 |
|
 |
|
|
 |
31-07-2016 |
De Foto |
Een vriend stuurde je een foto van een man van hoge leeftijd, genomen in de lente. Aan zijn voeten het bruisende leven: anemonen en speenkruid, het beginnende groen van de blauwe druifhyacint. Hij staat daar, levend nog, midden de jonge stammen van de aankomende bomen, toekijkend.
Je kent die man amper, maar die man op de foto kon jij wel zijn: het laatste beeld van jou, van wat overblijft van jou gewijzigd in een zoutpilaar. Je kunt er alldus op deze foto, nog heel lang blijven, ingekaderd zelfs en op de kast geplaatst, tussen andere foto’s. Maar dit is voor later, vandaag heb je nog het woord om te bewijzen dat je er nog altijd bent. Al kost het bewijs je heel wat moeite, soms.
Vrienden doen het anders om het te bewijzen. Sommige schrijven gedichten over ‘n oude stilgevallen watermolen of, over stranden in Cadzand. Het is van een simpelheid die raker is dan wat jij zou schrijven. En, uit die simpelheid van het woord, het poëtische dat opspringt, dat verrast in kleur en klank, verrassing die niet jouw sterkte is. Een andere is dichter van het dorp, hij weet het ‘dorps’ te zeggen in originele woorden in gebroken zinnen gekluisterd. En je zegt dan nog niets over de beeldhouwer die je verbaast door zijn kosmische ingesteld zijn, of over de schilder die de natuur naar zijn hand zet in tere kleuren die ons omhangen met stilte.
Zo is je wereld gevuld, niet alleen met foto’s opgesteld van moeder, vader, broer en vrienden die gingen, gevuld met boeken die je las en herlas en andere die je nog niet geopend hebt, maar in meer nog, gevuld met vrienden van wie je weet dat ze je lezen.
Ben je een rijk man, zo denkt je toch. En de foto heb je bewaard in gedachten. De man erop die toen nog levend was en die jij had kunnen zijn, nu in de sferen opgelost. Of hoe groot de kloof wel is tussen het er zijn en het er niet meer zijn.
31-07-2016, 08:23 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-07-2016 |
Or il y avait un si long temps |
Deze morgen in de keuken had je kippenfilets in smalle reepjes gesneden; had je een hoeveelheid mosterdzaadjes, pili pili, gelyofiliseerde rode besjes en korrels zeezout in een vijzel gedaan en dit alles geplet met de kracht die je nog rest. En dit mengsel samen met een lepel olijfolie en eenzelfde hoeveelheid honig over de kippenfilets gestrooid, gegoten; had je alles goed door elkaar gekeerd, gedraaid, klaar om gebakken te worden deze middag als de vrienden komen.
Je schrijft dit omdat, terwijl je bezig was, voortdurend dacht aan: ‘… Or il y avait un si long temps que j’avais goût de ce poème, mêlant à mes propos du jour toute cette alliance, au loin, d’un grand éclat de mer…’ een zin van de, door jou nog steeds moeilijk te begrijpen poëet, Saint-John Perse, Nobelprijs literatuur.
Maar het is noch aan een gedicht, noch aan de zee dat je dacht, al kon het wel, maar aan de bergen. Terwijl je doende was waren daar zo-even je gedachten in de bergen. Was je geest, je ganse lichaam gekeerd naar het licht en de luchten daar, keek je in de vallei diep onder jou en hoger, keek je op de bossen, de alpenweiden, de bergen met sneeuw bedekt. En voelde je, onherroepelijk, die drang in jou, die niet te stelpen drang daar te zijn en er te blijven, er neer te zitten, en er veelvoudig te zijn wat je hier niet bent.
‘My heart is in the Highlands my heart is not here’. Hoe dikwijls al heb je niet gedacht aan deze zin van Robert Burnes, heb je deze zin niet uitgesproken, telkens je verlangen je overhoop haalde, en het wel niet naar de Highlands was dat je verlangde, maar naar die vele plaatsen in de Valais en dan in het bijzonder naar dat ene dorpje Grimentz, waar je je hart en je ziel verloor. En telkens als augustus nadert, komt dit verlangen naar boven, en nu meer en krachtiger, zelfs al weet je dat de vrienden die je er kende verdwenen zijn, maar hun geest is er nog, de sfeer van toen die je kende in hun aanwezigheid, is er nog. Ze waren, om één bijzondere reden meer vriend dan de vrienden hier, omdat er de bergen en de dorpen waren, de middagen en de avonden op een terras hier of daar, de tochten naar deze of gindse top of cabane en dan, vooral dit alles getekend en gekleurd door de immense vrijheid er te zijn, los, ontworteld, nieuw geboren, een totaal ander iemand die er hier niet is of niet zou kunnen zijn.
Jij, je ontkomt er niet aan. Het beeld van het ‘Dasein’, het ‘er zijn’ zit vastgeroest in je aderen, zoals een pinnendraad in de wilgen, het overvalt je keer op keer op om het even welk ogenblik van de dag, plots, hevig soms, zodat je alles vallen laat en neer gaat zitten, kijkend in het vele dat er was en niet meer keren zal, je machteloosheid een muur die niet te overschrijden is.
Ademnood je overvalt. Je denkt, als was het een gebed om vergeving: ik heb er te intens geleefd opdat ik het nog ooit verliezen zou, je keuze is zeer beperkt: leer het om er mee te leven.
30-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-07-2016 |
Deemstering (dubbel gebruik) |
Dan is het avond: je had het wel zien aankomen, maar toch, ineens is alles als met een blauwe voile overtrokken. Waar haal je nu nog de kracht om te schrijven, nu het licht gedeemsterd is?
Je dacht, morgen staat er heel wat op mijn programma, vind ik misschien de tijd niet om mijn blog te schrijven, dan het maar gedaan in de schemering en mijn schemergedachten optekenen met schemerwoorden, die afgebakend tot beelden, nergens nog op lijken. Je zag heel wat toen je het land bezocht: aan de prikkeldraad een bosje haren, een witte distel onderaan en wat verder, een dwaas verloop van blauwe paarden in de weide, of dacht je nog, de wijze wijdheid van de velden wachtend op wat komen ging en er boven grijs de luchten, waar de maan al stond, veel te dicht gesloten. En, toen je thuis weer was, geuren en geluiden van vuren bij de buren aan de barbecue. Je hoeft het maar te denken, je hoeft het niet te zien, je hebt genoeg geleefd wat dat betreft.
Eens viel je in slaap, nadat het vuur was gedoofd, een namiddag in juli of was het augustus of laat september zelfs, maar in elk geval met wijnen. In slaap gevallen in een hangmat had men een foto van jou gemaakt. Later kwam die foto op een tentoonstelling en ging hij lopen met een prijs, welke heeft geen belang, evenmin als de foto nog. Wel had belang dat je sliep als een gelukzalige, die je nu niet bent, toch deze avond niet, morgen misschien als je slapen zult na de middag, het hoofd op de tafel of in een ligzetel in de tuin of aan de vijver, of uitgestrekt bij vrienden in het gras, zoals de vorige dag.
Of wat verleden was teruggehaald om heden te zijn, om zaligheid te zijn en niets te moeten zeggen over dingen die van de wereld zijn: noch over de vrije meningsuiting – ik mag de loftrompet steken van IS, hoor ik – noch over het overschrijden van de 3% budgetregel door Spanje en Portugal, noch over het afbrokkelen van de Unie die Europa in gang heeft gestoken.
Wat ik denk in de schemer, heeft weinig waarde. Ik ben er wel, maar waar zijn de barbecues van vroeger, de hangmatten, de zomers en de herfsten, de gelukzaligheid van het 'er zijn'; waar mijn jeugd, mijn stil verblijden, mijn bossen en mijn velden, mijn molen aan de einder; waar mijn vogelnesten, mijn braambessen en de geuren van de vlier en kamperfoelie, van de linde; nu aangekomen in de tijd, moe gezworven en dit alles te hebben achter gelaten?
Een zwerver van het woord geworden, houd ik nog heel wat van wat vroeger was, en van zoveel dat niet op te sommen is. Heb in de schemer er mijn dromen over uitgespreid. Echter, vandaag kan ik de vele vragen niet meer aan die me gesteld worden, kan amper nog een blog schrijven als de morgen of de avond me gunstig is.
Elke dag kan nu een bericht binnen vallen dat ons schokken zal. Een heel speciale tak van de Islam houdt er zich mee bezig.
29-07-2016, 08:55 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
Deemstering |
Dan is daar de avond: je had het wel zien aankomen, maar toch, ineens is alles als met een blauwe voile overtrokken. Waar haal je nu nog de kracht om te schrijven, nu het licht gedeemsterd is?
Je dacht, morgen staat er heel wat op mijn programma, vind ik misschien de tijd niet om mijn blog tijdig te schrijven, dan het maar gedaan in de schemering en mijn schemergedachten optekenen met schemerwoorden, die afgebakend tot beelden, nergens nog op lijken. De prikkeldraad met een bosje haren en wat verder, een dwaas verloop van blauwe paarden in de weide, de wijdheid van de velden wachtend op wat komen ging, en er boven grijs de luchten waar de maan al stond, veel te dicht gesloten. En, toen je thuis weer was, geuren en geluiden van vuren bij de buren aan de barbecue. Je hoeft het maar te denken, je hoeft het niet te zien, je hebt genoeg geleefd wat dat betreft.
Eens viel je in slaap, nadat het vuur was gedoofd, een namiddag in juli of was het augustus of laat september zelfs, maar in elk geval met wijnen. In slaapgevallen in een hangmat had men een foto van jou gemaakt. Later kwam die foto op een tentoonstelling en ging hij lopen met een prijs, welke heeft geen belang, evenmin als de foto nog. Wel had belang dat je sliep als een gelukzalige, die je nu niet bent, toch deze avond niet, morgen misschien als je slapen zult na de middag, het hoofd op de tafel of in een ligzetel in de tuin of aan de vijver, of uitgestrekt bij vrienden in het gras, zoals de vorige dag.
Of wat verleden was teruggehaald om heden te zijn, om zaligheid te zijn en niets te moeten zeggen over dingen die van de wereld zijn: noch over de vrije meningsuiting – ik mag de loftrompet steken van IS, naar het schijnt – noch over het overschrijden van de 3% budgetregel door Spanje en Portugal, noch over het afbrokkelen van de Unie door Europa in gang gestoken.
Wat ik denk in de schemer, heeft weinig waarde. Ik ben er wel, maar waar zijn de barbecues van vroeger, de hangmatten, de zomers en de herfsten, de gelukzaligheid van het ‘er zijn’; waar mijn jeugd, mijn stil verblijden, mijn bossen en mijn velden, mijn molen aan de einder; waar mijn vogelnesten, mijn braambessen en de geuren van de vlier en kamperfoelie; waar in de tijd ben ik aangekomen, moe gezworven na dit alles te hebben achter gelaten?
Een zwerver van het woord geworden, houd ik nog heel wat van wat vroeger was, en van zoveel dat niet op te sommen is. Heb in de schemer er mijn dromen over uitgespreid. Echter, vandaag kan ik de vele vragen niet meer aan die me gesteld worden, kan amper nog een blog schrijven als de morgen of de avond me gunstig is. Elke dag kan nu een bericht binnen vallen dat ons schokken zal. Een heel speciale tak van de Islam houdt er zich mee bezig.
29-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-07-2016 |
Het niet uit te sprekene en het 'nu' van Mulisch |
Er zijn van die dagen dat alles geknoopt ligt, je geest in de war van het vele dat je hoort en je er een beeld van vormt. Een man, hoe heilig ook, die knielen moet, en knielt om de keel te worden overgesneden alsof het een kip of een gans was, een schaap was.
Men noemt dit een vorm van beschaving, of het gevaar eigen aan hen die terugkeren van ginds. Waarom keren ze? En als ze terugkomen waarom werden ze niet veroordeeld tot een soort Guantanamo Bay hoewel ze zich, uit vrije wil, hadden aangesloten bij een bende fanatieke moordenaars. Het is de enige plaats die ze verdienen om de rest van hun dagen te slijten. En, als je de zorg hebt voor je kleinkinderen, blokkeer – bannen is niet meer mogelijk - de Islam in Europa, hij heeft hier niets verloren. Zoals de Kerk en de westerse ideeën niets te winnen krijgen in het Oosten.
Een wereld die je gedachten vergalt, die je laag bij de grond houdt waar er niets te vinden is, maar veel negatiefs te rapen. Een nieuw voorbeeld is gesteld, een ander veld is voor hen geopend. We wachten af wat gebeuren zal: de kerken nog wat leger, de moskeeën nog wat voller. Komen we er van af met 'broederschap en liefde' zoals vooropgesteld wordt door de Kerk? De honderdduizend en meer katholieke jongeren vandaag in Polen – tegenhanger van ‘Tomorrow Land’ - wensen zij het ook, zullen zij hun andere wang aanbieden?
Wat ik schrijf vermoeit me. Ik dacht nochtans te beginnen met een zin van Harry Mulisch, die een goede vriend – eigenlijk zijn alle vrienden goed – me mailde. Ik ga hem halen, de zin:
‘Mijn standpunt is, kort en goed, dat het verleden niet meer bestaat en de toekomst nog niet, zodat de overgang van die twee, het heden, geen uitgebreidheid kan hebben, noch in de richting van het verleden, noch in die van de toekomst - en dus zelf ook niet bestaat. Als je 'nu' zegt, dan is de 'n' op een bepaald moment al in het verleden, terwijl de 'u' nog in de toekomst is, en allebei zijn ze nergens.’
Ik ga er niet mee akkoord, het verleden leeft en bestaat in het heden, en het heden in de toekomst. De vriend die terugkeerde uit Sint-Petersburg, heeft die stad nog in gedachten, en wat hij er zag en hoorde heeft hij nog niet verlaten. Hij is er nog al wandelt hij in zijn Raspaillebos, en hij neemt het bos en Sint-Petersburg mee naar zijn toekomst. Wat er tussenin is, het ‘nu-moment’ van Mulisch, is van beide, van verleden en toekomst; is, wat T.S.Eliot noemt: ‘a lifetime burning in every moment’.
En als ik dit schrijf dan is er nog steeds mijn eerste deel dat al verleden zou zijn en nu toekomst werd. Niets van dat alles, wat we denken is én van het verleden én van de toekomst, wat we denken is tijdloos, we denken in een cirkel met elk punt ervan in en over elkaar en toch uit elkaar.
Idem wat onze handelingen betreft, ze hebben een begin in het verleden en een uitkomst in de toekomst om een nieuw begin te zijn. Het tussenin, de ‘n’ en de ‘u’ van ‘nu’ bestaan maar enkel in hun verwevenheid met verleden en toekomst.
Of, hoe een blog geschreven wordt.
28-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-07-2016 |
Wolken |
Hij lag waar hij lag, op zijn rug in het gras, wat lang geleden was. Een laatste maal, dacht hij, toen hij in een augustus in de Valais, op een nacht was gaan neerliggen op het grasperk, om de sterrenregen te zien, een boeiend schouwspel dat hem is bijgebleven. Hij was jong toen, eergierig en krachtig met nog een gans leven voor zich. Hij telde nog niet de dagen, hij liet ze lijk schichten, zoals sterren, neerkomen over hem en hij liet ze verdwijnen zoals ze gekomen waren.
Nu, waar hij lag in het gras en op jonge klaver, in volle zomer, schoven over hem de wolken. Hij dacht, de wolken zijn als mijn dagen, verschillend in vorm en geladenheid, komend uit een zelfde richting en verdwijnend in een andere om niet meer, zoals vroeger, terug te keren. Hij kan ze niet tegenhouden - voorheen van weinig belang - ze komen en ze gaan, ze keren niet. Zo zijn zijn dagen.
Dit is, Steven Weinberg, al drama genoeg opdat hij er, op een of andere wijze, nog een zou aan toevoegen. Hij heeft geleerd er mee te leven, er mee te gaan slapen, er mee op te staan, hij heeft geleerd grootmoedig te aanvaarden, zoals de Ecclesiasticus het leert, dat alles is wat het is, zelfs al wilden we het anders.
Kevers op zijn handen, kleine spinnen, een vlinder soms. Het beste is niet te roeren opdat hij niets verstoren zou, opdat alles komen zou alsof hij er niet lag, niet ademde, niet dacht, zelfs niet dat hij er ligt, er zelfs nimmer was geweest: een wolk die even aangedreven komt en zich heeft opgelost in myriaden kegels van licht, splinters vuurwerk in de nacht.
