 |
|
 |
| |
|
 |
| 08-08-2021 |
Het gespannen staan van de boog. |
|
Ik waag het te schrijven dat ik stemmen hoor, zonder ze te horen, die me zeggen wat er moet gezegd, ik een man van vele jaren die voortdurend in een flow zit om woorden te produceren, waarbij hij door iets totaal onzichtbaar en uiterst vreemd geholpen zou worden. Is dit een teken van mijn oud worden, erkennen dat wat er staat, en er staat er al heel wat, van de sterren komt, dat ik maar een instrument ben geweest van een wereld buiten mij, de wereld van de geest waar iedereen die er zich op instelt, putten kan tot in het oneindige, tot in het meest bevreemdende toe?
Het is een zin geworden om een lang verhaal kort te houden, maar voortgaande op mijn elan, van gisteren - en welke! - ga ik verder in zelfde richting, de enige die me interessant toeschijnt om te bewandelen.
Het is altijd mijn weg geweest, altijd, het gewoon dagelijkse was niet van mij en zal het nimmer zijn, ik sla er geen acht op als ik optreed al schrijvend, en op dat gebied ben ik een eenzaam man. Eenzamer dan ooit glijd ik weg - word ik opgezogen - naar wat van het eeuwige is, dan toch voor mij. Het tekent me met een soort as op mijn voorhoofd, niet met de as van de stof, maar met het pulver van de geest.
Wat niet belet dat ik tot rust kom, een vorm van niet-denken, niet-zijn, als ik huishoudelijk bezig ben, als ik prei of selder of ajuin ga snijden en de geur ervan aan mijn handen kleeft als ik verder schrijven ga. Dergelijke momenten zijn vormen van rust, vormen van een geborgenheid voor de geest in mij. Welgekomen momenten die er zijn moeten in de dag opdat de ‘bowstring’ even ontspannen wordt opzij gezet.
Het is, maar dan niet in Zentermen, bij benadering wat the Master zegt aan Eugen Herrigel[1] hoe hij de ‘bowstring’ moet loslaten: ‘by letting of yourself, leaving yourself and everything yours behind you so decisively that nothing more is left of you but a purposeless tension’.
Ik vergeet al wat ik ben ‘in a purposeless tension’ als ik het huishoudelijk werk doe dat me werd opgedragen, ik aanvaard het zelfs met vreugde en werk het af met toewijding, wat het ook moge zijn. Om daarna terug te gaan naar mijn gedachten die vorm zullen geven aan mijn schrijven van elke dag, want dit is normaliter maar af in de avond/nacht/morgen, wanneer het wordt ingelogd voor de volgende dag.
In deze mate, als we schrijven gaan, ook als we rondlopen in het huis, zijn we gedompeld in een lichtend landschap, met op de achtergrond de klanken van de grote componisten der aarde, klanken die ons vergezellen waar we gaan. Eens neergezeten voor ons klavier of voor een wit blad, is het de geest die ons opjaagt om woorden achter te laten voor zij die ze lezen zullen, later, ofte nimmer.
[1] Eugen Herrigel : ‘Zen in the Art of Archery’, Routledge & Legan Paul, augustusFirst published in 1953 - hier, 1982 page 47.
08-08-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 07-08-2021 |
Iemand hield mijn hand vast. |
|
We leerden van stof te zijn en tot stof terug te keren, terwijl, en ik kan het niet genoeg herhalen en onderlijnen, ons geleerd moest worden van geest te zijn en tot geest terug te keren, wat ons een totaal ander wereldbeeld had gegeven, een andere vlakte waarover het licht in schichten een symfonie van nieuw geestelijk leven gebaard zou hebben en wij allen: morgenlicht en hoop op eeuwigheid.
Ik dacht eraan vanmorgen, iets dat ik vroeger al moet geschreven hebben of dan toch een hint ernaar; iets dat van ons misschien oosterlingen had gemaakt, waarbij we zouden terecht gekomen zijn met een ander zicht op wat ons te wachten staat. Ik heb er trouwens niet op gewacht, ik heb mijn eigen beeld geleidelijk opgebouwd, het komt uit de geest in mij die eeuwig is, die me geleend werd en die ik terug zal geven eens mijn uur gekomen.
Zo voel ik het toch en KLARA is er om dit te bevestigen, want we zijn geluksvogels, de mooiste muziek ligt aan onze voeten, om het even welke symfonie of concerto, of sonate of noem maar op, een requiem wordt ons aangeboden, en eens zo ver, worden we meegenomen in de geestelijke wereld van anderen voor ons, die componerend opgestegen zijn in het spoor van het kosmische, hoe miniem dit spoor ook moge geweest zijn, het is er, en eens we ons erin bevinden, componeren we, schrijven we, beeldhouwen we, aquarelleren we, doen we iets dat niet moet gedaan, maar dat ons ingegeven wordt het te doen, ingegeven door wat van de Kosmos is, niet van de aarde en het dagelijkse, maar van het hogere, het verhevene, het sacrale. We gaan, om het eenvoudigweg te zeggen, we gaan ons erin dompelen, we gaan erin zwemmen.
Het creatief proces dat in ons aanwezig is, is van de geest van de Kosmos die we een naam zouden geven, indien die naam sedert eeuwen niet bedoezeld ware, maar we weten dat het een correcte naam zou geweest zijn. De naam met een inhoud die Spinoza er aan gaf.
Ik ben, schrijvend en nadenkend, mijn gedachten volgend, eens te meer uitgekomen waar ik vanmorgen niet dacht uit te komen. Het is een gewoonte van mij, op bepaalde dagen deze richting in te slaan, de gewone baan te verlaten en een ingebeelde baan te gaan, zoals het soms gebeurde in de bergen, dat Robert, de gids met ons vertrok voor een gewone wandeling en we eindigden op de top van de ‘Couronne de Breyonnaz (Moiry regio).
Van waar ik vertrok vanmorgen, was ook gepland als een gewone uitstap en zie waar ik aangekomen ben, op een plaats die ik niet verwacht had, maar, geloof me of niet, ik werd er naar toe geleid, iemand hield mijn hand vast.
Aanvulling:
De ontbrekende blogs van 10 juli 2021 af, zullen de volgende dagen worden aangevuld.
07-08-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 06-08-2021 |
Het verstillen. |
|
Hij herleest de zinnen die hij gisteren schreef. Schijnbaar was hij in een verheven bui, hij zou deze woorden vandaag niet geschreven hebben, de stemming van gisteren was kortstondig geweest, de woorden zaten in zijn vingertoppen en vloeiden zo weg uit hem zodat hij ze amper controleren kon, er zelfs niet aan dacht het te doen. En eens ze er stonden mocht er niets meer aan gewijzigd worden, want woorden zijn wat ze zijn, wanneer ze ontstaan, vroeg in de morgen of laat in de nacht, in de zomer of in de winter, ze zijn er als een afdruk van een fase in het leven, de tijd heeft er geen vat op; het zijn momenten dat hij buiten zich zelf treedt, buiten het gewone in hem, in een ‘zijn’ dat hij exponentieel wil noemen.
Hij kan dit niet anders omschrijven dan met het woord exponentieel, een uitzonderlijk ‘Dasein’, binnen het dagelijkse, het gewone zijn. Als hij schrijft, gebeurt het o, zo gemakkelijk dat hij het gewone zijn verlaat en binnen treedt in het andere zijn. Dergelijke momenten liggen geacteerd in de duizenden pagina’s die hij schreef, neergezet en, achteraf vergeten en grotendeels verloren, enkel de groot ‘verhevene, de ‘er-boven-uitstekende’ momenten die hij al schrijvend of al discussiërend beleefde, herinnert hij zich nog daarom niet in dezelfde termen, maar de draagkracht ervan bleef bij.
Ideeën die ontstonden, niet zo zeer, erover nadenkend, maar plots, ineens zonder er ooit aan gedacht te hebben. Zo was er de gedachte - ze dook op aan het graf van zijn ouders - dat de evolutie die de mens heeft doorgemaakt van het ogenblik af dat hij de aap ontgroeid is, niet het gevolg is van de mens zelf, maar dat het een daad van de geest in de Kosmos is geweest, een daad die is opgetreden in planten en dieren die zich voortdurend hebben aangepast aan de levensomstandigheden. De vraag van kip en ei is geen vraag, de evolutie is geleidelijk gekomen en in de kip en in het ei van de kip. Het is dezelfde evolutiedrang die schuilt in de geest van de mens die dieper en dieper doordringt in de materie en zich een steeds maar groter inzicht toe-eigent. Deze toe-eigening gaat uit van de Kosmos, is een kosmische beweging.
Deze gedachtegang heb ik niet opgepikt hier of daar, ze is me te binnen gevallen, op het meest ongewone ogenblik. Anderen moet dit gedacht hebben, Charles Darwin voorzeker, maar of hij dit door getrokken heeft tot de geest van de mens betwijfel ik, maat ik kan me vergissen.
Zoals velen me zeggen zullen dat ik me vergis wat de mogelijkheden zijn van de Kosmos, van de geest in de Kosmos.
Maar dan verwijt ik hen dat ze nog nooit hebben nagedacht hoe het komt dat een zaadkorrel ontkiemen kan en een boom kan worden die weet hoe te bloeien en hoe bevrucht te worden. Men noemt dit het wonder van de natuur, maar niemand denkt eraan, hoe dit wonder gestructureerd is en hoe het ooit tot stand is gekomen, hoeveel tijd het wel heeft nodig gehad.
Alleen, zoekende twijfelaars zoals ik trachten dit wonder te benaderen van uit een ongewone gezichtshoek.
Ik hoop, vriend lezer dat je nu al weet dat ik een dagboek aan het schrijven ben, dat wat ik vertel betrekking heeft over wie ik ben en wat ik denk, minder, veel minder over wat ik doe - op mijn leeftijd is dit niet meer zo belangrijk - of wat anderen doen of zeggen.
En het is stil in mij geworden, een lichtende stilte. De stilte van een bergmeer, waar ik zit op de oever, gedachteloos, de besneeuwde toppen erin weerspiegeld alsof ik mezelf weerspiegeld zie, van mijn jeugd af tot mijn late dagen; alsof ik ben gaan uitzwermen, buiten het omhulsel van mijn lichaam. en dat al wat ik ben is stil gevallen, een groot zwijgen neergelegd op het water, met niet meer dan wat rimpelingen.
En met die stilte in mij, ben ik meer deel geworden van het omringende: de luchten, de bomen, de geluiden; het mag zelfs van de bergen zijn, en veel dieper nog van het kleine leven in grassen, in zwammen en mossen, die lang al hun zaden en sporen hebben uitgestrooid, nieuw leven in potentie, wat ik hoop ook nog te dragen.
Ik ook vermag zelfs in mijn stilte, het zaad van mijn geest uit te strooien in mijn geschriften, wel niet te vergelijken met het wonder van het kiemende zaad, maar dan toch geladen met trillingen van leven. Dit gevoel te kennen is lijk een warme wolk, waarin ik beweeg en schrijven kan..
Maar mijn verstillen opent andere horizonten, for if death has the quality of mystery it is only so because of the abundant mystery of life’ wist Christopher Fry in zijn lezing over de dood [1] .
Zo gebeurt het dat in de vlakte van de geest vele zaden wachten die vruchten zullen dragen, eens opengebarsten; en eens de tijd erover, groeien zullen tot rode beuken ruisend boven je hoofd, en jij je handen gevouwen als in een droom, nog slaap gebonden. Je hoopt het maar terwijl de regen valt en de stilte woekert in de mossen met paddenstoelen van begeestering.
Maar zien wie we zijn, doen we niet. O, Ouspensky, velen lopen de wereld voorbij, velen denken dat hun lichaam zal sterven, niet om te verrijzen tot een ander leven, maar om uit te doven en te verdwijnen onder een grauwe steen met wat naam erin gebeiteld en het licht erover van herfst en winter en vallende bladeren die de letters bedekken zullen, even maar, tot de wind komen zal.
Toch zullen er zijn die de geur van kweeperen hebben geroken in tekens van overmoed, de wijding van de avonden hebben gekend, de sterren en planeten hebben geweten hoog boven de bomen, en in het avondlicht de zilveren glans van water - in hun herinneren de lichtflits van een kronkelende aal die ze vingen, lang, lang, geleden - en late boten en het klotsen van het water in het riet en tegen de oever waar de rietgors op de morgen wacht.
Wij allen samen, ademend, echo’s van innigheid, cel in cel gedrongen en versmolten, zoals het altijd was en altijd zijn zal.
[1] Christopher Fry in his lecture on death, in the Chichester Cathedral, in 1977. Ik was er enkele dagen na zijn lezing en er lagen nog enkele exemplaren van zijn lezing te koop voor enkele pennies. Ik schreef hem achteraf en hij was zo vriendelijk me te antwoorden. Ondertussen las ik ook zijn ‘play’, ‘The Dark Is Light Enough’, ‘Christopher Fry Plays’, Oxford University Press, 1971.
In which, the countess to Jakob: ‘Protect me from a body wihout death… (p. 153).
06-08-2021, 10:19 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 05-08-2021 |
Gezichtshoek |
|
Hij herleest de zinnen die hij gisteren schreef. Schijnbaar was hij in een verheven bui, hij zou deze woorden vandaag niet geschreven hebben, de stemming van gisteren was kortstondig geweest, de woorden zaten in zijn vingertoppen en vloeiden zo weg uit hem zodat hij ze amper controleren kon, er zelfs niet aan dacht het te doen. En eens ze er stonden mocht er niets meer aan gewijzigd worden, want woorden zijn wat ze zijn, wanneer ze ontstaan, vroeg in de morgen of laat in de nacht, in de zomer of in de winter, ze zijn er als een afdruk van een fase in het leven, de tijd heeft er geen vat op; het zijn momenten dat hij buiten zich zelf treedt, buiten het gewone in hem, in een ‘zijn’ dat hij exponentieel wil noemen.
Hij kan dit niet anders omschrijven dan met het woord exponentieel, een uitzonderlijk ‘Dasein’, binnen het dagelijkse, het gewone zijn. Als hij schrijft, gebeurt het o, zo gemakkelijk dat hij het gewone zijn verlaat en binnen treedt in het andere zijn. Dergelijke momenten liggen geacteerd in de duizenden pagina’s die hij schreef, neergezet en, achteraf vergeten en grotendeels verloren, enkel de groot ‘verhevene, de ‘er-boven-uitstekende’ momenten die hij al schrijvend of al discussiërend beleefde, herinnert hij zich nog daarom niet in dezelfde termen, maar de draagkracht ervan bleef bij.
Ideeën die ontstonden, niet zo zeer, erover nadenkend, maar plots, ineens zonder er ooit aan gedacht te hebben. Zo was er de gedachte - ze dook op aan het graf van zijn ouders - dat de evolutie die de mens heeft doorgemaakt van het ogenblik af dat hij de aap ontgroeid is, niet het gevolg is van de mens zelf, maar dat het een daad van de geest in de Kosmos is geweest, een daad die is opgetreden in planten en dieren die zich voortdurend hebben aangepast aan de levensomstandigheden. De vraag van kip en ei is geen vraag, de evolutie is geleidelijk gekomen en in de kip en in het ei van de kip. Het is dezelfde evolutiedrang die schuilt in de geest van de mens die dieper en dieper doordringt in de materie en zich een steeds maar groter inzicht toe-eigent. Deze toe-eigening gaat uit van de Kosmos, is een kosmische beweging.
Deze gedachtegang heb ik niet opgepikt hier of daar, ze is me te binnen gevallen, op het meest ongewone ogenblik. Anderen moet dit gedacht hebben, Charles Darwin voorzeker, maar of hij dit door getrokken heeft tot de geest van de mens betwijfel ik, maat ik kan me vergissen.
Zoals velen me zeggen zullen dat ik me vergis wat de mogelijkheden zijn van de Kosmos, van de geest in de Kosmos.
Maar dan verwijt ik hen dat ze nog nooit hebben nagedacht hoe het komt dat een zaadkorrel ontkiemen kan en een boom kan worden die weet hoe te bloeien en hoe bevrucht te worden. Men noemt dit het wonder van de natuur, maar niemand denkt eraan, hoe dit wonder gestructureerd is en hoe het ooit tot stand is gekomen, hoeveel tijd het wel heeft nodig gehad.
Alleen, zoekende twijfelaars zoals ik trachten dit wonder te benaderen van uit een ongewone gezichtshoek.
05-08-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 04-08-2021 |
Bewust er zijn |
|
Het gebeurt zelden dat ik mijn dag niet begin met woorden op mijn scherm. Het is dan telkens van daar uit dat ik wegglijd in de tijd van het alles omvattende. Ik kan dan op om het even welke plaats, in mij, belanden: de velden om me heen, de bomen en de luchten, of verder weg, de bergen die ik ken of verder nog de zee op een plaats bij Alicante-San Juan waar ik was.
De zee die ik ontmoet als een heiligdom in de valavond, dacht ik, een plaats waar de geheime krachten van lucht en water zich in de dag hebben opgehoopt en schijnbaar, met het verdwijnen van het licht, tot rust zijn gekomen. Krachten die trillingen zijn, elektronen van water, lucht en licht die zich mengen met de elektronen van mijn lichaam en van mijn geest: gistende samensmeltingen die ik nimmer kennen zal maar die er toch aanwezig zijn in het laatste licht, in het laatste ruisen, in de laatste groei van grassen en kruiden in de rotsen waar ik zit: het mysterie van het innerlijke leven, voelbaar hier, te ontcijferen hier, in licht en schaduw, in leven en dood en vooral wat tussenin is.
Ik denk, vandaag moet dit alles gezegd en geschreven worden, herhaald worden, opdat duidelijker en inniger de band zou groeien met zon en sterren en planeten, met quasars en pulsars, met stralingen en energievelden, met de totaliteit van geest in deze energieën, al deze elementen die nodig zijn opdat deze avondlijke rotsen en de aanrollende golven zouden zijn wat ze zijn, licht glinsterend van wat erin het leven is. En wijzelf, gegroeid uit al deze elementen, de vrucht ervan.
Want deze vaststelling is toegespitst op een steeds maar hogere gecompliceerdheid in al wat zichtbaar en wat onzichtbaar is die we ontdekken, zo niet die we vermoeden er te zijn. De mens is er de fakkeldrager van, de verlichte en de lichtgevende, de uiterlijke en innerlijke drager van de geest hier op aarde.
Is hij, de mens, er zich van bewust, of laat het hem, totaal onverschillig?
04-08-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 03-08-2021 |
Dit is alles wat ik ben |
|
Dit is alles wat ik ben: de dag al ver gevorderd nu, ik aan de vijver ben en het regent. De gesloten luchten een laken over mijn gedachten. Maar waar ik ben schrijf ik, en waar ik schrijf is de totaliteit van mij toegespitst op het woord. Ikzelf vijver zijnde en de luchten er boven en de regen, en het woord dat mijn heil is, het blijvend wonder van mijn zijn hier op aarde.
Gisteren was een andere dag, ik dacht aan het al lang vergeten boek van Marcel Brion, ‘La ville de sable’. Waarom ik er aan dacht wist ik niet meteen. Een archeoloog in centraal Azië die, verrast door een zandstorm, schuilen gaat in een grot en als de storm is uitgeraasd, hij ziet dat diep onder hem, een stad is bloot gewaaid, een stad vol beweging, een levende stad. Hij wandelt er ongestoord binnen en vertelt over wat hij ziet en, wat ik me nog herinner, wie hij er ontmoet: een handelaar in edelstenen, een andere in tapijten, en een verteller van gesofistikeerde verhalen.
Ik weet nu, als ik gedacht heb aan het boek, dat het was omdat ik me soms voel als deze wandelende dorpsverteller, al weet ik minder te vertellen over oude steden die plots opduiken van onder het zand, dan een archeoloog die de fantasie niet schuwt - en Brion is dit - hij overtreft me op vele gebieden. Ik heb maar de vijver en de luchten om over te schrijven, me uitleven op een archeologische wijze kan ik niet. En toch droom ik ervan, eens, staande voor jullie, een verhaal op te dissen, een man te zijn zoals de profeet Almustafa[1], die zich, voor zijn vertrek, richt tot het volk van Orphalese, ‘in the twelfth year, on the seventh day of Ielool, the month of raping’. Ik evenwel, in het vooruitzicht ervan, denkend: ‘how shall I go with peace and without sorrow? Nay, not without a wound in the spirit shall I leave this city. En ik: shall I leave this world.
Ik sta er dan, jullie gekleed als pelgrims, in een halve cirkel voor mij gezeten, luisterend naar wat ik nog met hese stem te vertellen heb in mijn late dagen. Een lang verhaal van wie ik was en hoe ik geworden ben wie ik nu ben, al weet ik nog altijd niet hoe dit plaatsvond, want nog altijd ben ik op zoek naar mezelf, naar mijn ik die zich verbergt in de marge van mijn geschriften.
Ik zou dit verhaal inkleden in oude woorden om dicht bij mijn jeugd te blijven, omdat ik van daar uit vertrokken ben en dit de basis was van al wat er over mij staat opgetekend ergens in een vreemd land zoals dit van Marcel Brion, ooit bedolven onder het zand van eeuwen en plots door de wind bloot gelegd om da arna door een andere zandstorm terug te bedekt te worden en te verdwijnen.
Zoals alles dat zich manifesteert eens verdwijnen zal, de tijd in.
Hoe sterk je staat als schrijver en hoe lichtvoetig je de woorden neemt om te verrassen en een deeltje wijsheid mee te geven.
Of ik het boek ‘La ville de Sable’ bewaarde, weet ik nu niet, ik zocht in de rekken boeken maar vond het niet. Het dateert van 1959, ik moet het dan gelezen hebben, sedertdien heb ik er wellicht nooit meer over gesproken en, nu duikt het op, gelukkig maar.
Brion is ook de auteur van een boek ‘L’Art fantastique’ wat nauw aansluit bij het bevreemdende in het boek ‘La Ville de Sable’.
Ik zeg het maar, volledigheidshalve.
[1] Khalil Gibran/ ‘The Prophet’, 1923, Heinmann, London.
03-08-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 02-08-2021 |
Hoe ik me voel |
|
En toch moet ik verder, al ben ik er helemaal niet gerust in. Het schijnt me toe dat ik me opdring nu ik mijn geschriften per e-mail verzend en je er niet meer kunt aan ontsnappen, want het kan dat het misschien voor jou even moeilijk is ze elke dag te lezen, als voor mij om ze elke dag te schrijven. Of, is het toch zo, kijken we er beiden naar uit, ik om te weten wat het worden zal, jij om te weten wat er komt, beiden even nieuwsgierig.
Eigenlijk bespeel ik je, tracht ik je in mijn greep te houden wat even wederkerig is, want jij ook houdt me in je greep, ik kan er niet van afwijken, je zit, na al die jaren, vast in mij, je zit onder mijn vel zoals ik vast zit bij velen die me lezen, onvermijdelijk denk ik dan.
Wat je niet weet is dat ik je meedraag waar ik ga, dat je mijn inspiratie bron bent, je pousseert me om van jou te zijn, om het beste van mijn morgens, van mijn dagen te denken aan jou, en uit te zoeken waarmee ik je vergasten kan.
Soms is het er, soms komt het heel moeilijk, maar je bent geduldig, geduldiger dan ik want soms loop ik uit en schrijf ik een dag vooruit, zo maar als het me te binnen valt, zodat ik geen notie meer heb van de tijd en het cijfer van de dagen verkeerd uitvalt.
Het is, en ik herhaal me, een balsem op mijn leeftijd, jullie te kunnen schrijven zoals ik schrijf. Ik had het nooit zo verwacht, ik zag het als een blok aan mijn been, maar het is het niet, ik voel me een gelukkig man als ik schrijf, wat ook ik schrijf, of het nu blij getint is of met een zekere droefheid/weemoed omfloerst, er is altijd diep in mij de vreugde het te doen.
*
Ik ben je een uitleg verschuldigd. Een paar weken terug is het bord ‘FORBIDDEN’ opgedoken. Ik kon mijn blog niet meer bereiken, alles bleek geblokkeerd. Ik hoorde dat de vroegere www.bloggen.be overgenomen werd door een Nederlander
Sedert een paar dagen kun je terug binnen op mijn blog tot en met 9 juli, maar van die dag af kan ik geen nieuwe blogs meer inloggen. Ik moet het dus doen via e-mail, wat me stoort, niet omwille van het werk in meer, maar omdat ik het gevoel heb, zoals ik hoger schreef, dat ik me opdring.
Ik ken niet al mijn lezers van vroeger maar er waren er de helft meer dan de e-mails waarover ik beschik. Er moeten er du zeker een tiental zijn die niet weten wat er gebeurd is en dit stoort me echt.
Indien je er zou kennen die in dit geval zijn laat het me weten, stuur me hun e-mailadres, zodat ik hen bereiken kan.
www.bloggen.be wil me binnenlaten op voorwaarde dat ik hen het nummer mededeel van mijn credicard, voor de rest blijft het inloggen gratis, wordt er beweerd, maar ik aarzel er op in te gaan.
Misschien komt het toch nog goed, ik wacht af.
02-08-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
|
 |
| E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
| E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
| Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
| E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |