Ik sta verbaasd dat er nog schrijvers zijn die een boek laten verschijnen, waarin God duidelijk wordt voorgesteld als zijnde een ‘iemand’ die het voor het zeggen heeft, die zou optreden als het hem bevalt, en zich terugtrekken als zijn tussenkomst het meest dringend is en ook, dat er op aarde niets is dat aan die god kan worden toegeschreven en, ga maar verder.
Waarom, antwoord ik hen, waarom niet, al was het maar één ogenblik, denken dat God, ‘misschien’ het Universum kan zijn, zoals het lichaam het universum is van de mens?
Ik, in elk geval kan leven met deze idee. Ik ben een deel van dat Universum en dus een deeltje van wat ik wel God wil noemen, ware die naam niet verankerd of, om het even welke andere naam, tot de of het Onnoembare toe. Maar kom me dan niet zeggen dat de mens op heden, nog steeds wat zijn geest betreft, onvolwassen is – wat ik aanvaard – om je er dan aan te wagen met zekerheid, als een spiritueel volwassen iemand, kond te doen dat God niet bestaat.
En, dit is eigenlijk alles wat ik er over kwijt wil, ware het niet dat ik een blog te schrijven heb.
Dus, toch in meer nog dit: ‘Waarom nog altijd spreken over de God die vanuit zijn observatiepost in de wolken, gesitueerd boven de aarde, die aarde zijnde het middelpunt van de kosmos. Heeft men nog steeds niet ingezien dat het precies die God is, waarover zij die er niet in geloven, spreken.
Persoonlijk vind ik het achterlijk, is het pregalileiaans, deze God uit te dagen, want natuurlijk heeft de schrijver gelijk dat wat we lezen over hem inbeelding is, maar dat beginnen we nu allemaal stilaan te weten, en even stilaan dat ‘de hedendaagse mens nog wat zijn geestelijk vermogen betreft onvolwassen is’, wat betekent dat het voorbarig is zich te wagen aan een te definitief afgelijnde voorstelling. Want, en ik twijfel er niet aan, dan is de waarheid die door om het even wie verkondigd wordt eveneens onvolwassen en is elke zekerheid die naar voor wordt geschoven slechts een pogen, zoals trouwens die van mij, om nader te komen tot wat ooit – indien dit ooit, ooit komen zou – als De Waarheid kan gebeiteld worden in het hardste marmer.
Ik ben dus niets verder gevorderd met een zogenaamde definitieve uitspraak over die fameuze God, waar al twee duizend jaar wordt over geredetwist en voor de zoveelste maal als fictie wordt vooropgesteld, wie ook die uitspraak moge brengen: niets, nada, nothing kan het me in de huidige context van het weten iets bij brengen.
We zien het niet, omdat we blind geslagen zijn door die God die moet aanbeden en uitgedragen worden onder een baldakijn over straten met lentebloesems bestrooid: de God van onze jeugd (zoals ik reeds schreef). Maar gelukkig dat Hij er was (er geweest is), wat we ook doen Hij zit in onze genen, en meer bij diegenen die hem afstoten dan bij diegenen die zijn aanwezigheid stilzwijgend, onder een hen eigen vorm, niet alleen dulden maar met de hoogste verwondering waarnemen.
En als Michel Onfray in zijn boek, ik kocht het en las het in Spanje, over de ‘ateologie’ die elk magisch denken verbiedt – impidiendo el pensamiente magico - dan had hij moeten beginnen met het lezen van de 'QED, Quantum Electrodynamics, the strange theory of light and matter’, van Richard Feynman. Pas na Feynman kun je eventueel beginnen denken wie God is en wat Hij is, en niet na de Bijbel te hebben gelezen.
André Malraux preconiseerde: le troisième millénaire sera métaphysique ou ne sera pas. En voor mij is het in het domein van de metafysica dat wetenschap en religie zich ontmoeten zullen. Komt die ontmoeting er niet dan vrees ik het ergste, want een beschaving zonder sacraliteit bloedt leeg, is ten dode opgeschreven.
Ik denk dan ook aan zij voor wie de God van oudsher, hun redding is, hun hoop en hun sterkte en die ik, zij het van ver, volgen blijf met een zeker heimwee omwille van het sacrale dat in onze hedendaagse maatschappij verloren loopt.
. Michel Onfray: ‘Tratado de ateología’, traducción de Luc Freire, Editorial Anagramma, Barcelon 2006.
. Richard Feynman ‘QED’, Penguin Books, 1985
|