Zo, hij ligt daar maar te liggen, de wolken als zijn dagen, totaal verschillend als de beelden die hem beroeren, zwaar en donker, wit en roekeloos, of omrand met klaterzilver voor de zon geschoven. Zo ook al wat hij vertellen zal van nu tot later, klaterzilver: woorden die hij spreken zal en andere die hij zal laten: niets is dat blijft, niets is dat niet komen zal. Alleen, maar enkel dan, zal het stoppen als de tijd voor hem ophouden zal.
Hij weet dat hij te veel droom is geweest, te weinig werkelijkheid; dat hij in deze droom van nu verzonken is om weer te komen keer op keer, meer tengerheid dan standvastigheid. Dit is, denkt hij, van vele dingen zijn laatste vlucht, hij zal er geen andere meer kennen, zeker niet die er intenser zou zijn, nu alles hem ontglipt.
Niets is dat hem weerhoudt als hij voor de morgenspiegel staat, ongeschoren, de woorden van de nacht nog in zijn ogen. Wat hij leefde afgetekend, te weinig om te vermelden in geschriften of waar ook, op hout of stenen. Zijn ganse leven een ontvluchten, waarom zou het zich niet wentelen hier.
Hij lag er in het gras, lang uitgestrekt, de wolken schoven over hem maar hij hield de ogen gesloten, hij voelde wel de pijn.
27-07-2016, 06:56 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-07-2016 |
Visionair |
Steven Weinberg’s ‘Dreams of a Final Theory’ is op mijn tafel blijven liggen; onmogelijk er elke dag aan voorbij te gaan zonder er in te bladeren. Ik lees pagina 208, het einde van zijn Hoofdstuk ‘What about God’:
‘Allen hebben we moeten leren wennen te weerstaan aan de bekoring van het whisful thinking over gewone dingen, zoals loterijen. Onze soort heeft moeten leren leven met de idee dat we geen sterrenrol te spelen hebben in om het even welk kosmisch drama.’[1] En hij gaat verder:
‘Nevertheless, I do not for a minute think that science will ever provide the consolations that have been offered by religion in facing death.
Het oordeel van Weinberg (1993) was, meer dan twintig jaar geleden, duidelijk. Is het nog even duidelijk de dag van vandaag, heeft de wetenschap op dit gebied enige vooruitgang gemaakt, of trappelen we nog steeds ter plaatse? Vragen die me overvielen bij het herlezen van wat ik al meerdere malen had gelezen.
Wat de eerste bemerking van Weinberg betreft is er geen twijfel mogelijk, de mens is niet bij machte de kosmos op stelten te zetten en er een drama te veroorzaken, er is trouwens geen enkele reden toe. Echter aangaande tweede bemerking liggen de kaarten anders.
In het vooruitzicht van de dood is er niet alleen de religie, met de hemel als beloning, die van enig soelaas kan zijn, ook de persoonlijke visie van de mens kan toereikend zijn opdat hij met een gerust gemoed de stap zou zetten. En, wat meer is, het zou kunnen dat deze visie gevoed wordt door wat de wetenschap hem suggereerde en dat hij het bevreemdende en even fantastische van de kwantum fysica aangrijpt om voor zich zelf uit te maken dat wat hij er van begrijpt tot op heden, hem aanzet te geloven dat de dood even bevreemdend en even fantastisch zal zijn.
Hij kan zich zijn visie even goed voorstellen niet als een mogelijkheid maar wel als een zekerheid om aldus op een voet van gelijkheid te komen met hem die gelooft in de onsterfelijkheid van de ziel. Het komt er in dit geval enkel op neer te bepalen wat onder ‘ziel’ verstaan kan worden.
Mijn professor van godsdienst leerde me dat hij de ziel zag als een ‘rekker’, een elastiek, een binding met God. Mijn visie wijkt hier niet van af, voor mij is het de binding van mijn geest met de geest in de kosmos, meer is het niet maar zeker ook niet minder.
En dan Weinberg: hij denkt er geen minuut aan dat ooit de wetenschap enige troost brengen zal die gelijk staat aan de troost die ons de religie biedt. Wel, ik ben daar absoluut niet zeker van, en waarom niet? Omdat we als deel van de kosmos, evolueren met de kosmos en – ik heb dit al herhaaldelijk gezegd, vandaag zeg ik het aan Steven Weinberg – dat hij noch ik weet wat deze evolutie, die ons al bracht van diep in de kosmos tot homo sapiens, nog in petto heeft als mens; dat hij noch ik weet hoe ver de wetenschap in 2984 zal binnengedrongen zijn in het diepste van de materie en niet bij machte kan zijn ons klaar en duidelijk te vertellen wat er ons wacht na dit leven.
Dit is de taal van een visionair die anticipeert op wat komen kan, en wat in 2984 waar kan zijn is het ook nu al . Maar in de tijden van nu, met de dreiging van een radicale Islam – is er wel een andere? – is het meer dan nodig een visie, welke ook, te hebben.
[1] ‘In the same way that each of us in growing up to resist the temptation of wishful thinking about ordinary things, like lotteries, so our species has had to learn in growing up that we are not playing a starring role in any sort of grand cosmic drama.’
26-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-07-2016 |
Waar we mee bezig zijn |
Hoe dek ik me in opdat deze blog, die nu al een tijdje loopt, een nog langer leven zou beschoren zijn. Ik beken het, soms vrees ik er voor. Soms overvalt me het gevoel dat dit niet zal kunnen doorgaan tot het einde van mijn dagen, en ik voeg er aan toe dat ik me soms zelf verbaas gekomen te zijn waar ik dag na dag gekomen ben.
Verbaast me ook het aantal dagen van het jaar 2016 die al voorbij zijn. Normaal gezien is van die dagen weinig overgebleven, heb ik er geen enkel bewijs van, leef ik van dag tot dag maar, als ik het aantal pagina’s zie die ik dit jaar al schreef, dan weet ik hoe ver het jaar gevorderd is en weet ik ook dat mijn dagen niet nodeloos zijn geweest, niet in rook zijn opgegaan, zoals Dante het wist; weet ik dat er van de dag van 1 januari af, iets is over gebleven, of het nu waardevol is geweest of niet, er is een bewijs dat ik elke dag minstens twintig à dertig minuten intens heb geleefd, met al de minuten nog die er aan toegevoegd moeten worden om te herzien, in de loop van de dag, wat vroeg in de morgen was ontstaan, alsof telkens de nacht raad had gebracht en me had ingedekt voor minstens een blog.
Ik heb twee collega bloggers die ik nu en dan bezoek, ik wil me niet vergelijken met hen, maar ik weet dat ik, qua tijd nodig om te schrijven en te besluiten, overtroffen word. Als ik dan zeg/denk dat de ganse wereld aan het schrijven is, dan is er wel iets van, want zij ook moeten een deel van hun dag wijden aan hun blog. Wellicht gebeurt dit op het ogenblik dat ik aan het schrijven ben en zijn we broeders in de geest.
Een ervan schrijft zeer degelijke recensies over films of boeken, ik zou zelfs wagen te zeggen, recensies die bewonderenswaardig zijn en getuigen van een grote eruditie; een andere houdt zich bij de gebeurtenissen van de dag die hij met veel verve ten tonele voert en waarop hij een eigen visie ent.
Ik zit tussen beide in omdat ik wat dieper graaf maar om deze reden geen betere blogs schrijf. Vormen we een soort van drie-eenheid? Ik zou het niet moeten zeggen, maar er is in elk geval een zekere aanvulling van elkaar. Ik kan natuurlijk, en wil het ook niet, gaan grasduinen in de meer dan 6.800 bloggers van de rubriek ‘dagboek bedenkingen’, zeker niet, maar als ik de overige categorieën er bij neem dan kom ik toch tot een respectabel deel van Vlaanderen dat er een blog op nahoudt.
Moeilijk schijnt het niet te zijn. Wat wel te overbruggen valt is bestendigheid, volharding waar we allen aan lijden, maar het is een opoffering waard, het bewijs dat men de toom, wat je zelf betreft, strak houdt.
Je verdient er natuurlijk geen standsbeeld bij, geen erkenning ten gronde, maar het bewijs dat je regelmatig gevolgd wordt en nu en dan een reactie krijgt is het begin van een voldoening voor de prestatie die je denkt geleverd te hebben.
Doe dus voort man, de weg ligt breed en heuvelend voor jou.
25-07-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |