 |
|
 |
|
|
 |
08-06-2015 |
De gotische kathedraal (I) |
Er is een tijd geweest dat ik gepoogd heb de idee te achterhalen die aan de basis lag van de overschakeling van de romaanse mens naar de gotische mens, en dan meer specifiek de overgang van de romaanse kerk naar de gotische kathedraal, een gebeuren dat zich in een eerste fase vooral heeft gesitueerd in Picardie en in L’Isle de France.
Volgens mij was dit het begin van de Verlichting die pas later in de XVIIde, XVIIIde doorbreken zou; was het de overgang van het stoffelijke in de mens naar het spirituele in de mens. Eigenlijk was het zelfs geen geleidelijke overgang, zoals deze van de eerste Gsm naar deze van nu, maar een sprong in de tijd, hoger dan ooit gesprongen werd, en waaruit de eerste gotische kathedralen zouden oprijzen als een lichtbaken in het landschap, die ons als mens dichter tot de God van het Licht brengen zou.
ik hoorde dat het geloof in de reïncarnatie ingeboren is in de Hindoe-kinderen die sedert hun prilste jeugd, door families van bij ons worden opgevoed, zo dacht ik dat deze kosmische binding ingeboren was in de westerse mens en, in de persoon die ik toen was, al kan h
Ik zag hierin de mens bij wie de oude gewaden, deze van de angst dat het jaar duizend, waren afgelegd. Er was opnieuw een opening gekomen, God was niet meer een oordelende God maar een verlossende, een luisterende God, en de Maagd Maria, die ineens is opgedoken – een Isis gelijk - was de bemiddelaarster, zij die optrad tussen God en de mens.
Die idee is in mij is ontstaan van het ogenblik dat ik me herboren voelde in het spoor van de kathedraalbouwers en dat dit nieuwe leven een bezieling inhield die me in een totaal andere landschap afzette, het landschap van de ware aard van de mens, zijn verheffing naar het licht, zijn opgaan in de kosmische energievelden.
Zoals et dat deze idee is gegroeid uit mijn ontmoeting met de kathedralen die ik bezocht en me hebben geïnspireerd om er iets over te zeggen, zelfs indien dit misschien ongewoon en ver gezocht zou lijken, het zijn dan toch mijn woorden gevloeid uit mijn bezieling.
Ik besefte voluit dat de kathedraal een poging is geweest, de goddelijke ordening van de wereld symbolisch na te volgen, zoals dit het geval was voor de Egyptische tempels en de tempel van Salomon, en dit, door hun oriëntatie, hun meetkundige proporties, de harmonie van hun horizontale lijnstructuur gebaseerd op de toonladder van Pythagoras.
De Kathedraal is het ook door de plaats waar ze gebouwd werd doordat ze haar funderingen had in de aardstromen van die plaats en haar torens geprojecteerd in de magnetische velden omheen die plaats.
Er is echter nog meer, de kathedraal is aldus eveneens gebaseerd op de Keltische idee die we terugvinden in de dolmen en menhirs waarvan Stonehenge het meest schitterende voorbeeld is. In Stonehenge hadden de stenen hun eigen functie. In vibratie gebracht door de dolmen die er horizontaal bovenop werden geplaatst, beroerden deze vibraties de geest van de mens die erin rondwandelde, en bezat Stonehenge aldus de functie van de athanor die er op gericht was de mens te vergeestelijken, te wijzen op zijn binding met al wat hem omringde, het zichtbare en vooral het onzichtbare.
08-06-2015, 06:59 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-06-2015 |
Elif Shafak en Turkije |
‘Iedere schrijver, journalist en dichter in Turkije weet dat hij in één vingerknip voor het gerecht kan worden gedaagd en gedemoniseerd in de media vanwege een gedicht, een artikel, een boek, een tweet of zelfs een retweet’.
Aldus Elif Shafak, auteur van ‘De stad aan de rand van de hemel’, in haar interview met Veerle vanden Bosch[1]. Dit is het minimaalste wat ons te wachten staat, eens de infiltratie van de Islam wat verder aangezwollen en we terecht zullen komen in een democratie naar het huidige Turkse model.
Maar, wie ziet er wat er binnen twee, hoogstens drie generaties op ons afkomt? Daarenboven zien is niet genoeg, maar wat doen we opdat de infiltratie die aan de gang is, uiteindelijk niet zou overgaan tot onvermijdelijk en niet meer te stuiten?
We steken onze kop in het zand, zoals naar het schijnt de struisvogels doen, we zwijgen en we doen verder alsof alles maar wat gepraat is van een pessimistische minderheid, de soepele integratie van het oosten in het westen een absolute zekerheid zijnde, terwijl de zekerheid eerder het omgekeerde is.
Ik geloof niet dat Elif Shafak er plezier in vindt te moeten zeggen wat ze nog zegt: Daardoor is er angst en zelfcensuur. Maar het is moeilijk om daarover te praten. Ik denk niet dat Turkije op dit vlak vooruitgang heeft geboekt. Ik ben bang dat we er veeleer op achteruitgaan.’
Het is hier nog steeds niet moeilijk te praten over democratie, ze gaat er nog steeds niet op achteruit, ze ligt nog steeds in de mond van onze parlementariërs. Ik zal het enkel zien aankomen maar zal het niet meer zien gebeuren, mijn kinderen en die van jullie en hun nakomelingen wel, ze zullen het aan den lijve ondervinden, de waarden die het westen nu in zijn vaandel voert – als er nog zouden zijn? – zullen met de voeten getreden worden. Het is om alle poëtische gevoelens voor eens en altijd op te bergen. En hou je vast, het eerste dat gebeuren zal is de Hubble telescoop uit de ruimte te halen, want het is aan Allah om te kijken naar de mens en niet omgekeerd.
Mens, lees tweemaal wat Veerle vanden Bosch over haar onderhoud met Elif Shafak weet te vertellen, dan weet je wat er minimaal op komst is.
[1] Elif Shafak: ‘De stad aan de rand van de hemel’, vertaald door Frouke Arns en Marion Smits, 522 blz. 24,95 € Oorspronkelijke titel ‘The architect’s apprentice’. De Standaard der Letteren van 5 juni.
07-06-2015, 04:30 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-06-2015 |
De maanden die elkaar opvolgen |
Op weg, eens te meer, in een nieuwe maand, die even vlug voorbij zal gaan als alle vorige, de aarde, met grote regelmaat, haar baan volgend omheen de zon, en de tijd die er is op afgestemd, die ons meeneemt op zijn vlucht, al voelen we het niet, we weten dat we op weg zijn naar het onvermijdelijke. Ce grand sculpteur, noemde Yourcenaer hem, maar hij is vooral een groot reiziger en wij met hem en de tijd is minder de beeldhouwer dan de natuur en het leven het zijn.
Hoe ik mijn dagen en mijn maanden vul toon ik op duidelijke wijze maar de laatste dagen trad er een vermoeidheid op en valt het me voor het eerst op, dat schrijven de geest bezig, te veel bezig houdt en dit niet alleen psychisch maar ook en vooral fysisch, dat je houding bij het schrijven afmattend is, zodat er een pijn kruipt naar je hartstreek omdat je alles vlug, te vlug afhandelen wilt wat je je voorgenomen hebt af te handelen.
Je kunt er ter verdediging aan toevoegen dat wat je doet, ofwel gek is ofwel nodig is, maar dat het, het restje leven is dat je nog houdt, schrijven betekent voor jou dat de woorden die opborrelen, telkens en telkens moeten genomen worden en neergezet op de mooiste plaats en in de meest geschikte afrondingen.
Hieruit weg vluchten is geen oplossing, nu niet meer, ik had het - had ik wijs geweest - vroeger moeten doen, nu ben ik gedoemd verder te gaan en, te verbazen niet om wat ik doe, maar omwille van mijn regelmaat afgesteld op de regelmaat van de aarde, de handen en de geest, gekneveld en vastgebonden op mijn stoel, woorden ademend.
‘Je moet even stoppen’, zegde een goed vriend me, ‘stoppen met schrijven om je te herbronnen in nieuwe lectuur’. Ik wil wel, maar de tijd dringt, ik ben geen veertig of vijftig meer om te herbronnen.
En dan, wat kan ik meer dan wat ik al doe, mijn kleinburgerlijk leven was wel een oorlog beschoren maar deze liet geen diepgaande impressies na, het gehucht waar ik woonde lag verscholen tussen bossen en velden. De oorlog is er aan voorbij gegaan, zonder een schot, hoogstens een V1 die was afgedwaald en terecht is gekomen op een oude schuur dichtbij, hoogstens wat ‘Feldgendarmen’ die de gedroogde tabak bladeren van mijn vader kwamen opeisen, hoogstens een kalf of koe die werd geslacht in de keuken, of een boom die werd afgezaagd in het nachtelijk bos, in het putje van de winter toen het sneeuwde, en vader en ik de in stukken gezaagde stam door de sneeuwstorm naar huis droegen. Dit is wat me, samen met andere kleine voorvallen, is bijgebleven.
Een terloops gebeuren dat enkel de huiskamer haalde en dat ik nu hier te grabbel gooi, vader gedenkend en moeder en broers en het ouderhuis en de sneeuw en vries winters en de zondagnamiddagen in de zomer, uitgestrekt in het gras onder de appelaar, dromend, zoals ik nu meer dan dromend ben als ik dit schrijf, laat in de nacht.
06-06-2015, 00:40 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-06-2015 |
Prozaïsch gedicht |
Herhalend wat in mij is vastgehecht van vroeger en zich niet laat verwijderen, zelfs niet door het neerschrijven ervan wat maar een bleke afdruk zou zijn van wat ik voel en meedraag in mijn dagen.
Verwonderd dat ik geworden ben meer woord dan daad, meer inhoud dan wat uitgestrooid wordt, meer het gedicht dan het verhaal dat voorbij vliedt lijk water in de straten. Meer zijn dan te bestaan, een hoge eik eenzaam in de vlakte, een spiegelvijver tintelend van licht, de handtekening onder een ingelijst wit Schoelerblad.
Sperwer zijn en neerduiken, happend naar lucht dat leven is, me vermenigvuldigend nu het nog kan in lettertekens over alles heen gegooid, zoals het nimmer was, nu nader komend, of de tijd die nog overblijft, uitspreidend, vertragend, opdat hij nog lang duren zou, nog lange tijd weg blijven zou hij die komend is, voorlopig nog onhandelbaar en uit het zicht verdwenen.
Schrijf ik maar. Schrijf ik maar mijn vlug beleven van het ogenblik dat zich opent voor mij lijk een donkere orchidee zich opent om orchidee te zijn, ik schrijvend om meer mens te zijn; niet wetende wat ik beter zou kunnen doen om niet woordeloos achter te blijven, opgesloten in de kamer van mijn lichaam, terwijl buiten in de tuin in de straten, in de dorpen en in de wereld, lijk een vuur dat de brousse binnensluipt, het levende leven zich ten toon spreidt in al zijn heerlijkheid. Het sacraal gebeuren van elke dag dat onze geest wakker houdt en ons verplicht verder te zien dan wat er te zien is. Gegeven dat het ons werd in gegeven te bereiken wat uiterlijk niet te bereiken is, maar innerlijk geborgen, toch zichtbaar is. Zoals zij, die totaal ontspannen buitenkomen uit hun hotel, in de verre morgenmist de heuvels zullen zien oprijzen, zoals ik ooit las op een fontein in een Chinese stad.
Schrijf maar al wat er te schrijven is, elk woord is een opvang voor de tijd die anders verloren waait in het oneindige. Vertoon je als een zendeling die de tijd bewaren wil voor als hij er niet meer zal zijn. Je ogen dicht gehouden, je mond gesloten, maar je woord dat overgebleven, schitteren zal in het vroege licht, dat like a guilded Pavlova - wist Ezra Pound - binnen schieten zal als je de gordijnen openschuift van je nederige woning, niet om zoals koning David neer te zien op een naakte vrouw die zich aan het wassen is om zich te zuiveren van haar uncleanness, maar om aan te komen waar je bent opgestaan, bij het Woord dat in den beginne was.
Het begin dat tot nu begin gebleven is, want niets is af en niets is voltrokken.
05-06-2015, 06:16 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-06-2015 |
Het bos over mij |
De laatste dagen schrijf ik met open vizier. De laatste dagen laat ik binnenkijken in het diepste van mijn gedachten, voel ik beter dan ooit aan, dat ik altijd gedacht heb de wereld te kunnen veroveren met mijn geschriften en weet ik nu dat het maar wat zeepbellen zijn die ik de lucht in stuur, met erin de weerspiegeling, van een stukje uit mijn omgeving waarin droom en realiteit vermengd liggen.
Heb dus elke illusie afgelegd, heb de Ugo in mij het zwijgen opgelegd en ben geworden wie ik ben, met beide voeten op de grond. Het weze zo, van hieruit kan ik mijn aanloop nemen om meer te zijn dan wat er van mij overblijft.
In deze gemoedstoestand ben ik naar het bos gegaan, het bos van mijn jeugd. Ik ben gaan neerzitten aan de leistenen tafel, op de wankele bank onder de oude beuken en heb geluisterd naar wat me door hen, wat me door iemand anders onder de bomen, door iemand binnen in mij, te vertellen had over het leven en over de zin ervan. Ik had zelfs Christian de Duve mee genomen om van hem te lezen dat een wereld zonder het sacrale een dode wereld is - wat ik al ettelijke malen gezegd en geschreven heb - en gedwongen door deze gedachte ben ik beginnen schrijven, pagina’s vol in één lange beweging van de hand over de bladen van een oud, half gevuld dagboek.
Heb ik woorden neergezet, de tijd niet zijnde of de tijd zijnde het aanhoudend geruis van de bomen, of de tijd zijnde het kloppen van mijn hart, het jagen van mijn bloed, zijnde mijn begeestering voortkomende uit de wolk van al wat sacraal is, de wolk waarin ik opgenomen ben als mens; de tijd zijnde niets anders dan mijn schrijven, ik vastgenageld in de aarde, ik de adem van de bomen, ik in osmose met al wat van het leven is, in atomen en elektronen uitbazuinend dat ik meer van de sterren ben dan van de aarde.
Dat ik opgestaan ben uit de volheid van wat niet anders te bepalen is dan de immer stuwende, dwingende kracht die de kosmos is, die de totaliteit is van al wat is en zijn zal, niets meer en niets minder maar gezegend met de geest die van uit de kosmos zich heeft vastgehaakt in mij en in mijn leden.
Dat ik erin, dat het totaalbeeld van mijn ik, erin verweven zit; dat ik wel daden stellen kan maar dan dat die daden maar de uiterlijke vormen zijn van wat innerlijk gebeurt. Of, schrijvend binnenkomen in de poëzie van het woord, losgelaten lijk een jong veulen dat voor het eerst op de weide komt, tijdloos, zoals tijdloos is wat ik toen geschreven heb.
04-06-2015, 04:17 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-06-2015 |
Timotheüs |
‘Leer zo veel je kunt maar de waarheid zal je nimmer kennen’, dit schreef Timotheüs[1], de gezel van Paulus, in het begin van onze tijdrekening. Hij had er ook het schrijven, dat mijn domein is, kunnen aan toevoegen, schrijf oude man, schrijf zo veel als je maar wilt, het is toch in het ijle dat je schrijft, je tijd is voorbij, en al denk je dat je nog vele dagen hebt, iets nieuw kun je ons niet meer vertellen.
Dit is dan mijn waarheid en ook mijn gekheid die ik voortdurend de lof toezwaai – Erasmus kende dit - alleen al door met deze blog hysterisch door te gaan en te blijven doorgaan alsof het de belangrijkste zaak ter wereld was, alsof ik hiermede de wereld redden kon van de ondergang.
En hoe kijken ze op mij neer, als iemand die iets te vertellen heeft of als iemand die zich, ongeacht zijn ouderdom, blijft uitsloven om enkele lijnen te schrijven?
Lijnen tekst die me niets opleveren, die verdwijnen zodra ze in de ether komen en die ik, amper geschreven al moet vervangen door een andere vlucht van woorden, een vlucht zoals van de reisduiven die ergens in Bourges of Angoulême gelost worden, een ogenblik het licht verduisteren en daarna verdwijnen in de wolken, zo gaat het ook met mijn woorden, tenminste zo voel ik het nu duidelijk. En als ik dit vergelijk met wat ik gisteren schreef, of de dagen ervoor, dan weet ik que les jours et les pensées se suivent et ne se ressemblent pas, mais pas du tout.
Want wat wil ik er mee bereiken in feite, en ik weet het – maar ik weet het niet genoeg – mijn ijdelheid strelen en oppoetsen. Zeggen, kijk nu eens wat ik kan en hoe ik het volhoud.
Maar dit is larie. Ik lees Erwin Mortier en sta verbaasd hoe hij schrijft, hoe hij zijn woorden aan elkaar hecht en welke beelden hij er weet mee te bereiken. Zo lang ik dit niet kan ben ik niets, nada, rien, nothing.
My nothingness druipt de muren af. Ik tracht het te verbergen door wat diepte te geven aan wat ik vertel en hopen dat het gelezen en begrepen wordt door enkelen, want er komen geen scholen op af, geen massa mensen, men vraagt me geen handtekening, vraagt niet mijn mening over de toestand in dit land, over het schuldenprobleem van Griekenland en de toekomst van de Euro (die niet zal vergaan want de goed betaalde aanwezigen in het Europese parlement houden te zeer aan hun functie opdat ze deze ooit in gevaar zouden brengen).
Eigenlijk, alles op de keper beschouwd, en ik meen het, is het maar goed dat ik ongekend en onbemind blijf, dit is hier mijn plaats, deze die ik verdien, want ik ben geen Eco, geen Houellebecq, geen Coetzee, en zal het nooit worden. Ik ben maar een doodarme blogger die zich nog enkel in gedachten verplaatst om telkens weer terug te keren voor zijn scherm of voor zijn blocnote, de plaats waar hij zich uitleeft en de indruk na laat op zoek te zijn naar iets dat hij nooit vinden zal, iets dat niet bestaat om gevonden te worden, enkel maar een vlag is, beschreven met woorden, wapperend in zijn achtertuin, in wind en in regen en soms, in het wankele licht van de maan, soms in het grote licht van de zon.
Maar van de dagen weet ik dat ze vliegen, het overige is bijzaak.
[1] Ever learning and never able to come to the knowledge of the truth. (2 Timothy 3, 7, King James’ Bible).
03-06-2015, 06:30 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-06-2015 |
Wie ben ik als lezer? |
Mijn blog is a struggle, is een vreugde, is een noodzaak en een veelvraat Ik ben een lezer van mezelf. Ik verplicht me, binnen de grenzen van mijn wereld te blijven, met als gevolg, ik verleer het lezen van boeken. ‘Godenslaap’ van Erwin Mortier neem ik nu al dagen mee met mij, van mijn kamer beneden naar mijn kamer boven, ik open hem amper omdat ik op elk uur van de dag, als van de nacht als ik wakker ben, geconfronteerd wordt, én met wat ik te schrijven heb, én eens dit gedaan, ik bezig ben met de teksten die ik vroeger schreef te herzien. Ik kom niet meer los uit mijn eigen wereld hoe zou ik nog kunnen binnendringen in de wereld van een boek.
Is het een excuus dat ik zoek, voor mijn ‘luiheid’ niet de nodige inspanning te doen, of is het een vorm van egocentrisme, van eigenliefde, met een gewaagde minachting voor wat anderen schreven?
Neen, en dit laatste zeker niet. Erwin Mortier verrast me telkens ik enkele pagina’s lees. Ik heb wel geen zicht op waar hij heen wil en hoe hij er heen gaat, maar literair gezien is het zeer hoogstaand wat hij schrijft, is zijn taal, verbazend en verwonderlijk maar, zoals het vroeger wel gebeurde, kom ik er nu niet meer toe op te gaan in een boek, het te ‘verslinden’, en dan zeker niet zoals ik het deed, in die verre jeugd van mij, toen ik er zelfs toe kwam me te gaan verstoppen, niet alleen op de hooischelf, op een plaats die ik niet noem, zelfs tot in het korenveld, het boek bestoven met stuifmeel dat nu nog aan de vergeelde bladen van bepaalde boeken in de onderste rekken van mijn boekenkast kleeft, zoals er zinnen en personages uit die boeken –Jules Verne, Karl May, Ernest Claes - als stuifmeel zijn blijven hangen in mijn herinneren, waar ik ze regelmatig ontmoet als ik even terugzink in de knaap die ik was, zelfs in de persoon die ik werd en die ik thans ben; evenveel als wat ik opdeed aan gedachten bij schrijvers als Gilliams en Streuvels, als Solzhenitsyn, als Vassili Grossman, als Daudet, Bernanos, Sartre, noem maar op, Vittorini, om toch Dante niet te vergeten, noch T.S.Eliot, noch Mulisch noch honderd anderen, maar er zijn er duizend en meer nog die ik niet las en dit weet ik met grote zekerheid. Dit is mijn zwak punt. Ik ben op een bepaald punt in mijn leven, afgedaald in mezelf en ben er verdwaald in een wereld waar ik moeilijk nog van los kom.
Ik verwijt het me maar dit verwijt helpt me niet en zal me niet veranderen. Ik zal het moeten blijven stellen met enkele uitzonderingen, een Hertmans, een Houellebecq, een Barnes en verder wat geblader in boeken die ik, zoals ik zegde, meeneem van boven naar beneden en van beneden naar boven en daarna terug draag naar de bibliotheek waar ik ze ontleende. Tussendoor evenwel, een blog schrijvend, en eens deze geschreven, denkend, terwijl ik begaan ben met andere zaken, met andere teksten, aan wat ik zal schrijven voor de daarop volgende, een etmaal later. Elke dag van de week als van de maand.
Ondanks, zegt de Ecclesiasticus, dat er niets nieuws is onder de zon.
02-06-2015, 21:24 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-06-2015 |
Emmanuel Carrère en zijn intuïtie |
De SdL publiceert een interview van Maijke Arijs met Emmanuel Carrère, naar aanleiding van het verschijnen van zijn boek ‘Le Royaume’, waarin hij onderzoekt hoe het kon dat hij, lijk zovele anderen kon geloven in het verhaal van een God die zijn zoon slachtoffert om de mensheid te redden. Ik licht hier, uit hun gesprek, een enkele passage in verband met de veroordeling van Christus:
Carrère:
‘Voor de Joden primeerden de godsdienstige wetten op de burgerlijke wetten. Dat kun je dan met de sharia vergelijken. Het verzet tegen Pilatus nam de vorm aan van een soort intifada.
Arijs:
Als wij min of meer in dezelfde situatie zitten als de Romeinen toen, dan ziet het er niet zo best voor ons uit?
Carrère:
Ik geloof inderdaad dat we op een catastrofe afstevenen, maar dat is louter intuïtie. En er zijn er natuurlijk in alle tijden mensen geweest die er zo over dachten.
Dat we afstevenen op een catastrofe is bij Carrère, voorlopig nog intuïtie, bij Arijs is het meer dan intuïtie, is het een zekerheid. Mijn blogs van de laatste dagen gaan er niet aan voorbij. Ik neem me telkens wel voor er niet meer over te schrijven, maar keer op keer word ik uitgedaagd door nieuwe feiten die opduiken, zoals de passage uit De Standaard, heimelijk verborgen. Houellebecq echter wist ook waarover hij schreef in zijn ‘Soumission’, hij weet dat het komt, misschien is hij verkeerd wat de tijd van het komen betreft, maar hij geeft heel duidelijk de richting aan waar het Frankrijk van nu op weg naar is. Als ik hem bezig zie op TV, dan staat hij, er in feite apathisch tegenover, er kome wat er kome, hij zal zich laten inschrijven als volgeling van Mohammed.
Eigenlijk is het voor Arijs, Carrère, Houellebecq niet zo zeer de vrees voor IS, maar wel de vrees voor een, eens te meer, verstarring in het religieuze dat ons zal worden opgedrongen, een verstarring die we al lang hebben overwonnen en ons de vrijheid van meningsuiting heeft gebracht die we als individu broodnodig hebben.
Tornen aan deze vrijheid betekent de dood van een beschaving, de dood van mijn schrijven.
01-06-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-05-2015 |
Het zijn van het zijnde |
Er is geen alternatief, wil ik blijven schrijven dan moet ik meer vrijheid geven aan de Ugo in mij; moet ik hem terughalen uit de catacomben van de geest en hem laten evolueren in tijd en ruimte, ademend als een jonge knaap onder de ruisende populieren van de laatste weide die ik me herinner en waar ik voor de laatste maal neergelegen heb in het gras tussen boterbloem en margeriet en koekoeksbloem, met de gonzende bijen over mij, de vlinders en de kevers en de koeien die graasden wat verder fa. Werelden geleden, toen ik pas was opgestaan uit mijn jeugd op weg naar mijn volwassenheid die er stilaan aankomt nu, tenware deze al voorbij zou zijn.
Verlossing is waar het op aankomt in deze dagen als het licht door de staalgrijze luchten breekt, roze vlakken getekend op de planten in de tuin, lijk bundels gedachten, samengesnoerde tuilen van verwachtingen die zich niet realiseren zullen.
Zo is voor mij elk opnieuw beginnen het binnendringen in wat van vroeger was of het buitenkomen uit parken bomen die bossen zijn van uitgelaten leven, opstijgend uit humus en mossen, uit salomonszegel en dalkruid uit ruikende varens die hun sporen laten wegwaaien tot op mijn blad, tot in mijn woorden, tot in mijn hart.
Me vermengend met al wie ik ooit was, waar ik ooit gekomen ben, zoals deze morgen, een vriend die me een pak foto’s toestuurt en ik val op een beeld dat ik ken, genomen van uit de sneeuwvelden boven Grimentz met de Zinal Rothorn, met la Pointe de Zinal en de Besso, plaatsen die ik meer dan ken, waar de vreugde was er te zijn en de pijnen om er te komen zich oplosten in een immens geluk te zijn waar ik was, losgebroken van al wat me gevangen hield.
Zo was, zoals gisteren Sibelius, deze foto, een inbreuk op wat nog komen ging had ik hem niet gezien, niet herkend, niet gerealiseerd dat ik er ooit was, met vrienden die me er heen brachten en ik nu uitweiden kan over hen, omdat ze zo speciaal waren in hun gesprekken gericht op de bergen of de wijngaarden boven de Rhonevallei, maar ik het niet zal doen, omdat ze, meer dan ik voorlopig, verrast werden door de ouderdom.
Zo ook is een woord, een zin, een beeld genoeg om weg te schieten in oorden en dingen die
Dit is dan wat ik heb bereikt, denkend aan de Ugo in mij en hem toch het woord niet latend terwijl de tijd is voorbij geschoven, hij, Ugo verborgen tussen de lijnen van waar hij soms opduikt uit een stolling van de geest, als uit een zaadbol de kiem.
En ik teruggaan moet tot mijn prille begin, en verder nog, oneindig verder nog, en toch zo dichtbij, tot wat in den beginne was, het zijn van het zijnde dat geworden is wat is, waaruit ik eveneens gans in de beginne ben ontstaan toen er enkel aanwezig was, onder een of andere vorm van aanwezigheid, niets meer dan wat worden zou en is.
31-05-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-05-2015 |
Oekraïne |
Wie is het die me leest, wie is het die een deel van zijn energie steekt in wat ik schrijf, alsof het toereikend zou zijn me te lezen om een deel van zijn dag te vullen met de inhoud van wat er geschreven staat?
Ik geef me er aldus rekenschap van wat het betekent schrijver te zijn, de verantwoordelijkheid die men op zijn schouders neemt om enkel dingen te schrijven die waardevol zijn, die een spoor nalaten dat getrokken wordt in de diepte van het zijn, in het territorium van de geest. Alsof het mogelijk zou zijn voor iemand als ik, zich in dit gebied op te stellen en er blijvend te vertoeven.
Ik heb – sta me toe - de vijver van mijn vriend lief, niet zoals Van Eeden de waterlelie, maar omdat hij de spiegel is van wat er aan zijn oppervlakte en de luchten er boven gebeurt en tevens van de dingen de donkere ondergrond bergt.
Ik verbreek dit schrijven om te luisteren naar de heruitzending van de Koningin Elisabethwedstrijd voor Viool met de Amerikaan William Hagen en dan vooral om te luisteren naar zijn concerto van Tchaikovsky. Wat een tegenstelling, het zuiver poëtische verhaal van viool en orkest geplaatst tegenover het onderwerp dat ik dacht te behandelen. Aarzeling is mijn deel.
En om terug te komen tot mijn vijver: de rimpeling van het water, zijn de trillingen van de snaren, de wind in de bomen is het melodieus gezang van de viool. Beelden die klanken zijn, klanken die ons diep raken en waar we aankomen is in een hogere gelaagdheid van het bestaan, in een voller zij, opgelost, ogenblikken lang alles vergetend, toegespitst op de jonge man en het ongelooflijke spel van vingers op snaren. We houden de beelden, we houden de klanken tot lang erna. Akkoorden over water weggegleden, opgevangen, neergezet tot als je neer zit terug om te schrijven wat je schrijven moet, nog steeds in de ban…
Maar ik dacht te spreken over de duistere kanten van de politiek en dan vooral deze met betrekking tot de toekomst van Oekraïne. Ik hoorde hierover een schitterende uiteenzetting van Professor Criekemans, doctor in politieke en sociale wetenschappen van de Universiteit Antwerpen.
In klare bewoordingen maakte hij duidelijk hoe, vooral het gebrek aan kennis vanwege de Europese bewindvoerders, ter zake van de geschiedenis en van de geaardheid van het Oekraïense volk en het volk gemanipuleerd door hun corrupte politieke leiders, die – de Europese bewindvoerders - totaal onnodige en verkeerde stellingen hebben vooruitgeschoven die in het Rusland van Poetin beslissingen hebben uitgelokt die beter waren uitgebleven.
De vraag die zich hierbij stelt is duidelijk: als een professor weet omdat hij die zaken heeft bestudeerd, hoe de toestand in Oekraïne moet begrepen worden en hoe er achter de schermen zaken werden/worden gemanipuleerd, waarom weten dit dan niet onze politici, en waarom gebeurt het dat sommige, in hun verblinding, op het Maidanplein op de bres gaan staan, roepend en schreeuwend en armen zwaaiend, om aan te klagen wat niet aangeklaagd moest worden en te beloven wat niet mocht of kon beloofd worden.
Ik vrees echter, wat de toekomst betreft, dat de huidige machthebbers, ‘de’ oplossing die met grote kennis van zaken zal moeten worden bedongen, niet aan kunnen, omdat ze wellicht nog steeds meer onvoorbereid zijn dan, laat ons hopen, onbekwaam, om wat ondergronds zich aan het aanmelden is te benaderen en het hoofd te bieden. Enkel de dichtstbije problemen worden aangepakt en dan nog zoals het hier gebruikelijk is op een te onhandige wijze opdat hun tussenkomst enig resultaat hebben zou.
Zo, wat er zich aan het afspelen is onder het watervlak, van de politiek in Oekraïne, ontgaat hen ogenschijnlijk, gezien er geen duidelijke reactie komt om het gevaar aan te kaarten, bloot te leggen en te bevechten.
Des te meer – maar dit werd enkel in de wandelgangen aangehaald - omdat nu duidelijk wordt dat het probleem Oekraïne wijken moet voor het immens groter probleem dat IS noemt, dat wellicht enkel grondig kan worden opgelost door de vorming van een gemeenschappelijk front, waarin de totaliteit van de op vrijheid geschoeide democratieën, en dan vooral USA, Europa én Rusland, het gezamenlijk opnemen tegen de dreiging die IS vormt. Een mislukking wat deze broodnoodzakelijke gemeenschappelijk opstelling aangaat kan, zoals het zich nu aftekent, later, fatale gevolgen kennen.
Wanneer staat ‘de’ politieker op die alle bestaande tegenstellingen, Oekraïne en andere, op zij zal schuiven, om krachtig en nadrukkelijk te verdedigen wat ons allen aangaat, de vernietiging van de IS-gedachte optredend, zoals zovele eeuwen terug de Kerk, in naam van 'de ene ware' God.
Geef me ondertussen maar het vioolconcerto van Tchaikovsky van deze morgen, of dat van Brahms en Sibelius van deze avond. Niet dat IS me niet zal blijven bezig houden, want eens zij ooit aan de macht is het gedaan met om het even welk concerto.
30-05-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-05-2015 |
Soms |
Soms, en de laatste tijd meer dan vroeger, staat er een muur opgetrokken als ik begin te schrijven, met aan de overkant wat ik bereiken wil. Er rest me alsdan, na een periode van bezinning, of een bres te slaan of uit te zien hoe ik er over kom. Om dan, de ogen gesloten, de blik gericht naar binnen waar de echo hangt van al wat ik reeds schreef en niet zoals ik zou willen, te verzamelen is in een paar pagina’s, een soort groepsfoto van al wat in mijn gedachten is opgerezen en het woord heeft gekregen in mijn blogaffaire.
Een vriend, zo noem ik hem, mailde me gisteren dat hij, wil hij me lezen 1500 blogs te verorberen had/heeft wat hem ettelijke etmalen gekost heeft of kosten zal. Ik stel me dan de vraag welk nut er aan verbonden is, voor mij en voor de lezer. Is het meer dan een konijn dat ik uit mijn hoed heb getoverd, een lichtbaken naar wat was en naar wat komen zal, of een boren naar de zin van ons bestaan, of de drie wegen samengebracht in een hoofdweg die naar ik hoop geen holle hoofdweg zijn zal.
Bewustwording van het punt waar ik aangekomen ben is noodzakelijk, uitbreiding ervan tot over de grenzen van wat mogelijk is wordt gevaarlijk. En toch zal ik verder moeten, teruggaan naar vroeger en het vroegere evalueren naar het komende toe, zodat het einde maar steeds verschoven wordt, zelfs als het telkens een zoeken is achter een te doorbreken muur.
Heel wat valt er nog te doen en de tijd ontglipt me, verrast me keer op keer door zijn akelige snelheid. De slaap die ik zo nodig heb is er te veel aan, wat een onlogische uitspraak is, het is wat ik nog zou willen doen dat te veel is, dat ik herleiden moet tot wat haalbaar is, de enige manier om de tijd te temmen.
Mijn God, hoe heb je me toegetakeld, in elkaar gestoken, hoe heb je me laten groeien tot in het absurde toe, niet alleen als schrijver van blogs, maar als mens die niets anders meer kan dan schrijven, met verwaarlozing van al het andere dat mijn hart, om te beginnen, kalmte zou bijbrengen, berusting en voldaanheid al was het maar om de 1500 blogs die te lezen staan op mijn Blog-webside.
.
29-05-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-05-2015 |
Bevreemdend |
Ik ben een vreemde man, ik schrijf in vreemde woorden en over vreemde dingen vreemde zaken. Bevreemdend is het wel. Nochtans ik ben zeker niet Jorge Luis Borges, ik ben niet iemand om te zijn wie ik niet ben. Zo ken ik mezelf als ik schrijf in het midden van de nacht, omdat ik schrijven moet om te weten wie ik ben?
Zoals die robot in het atelier die ik bezig zag en niet is, al werkt hij als iemand die is en die, als hij gewekt wordt, doet wat hij doen moet: aan, uit een staaf inox gezagen partjes, met een hoge preciesheid qua vorm en ingewikkeldheid, leven geven als een nieuw bruikbaar, noodzakelijk stuk, zo dat ik er een houden wil als talisman die ik raadplegen kan als de inspiratie zoek is of als iets verkeerd dreigt te gaan.
De vreemde man die ik ben heeft niet die preciesheid, is niet geschoold om alles af te werken zoals het hoort, laat zich verleiden, verschuift de dingen verder de dag in, de nacht die komt aankloppen in. De robot die ik zag is secuur, hij werkt in volle licht als in totale duisternis, onder toezicht en even goed als er geen ziel is mee gemoeid. Ik sukkel maar wat, zoek naar iets waar ik naar zoeken kan en vind niet altijd de weg, en als ik de weg vind dan is het niet altijd een na te volgen en te hergebruiken voorbeeld.
Ik vergelijk me dan niet alleen met de robot maar ook met de man behind the robot. Want de man achter de robot heeft niets gemeen met een robot, hij is geen eigenaar die over een stuk machine spreekt. Neen hij spreekt over zijn vriend, hij is hem dankbaar. Terwijl de baas rond de vijver wandelt, kijkend hoe alles aan het groeien is, zijn vissen toesprekend aan de kant, alsof hij een verhaal aan het vertellen is, werkt de robot, en hij werkt goed, hij werkt perfect of hij nu in zijn omgeving is of niet, hij werkt, hij leeft zijn leven.
Het is om hem te benijden in zijn eenvoud van zijn groot mens zijn, een man van wijde luchten, van hazelaars en rabarberstruiken, van zaden die hij strooide en van nieuwe planten die bloeien zullen mettertijd.
Als een vreemde man in een vreemd lichaam schrijf ik over hem. Ik noem hem niet, wie me leest en hem kent weet over wie het is dat ik schrijf. Ik zie hem als een gelukkig man, hij bezit alles wat hij nodig heeft, van vrouw tot dochter, tot vijvers tot vissen, kippen en tot vrienden, waaronder een robot.
Hij bezit een wereld.
28-05-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-05-2015 |
Aussi peu que les nuages |
Aussi peu que les nuages[1].
Niets meer dan de wolken, zijn de woorden die ik elke dag vallen laat, niets meer dan wat invallen opgeraapt en neergezet, alsof het flarden wolken waren over mij heen geschoven, gepoogd die vast te grijpen terwijl ik half dronken was, te klein om uit te gaan met pen en inkt om witte bladen vol te schrijven en te blijven ademen. Zo, niets meer dan de wolken zijn deze blogs. Wolken heen geschoven over veld en weiden, over zeeën, geaderd, aaneen gehouden met punt en komma, en daarna uiteen gerafeld lijk hooioppers door de wind, roekeloos.
Aussi peu que les nuages:
Woordkreten zonder al te veel betekenis, geschreven om te zijn en te blijven en niet altijd aanvaard, niet altijd binnen de grenzen gehouden van wat ons overvallen kan, de realiteit soms opzij geschoven om te stijgen lijk een lichtballon de wolken in, kleiner wordend opgeslorpt door wat het heelal is. Zo mijn woorden, verlucht uitgebalanceerd tot verschijnsels van korte duur waar niemand achterstaat, verwonderd ze te ontvangen op de morgentafel of later als de dag voorbij zal zijn, ingekrompen door wat voorbij al is en niet meer komen zal.
Aussi peu que les nuages:
Ranken boterbloemen, gele vlammen in de grachten langs de wegen, waar we komen en ook duizendblad waar we nimmer komen zullen, al weet je het maar nooit wat van de dagen is en van het leven. Of van een onschuldig pimpelmeesje tegen het raam gevlogen, op de grond waar het ligt en opgeraapt om het te houden een tijdje, het kopje in gedeukt, stijf geworden pootjes, totaal naamloos, dat je enkel redden kunt en tot herleven roepen zult door het te vermelden, zodat het morgen nog gelezen zal, geweten dat het gebeurde en nog gebeuren zal.
Aussi peu que les nuages:
Klaar om uit te breken, de wolken te laten voor wat ze zijn en binnen te komen waar je komen wilt, geschuif van voeten over perkament en papyrus, tekeningen van vroegere tijden, latent in goud en rode lak, zoals in wolken goud en rood kan schuiven, en zich spiegelen in wondervijvers, met de reiger wachtende op de oever in het gras, tussen riet en colablikje overgebleven, ons niet gelaten er op neer te zien.
Aussi peu que les nuages:
Tijdloos vluchtig over nog komen moeten en niet geweten zijn hoe het kon Sibelius in de snaren, hoog trillend gezang en gebeden in koor, in solo opgevangen en doorgegeven, lente en herfst en tederheid die van lippen is en van handen neergelegd als bloemen op een koude grafsteen, stengels geknipt en samengehouden met een veelkleurig lint, kleur van avonden die vallen lijk sneeuw in donkere lanen, dovend wat van gisteren was en van veel vroeger nog, stralend lijk uitgestoken handen in verwachting, erin bloot gelegd, viool en vingers die snaren beroeren als of het bellen waren van licht en duisternis, afwisselend en in elkaar gedraaid lijk horens die we kennen en zwierende molens met gillende kinderen, uitgelaten tot de lichten, tot de sterren en later nog het eerste licht dat binnen komt op verwarde lakens, lichamen half bedekt, slapend nog.
Aussi peu que les nuages, niets meer dan de wolken!
[1] Titel van het bekroond opgelegde werk van Michael Jarrel. Koningin Elisabeth Wedstrijd voor Viool, 2015
27-05-2015, 20:24 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-05-2015 |
Blijf verwonderd. |
‘Blijf verwonderd’ is de groet die ‘Klara’ me elke morgen toewenst.
‘Blijf verwonderd’, of een stap verder en dieper gravend dan het ‘be mindful’ dat ik een (glorieuze) morgen las in het wapenschild van het Macbeth-castle in Cawdor, Schotland.
En ik, in mijn stilte, in mij geslotenheid, afgezonderd, vereenzaamd, ik blijf, om terug te gaan tot de essentie, verwonderd over de orchidee naast mij waar ik schrijf; de orchidee – ze is méér dan zo maar een plant - waarover ik een blog schreef, wat ze weet, ik heb het haar verteld; die in dank is open gebloeid, niet in één bloem, maar vandaag reeds met vier die, bewegend in hun roerloosheid, me aanstaren en, als ik even ophoud en opkijk, me doorboren met hun blik.
Ik herinner me dat ik, korte tijd terug, haar met wat water en wat toewijding uit haar verschrompeling heb gehaald, haar toesprekend, haar aanmoedigend, haar duldend op de beste plaats naast mij, en verwonder me er nu over, mijn geest zich mengend met het stipje geest in haar, identiek qua aard, aan die in mij, levend, opspringend zich loswringend.
Mij is het gegeven er over te mijmeren, open te bloeien in strakke woorden, terwijl zij me haar verwondering toont door open te bloeien nu al in vier bloemen, die, ik kan het niet verloochenen, me aanstaren, niet zo zeer met verwondering, ze kent me al, maar - waag ik het te schrijven? - met meer dan tederheid, met liefde, terwijl ze nog een twintigtal botten klaar houdt om me verder te verwonderen als ze zullen open barsten op een morgen, een middag of een valavond als ik zal leeg geschreven zijn, aldus zij, in potentie een mini regenwoud verbergend.
Zo, ‘kleiner Mann’ met je orchidee, blijf verwonderd om de verwondering, verga niet in de dorheid als je bloed aan het verarmen is met de jaren die zich stapelen in je leden, in de trilling van je handen als je schrijft, maar blijf in woorden open bloeien zoals de orchidee naast je. Zelfs als je weet dat erna, als haar tijd gekomen is en ze leeg gebloeid, wegzinken zal in haar slaap, blijf verwonderd, want in haar slaap is ze zich, lijk een ingesponnen vlinder, aan het voorbereiden op een volgende bloei zoals jij, als je de nacht ingaat in je slaap nieuwe gedachten zich klaren zullen die je de volgende dag, zoals de orchidee vandaag, verwonderen zullen.
‘Being mindful’ is niet voldoende dus, is een begin, een opening, een noodzaak, pas erna kan de verwondering komen, het binnen komen, het zich vermengen met wat is om zelf verwondering te zijn, verwonderd over het wonder van wat leeft en is: Klimt en Van Gogh en Turner, T.S.Eliot en Gilliams en Pasternak, Satie en Mozart en meer nog, veel meer nog, Johan Sebastian Bach.
Verwonderd over het wonder dat verwondering is.
26-05-2015, 07:40 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-05-2015 |
Bach |
Bach, Mevrouwen, Mijne Heren, luisteren naar Johan Sebastian Bach, is zwemmen in Bach, is verdrinken in hem. Ik zal niet, als ik aan het einde van de rit gekomen ben, zoals Pessoa vragen naar mijn bril, neen, zoals ik dit moment, dit nu van het schrijven ben ingesteld, het zal Bach zijn die ik vragen zal, wetende dat ik in hem zal verder leven, dat de overgang van leven naar dood overbrugd zal zijn door de muziek van Bach, meer dan toereikend om de oneindigheid in te gaan.
Wat een mogelijkheden we hebben - zij die onthoofd worden zouden het kunnen vragen aan hun beul die er natuurlijk niet zal op ingaan, maar de vraag staat vrij – Bach als de voorbode van het goddelijke, het verhevene dat ons verwelkomt aan de poort waar we worden verwacht. Ik hoop dat mijn broer Daniël er niet op mij zal staan wachten, zoals de vader op zijn drie zonen, dat hij zal binnen gegaan zijn in het grote licht van duizend zonnen, wel wetende dat ik eens na zal komen, de lente voorbij, de zomer voorbij en wie weet de winter.
Ik schrijf dit zo maar, ik waag me aan voorspellingen, zelfs aan voorspellingen die kunnen uitkomen. Het is simpelweg mijn boodschap van vandaag.
25-05-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-05-2015 |
Pinksteren |
Je kunt uit je bed opstaan met zicht op de Araratberg waar de ark van Noë op gestrand zou zijn of wakker worden met de muziek van Beethoven. Beide zijn inspirerend, de Ararat omwille van de legende er aan verbonden, ook om wat Julian Barnes er over schreef. Maar Beethoven is meer voor de hand liggend en is ruim voldoende om je in te stellen op de krachten die Beethoven bezochten op het ogenblik dat hij componeerde, wat een aanleiding is om op stap te gaan zoals een pelgrim naar Compostella.
In het putje van de winter nam je een foto van de bomen omheen het huis, de tegenstelling met de bomen nu, is overweldigend. Dit geldt niet voor de persoon die je gisteren waart, onrustig en bekommerd, vergeleken met de persoon van vandaag is er weinig verschil, de kommer om de toekomst is blijven hangen. Je gelooft wel dat het de geest is die uiteindelijk overwinnen zal; dat alles vernietigd kan worden, maar dat, zoals de geest geïncarneerd door koningin Zenobia onverwoestbaar is, hij wel kan worden gefnuikt, vernederd en tot zwijgen gedwongen maar het heilige vuur zal blijven vunzen diep in de asse.
Dit was ook de boodschap van Dyar Abou Jahjah die zich vooral afzette tegen de imperialistische neigingen van het Westen, geprojecteerd op die van Rome, met in het achterhoofd bij hem, de vunzende hoop – dit is geen verwijt, het is een logische gevolgtrekking - dat deze neigingen ook eens van uit het Oosten zouden kunnen komen.
Al wordt dit niet gezegd, het staat tussen de lijnen van zijn column te lezen, toch overheerst het gevoel dat een samensmelting of echte osmose tussen het ‘imperialisme’ van het Westen en dit van het Oosten, na een aantal generaties tot stand kan komen, als het vuur van overheersing zal zijn uitgedoofd en Oost en West spiritueel op een voet van gelijkheid zullen gekomen zijn: het religieuze herleid tot filosofische beschouwingen over leven en dood en vooral, over onze integratie in de kosmos die op de loer ligt – stalking the human spirit - en meer en meer als vaste waarde doordringen zal als een groei naar meer inzicht in de irrealiteit der dingen.
Of, op dag van Pinksteren, de Grote Geest die binnendringt in de wankele geest van de mens, opdat hij een fakkel worden zou in de duisternis. Er is geen ander heil voor ons weggelegd.
Uiteindelijk ligt de toekomst van de homo sapiens gecentreerd in een bepaalde vorm van religie, geaxeerd op ons geïntegreerd zijn in het kosmische, het Cosmotheandric concept, de nieuwe drie-eenheid Cosmos, theos, anthropos[1].
De dichterbije toekomst kan dus eigenlijk wel zijn wat een vriend, verwijzend naar een schilderij van Bruegel me mailde: ‘de stoet van de blinden recht op de afgrond af’. Er is evenwel nog een andere toekomst maar deze ligt heel wat verder van ons af.
[1] ‘We should emphasize that in new-paradigm theology, the cosmos, God and humans are interrelated. Raymundo Panikkar, who is a kind of theologian’s theologian, calls this the cosmotheandric principle, cosmos, theos, anthropos.’ Pag 101, ‘Belonging to the Universe’ Fritjof Capra and David Steidl-Rast, with Thomas Matus. Penguin Books, 1992.
24-05-2015, 07:49 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-05-2015 |
Palmyra - Koningin Zenobia |
‘We houden van de dood zoals u van het leven houdt.’
Is het beeld van het andere, uiterst gevaarlijke gelaat van de Islam. Is het, hun ware gelaat, of een verbasterd? En terugkijkend, was het gelaat van de kruisvaarder het ware gelaat van de christen, of een verbasterd?
Vragen die we beter niet beantwoorden, maar de impressie die de schuingedrukte zin hierboven nalaat, blijft nazinderen en maken dat het gevoel overheerst dat de hedendaagse Westerse problemen die ons bezig houden, luxe problemen zijn. Alles staat en valt met de vooruitgang van IS in Syrië en wellicht later in Irak en komen ze niet zo ver, het verwoestend, barbaars gevaar dat ze uitstralen blijft latent, de dood niet vrezend blijven ze oppermachtig, kamikaze strijders voor wie het leven sterven is of overwinnen. Voor hen is er geen tussenweg, geen vredesgesprekken, geen toegeving, geen verankering in een bestaande bestand.
Terwijl wij luisteren naar Chopin en Mozart, onze musea aflopen, kunststeden bezoeken, feesten en in de zon gaan liggen, discussiëren over alles en nog wat, maatregelen nemen om de inflatie aan te wakkeren, onze goede wil gaan tonen aan Oost-Europese volkeren, nadert de totale vernietiging van een tweeduizendjarige beschaving; in de eerste plaats door een geleidelijke infiltratie van de Islam – tenware deze infiltratie adaptatie en versmelting betekenen zou – maar tevens de mogelijkheid inhoudt van een latere totale vernietiging door geweld, wapens en afslachting.
Ik zie hoe regeringsleiders zich met de glimlach spoeden naar een of andere bijeenkomst; ik hoor hoe schreeuwers in het Europees parlement – en ik zou ze bij naam kunnen noemen - het hebben over de vrijheid van meningsuiting, of op de bres staan op een plein in Oekraïne, Europeërs noemen ze zich, de armen uitgestrekt met beloften die ze beter niet hadden gedaan omdat ze verwachtingen hebben opgeroepen die onbeantwoord blijven zullen en hierbij een mogelijke geallieerde, Rusland, al was het maar op het diplomatieke vlak, hebben in de voet geschoten, wat evenmin nodig was. Want wat zeker is het is niet de NAVO die bij machte is de stormloop van de verbasterde (?) Islam te breken.
Ik wacht op de eerste stem die zich in het Europees parlement/Belgisch parlement zal laten horen, alleen al om duidelijk te wijzen op het gevaar dat lijk een pletrol op ons afkomt. In feite zijn het hier maar kleine geesten die niet verder durven zien dan waarmede ze bezig zijn, namelijk het opstellen van wetteksten die gezien in het licht van wat zich afspeelt in het Oosten, futiliteiten zijn.
Dyab Abou Jahjah, in zijn column in de Standaard van 22 mei houdt er de moed in. Hij haalt het beeld aan van koningin Zenobia op de trappen van haar paleis, uitkijkend naar haar stad Tadmor (Palmyra), het hart van haar koninkrijk, voor ze gevangen wordt door een Romeinse soldaat[1].
‘Tadmor symboliseerde de semitisch-Helleense geest van de Middellandse zee die in opstand kwam tegen het Latijns-westerse imperialisme dat Rome belichaamde’. Aldus Abou Jahjah, en ik ga verder met wat hij schrijft omdat het totaal nieuw is voor mij:
‘Dit is een constant thema in onze Levantijnse literatuur en kunstproductie. Talloze liederen/musicals zijn er die over Tadmor gaan en over Petra in Jordanië, een Arabische-Helleense stad die onder de leiding van een koningin, Rome trotseerde. En ook Cleopatra, een Egyptische-Helleense koningin kwam op tegen Rome. Zenobia beweerde zelfs een afstammelinge te zijn van Cleopatra en van Dido van Carthago[2].’
En dan komt wat ik schitterend vind en, zal men me kwalijk nemen dat ik overneem wat zo treffend geschreven staat in de Standaard, komende van Dyar Abou Jahjah?
‘Vandaag staat Zenobia weer op de trappen van haar paleis in Palmyra, ze kijkt weer naar de hordes van een nieuw imperium die naderen, die net zoals de Romeinse legioenen haar gevangen willen nemen, haar in kettingen in de straten van hun hoofdstad willen laten paraderen als teken van een overwinning van een onrechtvaardig mannelijk imperium tegen een opstandige en vrije vrouwelijke geest. Palmyra zal dan voor een tweede keer verwoest worden door een keizer die geen andere mening, geen andere vlag en geen andere god duldt.
Maar besluit de columnist:
‘Laat die zwarte vlaggen maar komen, haar geest zal niet vernietigd worden met de ruïnes van Palmyra. Zenobia is deel van het geheugen van een volk. Ze woont in de verbeelding van mijn dochters en van miljoenen andere Levantijnse Arabische meisjes.
Zenobia en Palmyra die symbool staan voor de geest van vrijheid, van opstandigheid tegen elke vreemde overheerser. We volgen hem wat ‘zijn’ volk betreft. Maar wij in het Westen hebben geen Zenobia, geen Palmyra om naar op te kijken. We hebben enkel Stonehenge, onze romaanse kerken en onze gotische kathedralen, tekenend voor de voedingsbodem van de westerse geest die nu aan het verschralen is en een gemakkelijke prooi aan het worden is.
Eens deze voedingsbodem verdwenen, wat rest er ons nog?
[1] Deze scene, schrijft Dyab Abou Jahjah, is vereeuwigd in het schilderij van de Brit Herbert Gustav Schmalz met als titel ‘Queen Zenobia’s last look upon Palmyra’.[2] Het is die Dido die vermeld staat in Canto V van Dantes Inferno
23-05-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-05-2015 |
Palmyra |
Deze morgen, lange tijd roerloos uitgestrekt tussen slaap en wake, zoals de dag tussen nacht en het eerste licht, zoals de piano die wacht op de pianist, denk ik, tussen slaap en het schrijven: het leven dat nog even aarzelt om te hernemen. Ik, zoekend naar een woord, een zin, een gedachte om vóór het ontbijt klaar te komen met mijn blog voor de dag erna.
Hemingway kende de oplossing, voor je de nacht ingaat iets overhouden om er de volgende dag mee te beginnen. Dit geldt vooral voor een romanschrijver, maar waarom ook niet voor een blogger zoals ik? Soms lukt het ook, als er een lange tekst op het getouw staat, een thema dat te uitvoerig behandeld werd om in één blog te brengen. De vorige dagen was dit het geval toen ik uitzwierf over Israël en Egypte, en eigenlijk zou ik verder kunnen met dit laatste onderwerp, zoals het zich heeft afgespeeld – mits het nodige voorbehoud - in de hoofden van Immanuel Velikovsky en Kamal Salibi . Een feit staat onherroepelijk vast, beide heren hebben me vele jaren bezig gehouden, trouwens ook Dante. Indien ik mijn blogs van de vorige jaren tot op heden zou overlopen dan moeten ze zeker al ettelijke malen op het voorplan getreden zijn, maar spijtig voor hen, niet vandaag en wellicht niet morgen, al weet je maar nooit.
Vanmorgen - het lag er voor het grijpen – ai-je un os aan wat ik las in het ‘dS weekblad’ over ‘be Wapp’ dat staat voor ‘une Wallonie plus propre’, zijnde een klopjacht op zwerfvuil, een initiatief van een twintigtal moslims van de moskee Al Imane van Cuesmes, ‘een niet zo florissante deelgemeente van Mons’, gevolgd door een oproep van de Waalse minister van het Milieu, Carlo di Antonio, die er in slaagde, zo lees ik toch, 10.000 burgers uit 157 gemeenten te mobiliseren goed voor 17.000 zakken zwerfvuil.
Ik vind het belangrijk omdat onze moslims zich steunen op ‘Reinheid is de helft van het geloof’ een gezegde van de Profeet, en ik lees nog een andere gezegde van zelfde Profeet ‘ Je moet je steentje bijdragen tot de samenleving, tot je laatste adem. Zelfs al lig je op sterven, heb je een laatste zaadje in de hand, dan nog moet je dat nog zaaien’.Duidelijk is echter, zegt dS (Filip Rogiers) dat de woorden, ‘Charlie Hebdo’, Verviers, IS, tot de ‘sous-texte’ behoren van ons gesprek, en er nog lang toe behoren zullen.-
Ondertussen wacht de Moslimgemeenschap een nieuwe schok die de Moslimgelovige bepaald niet dichter tot ons zal brengen, namelijk de verovering door IS van de historische site van Palmyra en het enorme risico hieraan verbonden.
De dag is er vol van. Deze voormiddag was er Bart Stouten op Klara die er – ik ben er zeker van – met pijn in het hart, niet kon over zwijgen en het was ook het onderwerp op de Probus lunch van deze middag. Ik was ooit in Palmyra en ik weet welke verwoesting ze zouden kunnen aanbrengen in deze kleine stad gelegen midden in de woestijn. Ook mijn hart bloedt als ik deze enorme catastrofe die onze beschaving wacht onder ogen zie.
22-05-2015, 00:20 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-05-2015 |
Het niet kunnen laten |
Ik kan niet nalaten, de ‘vermeende’ kennis die ik in mijn leven heb opgedaan, in deze blogs niet aan het woord te laten; niet er voor te zorgen dat die kennis doorgegeven wordt, om deze voor te leggen aan het oordeel van anderen. Dit is dan ook de reden waarom ik het aandurfde terug te grijpen naar een NGM artikel van vijf jaar geleden. Voor mij is alles wat zich afspeelde omheen de Bijbel - het Oude als het Nieuwe Testament - een voedingsbodem geweest en zijn het figuren als Velikovsky en Salibi die deze bodem bewerkt hebben en hem een totaal andere begroeiing hebben meegegeven, een totaal andere inhoud, die ik keer op keer oprakel omdat het een ander inzicht geeft in de geschiedenis die de grondlaag vormt van onze beschaving.
Echter, terwijl enerzijds, de wetenschap met reuzenschreden dieper en dieper doordringt tot het mysterie van de materie en het leven en tot veranderingen dwingt mag er anderzijds, in een omgeving zoals die van vandaag, aan de door de conventionele geschiedenis ingenomen posities, geen splinter worden weggelaten of toegevoegd en blijven de stellingnames die ons in onze jeugd werden bijgebracht, zoals deze verwekt door de Bijbel en andere geschriften, halsstarrig gevestigd. Zelfs soliede bewijzen die voorhanden zijn wil men niet zien, wil men niet integreren in het geheel, zoals men destijds Galileo niet aanvaarden wou, Wegener niet aanvaarden wou en zeker ook nu niet noch Velikovsky noch Salibi. De werken van deze twee laatsten worden zelfs niet gelezen en de kritiek van de kenners is gesteund op de kritiek van zij die het werk niet lazen en dit enkel alleen omwille van het feit dat hun werk een binnendringen betekende in het Heilige van het Heilige, de Bijbel.
Ik weet het voldoende, wat ik breng is slechts randinformatie, niemand ligt er wakker van, behalve ik; niemand spreekt erover, behalve ik, de prediker in de woestijn. En ik leer het maar niet af, ik blijf alle mogelijkheden die zich aanbieden gebruiken zonder om te zien, recht door zee. Maar het moet me van het hart, ik moet me ervan bevrijden, me er totaal van los maken wil ik wegduiken kunnen in anders gemoduleerde geschriften, zoals deze waarin de droom de realiteit kan overbruggen, zoals het hoort in de literatuur.
Het is daar dat mijn roots liggen en het is naar die wereld dat ik telkens uitwijken wil, vooral dan als ik me eens te meer ben voorbij gelopen en de reële geschiedenis het voor het zeggen heeft gekregen, een geschiedenis die van ons vandaag, die, als ik er Houellebecq bij haal, op het punt staat over te hellen naar het nulpunt toe, om daarna helemaal te verschralen.
Wat nut heeft het dan eigenlijk nog te doen wat ik doe?
21-05-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-05-2015 |
Het Beloofde Land |
Als ik een e-mail stuurde naar National Geografic Magazine, in verband met de tempel van Solomon en het waagde te verwijzen naar het werk van Kamal Salibi dat bij het Forum van de NGM niet hoog staat aangeschreven, dan betekende dit helemaal niet dat ik volgepropt zou zitten met antisemitische gevoelens, verre van, ik wou enkel weten wat gedacht werd - wat een totaal verkeerde gok was - over het werk van Salibi, waarin niemand scheen stelling te willen nemen en zeker niet om de exactheid van bepaalde gebeurtenissen te herzien, die opgeschroefd voorkomen in de geschiedenis van Israël en Egypte. Mijn houding zou precies dezelfde zijn indien het een ander volk of een andere regio betrof, maar als ik zie welke gevolgen de interpretatie van de woorden van de Bijbel heeft gekend in het nabije Oosten dan vind ik dat de zaken, nu de gelegenheid zich voordoet, toch eens van dichterbij mogen worden nagegaan en van uit een andere hoek bekeken.
Zo, spreekt de Bijbel volmondig over het bestaan van koning David en koning Salomon, als dit zo was, waarom wordt er geen steen meer gevonden van wat eens de tempel van Solomon van het jaar 1000 voor Chr. kan geweest zijn en blijft alles beperkt tot de verhalen hierover opgetekend in de Bijbel, zonder een enkel ander materieel bewijs?
Als ik als Israëliet - die ik niet ben - het artikel in de NGM van december 2010 gelezen zou hebben, dan zou ik bepaald, een duidelijk antwoord willen hebben op deze vragen, zoals ik als Vlaming ook een duidelijk beeld wil hebben over de Slag der Gulden Sporen van 1302 die me in mijn jeugd werd ingepompt, via ‘De Leeuw van Vlaanderen’ van Hendrik Conscience. Want mijn sympathie voor het werk van Kamal Salibi dat me jaren heeft bezig gehouden, zoals het werk van Velikovsky trouwens, geeft me nog geen absolute vaststaande zekerheid; zelfs al zegt Salibi dat hij over de juistheid van zijn werk niet de minste twijfel heeft, betekent dit nog niet dat ik, gezien het baanbrekende karakter ervan, geen twijfels meer zou overhouden.
Ik heb wel het gevoel gehad me in Maarib, verlaten stadin Noord-Yemen, te bevinden op een vreemde plaats, geladen met een déja vu, maar het kan ook dat de nabijheid van een dam met de naam van Saba duidelijk leesbaar erop vermeld, me verwezen heeft naar de Koningin van Saba die Solomon bezocht, en ook de gedachte dat Maarib – maar hierin was ik verkeerd - iets te maken had met het bittere water van Mozes, dat beide er toe bijdroegen. Maar gevoelens zijn geen feiten en in de geschiedenis zijn de feiten doorslaggevend. Ook Salibi moet met reële bewijzen voor de dag komen, waarvoor, naar hij beweert, opgravingen in Saudi Arabië nodig zijn, wat de Saoedi absoluut niet wensen.
Maar als ik Joods bloed in mijn aderen zou hebben, maar ik heb dat ook niet, en de Bijbel leert me waar het graf van Sarah en Abraham gesitueerd was met de naam van die plaats heel duidelijk vermeld, als deze plaats nergens in Palestina/Israël kan teruggevonden worden en ik aldus bestookt zou worden met twijfels, dan zou ik wel willen nagaan welke waarde ik hechten moet aan de woorden van Salibi die deze plaatsen heeft teruggevonden in Arabië, ergens ter hoogte van Mekka.
Dan zou ik alles in het werk stellen om uit te zoeken welke bronnen er nog zijn om te weten wat moet geweten. En als er dan een theorie opduikt zoals deze van Salibi die het bestaan van David en Solomon en dezes tempel, met ligging in Arabië, zou bekrachtigen, zou ik er dan niet op staan dat deze theorie, ondanks de gevolgen indien juist, zou worden uitgetest. Ik, die zo stoer ben, mijn traditie als uitverkoren volk hoog te houden, zou ik die theorie van Salibi doodzwijgen of ze aanzien als een laatste kans?
Mijn interventie bij NGM was enkel gericht op het uittesten van wat Salibi schrijft. Verder wens ik er niet op in te gaan, het Joodse volk is niet mijn volk, als kind werd mijn broekzak met mijn zakdoek erin niet dichtgenaaid op vrijdagavond, en het is niet de traditie van het Joodse volk die op het spel staat noch hun interpretatie van de woorden van de Bijbel die ik viseer. Mijn houding is, precies te weten welke rechtzetting er kan of moet gedaan worden nu Kamal Salibi is opgestaan in de jaren tachtig met zijn visie over het situeren van de oorsprong van het land van Abraham, dat volgens mij eerder kans maakt langs de kant van Salibi te liggen dan langs de kant van Israël.
Ik heb deze gedachte in drie blogs uitgeschreven, de opbrengst ervan is nihil, verandert niets helemaal niets aan het feit dat na de Exodus, de Joden zich gevestigd hebben in een totaal ander land dan het ‘beloofde land’ en dat deze toestand onherroepelijk is. Na hun terugkeer uit Babylon zijn ze blijven hangen in het ‘Nieuwe Sion’, het nieuwe Jerusalem en hebben ze de oude, dieper naar het zuiden gelegen landen, in onwetendheid na diverse generaties, laten liggen. Het zijn de Saoedi’s die uiteindelijk in het ‘Beloofde (olie)land’ zijn terecht gekomen. Een zet van Allah?
20-05-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |