 |
|
 |
|
|
 |
25-09-2016 |
Un Philosophe occupé de sa lecture |
Ik heb gisteren een prozagedicht ingelogd omdat het er al te lang lag om geplaatst te worden, heb dus gewacht tot vandaag om nog even terug te komen op het veel besproken schilderij met de titel, volgens Steiner en wellicht ook officieel: ‘un philosophe occupé de sa lecture’ van Jean-Baptiste Siméon Chardin. En hierbij mijn vraag die er geen meer is: de afgebeelde man, is hij wel een filosoof?
De overdadig rijkelijk geklede, lezende man is bij het lezen, onderaan zijn pagina gekomen en staat op het punt zijn blad om te keren en naar een volgend blad over te gaan. En deze bladomkering, en Chardin wist dit maar al te goed, leert me, meer dan zijn kleding, wie die man was.
Heeft echter iemand gezien dat hij zijn linkse pagina keert met de linkerhand, om deze naar rechts te leggen, dus niet zoals wij, in het westen, het doen, het rechtse blad, met de rechterhand naar links. Zoals ‘wij’ het zien denken we dat hij dus, een blad terug gaat. Maar wat de man in kwestie betreft, is dit niet het geval, hij gaat wel degelijk een pagina verder door het met de linkerhand naar rechts om te draaien. Die man, Monsieur Steiner is een rasgenoot van u, hij leest een boek dat geschreven is in het Hebreeuws, een taal, en dit weet u maar al te goed, die geschreven en gelezen wordt van rechts naar links. Een boek in het Hebreeuws begint dus, voor de man hier afgebeeld, wat wij, westerlingen zouden noemen: achteraan. De man moet dus een rasgenoot van u zijn geweest, een hooggeplaatste, een rabbijn misschien, die veel las want hij zit bijna halverwege zijn boek.
Monsieur Steiner, het verbaast me uitermate dat u dit niet hebt opgemerkt. U had het nochtans bijna geraden – niet gezien – als u schrijft dat: ‘ le bonnet de fourrure fait penser à la coiffe du kabbaliste ou du talmudiste en quête de la flamme de l’esprit dans la fixité de la lettre’.
Heel mooi gezegd maar u had niet moeten gissen, gissen is hier overbodig, Chardin toont het ons heel duidelijk en uiterst eenvoudig: de wijze waarop de pagina wordt omgedraaid om naar een volgende over te gaan. Schitterend van Chardin, de schilders van de XVIIIde eeuw waren niet te onderschatten.
Voor het overige staat alles normaal op zijn plaats: inktpot en ganzenpen staan rechts bij de rechterhand, klaar om, indien nodig, de marginalia aan te brengen. Twee belangrijke speerpunten die hij nodig had om zijn essay, ‘Le lecteur peu commun’ - het eerste in zijn ‘Passions impunies’ (‘No passion spent’) - te schrijven, en te vertellen wat hij (maar) wist te vertellen over het schilderij van Chardin, waarvan de naam nu, ‘officieel’, om recht te doen, vooral aan Chardin, zou moeten gewijzigd worden in ‘Le Rabbin occupé de sa lecture’.
Steiner vergevend, omdat we wat hem betreft zeer vergevensgezind zijn – Stefan Hertmans schreef me ooit dat hij niet altijd akkoord ging met hem – zag hij in het ‘stille tafereel’ met de lezende man, ook ‘l’écho de Rembrandt’. Dit wel, maar dat het schilderij heel duidelijk, aantoonde dat het een boek was geschreven in het Hebreeuws en dus zeker een talmoedist, een kabbalist of, waarom niet, een rabbijn, moest zijn, heeft Steiner, hij die de zandloper, en het doodshoofd heeft gezien, tot mijn grote verwondering niet opgemerkt. Shame on you, Monsieur Steiner.
Moraliteit van dit alles:
Chardin was 35 toen hij het doek schilderde en hij wist wat hij deed. Het doek zal eerst in het bezit geweest zijn van de opdrachtgever, ik vermoed de afgebeelde man zelf. Pas jaren later zal het in andere handen zijn overgegaan om ten slotte in het Louvre terecht te komen waar het de titel kreeg van ‘Le philosophe occupé de sa lecture’.
George Steiner schreef zijn gebundelde essays van 1976 tot 1996. In 1996 op het ogenblik van het verschijnen van zijn ‘Passions impunies’ was de titel van het doek nog steeds de geregistreerde.
Je gaat me toch niet zeggen dat ik de eerste ben die dit zou opgemerkt hebben? Maar zelfs al ben ik de eerste niet, ik heb dan toch iets opgemerkt dat Steiner, die er 25 pagina’ over schreef had moeten opmerken.
Ik zal het hem eens ‘ooit’ laten weten. Hoe weet ik nog niet. Misschien via het Louvre of, ook in dit geval, is zwijgen misschien meer dan zilver.
25-09-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-09-2016 |
Goldberg variaties |
Goldberg Variaties:
Zijn vingers, naar de toetsen toe getogen, in tinteling, in totale intimiteit met Johan Sebastian Bach.
Van wie het componeren was, van wie het in elkaar verweven van spiralen, van voluten, van arabesken was: inspiratie van de goden was.
Van spontaneïteit en van wandelingen was,
Betovering was van lichtkoralen, door ramen met pulver van robijn en amethist, doorzeefd bezeten en geheiligd door wat van de tekening erin was.
Van wie in oude kloostergangen, overspoeld, naar boven, naar beneden, witte parels, over witte tegels uitgestrooid, tot lang erna opspringend, was,
Overrompeling van regenbogen, verwondering te leven en het leven uit te schrijven in noten en in runentekens.
Hoorden we zijn onvermogen op te stijgen, al wilde hij hoger nog te komen, al wilden allen die er waren, alsof het mogelijk was, dichter nog te geraken, binnen in de geest te komen, een overgang van eeuwen te beleven.
En, gekluisterd in de balken wat we zagen, vlinders uitgedroogd in spinnenwebben, ook wij die middag lang geconverseerd met Bach, wij allen die er waren.
Niet meer wetende hoe Bach de klanken was.
24-09-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-09-2016 |
Le Philosophe lisant |
In zijn ‘Passions impunies’ ontleedt George Steiner[1] een schilderij van de Chardin (1699-1771); somt hij alle bijzonderheden op van het doek, om vooral de nadruk te leggen op de aanwezigheid van de ganzenpen in de inktpot, waarover hij zeer zinnige dingen schrijft:
La plume d’oie définie la lecture comme une action. Bien lire, c’est répondre au texte, être comptable envers le texte… Bien lire, c’est s’engager dans une relation de réciprocité comptable avec le livre lu, c’est s’embarquer dans un échange total.
Want besluit hij, de pen doet dienst om ‘des marginalia’ aan te brengen, het antwoord van de lezer naar de tekst toe of de dialoog die hij voert met het boek.
Ik heb echter Steiner niet nodig gehad om te weten hoe ik lezen moet. Ik had, zoals Chardin het ons duidelijk aantoont, altijd de pen bij de hand – in mijn geval was het het potlood – en onderlijnde ik voorzichtig en zo net mogelijk de passages die ik belangrijk vond, als bevestiging van wat ik las. Soms voegde ik er in de marge iets aan toe, een aanvulling voor mij; soms gebeurde dit onderaan of bovenaan de pagina, maar steeds met veel respect voor de tekst en de schrijver ervan.
Soms ook, maar dit was dan als verpozing, liet ik, waar er een halve pagina ruimte was, een tekening na, geen planten of bloemen of vlinders of kevers, maar een soort Spielerei met lijnen en vlakken zonder enige betekenis, enkel om te zeggen dat ik me goed voelde bij wat er te lezen stond; een soort van dankwoord dus voor de auteur en als teken van mij dat ik vreugde had beleefd aan wat ik las. Daarenboven schreef ik vele van de onderlijnde zinnen over in mijn dagboek, in de hoop deze aldus beter nog te bewaren.
Het lezen van een boek was aldus én een studiegebeuren, én een conversatie met de schrijver. Ik ging zelfs zo ver dat ik niet aarzelde als alles meezat, de schrijver mijn broeder in de geest te noemen. En dergelijke boeken van schrijvers-broeders stonden gegroepeerd op een bepaalde plaats in het rek.
Dit is ook voornamelijk de reden geweest waarom ik geen bibliotheekganger ben geweest, ik wou het boek van mij, omdat ik de tijd zou gehad hebben het om te woelen wat de inhoud betrof, en het te behandelen zoals ik wou dat mijn boeken, als die er ooit zouden komen, behandeld zouden worden.
Ik kleedde me wel niet, op mijn paasbest zoals de man van Chardin met hoofddeksel en mantel, maar mijn respect voor het boek dat ik in de hand hield en dat me vergezelde waar ik ook ging in de woning en, er buiten als het paste, was heel groot.
Een boek lezen is altijd een soort rendez-vous geweest met een onbekende en eens eraan begonnen werden de gesprekken warmer en vertrouwlijker en, voelde ik me meer en meer aangetrokken door hem. Ik ga niet beginnen met namen te noemen, maar velen hebben duidelijk hun stempel gedrukt op wat ik elke dag aan het schijven ben. Het zijn geen overnames van hun teksten – als het zou gebeuren zeg ik het – maar verwerkingen en aanvullingen ervan. Boeken zijn aldus een belangrijk hoofdstuk in mijn leven geweest: lezen, onderlijnen, overschrijven en verwerken. Niemand anders dan de boeken zelf hebben me hier toe aangezet, het is gekomen zoals het kwam en het is geworden wat het is.
Dit is dan meer van het voorbije dan van het huidige, want het lezen nu is een rem op mijn schrijven, en het is vandaag en morgen het moment van het schrijven dat de bovenhand heeft. Al wat ik las in het verleden komt nu in mijn blogs naar boven, bewust of onbewust; draagt ertoe bij dat ik nu werk met inzicht en dat ik aan mijn tekst een bepaalde inhoud mee geven kan. Ook omdat wat ik las in vele gevallen een springplank is naar wat ik nu verwoord.
Ik zegde het vroeger al, en de Ecclesiasticus wist het maar al te goed, er is niets nieuws onder de zon. Alles is al geschreven. Al wat te weten is is geweten, wat nu nog kan is het te zeggen op een andere wijze met andere woorden.
Veel meer dan dit laatste is me niet gelaten.
[1] George Steiner: ‘Passions impunies’ Folio Essais Gallimard, 1996, traduit de l’Anglais.
23-09-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-09-2016 |
Herfstequinox |
Genomen uit de Sterrengids 2016[1]:
‘Om 16.21 trekt het middelpunt van de zonneschijf van noord naar zuid over de hemelevenaar. Dat is per definitie het begin van de astronomische herfst. De astronomische herfst kan beginnen op zowel 22 september (zoals in 2012 en 2013) als op 23 september (zoals in 2014 en 2015). Aan het begin van de vorige eeuw kon de herfstequinox zelfs op 24 september vallen. Voor het laatst gebeurde dit in 1931. In 2092 begint de astronomische herfst op 21 september – voor het eerst sinds de invoering van de Gregoriaanse kalender.’
Hiermede is alles gezegd en ook niets. Wat we wel weten is, dat van nu af de nachten langer worden dan de dagen en dit tot 21 december wanneer de dagen terug beginnen te lengen. Ik noteer dit, misschien meer voor mezelf dan voor jullie, lezers, maar ik weet dat ik van nu af aan, 21 september als herfstequinox mag vergeten, want hoe het zal zijn in 2092 is de minste van mijn zorgen.
Maar het is een voorbij gaan om even bij stil te staan, om even te denken aan het wonder dat we enerzijds, geconfronteerd worden met het geleidelijk aan verdwijnen van het licht om dan op een bepaald punt gekomen, geleidelijk aan geconfronteerd met het minderen van de nacht. Hoe alles aldus geregeld werd en ons een ritme oplegt waarnaar we ons te schikken hebben en wat kunstenaars op zeer uiteenlopende, maar des te waardevolle wijze hebben uitgebeeld. Ik denk dat de wisselingen in licht en donker en de hiermede verband houdende temperatuurschommelingen, een groot impact hebben gehad op de mens die we geworden zijn, en dan vooral gesteund op de betekenis van het licht zo materieel als spiritueel, voor beide vooral in de tijden vóór er de schakelaar was.
We kennen beter dan wie ook de dageraad, beter dan wie ook de avondschemering. De opkomende en de dalende zon is in ons geprent als een bron van inspiratie. Hoe leeg het zou zijn indien we deze niet gekend hadden of niet meer kennen zouden. Ons leven is er op afgestemd. We voelen vandaag hoe de kilte is teruggekeerd na een lange afwezigheid. We zijn er al op ingesteld dat de morgens vuurrood zullen zijn zoals de avonden en dat we van uit die beelden de dag zullen in of uitgaan in een andere stemming, een winter-stemming die deze van de zomer overneemt.
Licht dat deemstert, licht dat zwellen gaat, we zijn er aan vastgesnoerd, het zit ons in het bloed, we voelen het zodra we het zien, en het overvalt ons, het maakt ons anders. We leven er mee, ondergaan het en overheersen het. Het is onze adem, het is ons voedsel en meer nog ons geestelijk voedsel dan welk ander ook.
Wij die schrijven, wij die schilderen, componeren of beeldhouwen, wij die de velden ingaan, de bossen en de tuinen, de boomgaarden, worden er door getekend, er door gewaarmerkt. De wisseling zomer herfst is ons duurbaar, omdat het ons maakt wie we zijn, afgestemd op het leven, maar wetende dat hierop het sterven volgen zal en, het nieuwe leven. De natuur ons voorbeeld zijnde.
[1] Sterrengids 2016: Stip-media, Alkmaar. www.stipmedia.nl
22-09-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-09-2016 |
Ons betrachten |
Ik spaar mijn gedicht nog wel enkele dagen nu de herfst voor de deur staat als een man op leeftijd die zich gehaast heeft om er te zijn en om te vertellen hoe zijn zomer was, maar vooral hoe hij rondgedwaald heeft over het land, hopende nu tot rust te komen nu de bladeren vallen gaan en het licht van dageraad en avond, vuur zal zijn met na-gedachten van hoe de dingen waren waar hij aan voorbij is gegaan.
Ik wist gisteren waarover ik vandaag schrijven wou: Vertelde me een vriend dat wat hij maakte, nieuwe dingen waren van oude vormen en andere, waarvan hij gedacht had dat ze er al stonden in zijn onderbewustzijn, en die hij heeft nagebootst in het hardste hout om nooit meer te vergaan, zijn naam er onder. Vertelde mij een andere vriend – zijn tuin een levende gedachte - hoe moeilijk op het doek hij zijn kleuren verenigen kon met deze in zijn herinneren, omdat hij die ene, o zo zeldzame kleur vinden wou die nog nooit door iemand werd gebruikt, en er zelfs niemand ooit heeft aan gedacht deze te gaan zoeken.
En ik, mijn arme ik, dat vandaag schrijven wil wat nog nooit geschreven werd, zelfs niet door Ovidius, zelfs niet door een romantieker of een historicus, zelfs niet door Dante of Cervantes. Alsof er zo iets zou bestaan dat nog niet te lezen staat in alle bibliotheken van de wereld.
Maar allen willen we bereiken wat nog niet bereikt werd, allen willen we ons overstijgen met nieuwe vormen, nieuwe kleuren, nieuwe woorden om te zijn wat we altijd wilden zijn maar we nimmer worden zullen.
Het bevreemdende van ons mens-zijn is de eeuwige drang in ons, op te stijgen in wat ontoegankelijk is: de wereld van de geest, waar we telkens wonen willen, eens we ons één ogenblik maar hebben losgemaakt van de wereld, waarin we het grote deel van onze tijd doorbrengen.
En we kunnen het niet laten, het blijft een zoeken naar iets dat er zijn moet, dat ons is ingegeven, dat geankerd zit in onze genen, in ons bloed en hartslag. We ontkomen er niet aan. We zijn ‘het zoeken’, maar ‘het vinden’ zijn we niet, daarvoor komen we te kort. En het is dit tekort komen dat ons maakt wie en wat we zijn: een blijvend betrachten ooit te bereiken, wij verinnigd in de dingen en de dingen verinnigd in ons in een globaliteit van het zijn.
Dit is de reden van ons beeldhouwen en ons schilderen, van ons schrijven. De reden waarom Johannes Brahms – enkelen zullen weten waarom Brahms - zijn vioolconcert geschreven heeft. Dit is de reden waarom Jorge Luis Borges een novelle heeft geschreven met, denkend aan diezelfde Brahms, de titel van Deutsches Requiem. Niets gebeurt er, en niets wordt er gezegd dat niet zijn oorzaak hebben zou. Het is een wereld die drijft boven de alledaagsheid der dingen, en er tevens de hartslag van is, de diepte en de volheid. Neem dit fenomeen weg en je neemt de reden weg van ons bestaan.
21-09-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-09-2016 |
Bloggers |
Er zijn, als ik de cijfergegevens nasla, 6.800 bloggers die actief zijn in de rubriek ‘dagboek-bedenkingen’. Soms ga ik kijken wat anderen ervan maken en kom ik binnen bij mensen zoals ik voor wie hun blog van een deel uitmaakt van hun dagelijks bestaan. Het gebeurt zelfs dat je geboeid bent door de inhoud van wat je las, dat je contact opneemt en dat er een correspondentie uit volgt, die je dichter tot elkaar brengt.
Een dergelijk geval deed zich voor in mijn beginfase met een dame in Noord-Holland, haar echtgenoot was kapitein op een sleepboot. Hij voer alle zeeën en oceanen af, was zes maanden weg en zes maanden thuis en gedurende zijn afwezigheid hield ze de vrienden en kennissen op de hoogte van waar hij was, hoe hij voer en waar hij aanlegde. Ik volgde haar blog op afstand, ik volgde haar angstgevoelens als hij de Indische Oceaan opvoer, waar Somaliërs een gevaar betekenden voor gijzeling die in die tijd dreigend was. Nu en dan maakte ik er melding van in mijn blog of stuurde ik haar een mail, al was dit maar zeer sporadisch. Tot het bedrijf in moeilijkheden kwam, de kapitein ontslagen werd en op een andere boot bij een andere scheepsfirma terecht is gekomen, het juiste verhaal ken ik niet meer. En weinig erna, verdween haar blog, dat nochtans druk bezocht werd, uit de ether.
Ik stel me, zoals vandaag, nog altijd de vraag wat er kan gebeurd zijn. Naar ik kon oordelen was het een gelukkig gezin, met een dochter aan de universiteit die goede resultaten haalde. En het feit dat de dame niet blogde als haar echtgenoot thuis was, wees duidelijk op de band die ze had met hem.
Zoals ik haar blogs volgde las zij ook die van mij. Het was in de tijd dat ik nog al uitgebreid en regelmatig vertelde over, wat ik mijn droomwoning noemde, het ‘Eedgoed’, in Serskamp-Schellebelle, een landgoed dat reeds voorkwam op een oude landkaart van de XVII de eeuw. Ze had het opgezocht op Google en stuurde me een foto van de inrijpoort. Ze hadden ook Brussel bezocht en dus ook het Manneken. Ik weet niet meer of ik haar toen gesproken heb van de geschiedenis van het Manneken in Geraardsbergen, het heeft ook geen belang meer nu ze verdwenen is met de noorderzon zoals wordt gezegd en geschreven.
Wat niet belet dat ik me vragen blijf stellen over wat er met haar man, een groot schipper, als ik las wat hij deed, waar hij heen voer en, wat er met haar, als schrijfster van haar altijd zeer verzorgde blogs geworden is. Regelmatig nog ga ik kijken of ze niet opdaagt, maar tevergeefs.
Voilà, ik moest dit kwijt deze morgen. Nu het geschreven staat is het geen last meer. Heb ik het antwoord wel niet ik kan me erbij neerleggen en denken dat er heel wat zijn die me lezen, en van wie ik heel weinig, zo niet helemaal niets, afweet.
En, wat er ook moge gebeuren, als ik ooit stilval, en dit zal onvermijdelijk eens komen, zullen velen zich de vraag stellen wat de oorzaak was. Het kan dat dit ook een onopgeloste vraag zal blijven, die regelmatig in hun dagen, tot lang erna, zal opduiken. Zelfs als ze vernemen zouden – ze zullen het al lang vermoed hebben – wat er aan de basis lag, dan nog zal er, een deel van de vraag openblijven bij hen.
Wat ook zijn betekenis zal hebben voor hem die er niet meer zal zijn.
20-09-2016, 07:32 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-09-2016 |
Fabergé-ei |
Je moogt ook niet teveel vragen in het leven: een lichaam dat, hoewel op leeftijd, toch nog voldoende goed functioneert, een geest die nog helder is en de Muze die je nog regelmatig bezoekt op ogenblikken dat je haar het meest nodig hebt. Drie zaken die voor jou, om te beginnen, essentieel zijn, waaraan andere als een zorgzame en liefhebbende echtgenote, de genegenheid van kinderen, van vrienden en kennissen, die meer dan pluspunten zijn, kunnen worden toegevoegd. Je kunt er nog een aangename woning bij nemen, en met dat alles zit je ver boven het gemiddelde dat een mens op aarde beschoren is. Je kunt er zelfs nog, uitzonderlijk, rijkdom aan toevoegen maar dan stijgt je heel ver boven de middenmoot uit, want een dergelijk arsenaal aan voordelen is aan weinige gegeven, dit laatste toch niet aan mij.
Zo in de omstandigheden die ik ken, ben ik al gelukkig Cervantes naast mij te hebben, zelfs al open ik hem niet zo dikwijls; ben ik gelukkig, zoals gisteren, Dante te hebben boven gehaald en bij het lezen van enkele passages die ik gebruiken wou, eens te meer begrepen heb welke grote poëet Dante - die schreef op het einde van de XIIIde, begin XIVde eeuw - wel was. Kleine dingen op een gewone dag die je verheugen omdat je ze beleeft en ruimte en volheid geven aan je geest en je bestaan. Veel meer heb je niet nodig, al zijn er wel andere voorvallen die je dan ervaart als een onverwacht geluk.
Zo een ontmoeting, een paar dagen terug, aan die wondere vijver van die vriend Johan – ik denk wel dat ik hem vriend noemen mag – met een nog jonge man, vond ik toch, Frank P., een Vlaming van bij ons, die in Olten bij Bazel woont en werkt in een atelier als graveerder.
Het was niet zo maar een ontmoeting. Een paar ogenblikken ervoor had Johan me verteld dat hij voor een man, een vriend van hem, een werktuig had gemaakt, dat niemand anders had kunnen bedenken noch maken. Hij was het aan het uitleggen toen precies op dat ogenblik, een wagen stopte met een Zwitserse nummerplaat, AG (van Argau). Het was de man, voor wie hij het had gemaakt, die Johan nog eens bedanken wou omdat hij er zo gelukkig mee was. Frank toonde me het werktuig in kwestie, het lag in de koffer van zijn wagen, een ronde metalen bol, op een rubberen ring, waarop hij zijn te graveren stukken kon vastzetten zodat hij ze in alle richtingen draaien en keren kon en ze aldus altijd naar zijn hand kon zetten en niet meer omgekeerd, wat zijn graveerwerk aanzienlijk verlichten zou.
Op zijn smartphone liet hij me tal van stukken zien die hij gegraveerd had, vele waren kolven van jachtgeweren of van revolvers. De gravering was van een grote sierlijkheid, kleine tekeningen van bloemen, vlinders en kevers, verweven in arabesken van verfijning en smaak, tekeningen die teruggrepen naar de mooiste die ik me herinneren kon, sommige met erin elementen verwerkt die we terugvinden op de kapitelen in onze romaanse kerken.
Hij vertelde me ook dat het ganse atelier werkte aan een Fabergé-ei, in bergkristal, een kunstwerk dat normaal één jaar arbeid vergde en nu in vijf maanden moest worden vervaardigd (prijs: een miljoen pond), met een Pavlova die danst op een muziek van Saint-Saëns uit zijn Carnaval des Animaux.
Ik wist onmiddellijk dat het de muziek was van ‘de stervende zwaan’ en trachtte de melodie te zingen. ‘Ja’, zegde Frank, ‘ja dit is het’ en hij zocht die op in zijn smartphone. ‘Ik heb dit al duizend maal beluisterd’, zegde hij, en toonde ook een reeks foto’s van Pavlova. 'Als het ei geopend wordt moet Pavlova dansen op de muziek van Saint-Saëns precies zoals het hoort, wat een huzarenstuk is waarmede we nu bezig zijn.'
Ik vertelde hem over Pavlova, dat ze als danseres zo uitzonderlijk was dat Ezra Pound haar zelfs vermeld had in een van zijn gedichten, wat hem verbaasde. ‘We zijn een grote familie’, zegde ik hem, ‘Johan, Pavlova, Saint-Saëns, Ezra Pound, waarin we ons allen ontmoeten: jij in de realiteit der dingen en ik afdalend in mijn geheugen’.
Maar nog is het verhaal niet volledig, want hij zegde me nog dat hij nu eerst bij zijn vriend ging die dicht, bij Sierre in de Valais woonde. Ik verschoot: ‘Dan ken je de Val d’Anniviers’, dan ken je Grimentz en Zinal?’. ‘Ja, zeker, Grimentz is het mooiste dorpje dat ik ken, dan toch het oud gedeelte, ken je dit ook?’
‘Frank, geef me de hand – ik waagde het niet hem te omhelzen - Grimentz is mijn lievelingsdorp in de Valais.’
Het was een ontmoeting die ik niet licht vergeten zal. In het weggaan, hij moest zijn moeder gaan afhalen bij een vriendin van haar, haalde hij een Zwitsers dagblad uit de wagen, ‘20 Minuten CH’ van 1 september, en gaf het aan mij, waarom moet ik nog uitzoeken. Maar mijn verhaal is al kleurrijk genoeg, dan toch voor mij, kleurrijk en uiterst uitzonderlijk.
19-09-2016, 07:37 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |