Ode aan een (anoniem gehouden) jaarverslag.
Geboren uit de geest van enkelen en de cijfers van zovelen, gedacht, geschreven en herschreven, dit is het jaarverslag.
Dat sommigen zullen lezen, en God vergeve het hen, in de morgen, lijk croissant of koekebrood, anderen in de valavond, met in hun glas, een klare van Filliers of, wat straffer is, een whisky Glenfarclas.
Terwijl velen onder ons met toewijding het lazen: openbaring, hoe in omfloerste termen, de financiën er te blinken staan en hoe het, als een Steinmann, over de mistige wankelbewegingen van de economie hier troont.
Een baken dus van hoop dat alles zich voltrekken zal zoals gesteld en aangeprezen door onze boude demiurgen om, zoals Saint-John Perse het wel wist: ‘d’éventer l’usure et la sécheresse au coeur des hommes investis’.
T.S.Eliot ook hebben we gelezen die schrijven durft: They all go in the dark’, en dan noemt hij ze: ‘The merchant bankers, the statemen and the rulers…, distinguished civil servants…, the Stock Exchange Gazette.
Maar, Dames en Heren van het Bestuur al tegaar, we komen er, het verslag hier voorgelegd is, het weze gezegd, als van Bach een bundeling van lichtkoralen.
Men hoort het niet, men schrijft het niet, maar met Johannes weten we, en dan nog in het Engels van de ‘King James’: ‘the light shineth in darkness and the darkness comprehended it not.
Wij, hebben het begrepen en wij, hebben het uitgedragen, een monstrans onder een baldakijn, zoals van oudsher, in straten bestrooid met lentebloesems en versnipperd zilverpapier.
Beelden uit mijn verre jeugd, om er stil bij te zijn en ook, er lang over na te denken.
|