de maatschappij, in de Kosmos. Dit laatste uitzonderlijk zijnde want weinig zijn zij die zich hier vragen over stellen, wat maar normaal is want dit overstijgt het dagelijkse van ons bestaan.
Ze staan dus getekend door al wat er is aan voorafgegaan; ze zijn van de vele ogenblikken die je kende, van de vele plaatsen die je bezocht en waar je je ooit bewust bevond; ze zijn van al die tijden. Wat betekent dat alles over en van jou, in en over elkaar ligt, het heden gegroeid uit het voorbije en het komende groeiend uit het heden, en in méér, realiteit en droom vermengd, zodat het geschrevene, zo wens ik het toch, de kleur en de smaak heeft van melk in koffie of koffie in melk, crèmekleurig, aldus de realiteit niet duidelijk afgelijnd, maar gevoileerd gedroomd: realiteit en droom innig vermengd. Hieruit voortvloeiend: een blog begint niet met de eerste regel, een blog begint met al wat er is aan voorafgegaan, geschreven of niet geschreven, verspreid of opgeborgen gebleven.
Er is geen twijfel hierover, zoals er geen twijfel was voor James Abbott McNeill Whistler, toen men hem vroeg - leert ons Jorge Luis Borges[1] - hoeveel tijd het hem gevergd heeft om één van zijn ‘Nocturnos’ te schilderen. Het antwoord van Whistler was: ‘toda mi vida’.
Zo zijn mijn blogs niet begonnen op een dag in mei van het jaar 2010, ze hebben hun wortels, én bij mijn ouders, grootouders en de vele geslachten ervoor, onvermijdelijk doorweven met de stand van planeten en sterren, al is er over dit laatste niets bewezen of kan er niets bewezen worden, toch aanvaarden we dat we bij de geboorte, of bij de conceptie hun invloed hebben ondergaan.
Deze blog is dus duidelijk geïnspireerd door Borges, had ik hem niet gelezen, wanneer of waar ook, ik zou hem niet hebben opgezocht op de plaats waar ik hem vinden kon, want de door hem aangehaalde zin van Whistler draag ik mee in mijn dagen. Vandaag werd hij me te machtig en heb ik hem uit zijn schuiloord gehaald.
Wie me ertoe heeft aangezet, hoe ik er ooit ben bij terecht gekomen? Weet ik niet. Wat ik wel weet is dat ik Borges las - ik had een woordenboekje Spaans bij me - gezeten op een rots dichtbij de aanstormende golven, het water tot op de bladen van Borges’ ‘Discusión’, spattend.
De zee, de luchten, de op de rotsen slaande golven en Borges, grote onvergetelijke momenten in het leven.
[1] In zijn essay over ‘ la Poesia gauchesca’, uit zijn bundel ‘Discusión’, Biblioteca Borges, Alianza Editorial, 1997. Borges voegt eraan toe: ‘Con igual rigor pudo haber dicho que había requerido todos los siglos que precedieron al momento en que lo pinto.
27-08-2020, 10:17 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-08-2020 |
Er zijn van die dagen, soms. |
Het feit is dat ik nog eenmaal, de 105 Fragmenten kritisch, heel kritisch herlezen moet en deze binden aan elkaar om er een sluitend geheel van te maken. Dit is een moeilijk werk omdat ik al zovele malen, fragment na fragment kritisch heb bekeken voor ik het heb laten gaan. Ik moet dus een maximum aan kritiek opbrengen voor wat er staat, wat een bijna, voor mij, onmogelijke opdracht geworden is. Het zal er vooral op aankomen te schrappen wat geschrapt moet worden, want ik ben heel gul geweest in mijn gedachten en bewoordingen. Dit is wat me tussendoor te wachten staat de komende dagen: een voorbode op de herfst, die van mij dan.
Ondertussen moet ik me verontschuldigen voor de vele typefouten in mijn tekst van gisteren. Ik had die klaar in de namiddag en wou die inloggen voor het slapen gaan. Echter als ik de tekst terug wou nemen vond ik hem niet meer terug op mijn pc en heb ik er een nieuwe tekst moeten schrijven, die onvoldoende herlezen en onverzorgd werd ingelogd. Het zijn zaken die meer en meer gebeuren. Het wordt me duidelijk, mijn dromen beginnen me te overstijgen, ik moet de realiteit onder ogen zien en weten dat ik te ver aan het gaan ben, veel te ver; dat wat ik doe elke dag niet meer voor mijn leeftijd is.
Ik ondervond het ook met de documentaire over Petra - ik was ooit in Petra - op Canvas een paar dagen terug. Ik had moeite deze te volgen, al heb ik wel begrepen dat bij de bouw van Al Khazneh, de tempelgevel bij het binnenkomen in Petra, de houwers ervan, van boven af begonnen zijn, dat ze die gevel afdalend naar de basis uit de rots hebben gehouwen met alle details erop en eraan, en dit over de ganse breedte ervan, laag per laag dus, zodat ze geen stellingen nodig hadden, ze hadden het uitstekend deel rots onder hen.
Ik moet dit bezoek aan Petra beschreven hebben staan in mijn dagboek van die tijd, maar de moed ontbreekt me om die tekst te gaan opzoeken. Zo wat was het nut van het dag aan dag bijhouden, waar ik ook was of wat ik ook deed of las, van die dagboeken?
Als ik er vandaag over uitweid dan is het omdat ik nu weet ik dat het bijhouden ervan een nutteloze zaak is geweest, zoals ik heel wat nutteloze zaken heb gedaan in mijn leven; zoals het me thans toeschijnt dat mijn ganse leven nutteloos is geweest, omdat er, als uiterlijk teken van mij, de kinderen uitgezonderd, weinig zal overblijven.
Ook deze geschriften die nu al meer dan tien jaren doorlopen zullen op een dag verdwijnen. Verloren moeite ook, want ze hebben me moeite gekost, de ene dag wat meer dan de andere.
En toch ga ik verder, wie denkt ik wel te zijn, een andere dan een veelschrijver?
Sla ditmaal geen acht op wat je te lezen krijgt. Er zijn van die dagen in een leven dat het minder gaat, soms minder dan minder.
26-08-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |