 |
|
 |
|
|
 |
21-12-2014 |
Zoekende |
Elke dag wil ik, om wakker van geest te blijven en zeker niet te vergaan in de onledigheid, enkele ogenblikken binnendringen in mezelf en in de wereld om me heen zoals ik hem zien wil, of zoals T.S.Eliot het formuleert, doen wat Old men ought to do. Maar ik blijf dit doen in het luchtledige - wat ik reeds mijn ganse leven doe er is niets dat er uit voortvloeit, tenminste geen stevig materieel en zichtbaar teken, terwijl nochtans diep in mij, de wortels van een boek zich aan het verspreiden zijn, wachtende op de juiste sterrenstand om op te schieten en boom te worden. Onvermijdelijk une vie-roman te worden, zoals Serge Doubrovsky er een publiceerde, een boek dat ik destijds kocht en las, bij hem is het echter een boek van feiten, een scenario voor een film, wat ik geenszins in gedachten heb. Dit ondergronds gebeuren is wat leeft in mij, terwijl ik me elke dag uitsloof om in de marge van dit gebeuren en waar ik, voorlopig, geen vat op heb iets zinvol uit te schrijven over om het even welk onderwerp dat in mijn vingers kruipt. En dit laatste schrijvend denk ik maar al te graag aan Freeman Dyson en aan wat hij over die vingers schreef: To me the most astounding fact in the Universe, even more astounding than the flight of the Monarch butterfly, is the power of the mind which drives my fingers as I write these words[1]
Gisteren was het een pogen om onder de vorm van een gedicht te antwoorden op de vraag van een vriend over de zin van het leven. Had ik het bij het rechte eind, is het zo dat de essentie van ons bestaan hier op aarde, een zoeken is naar wat ons overstijgt, een langzaam binnenglijden in het fenomenale, onvatbare van het atoom, de opbouw ervan, het krachtenveld ervan. En aldus te komen tot de vraag naar de oorsprong en de herkomst ervan, wetende dat deze oorsprong en herkomst ook deze is van wat we zijn en van wat we als homo sapiens wordende zijn. En over dit alles, lijk het aroma over de roos, de geest van ons, onze binding met de geest in het miraculeuze dat de kosmos is. En deze binding van geest tot geest is er, we zijn er niet alleen een deel van maar ook de eigenheid ervan, alleen zijn we nog steeds niet intellectueel bij machte te begrijpen en te verwerken. Onze geest is wachtende op de dag dat ons verstand dit ingemetseld zijn begrijpen zal. Dit verwachten is de nieuwe vorm van wat Religie zal worden. Ik weet dat dit een boude uitspraak is. Ik schrijf ze neer de dag dat de zon schijnbaar gekomen is op haar meest zuidelijke punt. Morgen keert ze schijnbaar terug naar haar verst oostelijke punt, dit van 21 maart, de dag waarop volgens Dante de tijd begonnen is.
Nu ga ik neerliggen op mijn sofa voor de haard met boeken om me heen, met de King James bijbel om me heen, met de literaire supplementen van Le Monde en van De Standaard om me heen. Eens te meer leeg geschreven.
[1] Freeman Dyson: Infinite in alle directions, Penguin Books 1990, page 118
21-12-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-12-2014 |
Poging tot Brief |
Poging tot brief
Zing zwaluw zing mijn hart tot rust of aan Poeskin gedacht na je brief gelezen als de avond een reflectie is en we schrijven gaan wat zin we geven aan het leven.
Maar je brief, o vriend, een zwaluw zo zacht je woorden neergestreken, ongesproken een dimensie opgedoken waar de dood ons niet bedreigen kan zelfs al zou hij komen.
Veel is het gefezel niet maar aan de weemoed toegevoegd een zegen van de hemel om in het gelaat van stilte te ontwarren wat te ontwaren is van God of eeuwigheid.
Zo bidden kun je opdat vergeven worde elke pijn aan anderen aangedaan en weten ook met Eliot dat nederigheid de ene wijsheid is die wij verwerven kunnen. Zo zijn het niet de boeken
noch de dogmas die ons leren zullen, wel de sterren en de cellen, wel het beeld van kleine dingen, het mysterie van de knop die openbarst zoals van veel gebeuren, ook die geest van jou,
tot hier geboren om te zijn en te getuigen tot in je adem en je bloed, dat de Grote Levende die ons ontgaat nog, momenteel, er IS en er blijven zal als we maar zoeken, onverdroten, dat wat Hij van ons verwacht.
Te weten hoe Hij is, mijn vriend, dit is de zin van het zijn en van het leven, een andere kennen we niet.
20-12-2014, 04:14 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-12-2014 |
De dag is niet veel |
De vrees achtervolgt me dat ik op een morgen geledigd opstaan zal, dat de dag verlopen zal zoals alle dagen maar dat ik, gestrand op een dood punt in mijn leven, geen woord dat leesbaar is zal kunnen schrijven.Het is een vrees die latent aanwezig is en zich nu en dan, zoals vandaag, zich manifesteert. Ik denk dat alle schrijvers deze vrees kennen, de onderwerpen raken soms uitgeput en oude opvissen is niet altijd de oplossing. Dan maar dit gedicht, parafrase op een gedicht van vroeger:
De dag is niet veel als je niets te schrijven hebt, niets te verhalen over wat het uur je bracht. Als je niet bent opgestegen, al was het maar een fractie tijd, tot in de hoogste luchten, tot in het paradijs.
Als je niet, zoals Pessoa, wat woorden nagelaten hebt op wat blaadjes papier en opgeborgen in een plaats waar niemand komen kan toch niet de eerste jaren.
Omdat het woord je adem is, doorstroomd, dooraderd met het licht van zon en maan, het woord je verlangen is.
Omdat het woord je zegen is, je ontfermen is zich wijzigend steeds en immer identiek, gekoesterd en vervloekt, bezeten en toch ongetemd gebleven.
Omdat als er iets je inspiratie is het wel het woord zal wezen.
Zo is de dag niet veel als de Muze je niet bezoeken komt om dingen te verkondigen die zee en luchten waardig zijn.
Als je, je steeds maar weer herhalend, niet bereiken kunt dat vleugje poëzie dat je verheffen zou.
Want de dag is niet veel als je niets te schrijven weet.
Wat ik er nog aan toevoegen wou is de voetnoot over Stefan Hertmans die gisteren, 18 dec.is weggevallen: [1] Stefan Hertmans: Het Putje van Milete, J.M.Meulenhoff 2002, pag 254
19-12-2014, 05:22 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-12-2014 |
Gentiaan |
Dan is er Stefan Hertmans en zijn essay[1] over een gedicht van D.H. Lawrence: Not every man has gentians in his house.De gentians in dit gedicht, erkentelijk teruggenomen en doorgeschoven naar de dagen van nu.
Niet elk van ons heeft gentiaan zien bloeien op de Lona-alp[1] toen het sneeuwde en het pas augustus was en wij, de dood nog onverwacht, en vlokken kleven bleven ook op génépi op edelweiss en Arnica, hoe het bevruchten gaat.
Hoe van bloem tot zaad, zelfs geen overgang want in elkaar verweven: bloem die zaad al is en zaad de bloem, wondere constellatie van wat tijd gebonden is, al sneeuwde het en het pas augustus was.
Vlokken op ons neergekomen, ook wij bevrucht en onze geest als zaad herboren voor het nieuwe leven dat ons wacht, hoe later toch hoe des te beter.
Niet elk van ons heeft gentiaan zien bloeien toen het sneeuwde in augustus op de Lona-alp.
1. Lona-alp, gelegen boven Grimentz in de Valais, op het pad naar de Pas de Lona en les Becs de Bosson
18-12-2014, 16:15 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-12-2014 |
Brief van een vriend (2) |
Dit waren zijn gedachten gisteren, maar zoals de luchten zich wijzigen van lichtend naar overtrokken en grijs, zo wisselt zich zijn gemoed als de problemen van de dag zich vroeg in de morgen aanmelden. Waar is dan zijn 'Ceilidh place', the place of happiness de naam van het hotel in Ullapool, waar hij ooit met enkele vrienden verbleef - waar is dan zijn klim met John naar de Bella Tola, waar zijn zorgeloosheid, zijn vsie op mens en kosmos, zijn innerlijke vrede?
Als de avond valt weet hij dat hij, tussendoor, altijd is blijven zoeken om een antwoord te formuleren op de vraag van John. Maar de eerste zin komt niet. Wel het begin van een zin uit een gedicht van Poeskin; zing zwaluw, zing, / zing mijn hart tot rust. Hij kon John schrijven dat zijn brief gekomen was lijk een zwaluw in de lente, totaal onverwacht, maar het bleef bij die gedachte omdat hij ook niet wist waarom er een Universum is. En nu het er is, het alle schijn heeft dat het er is omwille van de mens, de homo sapiens, omdat de mens in het Universum een belangrijk, zo niet het belangrijkste deel ervan is omdat, indien de mens er niet zou zijn, het Universum geen enkele reden tot bestaan zou hebben. Het zou er eenzaam en verlaten bij gelegen hebben zoals de strook grond enkele kilometers breed tussen Noord- en Zuid-Korea. En wat meer is, het is door de geest het weten en het kennen - dat mens en Universum onafscheidelijk verbonden zijn met elkaar.
Dit was zijn dag geweest, onbeslist maar met een blog die hij te schrijven had, liefst voor middernacht. En er was een begin van redding geweest. In de namiddag, zittend voor de rijen boeken was zijn oog gevallen op het bijna uiteengevallen boek van Louis Charpentier Le Mystère de la Cathédrale de Chartres[1]. Waarom haalt men een boek uit zijn rek, waarom, achteloos zoals altijd, blader je erin en blijf je hangen bij een zin die je al zo dikwijls moet gelezen hebben:
Le vitrail gothique, toujours expliqué, toujours inexplicable qui durera le temps du gothique vrai. Waarvan het effect niet zo zeer komt van de kleur van het glas maar van een bepaalde niet analiseerbare eigenschap én van het glas én van de kleur, want schrijft Charpentiernog: het glas schijnt niet zo zeer te reageren op het licht, maar schijnt eerder zelf een glas te zijn dat niet zo zeer het licht doorlaat, maar zelf het licht is. Vitrail et gothique vrai, sont inséparables et comme le gothique vrai, le vitrail est un produit de haute science. Le vitrail est un produit de lalchimie.
Hij herinnert zich ooit gelezen te hebben dat Suger, de abt van Saint-Denis, bij Parijs nu een fief van de Islam - edelstenen had laten vermorzelen tot stof, om in te brengen in het glas van de kerkramen, Het kan dus dat de glasblazer van Chartres dit geweten heeft en het procédé gevolgd heeft.
Zo, vriend lezer, wat is dit blog van hem anders dan zijn tocht langs de wegen van de geest, de wegen van bezieling van zovelen die hem in vervoering brengen met hun gedachten, hun bevindingen en hem gelukkig maken als de rust in hem is weergekeerd. En zijn dankbaarheid is groot voor het immens creatieve van zijn broeders in de geest, want ook hij voelt zich glasblazer en kathedraalbouwer, ook hij wil compagnon zijn van zij die door hun ingesteldheid, door hun poëtische verworvenheid nog steeds aanwezig zijn onder ons, aanwezig in glasramen die licht uitstralen, of hun creativiteit gevat in een materie die lichtend is, zoals de poëzie het licht uitstraalt van de geest, het woord dat levend is zoals het glas dat levend is.
[1] Louis Charpentier: Les Mystères de la Cathédrale de Chartres, Robert Laffont, 1964
17-12-2014, 06:48 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-12-2014 |
Brief van een vriend |
Een vriend, die hij sinds lang niet meer gezien of gehoord had, schreef hem hoe dikwijls ontvangen we nog brieven - Jadmire tes centres dintérêt, peut-être cherches-tu le sens de notre existence? Pour ma part je ne lai pas encore trouvé, tu pourrais maider
Pourrais-je vraiment taider mon cher John, denkt hij en klaarheid zien voor mezelf?
Het licht is, voor de tijd van het jaar, van een grote helderheid, het valt met een brede band door het venster binnen in de kamer over de brief in zijn hand, het omhult hem alsof hij in het licht het antwoord kon vinden op de vraag hem gesteld. Hij herinnerde zich de tochten die ze samen maakten. John verbleef elk jaar in augustus in St.Luc, hij daarentegen was met zijn familie in Grimentz, het dorp in een zijarm van de Val dAnniviers. En elk jaar spraken ze af om samen de Bella Tola te beklimmen, een tocht van drie à vier uren zonder al te veel klimperikelen. Hun tocht was echter meer een wandeling in de diepte van het woord, naar de essentie van het zijn, dan naar de top van de Bella Tola. Wellicht hadden ze deze vraag van John reeds aangeraakt, zonder tot een aanvaardbare oplossing te zijn gekomen.
Nu, staande in het licht onder de zware eiken balken van zijn droomhuis, dacht hij eraan dat we nu weten of zouden moeten weten dat we bestaan uit een immense, bewegende massa atomen en elektronen en andere nog minimalere deeltjes en aldus beseffen dat we verweven zitten in al wat ons omringt, van de dichtste boom tot de verst afgelegen galaxie. Pas met deze visie op de achtergrond, kunnen we gaan beginnen denken welke de reden zou kunnen zijn van ons bestaan en wordt het duidelijk dat het niet enkel ons bestaan is dat ter sprake komt, maar ook dat van de kosmos, want waarom bestaat er een kosmos en dan nog een uitdeinende, een levende kosmos? En dragen we niet in ons het zaad van het spiritueel element in de kosmos en etaleren we niet in onze woorden de uitstraling ervan? Het grote wonder is, en we beseffen het nauwelijks of helemaal niet, dat we als onooglijk zaadje geest, geconfronteerd worden met het oneindige van die geest in het Universum. We kennen pas het begin van de zin van ons bestaan als we beseffen in welke mate we verbonden zijn met de totaliteit, zoals we ons bewust waren van de krachten in ons en omheen ons als we s morgens, voor dag en dauw vertrokken uit St.Luc, om via die moeilijke weg, langs de cascades, op te klimmen over de alpenweide, voorbij le chalet blanc en verder, immer verder naar het oosten toe, langs het gebaande pad in de flank van de Bella Tola, om gelukkig, in het licht van de opkomende zon, de top te bereiken. Hoe intens, was ons leven toen, vrienden samen, één met elkaar, één met de bergen, met licht en lucht en water. Lag hier niet de reden van ons bestaan, nader te komen tot de top, nader te komen tot God of hoe je Hem ook noemen wil, en was niet het bereiken van de top, het dichter komen tot de Grote Levende, de essentie van ons bestaan?
Hij zou hem antwoorden, niet met een e-mail, John vond dit te moeilijk - alhoewel niet veel ouder dan hem - maar met een getypte brief, omdat zijn schrift niet meer was wat het vroeger was. Trouwens, en hij had dit reeds geschreven, de mogelijkheid te kunnen communiceren via e-mail was reeds een wonder op zich zelf, maar dit scheen John nog niet begrepen te hebben.
16-12-2014, 06:39 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-12-2014 |
Volle Maan |
In de diepste nacht, op mantel van duisternis oase-vlek van licht door volle maan getekend waar takken staan geëtst lijk slierten zinnen op een Schoeller blad.
Wat ons meer dan verwonderen kan in deze dagen als er niets te schrijven valt, niets te aanhoren en het woord de stilte is van de wind in de lege bomen, humus geur: uit de ingewanden van de aarde, zwammen opgeschoten.
Wij, ademend nog, alhoewel gecrasht, alsof handen ons gegrepen bij het strot we niet meer opstaan konden niet meer vermenigvuldigen, onvermogend als dichter dichter te komen tot wat ons omkransen zou met laurier gekroond zoals Dante.
Nacht die van de doden is licht van de levenden beide oppermachtig om wezenlijk te zijn te groeien en te verwelken, herop te staan en neer te liggen lichtoase van de geest en aarde bedekt met lichen en met mossen.
Zelfs, doorheen de lege takken ons aanschouwend om te betoveren, de volle maan in volle nacht.
15-12-2014, 07:21 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |