 |
|
 |
|
|
 |
30-06-2022 |
Ik herhaal me: |
Ik, herhaal me: mijn boek is geen vreugde het is een kwelling, het is, zoals een vriend het vond een essayistische roman en het essayistische erin is o, zo kwetsbaar, zo breed uitgesponnen dat het me bloot in de wereld zet. Het is niet het feit van het daar bloot te staan, maar er te staan met het volle ornaat van mijn gedachten die ik ineens extreem vind, wellicht kwetsend voor de vele vrienden die gehecht zijn gebleven aan de regels van de Kerk.
Wel denk ik niet dat mijn boek ooit zal opduiken binnen de muren van het Vaticaan, evenmin dat ik openlijk op de vingers wordt getikt, zoals het gebeurde met Saramago. Maar indien ooit, Ik bezit niet de strijdlust van hem, ik besterf het eerder.
Zo, ben ik dan te ver gegaan in wat ik schreef?
Vrienden die me lezen elke dag, ziet en hoort hoe ik er mee bezig ben, hoe het me beroert ineens buiten te komen met de ideeën die ik elke morgen, ongeacht de mogelijke reacties erop, vrije teugel gaf. Dit echter voor een zeer beperkt publiek, dat schijnbaar althans aanvaardde wat er geschreven stond. Dit gaat nu anders uitvallen vrees ik, er zal zich bij velen hetzelfde voordoen maar anderen zullen reageren op een wijze die ik niet zal aankunnen. Ik bezit niets om achter schuil te gaan, geen diploma, geen universiteitstitel, zo waar heb ik mijn kennis opgeraapt en uit welke boeken?
Van het ogenblik dat ik de naam Emmanuel Velikovsky vermeld of Kamal Salibi of Fabre d’Olivet zal men me niet meer ernstig nemen, zal men me gaan zien als een Von Däniken, uit het dorp van een vriend van mij, Frank Pletinckx, in Zofingen, canton Argau.
Ziedaar dan tot waar het leven, tot waar mijn ijverig schrijven me gebracht heeft, tot een boek dat een kwelling is en zeker vroeg deze morgen bij het gezang van de vogels.
Wordt de kwelling een blijvende of een ingebeelde voorbijgaande?
Ik verwacht dus dat mijn rust als schrijver voorbij is, want onder deze die me kennen en wellicht zich gaan wagen aan het kopen van een boek zijn er weinigen die belangstelling tonen voor wat ik schrijf, die omgang hebben met de schrijvers waarover ik het heb, omgaan met de componisten die ik aanhaalde en verder met de dorpen en de bergen, én de wijnen in de Valais. Ik heb me dus begeven op terreinen die weinig bewandeld worden.
Het is alsof ik nu zou gaan uitweiden over ‘La Tête de Millon’, de top van een berg in de Valais die in het nieuws kwam door de val van enkele klimmers. Ik was op die top, komende van de ‘Bishorn’, duizend meter hoger en daalde de berg af tot de ‘Col de Milon’. Misschien schrijf ik er ooit een blog over.
Maar nu is het wachten op (mijn) Godot.
30-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-06-2022 |
Het kan verkeren. |
De eerste dagen van juli 2022 worden cruciaal voor de man van 1927, het verschijnen van mijn boek is nakend en de spanning stijgt. Ik onderga die spanning in mijn dromen, in de dag als in de nacht. Ik beken dat ik vooruitzie met een zekere angst die ik omzetten wil in gelatenheid want ik kan nu niet meer terug. Maar gelaten wordt ik niet, integendeel het begint meer en meer te lijken op een avontuur dat ik uit vrije wil heb aangegaan.
De omstandigheden waren er wel. Een gans leven heb ik er naar uitgezien een boek te publiceren dat ophef zou maken in de literaire wereld – ik zaml wel niet de enige geweest zijn, maar nu het zo ver is, nu het op het punt staat te gebeuren, is de ‘ophef’ er teveel aan. Nu wou ik het zonder, wou ik het een verschijnen op kousenvoeten, wat dan niet strookt met de geplogenheden bij het verschijnen van een boek m aar ik sta er praktisch alleen voor, wat zeggen wil dat ‘Boekscout.nl’ op mij rekent voor de verkoop ervan, terwijl ik vooral rekenen moet op de publiciteit van de lezers, om te beginnen hoe er gereageerd gaat worden op de flyer die morgen of overmorgen per mail zal worden rondgestuurd aan allen die hiervoor de toelating hebben gegeven.
Wat het resultaat ervan zal zijn heb ik af te wachten maar de duur van een boek, las ik eens, is drie maanden, als het niet gebeurt binnen die tijdspanne is het een verloren boek.
Zo, ikzelf heb niet veel meer te doen, het is van nu af aan het boek zelf die het moet doen. Het heeft zich zelf geschreven, het is nu aan het boek zelf dat beslist of het gelezen/gekocht wordt..
Wat heb ik toch over mijn hoofd gehaald? Ik kan nog met moeite mijn handtekening plaatsen op een officieel stuk en ik gewaag me aan het publiceren van een boek, welke waanzin is dit, of op wat draait dit uit?
Na drie maanden weet ik dus wie ik ben of wat ik ben. Ik weet het nu al eiegenlijk: een man met een boek op de verkoperslijst van Boekscout.nl die sporadisch eens wordt afgelopen. Is het jouw boek dat opvallen zal? De tijd van drie maand verder weet het al.
Ik zelf kom hier op terug. Maar zelfs als ik er niet meer zou zijn, mijn boek zal er nog zijn, ik blijf dus nog je gesprekspartner voor een tijd, ik, nu afhankelijk van jou, terwijl vroeger jij afhankelijk was van mij.
Het kan verkeren.
29-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-06-2022 |
Maandag met baard. |
Elke morgen, na het scheren, wrijf ik mijn gelaat in met bio oil, hopende op de terugkeer van dat ‘schoolboy complexion’. Al weet ik dat elke poging een vergeefse is want op mijn leeftijd blijft het een verloren zaak het uiterlijke te beschermen tegen het onheil van het geleidelijk onherkenbaar worden. Een pogen van ijdelheid die ons niet verlaat maar waar we moeilijk in slagen.
Ik denk er soms aan mijn baard te laten groeien, maar ik vrees dat het een stoppelbaard wordt en niet een wollen baard zoals ik zie bij vrienden die er mee pronken, echter een stoppelbaard wil ik niet, past me niet zoals het anderen wel past, tenminste als hij verzorgd wordt en dus meer tijd vergt dan een baard die elke dag wordt weggeschoren.
Ik herinner me de periode van de plotse opkomst van de gezichten met baarden wat ik zag als een modegril; maar het was geen gril, het was ernst, het was de bevestiging van hun mannelijkheid voor wie er ooit aan twijfelen zou.
Nu nog aanvaard ik moeilijk een baardgezicht vooral dan als het verschijnt, onverzorgd naast het blanke effen gelaat van een dame, van welke leeftijd ook.
Ook stel ik me de vraag hoe de nieuwe voorzitter van de CD&V er glad geschoren zou uitzien. Trouwens ik stel me de vraag bij elke baard die ik zie, bijvoorbeeld ook bij deze van de burgervader van Middelkerke. Natuurlijk zien ze zich zelve niet als ze het spreekgestoelte houden, best ook.
Ik weet evenwel niet hoe een dame, een jonge of een minder jonge, er naar opkijkt, niet dat ik het hoef te weten, maar de vraag is er toch. En eigenlijk is het geen zorg van mij en wil ik het niet zien als een zorg. Hoewel het nu een mode is geworden die je te volgen hebt wil je ‘in’ zijn. Blijft de vraag naar het waarom ervan, dit ook is sterker dan mezelf.
Dit is nu iets dat ik kwijt wou vanmorgen en dit bij gebrek aan beters, want een maandag, hoe ook de zondag is geweest, is een stugge dag, alle ideeën als gestold en niet uit elkaar te rafelen. Je blijft aldus kleven aan de oppervlakte ervan en geraakt er maar niet binnenin.
Het zijn zaken die zich sporadisch voordoen, je hebt ze te aanvaarden, zoals je de baarden aanvaarden moet, ze zijn er altijd geweest en ze zullen er altijd blijven, tenware het een epidemie worden zou en we terug zouden gaan naar de toestand van veel vroeger toen de baard oversloeg naar de brost en het lichaam. Evenwel wat toen was werd ongedaan gemaakt door de natuur en ik denk niet dat er ooit naar al dat haar teruggegaan wordt.
Heeft het zin wat ik geschreven heb deze mandagmorgen met de slaap nog in de ogen? Ik vraag het me af.
Eigenlijk is het maar wat ‘bladvullerij’ in afwachting van wat ik morgen brengen zal.
Vergeef me dat k het vandaag niet groter en beter zag. En ook, mijn vriend met baard, welke ook en wat ik er ook over zeg, hij staat je goed.
28-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-06-2022 |
Once upon a time in Fortinghall. |
Om het eens te hebben over iets anders, geplukt uit een van mijn dagboeken en aangepast.
Op de trein van Glasgow naar Perth: de zon breekt plots door de wolken, een gulp licht over het heuvelende land en een vreugde in hem op weg te zijn, in het totaal nieuwe, zelfs tot het nieuwe in hem. Glijdend tussen bossen en weiden, de spoorwegbermen zo dichtbij, begroeid met brem en heide en mossen op de stenen, droog gras en kleine struiken. Zijn jeugd komt terug, de wilde geuren van varens, van grassen en heide en lage struiken : Mijn koude hand had een warm vogelei geroofd, o, Gilliams.
Dit ook is vervreemding, zijn jonge jaren geprojecteerd over het ontwakende land, over de plekken bruine heide met reeds het vermoeden van een lila-schijn, En de wondere silhouetten van de bomen op de heuvelkam, er gewild en uitgekozen geplant in een verbazende afwisseling van vormen en tinten. Bomen tegen luchten van begeestering : het wonder van Schotland.
En dan van Perth met de taxi naar Fortinghall bij ‘Aberfeldy, the heart of Scotland’, zoals het geschreven staat waar hij zijn vrienden vindt, Jef Vaes, de vader en de zoon Francis.
En de eerste morgen, het eerste licht tussen de bomen en over de heuvels, een grote roerloosheid die hij niet terugvinden kan in zijn herinneren: droombomen gegroeid over droomheuvels, en trage kraaien over het trage land. De hagen in bloei, wit, als met late sneeuw bedekt, zegt T. S. Eliot, en deze zin ook zit in hem geprent, want Eliot is een grootvertrouwde.
Het land met weiden en schapen en lammeren is lijk een boek dat hij nog niet opende, hij kijkt naar de kaft ervan en leest de letters op de buitenzijde en de binnenkant ontcijfert hij want hij is gaan joggen door de straten van het dorp, tussen de morgenhuizen en keert na een tijd, bezweet terug naar het hotel om stil te staan bij een rechtopstaande steen in de weide boven een kleine bult aarde. Hij leest dat dit het graf is waar in de veertiende eeuw de slachtoffers van een grote ziekte begraven werden, hier gebracht op een slede, drawn by a white horse led by an old woman.
En het land begint op de hoek van het kerkhof, met een ‘yew-tree’ waarvan hij leest dat hij meer dan twee duizend jaar oud is. Hij ziet de oude vrouw en het witte paard, hij ziet de vele lijken over elkaar op de slede en hoort het rinkelen van de bellen en het glijden van de slede in de stilte van de wereld.
Pas daarna werd het land een vertrouwd iets, hij spreekt erover met vader en zoon die hem opwachtten voor het ontbijt. Hij kan hen vertellen over de oude vrouw en de yew tree. Hij wist reeds meer dan zijn vrienden die er al enkele dagen waren om te vissen en te schilderen. Aquareltekeningen die Jef hem toonde achteraf, kleurvlakken vol licht en tederheid, de Turner-geest van het land, het eeuwige erin of hoe hij erin slaagde in enkele kleurvlakken, het landschap op te roepen en het licht erin: de kreet van het vakmanschap.
Vrienden groeien dicht tot elkaar op dergelijke dagen, en dit was een nieuw begrijpen en misschien wel eigen aan het land dat hen betoverde : de stroom waar ze zaten om te vissen, de kracht van het water, de rotsen grillig en losse, wondere stenen om mee te nemen naar huis.
Op een andere dag was er het kerkhof tegen de heuvel aanleunend, omheind met een afgebrokkelde muur in ruwe stenen opgetrokken, totaal verlaten op een korte afstand van de straatweg in de Glen Lyon. Een kerkhof met de met mos en onkruid overgroeide grafstenen. Eeuwen geschiedenis hier bijeengelegd: graven met namen van vader op zoon, van moeder op dochter, onleesbare namen, onleesbare data, onleesbare epigrafen en de bomen er omheen, geplant met zin voor kleur en vorm door de geslachten die er begraven liggen. Eerst gezaaid wellicht en dan uitgeplant.
De stenen op het kerkhof betasten om er de eeuwigheid in te voelen, met de hand over de half weg gegroeide namen wrijven, wetende dat ook hij eens zal herleid worden tot een grafsteen met zijn naam erin gebeiteld en uitgewist door de tijd. Elektronen van geslachten nog die hier gekomen zijn om te treuren, te bidden, te vergeten. Hij loopt tussen de graven en hun elektronen botsen tegen die van hem, hij kan enkel vermoeden dat er nog een aanwezigheid zijn moet van een sprankel geest die zich kruist met de geest in hem.
Hij denkt aan Saint-John Perse : Et paix à ceux s’ils vont mourir qui n’ont point vu ce jour.
27-06-2022, 08:04 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-06-2022 |
Verdediging. |
Ben ik in mijn boek te streng geweest voor de Islam; is het zo dat de Islam twee à drie generaties verder het westen gaat overspoelen, en dat de ijver waarmede de massa onder hen hun geloof beleven, nog altijd even sterk zal zijn?
IK neem hierin wel een twijfelstelling in, maar de vrees staat er toch, op twee plaatsen zelfs. Is die dan zo reëel dat ik die passages behouden heb?
Toutefois, ce ne sont peut-être que des broutilles, gegeven zijnde dat ik als hoofdgedachte stel dat alles ontstaan is uit de geest, die in den beginne was, dus ook de mens, want ware de mens er niet om te getuigen, of er nu één Universum was, of er nu miljoenen Universums waren, zonder de mens ware dit onbekend gebleven en ongekend is onbestaande.
Dit situeert het belang van de mens in het Universum, er is dus wel sprake, zoals het vermeldt staat in mijn boek, van een Cosmotheandric principal, een drie-eenheid van Kosmos, God of geest, en mens, onafscheidbaar tot een eenheid versmolten. Dat men me hierop aanvalt, en ik weet me te verdedigen.
En om verder te gaan wordt het me ook duidelijk dat het Universum, in zijn totale totaliteit er is opdat de mens er zou kunnen zijn. Deze staat dus centraal. Waarom ons dit gegund is is de vraag die we ons stellen moeten en dan gaan we heel ver.
In de eerste plaats zijn we niet veel meer dan getuige en dan getuige over wat of van wat? Maar, in dit verband zijn we zeker geen toevalligheid.
Wat Monod ook moge aanvoeren om zijn bewering te staven, hij hakkelde op vele plaatsen, hij hield onder meer geen rekening met het enorme ingewikkelde structuur van het atoom en de diverse, tot op heden wellicht nog ongekende elementen en eigenschappen ervan. Van het ogenblik dat we dit niet als beginfase zien kunnen vele stellingen naar voor geschoven worden. Het is maar als we een beeld opvangen van het atoom en aanvaarden dat dit de bouwsteen is van lichamen en sterren dat er een raadsel opduikt dat enkel geest kan genoemd worden, de geest waaruit alles is ontstaan.
Ik plaats dit alles dus tegenover wat ik verklaar over de Islam, zoals ik het ook plaats tegenover de leer van de Kerk.
Hierbij stelt zich natuurlijk de vraag, hoort dit allemaal thuis in een soort roman over, uiteindelijk, wat ontstond in een berghut en een wandeling over een gletsjer.
Mijn vraag als schrijver ervan blijft, ik zal er moeten mee leven en ook met al wat (hopelijk) over mijn boek zal gezegd en geschreven worden.
Dit geschrift hier is reeds een voorbereiding op wat komen kan.
26-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-06-2022 |
Staande in de deuropening. |
Stel dat ik ‘Klara’ niet heb om mijn dag te beginnen om, zoals ik het zie, ingeschakeld te worden in de muziek en de geest van de componist die me wakker voert, alsof hij me zeggen wou, man het is tijd, je dag begint, opent de voren van je geest, laat je woorden vloeien en zet neer wat je beroert heeft in de nacht.
Stel dus dat ik beginnen moet niet met ‘Klara’ en evenmin met het gezang van de vogels in de tuin, maar met de geluiden van het verkeer in de straat; stel?
Hoe is het dat ik me voelen zou en weten wat te schrijven om jullie te begroeten met een uitgestoken hand?
Elke morgen voel ik dit en elke morgen tracht ik het te doen op een wisselende wijze, niet zo maar abrupt binnen stappen maar mijn bezoek afleggen met inzicht en genegenheid, zoals het hoort om mijn band met jullie te verzekeren voor een nieuwe dag.
Zo voel ik het aan en de gedachte dat ‘Klara’ een hulp is hierbij, sterkt me. En niet alleen de muziek zoals ik ze hoor maar ook het stille vallen van de regen helpt me hierbij en nog meer de zon die door de wolken breekt en het licht zich verspreidt over de dingen.
Alles, o zo schuchter, om vooral niet te storen, om binnen te komen met een glimlach en jullie te zeggen, kijk, ik ben er weer vandaag, al heb ik ditmaal niet zoveel te vertellen, mijn nacht was te gesloten en weinig drong erbinnen wijl ik sliep. Ik sta dus voor jullie met enkel de warmte in mij naar jullie toe, precies alsof ik er zou staan met een boeket van korenbloemen en papavers omkranst met enkele stengels rijpe korenaren, ik jullie ermee verrassen wou om het eens anders te doen dan met woorden.
Zie me daar dan staan in je deuropening, mijn boeket in de hand
als het teken van de zomer die zich onopgemerkt heeft aangemeld, wetende dat de dagen eens te meer aan het korten gaan.
Wat ik ook vertellen kan is dat ik gelukkig was – en me gesterkt heb gevoeld – als ik las in de SdL[1] van Mohamed Ouaamari, de schrijven van ‘Groetjes uit Vlaanderen’:‘Ik heb soms het gevoel dat literatuur vandaag altijd constructief moet zijn. Boeken moeten helpen om een mooiere wereld te scheppen, de personages moeten goeie voorstellingen van mensen zijn…’.
Wat ik immer betracht heb in mijn werk en zeker in mijn ‘Adem van de Dagen’.
[1] De Standaard der Letteren van 18 juni 2022:’Het boek van Mohamed Ouaamari van Sam De Wilde
25-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-06-2022 |
Zwemmend. |
Welk onheil staat me vandaag te wachten?
Na dit van gisteren - wat weinigen zullen opgemerkt hebben - maar het hangt nog in mijn kleren. Ik ben te onzorgvuldig, ik overlees slechts eenmaal mijn geschriften, eens de woorden er staan, en het is minstens eenmaal te weinig.
Ik herhaal jullie dat een blog een last is en dat, telkens de tekst ervan geschreven staat, de last me van de schouders glijdt waar ik niet meer wens op terug te keren. Wat, last of geen last, fout is natuurlijk.
Een fout is dus soms meer dan een typ- of taalfout, maar dat de Heer van de schrijvers me ervan spare, zoals hij me van heel wat andere zaken sparen moet, vooral in de dagen die er nu aankomen, de dagen dat mijn boek openbaar wordt, dat de inhoud ervan zich gaat mengen met de gedachten van anderen die me kennen en me niet kennen. Ik vrees dus, ik beken het, mijn infiltratie die op het punt staat zich te voltrekken.
Ik zeg het en herhaal het, het leven bij momenten is een groot risico en je leert het niet om ermee te leven. Je wilt je dagen lijk kalme waters, zoals Dante als hij op weg is naar het Vagevuur en hij wist dat hij nu kalmere waters bevaren ging. Hij zegt het zoals Dante iets zeggen kan: ‘Per correr miglior aqua alza le vele’. Ik echter, ik heb de zeilen gehesen om waters te bevaren die woelig, zelfs stormachtig kunnen zijn, zo dat ik overboord geslagen word.
Ik wacht dus af. Vreemd ik heb alles nog eens overlezen, en had, ik beken het, bij momenten de tranen in de ogen, ik heb dus eens te meer gelet op de kracht en de kleur van het woord in plaats van te letten op de schrijfwijze ervan, wat nefast is om een foutloze tekst af te leveren.
Wat dit laatste betreft ben ik een verwittigd man. Er is wel Roger Tas, de vriend, de om mij bezorgde man, die me schrijft en ik neem het aan met een zekere geruststelling: ‘geen enkel van de duizenden boeken die ik al las (vaak door gerenommeerde uitgeverijen uitgebracht) was vrij van drukfouten.’
Dit is dan een deel van het onheil dat me te wachten staat en ik heb het gewild zonder het te willen, maar het is er en het foutloze ervan wil ik zien als het minste van mijn zorgen. ik drukte mijn gevoelens hierover gisteren al uit.
Op een nacht zijn ze niet gewijzigd. Ik weet alleen dat een tekst gedacht wordt al schrijvend. Schrijf je niet, je kans op gedachten is minimaal, het is van iemand die voor het water staat en niet van iemand die aan het zwemmen is.
24-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-06-2022 |
Even tot bij Homerus. |
Er is ooit, als we Homerus – circa 800 voor Chr. - willen/mogen geloven, een ‘gevecht’ geweest tussen Ares (Mars) en Athena (Venus). Dit gevecht dat we ons trachten voor te stellen, kan niet anders geweest zijn dan twee planeten die in elkaars vaarwater zijn terecht gekomen, wellicht met enorme elektrische ontladingen, die zichtbaar moeten geweest zijn op aarde en misschien ook de aarde geraakt.
Ik vraag me af of de wetenschappers die met heel veel ijver het grondgebied van Mars blijven aftasten en onderzoeken, hier ooit aan gedacht hebben en gezocht hebben of er geen sporen achter gebleven zijn van de door Homerus vermelde botsingen?
Wel, ik denk niet dat ze Homerus hebben gelezen, en als ze hem gelezen hebben, hebben ze niet kunnen of willen geloven dat er een deel waarheid zou kunnen aan verbonden zijn. Wijzelf in het algemeen, gaan er heel licht overheen, het raakt ons zelf helemaal niet.
Wel, mij raakt het wel.
Voor mij was het, ofwel een reëel gebeuren en dit zou me helemaal niet verbazen, ofwel was het de verbeelding van Homerus die even, ver heel ver op hol sloeg en twee planeten, hoog in de hemel en ver van elkaar naar elkaar heeft doen bewegen zo dat er botsingen plaatsvonden met wellicht elektrische ontladingen als gevolg die zelfs neerkomen op de aarde.
Wie waagt het zoiets te schrijven als het ooit geen zichtbaar gebeuren zou geweest zijn.
Er worden veel fantasierijke verhalen verkondigd in de boeken van J. K. Rowling, maar nog nooit, denk ik, heeft ze de planeten erbij betrokken, ze heeft er zelfs nog niet willen aan denken dat die haar van enig nut zouden kunnen zijn.
Ik denk ook niet dat het ooit bij haar zou opkomen de planeten erbij te betrekken. Nochtans Homerus, hij heeft het wel gedaan, wat was de aanleiding ertoe.
Het is o zo gemakkelijk te aanvaarden dat Homerus ons een sprookje heeft verteld, en de passage waarin de planeten optreden, te lezen met de glimlach op de lippen, maar wat indien het grote, heel grote ernst was? Een ernst die ook toepasselijk zou zijn op de stilstaande zon en maan ten tijde van Jozua, de opvolger van Mozes?
Als schrijver heb je alle mogelijkheden, kun je je verbeelding laten gaan en vertellen wat je vertellen wilt, maar, om zo ver te gaan en de onbereikbare ‘hemel’ erbij te betrekken, zonder dat er iets van is: ‘chapeau, tien maal chapeau’.
Maar ikzelf geloof niet dat het woord van Homerus verbeelding was. Niemand kan me verplichten het te geloven, ik houd het als een mogelijkheid, hoewel ik niet begrijpen kan dat zo iets zou kunnen gebeuren.
Ik zit dus in een gewrongen positie, ik zit er dikwijls in omdat ik een zoeker ben en soms geloof vooral dan in het meest onwaarschijnlijke.
Wat wil je zou de schorpioen op de rug van de kikker bij het oversteken van de stroom zeggen: het ligt in mijn aard toe te slaan.
23-06-2022, 05:17 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-06-2022 |
Begroeting. |
Ik begroet hier in het bijzonder mijn lezers van het allereerste uur die me trouw gevolgd hebben van 2010 tot op heden. Moet ik dan voor hen zo een goed schrijver geweest zijn dat ze me al die tijd zijn blijven volgen en me al die tijd zijn blijven lezen?
Misschien niet een goed schrijver maar een schrijver van vreemde zaken die ze nergens anders te lezen kregen, en ook het was niet zo veel amper een vijfhonderdtal woorden en ze hadden me ontmoet, ze hadden een deel van mijn gedachten opgenomen en het moet hen voedsel geweest zijn om hun dag op te vullen met iets bijzonders dat van mij kwam, van mij en van niemand anders. Terwijl de dagbladen vol staan met speciale berichten, nemen ze deze van mij erbij.
Wel, in een zekere zin, het ontroert me. Ik ken er enkele met zekerheid maar anderen zijn om een of andere reden in de schaduw gebleven. Ik verwacht ook niet dat ze zich bekend maken, enkel dat ze me blijven volgen door dik en dun, want ik heb nood aan hun interesse, vooral nu ik in een moeilijke periode ben terecht gekomen.
Ik weet ook dat ik met hen op eenzelfde golflengte moet zitten, dat ik dus een geschrift binnen schuif in hun dagen die ze om een of andere reden appreciëren en ze aldus de gewoonte hebben aangeleerd om me telkens weer te gaan opzoeken.
Is dit niet uniek, lezers die je trouw blijven, bij wie je elke dag binnen komt en voor wie je je inspant om, op uw beurt, hen ook trouw te blijven en zeker niet te versagen?
Het is voor mij duidelijk dat het voor hen is dat ik volhard. Duidelijk ook, dat ik allicht nu en dan, een dag zou overslaan ware het niet dat ik hen niet wil ontgoochelen, want hen ontgoochelen ware een grote ontgoocheling voor mij. Deze gedachte alleen al, is de maatstaf voor mijn dagelijks optreden.
Ik heb vandaag mijn fiat gegeven aan de drukproef die me werd voorgelegd, een beetje de ogen gesloten na de talloze uren die ik er heb over gedaan om de tekst foutenvrij af te leveren.
Ben ik erin geslaagd, in eerste instantie samen met Roger Tas, ik betwijfel het, maar ik had voor ogen de oude Bijbel, geëtaleerd in de parochiekerk in Rye, een oud havenstadje, het bezoeken waard, in het zuiden van Engeland.
De Bijbel ligt daar geborgen in een schrijn, geopend op de enige fout erin, een fout die aan de Bijbel zijn naam geeft. Misschien dacht ik, geeft de fout die misschien overblijft in mijn manuscript en overgenomen zal worden, ooit een meerwaarde – de enige? – aan het foute boek in kwestie?
22-06-2022, 07:04 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-06-2022 |
Als je actief wil blijven |
Uit een verwarring van zinnen die ik in gedachten in de nacht aan het schrijven was ben ik opgestaan deze morgen, niet wetende wat ermee aan te vangen.
In feite kwamen deze neer op een herschrijven van de drukproeven die ik in de dag getracht had te zuiveren van alle nog aanwezige taal- en typfouten. Je kunt niet geloven dat er nog zoveel gevonden worden nadat de tekst drie à viermaal werd herzien. Het is en blijft een obsessie. Komt daarbij dat ik heb vastgesteld daarna dat de verbeteringen die ik had aangebracht en opgeslagen, niet zijn doorgevoerd in de tekst en ik morgen mag herbeginnen.
Begrijpelijk dat mijn blog is blijven liggen tot laat in de avond als alle inspiratie verdwenen is omdat ik voortdurend terug ben gegaan naar mijn te verbeteren tekst, zodat ik vruchteloos heb gezocht naar een eerste zin om er verder mee te gaan en hopelijk te eindigen in een plaats waar ik niet dacht te eindigen.
Dit is altijd zo geweest, zo ik hoopte dat het nog eens lukken zou en dat ik geholpen zou worden door om het even wie of om het even wat om te komen tot mijn 500 woorden die telkens tracht achter te laten.
Vandaag, het is precies 23.00, zal het me niet lukken, ik voel het. De ganse dag ben ik bezig geweest met het herlezen van mijn manuscript dat binnen moet op 22 juni en ik vrees dat ik er niet in slagen zal omdat ik nu met twee versies zit en ik de ene heb verwisseld met de andere zodat ik geen zekerheid heb welke van de twee het best verbeterd werd.
Het is een gekkenboel met als resultaat dat ik alles nog eens mag herzien, gelukkig evenwel heb ik de te verbeteren fouten afzonderlijk opgetekend.
Ik ga nu gaan slapen met deze bevindingen, zal er nogmaals in de nacht tijdens mijn slaap, die geen slaap is, mee bezig zijn om te herstellen wat moet hersteld., Daarenboven had ik deze voormiddag, 20 juni, een afspraak met de cardioloog en was zijn uitspraak eerder zorgwekkend dat verheugend. Wat een zorg en plus betekent.
Ik sta dus eens te meer aan de Klaagmuur om jullie te vertellen hoe het met is gesteld als ik de woning moet verlaten en me moet begeven naar een plaats in de stad; ik weet nu hoe moeilijk ik het heb, hoe slecht ik te been ben.
Het fut is er uit en het verergert, ik vraag me af hoe het verder evolueren zal én met de verstarring in mijn benen én met het schrijven van mijn blog. Tot nu toe volgde mijn blog niet mijn benen, schijnbaar echter vrees ik dat beide blog en benen zullen lijden.
En wie kan me hierbij helpen als ik het niet kan of zou kunnen. Er zijn dus weinig voordelen verbonden aan het oud worden ook niet aan het oud zijn. Het gevaar bestaat dat je je ook gaat oud voelen en dat is het begin van het einde. Het is dus tegen het oud voelen dat strijden moet.
21-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-06-2022 |
Even terug naar wat was. |
Ik hergebruik soms, niet dikwijls maar het gebeurt, ideeën uit vroegere blogs. Gezien deze zich uitstrekken over meer dan 11 maal 365 dagen, is het onmogelijk de inhoud van alle blogs bij te houden. Ik herhaal me, dit is een zekerheid. Wat ik dus moet doen is alle blogs ooit geschreven, samenbrengen in een bundel van ongeveer, afgerond, 4000 bladzijden, zodat ik via de zoekmogelijkheden van mijn PC weten zou in welke mate ik me herhaal.
Ik dacht hieraan deze morgen, zoals ik er de vorige dagen heb aan gedacht. Zoals er altijd tal van gedachten zijn die opduiken en weer verdwijnen: dingen die ik hopelijk nog zou kunnen doen, nieuwe boeken die ik zou moeten lezen en vooral andere die ik zou moeten herlezen.
Eén gedachte komt steeds weer, ik kan niet meer terug, al zou ik het willen, naar de tijd van de boeken van Jules Verne. Een heuglijke tijd, een tijd van avontuur en verbazing, een tijd van Michael Strogoff en Kapitein Nero en zovele andere.
Uren, dagen van vervoering, van spanning. Een ongekende, onvermoede wereld waar we mee slapen gingen en mee opstonden.
Geloven wat we lazen en er dagen mee rondlopen, tot de dag van vandaag toe. Waar is die tijd, waar zijn deze gevoelens van toen, van het wegzinken in die droomwerelden van Jules Verne?
Ik draag met mij mee – en nu zeker nu ik dit verwoord - het beeld van de hoofdonderwijzer, Meester Van Oudenhove, die me Jules Verne lezen liet, hij had de volledige collectie en ook die me, na de schooluren, Franse les gaf en die ons, op het einde van het schooljaar, voorlas uit ‘De Witte’ van Ernest Claes.
En dan spreek ik van de tijd van vóór de fatale meidagen van 1940 en wellicht nog van de dagen erna.
Mijn God, ben ik zo oud al. Hoe vlug de jaren zijn voorbij gegaan.
Ontzettend vlug.
PS: Ik kan me geen langere blogs permitteren ik heb haast om de drukproeven van mijn boek te herzien en het is een slopend werk van lange adem.
19-06-2022, 19:47 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
Volgen we? |
Als lezer, heb je het al lang begrepen: telkens wil ik iets brengen dat je niet lezen zult in de dagbladen, noch horen zult op radio of tv, want mijn doel is je te voeren naar een totaal andere, niet evidente wereld, deze die zich situeert op het randje van het zichtbare en zelfs een stap verder nog, over de rand ervan in het onzichtbare. Ik vraag me af waarom ik zo ben ingesteld, wat is er verkeerd met mij? Waarom die drang, altijd maar te gaan overhellen naar wat achter de realiteit aanwezig is?
Is er daar dan iets dat levend is, zo belangrijk is om er regelmatig over te spreken?
Het is maar dat ik me altijd laat verleiden een stap te ver te gaan, het voor de hand liggende schijnt me te min toe, en nochtans dat is niet zo, ik hou van de kleine dingen des levens, maar ik schrijf er zelden over, ik heb er de woorden wel voor als ik spreek maar niet als ik ga schrijven, dan glijd ik weg, kom ik terecht in de coulissen.
Zo gebeurt het dat wat ik schrijf weinig of geen vaste voet heeft in de aarde, alsof al wat geschreven wordt vaste voet zou moeten hebben. Echter, wat ik hierover wel weet is dat we, meer en meer gaan toeleven naar wat nu nog een karakter heeft van ver gezocht en dat dit ver gezochte dichter en dichter komt, enkele jaren nog – want alles gaat heel vlug nu - en wat nu nog utopisch lijkt, zal stilaan realiteit gaan worden.
Ik weet niet in welke richting dit voorlopig nog utopische zich ontwikkelen zal, maar we gaan steeds maar verder en verder, spitsvondigheden gaan zich enten op andere spitsvondigheden, die voor de jeugd eerder dan voor de mensen op leeftijd, vlugger gemeen goed gaan worden. Met als gevolg dat een belangrijk deel van de bevolking riskeert als achterlijk beschouwd te worden. Ik zie me nu al als achterlijk, wat wordt het later nog enkele jaren verder. Een geluk, veel verder tot in het verwacht utopische geraak ik wellicht niet meer.
Tot hier dan wat de hitte me toeliet te schrijven vandaag.
19-06-2022, 05:44 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-06-2022 |
Het zal ons overkomen. |
Ik sla het boek ‘De Omweg naar Compostella’ open en ik lees wat ik van Cees Nooteboom onderlijnd heb:
‘Geschiedenis is net zo’n vreemd element als ruimte, of tijd. We verkeren er altijd in. Ik weet niet eens of het wel een onderdeel van de tijd is al is geschiedenis zonder mensen niet denkbaar en de tijd wel.’
Ik val dus op een zin waar ik niet kan mee akkoord gaan, zonder de mens is de tijd evenmin denkbaar als de geschiedenis, niets is denkbaar zonder de mens want de mens is de enige die denkt én over geschiedenis én over de tijd. Ik schreef dit al honderd maal, zonder de men is er niets. Er mogen duizend universums zijn en deze zijn er misschien – maar als de mens er niets van afweet zijn ze er niet.
Om nog maar eens uit ‘wat woorden’ van Nooteboom te besluiten hoe belangrijk de mens wel is, hoe hij de sleutel is die de poort opent naar het Universum en al wat het behelst. Het weten dat het er is is noodzakelijk opdat het er zou zijn.
Spits dit toe op God, is Hij er of is Hij er niet? Zo lang we dit niet weten met 100% zekerheid blijft er een percentage twijfel.
Ik denk nu dat de beweging in het Universum, die ook zijn tentakels moet hebben in de geest van de mens – in de geest van de DNA van de mens - erop gericht is, het percentage onzekerheid wat God betreft, te brengen tot nul, wat even lang duren kan dan de evolutie van aap tot homo sapiens, of nog langer.
Dit is een oneindige gedachte die ik met heel veel schroom naar voren schuif, maar als ik zie hoe we geëvolueerd zijn, en vooropstel dat we nog niet heel ver gevorderd zijn, dan geldt dit ook voor het begrijpen van het woord ‘God’ dat op onze lippen ligt, want bij het minste dat ons beroert hebben we het over Hem. In feite is Hij al zo ver doorgedrongen in de geest van velen dat ze aanvaarden dat Hij er is, dat ze niet meer kunnen zonder Hem, dat Hij er altijd is geweest, ergens gedoken in een hoek van hun gedachten of volop in het licht ervan.
Bij het schrijven van mijn boek heb ik dikwijls gedacht aan de woorden van een vriend priester die ons vertelde in een als kapel geïmproviseerde ruimte in de catacomben van Rome: ‘God houdt zich verborgen achter een glazen wand die langs zijn kant bedampt is.’
Ik weet nu hoe het verder lopen zal want wijzelf kunnen die damp niet wegvagen maar ik denk dat de Evolutie eigen aan de Kosmos – de Kosmos én de Evolutie die Hij is – voortdurend, maar naar menselijke maatstaven oneindig traag, de damp zich geleidelijk aan het oplossen is onder de impuls van die Kosmische Evolutie.
De Evolutie die gemaakt heeft - en zoals ik al zegde vroeger, niet de mens zelf – dat de mens gegroeid is tot homo sapiens, een mens met een beginnend godsbeeld en dat dit beeld mettertijd duidelijker zal zichtbaar worden, tot de volledige wand vrij zal zijn van elk spatje damp. Hij, de Evolutie die Hij is, zal het bewerkstelligen.
En, zeggen we: de damp die er oorspronkelijk was is voor velen onder ons, anticiperend op de 100%, al heel sterk verdund, wel wetend dat we nog altijd op weg zijn naar. En of we het nu willen of niet willen, het ‘op-weg-zijn-naar’ overkomt ons onvermijdelijk.
18-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-06-2022 |
Steeds verder en steeds dichterbij. |
Ik ga verder, geen ogenblik rust wordt me gelaten. Ik leef om te schrijven en ik schrijf om te leven, zoals de volle maan vanmorgen heel laag rustend op het dak van de gebuur leeft om te schijnen en de vogels in de tuin om te zingen vóór het licht er is. Mijn kleine wereld waarover ik beschikken kan om er te zijn als ik wakkerschiet zoals ik er de vorige dagen was of toch niet want hoe weet ik dat er niets veranderde aan mij, aan mijn gedachten, of deze niet geladen zijn met meer hoop in plaats van met meer twijfels?
IK ken me niet zo goed op dit terrein, of wil me niet kennen, beter is het niet te weten. Alleen weet ik duidelijk dat ik me in mijn late dagen een hoop zorgen heb bezorgd wat ik beter niet had gedaan, dat door mijn drang naar glorie mijn hoofd op hol is geslagen en dat het nu te laat is om wat dan ook, te stoppen of af te leiden.
Wat ik wel weet is dat ik oud word, dat er sleet komt op mijn geest, dat ik aarzelen ga bij elk woord dat ik schrijf of het wel ‘ei’ of ‘ij’ is, of het wel ‘au’ of ‘ou’ is. Ik zie het niet meer zoals ik het vroeger zag en zag ik het niet toen ik voelde het. En ook het wordt erg als ik ga twijfelen aan een codewoord met het risico de toegang ontzegd te worden.
Tekenen die me verontrusten als zou dit een begin zijn van een verschrompeling. Misschien is het ook zo begonnen bij Hugo Claus die ik lange tijd heb willen volgen, in mijn kleinburgerlijk bestaan.
Ik bewonder - en benijd - Cees Nooteboom die de wereld heeft afgereisd, niet alleen de wereld als wereld maar ook de wereld van de boeken en van de kunst. De rijkdom die die man etaleert is ontzaglijk, je moet maar eens trachten hem te volgen op zijn tochten door de paradors van Spanje, want – en of hij gelijk had – voor minder deed hij het niet. Ik las zijn boek ‘De omweg naar Santiago[1]’, je kunt er maanden over doen, of beter, je moet er maanden over doen om het grondig te lezen, zoals het grondig geschreven werd.
Dat hij de glorie opzoekt is hem voluit gegeven, maar dat ik het waag deze op te zoeken, is een abominabel geval, en ik weet het maar al te goed. Ik zou moeten teruggaan om te zien of ik in mijn vorige blogs over het boek iets geschreven heb, maar zijn ‘Omweg’ is me bijgebleven, staat op de bovenste plaats tussen mijn boeken van de laatste jaren, al zijn er wel niet zo veel, want ik heb me beperkt gehouden tot wat ik kocht om te lezen.
Het is me dan ook duidelijk dat ik in plaats van de landschappen van Spanje af te reizen ik genoodzaakt ben geweest het landschap van de geest te bewandelen, wat dan mijn verdienste zou moeten zijn of moeten worden.
Dit is de enige verdediging die ik heb of had om te schrijven wat ik schreef.
1] Nooteboom Cees : ‘De omweg naar Santiago’, De Bezige Bij, 1992, uitgave 2018.
17-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-06-2022 |
Het onderhoud. |
Ik vertelde gisteren, mag ik het zeggen, aan een vreemde man, aan iemand waarvan ik niet wist hoe hij dacht over het leven, over de dood, over de Kerk, over de Bijbel, over wie God wordt genoemd. Ik sprak met hem, ik, open en bloot, over wat me bezielde, hoe ik op de wereld stond en nu dit boek van mij op het punt staat te verschijnen zelfs over de gevoelens die ik hierbij kende.
Hoe ben ik uit het onderhoud te voorschijn gekomen bij hem, heb ik hem duidelijk geantwoord op de vraag die hij me stelde wat ik bereiken wou met mijn boek; heeft hij gehoord dat ik als schrijver een vreemd iemand ben, een dromer eigenlijk, iemand die een wereld oproept die er is, zonder er te zijn in de brede lagen van de bevolking; een wereld enkel bestaande bij enkelen, zijnde een beeld van de wereld die op komst is?
Is het zo dat hij me gezien en gehoord heeft?
En wat dat boek betreft, dat even ongewoon boek van mij, heb ik hem duidelijk gezegd dat er in feite twee rode draden in lopen een die gaat in de diepte waarin ik het waag te besluiten dat het Universum er is omdat de mens er moest zijn, de mens en zijn gave om na te denken en nadenkend nader te komen tot de geest, het ego van het Universum en dat dit de hoofdbrok uitmaakt van het boek. En aansluitend dat hieromheen een kader werd opgetrokken getekend door de natuur en de mensen erin opgenomen. Een kader dat vorm geeft aan het verhaal erin.
Ik zegde dit al, maar wat ik nog niet vertelde is dat het ook een poging is een liefdesverhaal te laten ontstaan, alleen al – en ik benadruk dit - omdat de ontmoeting tussen yin en yang plaatsvond in de bergen, bij een tocht van uren over een gletsjer: twee onooglijke punten op het ijs tussen kloven gevuld met kolkend water in een omgeving die aan de gevoelens een dimensie geeft, waarbij, zoals ik het me inbeeld - want het is fictie die ik oproep - een merkteken wordt achtergelaten tot in het jagen van het bloed; een merkteken dat onuitwisbaar is en bij de minste gelegenheid terug opduikt, zoals blijkt tien jaar later.
In het boekt loopt dit niet voluit, blijft het in een heel prille fase, het begin van een schuchter aftasten van wat er rest van die gevoelens van toen, nu gekaderd in het ‘gewone’ leven wat een breuk inhoudt op de geest van hun samenzijn van toen.
Hoewel nog niet wetende hoe de afloop zal zijn, ze toch een kans willen geven aan Anja en Ugo als koppel.
Daarom ook begint het boek slechts als de laatste pagina is omgeslagen. Het is daar dat het een fiasco wordt of een succes, en het is daar ook dat uitgemaakt wordt of het boek sterft of leven lijft.
In het laatste geval blijf ook ik in leven en kan ik verder al is er me nog weinig tijd gelaten.
16-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-06-2022 |
Literatuur vandaag. |
Mijn boek is als een schilderij uit de middeleeuwen: op de voorgrond een rij personages en op de achtergrond het landschap dat bij mij een landschap van de geest is. Het boek is een gaan en keren van de voorgrond naar de achtergrond. De personages die erin optreden zijn fictief, sommige reëel, echter de gesprekken op de achtergrond de handelingen, de verhalen zijn fictie, het boek kreunt onder de fictie, niets of dan heel weinig heeft een reële basis. Zeker niet reëel eens ik me bevind in mijn ‘mindscape’, dan wordt het een zuiver religieus-filosofisch debat met mezelf of met een van mijn personages.
Dit maakt dat mijn boek geen hapklare literatuur is, integendeel, het kan verweten worden te weinig verhaal te zijn en hieruit voortvloeiend te elitair- en vooral nu, in strijd met de move-regels - maar ik heb dit zo gewild, op mijn leeftijd schrijft je geen indringerige roman meer, die tijd is voorbij. Op mijn leeftijd schrijf je een soort van geestelijk testament en onderliggend is dit wat ik gemeend heb te moeten/te mogen doen.
Ik kon alle gegevens die ik heb opgedaan in mijn leven ongeschreven laten, het was een gemakkelijke oplossing geweest, maar mijn geest, eens staande in zijn landschap, kon niet zwijgen, wou zich uiten, wou zichzelf zijn.
Stefan Hertmans die mijn manuscript las, vond het een boek mooi om lezen maar verwittigde me dat de uitgeverijen niet meer op zoek waren naar teksten zoals die van mij. Van dan af, en na enkele pogingen wist ik waaraan me te houden en ben ik ingegaan op een voorstel van ‘Boekscout.nl’ om via hen mijn boek gepubliceerd te zien.
Welke kansen biedt het me om door te dringen tot het grote, nog steeds literatuur minnend publiek? Weinig in feite. Het boek dat zichzelf geschreven heeft zal het nu ook zelf moeten waar maken. Ofwel slaagt het erin omdat het de kwaliteiten ertoe heeft, ofwel is het na verschijnen ten dode opgeschreven en dan sterf ik met het boek. Het is dus van nu af een kwestie van leven of dood geworden, typisch voor een man in zijn geestelijke en lichamelijke toestand zoals ik.
In het begin van mijn schrijversloopbaan, in de jaren vijftig, zestig, verscheen er in de Spectator van toen een bericht over de Vlaamse literatuur die ons ‘in slaap wiegde’.
Ondertussen is Erwin Mortier, is Stefan Hertmans gekomen – de enige die ik ken – wellicht en hopelijk zijn er nog andere, maar een ding is zeker, ik heb nooit literatuur geschreven die deze in-slaap-wiegende kwaliteiten bezat, en ik ben uitgekomen waar ik nu uitgekomen ben, bij een mens die de aarde verlaten heeft en zich genesteld heeft in de Kosmos, waarin zijn geest ooit, maar het mag nog wat wachten, terug zal in opgenomen worden.
15-06-2022, 09:38 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-06-2022 |
Golven die ons bereiken kunnen. |
Mijn twijfel over mijn kunnen is duidelijk neergezet. Iemand zegde hierover dat zelftwijfel geen oplossing is, je schrijft en blijft schrijven twijfelend of je woorden ooit het daglicht zullen zien, zegge ooit beoordeeld zullen worden. Dit is dan wat ons beschoren is en dit geldt voor elke vorm van creativiteit die wordt uitgebracht.
Elke blog is aldus een twijfeling, een in mezelf aftasten hoe hij gaat ontvangen worden, hoe gelezen en hoe begrepen. Zelfs als ik meen te weten dat hij goed geschreven is is er twijfel, zelfs al is er nog altijd: ‘doe wel en zie niet om’, zelfs al is er nog altijd: ‘for us there is only the trying’ van T.S. Eliot die het oppikte uit de Hindoegeschriften.
Het is eigen aan ons bestaan, alleen mannen zoals Donald Trump kennen geen twijfel of willen geen twijfel kennen maar ik, ik ken die twijfel maar al te goed.
Vooral als ik afdwaal, als ik wandelen ga in het landschap van het onbekende op zoek naar een deeltje van de waarheid waarin we gewikkeld zijn, maar er is geen waarheid zonder de twijfel eraan vastgekleefd, er is geen antwoord dat geen nieuwe vraag oproept.
Zo is, om het over een andere boeg te gooien, ontzettend de vlugheid vast te stellen waarmee de dagen zich opvolgen. Ontzettend als begrip en tegelijkertijd een geruststelling omwille van de regelmaat waarmede de aarde zich wentelt om de zon, een zon in de greep van haar sterrenstelsel, op hun beurt meegezogen in de massa sterrenstelsels. Het is het holistisch beeld van het hoog levend Universum, waar de mens in ‘optreedt’.
We beelden ons dit nimmer in - zo denk ik toch - we doen zelfs geen poging om het beeld op te roepen, maar als we het doen dan zijn we nogmaals ontsteld over de macht die ons gegeven is te begrijpen dat het feitelijk zo is en dat het ons geen zier kan schelen, terwijl het ons wel zou moeten schelen als we hieruit gaan opmaken wie we zijn, wat we zijn en hoe we er zijn.
Maar ook die vragen stellen we niet, want het zijn vragen die eens beantwoord nieuwe vragen oproepen, vragen tot in het oneindige lijk de aarde rustend op schildpadden tot in het oneindige de ene rustend op de andere, het beeld opgeroepen door een bejaarde dame in een boek van Fred Hoyle.
Uiteindelijk, realist zijnde, ben ik een van de 61.000 – zie mijn blog van gisteren - die voor het ogenblik aan het schrijven zijn, een van wie het dakvenster al verlicht is voor het licht opkomt of laat in de nacht nog met maan of een of ander planeet als getuige.
Wat al niet min is, rekening houdend met de golven die er van uit gaan en die ons bij het schrijven mogelijks als inspiratie kunnen bereiken.
Gelukkig zij die deze golven opvangen kunnen, voor hen is het rijk van glorie binnen bereik.
14-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-06-2022 |
Het verdict dat me wacht. |
Hoe moet het verder met mij, of hoe kan het verder met mij? Ik ben niet zinnens een andere weg in te slaan, ik ben niet zinnens ook maar iets te wijzigen aan wat ik pleeg te schrijven. Het landschap van de geest dat ik bewandel blijft mijn landschap of het nu winter is of lente of herfst, ik blijf waar ik ben, ik blijf waar ik geankerd lig.
En mijn ankerplaatsen zijn onbeperkt: de bergen, de zeeën, de platte landen, de heuvels om me heen én de boeken. Ze maken alle deel uit van mij en ik van hen. Ze inspireren me, ze zijn de enige rijkdom die me nog rest, in geest uitgedrukt, het maximum dat ik verwerven kon. Beoordeel me als een evenwichtig man maar met een voorkeur, liever schrijven over wat hem beroert dan over een dorp met straten en huizen, en wat er gebeurt in die plaatsen, zoals het gangbaar is in de dagen van nu ik heb aan dit laatste weinig of geen boodschap aan, zoals zij wellicht geen boodschap hebben aan wat ik opdis. In dit opzicht staan we op een voet van gelijkheid, maar als het aankomt op succes hebben zij het bij het rechte eind.
Ik herinner me wat ik ooit, enkele jaren terug, las op de website, www.rektoenverso.be, van Carlo Van Baelen, die veertig jaar lang werkte in het boekenvak, iets ontstellends iets dat wijst op het creatieve in de mens en eraan verbonden zijn drang naar een vorm van voortbestaan als hij er niet meer zal zijn:
‘Voor heel Vlaanderen zijn er geen cijfers, maar als je recente Nederlandse cijfers extrapoleert, zouden 34.000 Vlamingen aan een roman werken en 27.000 aan een novelle. Jaarlijks verschijnen pakweg dertig Vlaamse fictiedebuten bij reguliere uitgevers. Veel anderen zoeken een andere uitweg via self-publishing…’
Ik ben dus een van deze laatsten omdat er geen andere weg voorhanden bleek te zijn. Vandaag, nu alles in een stroomversnelling is gekomen stel ik me de vraag wat me ertoe aanzette om deze weg te kiezen, waarom ik persé wou dat iets waar ik een leven lang aan gewerkt had uiteindelijk een afsluiting zou krijgen onder de vorm van een boek of het nu een goed boek is of niet, ik wou op een bepaald ogenblik, het gepubliceerd zien, ‘right or wrong, my country’.
Ik zal dus duidelijk weten welke waarde het meekrijgt, één zaak is zeker er zullen er nooit geen massa te koop liggen bij ’De Slegte’, een gedachte die een troost kan zijn.
Dit is dus het verdict dat op mij wacht: ofwel wordt het verworpen en heb ik als schrijver voor niets geleefd, ofwel heb ik geleefd om een boek te schrijven dat gelezen wordt.
Ofwel het slechtste, ofwel het hoogste dat me beschoren is.
13-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-06-2022 |
Bestuiving. |
Het was het werkwoord ‘bestuiven’ dat ik gisteren zocht en het pas vanmorgen vond – zo maar, bij het ontwaken - namelijk dat ik jullie bestuif met mijn woorden.
Poëtischer kan het niet. Maar ik heb het gevoel dat bestuiven het juiste woord is, echter ga ik jullie ook bestuiven met de woorden van mijn boek, ga ik of, is er niets nieuws meer aan, weten jullie al alles wat er in kan staan en zal er voor jullie die mijn blogs lezen niets nieuws meer zijn onder de zon?
En dit is nog meer prangend als het gaat over personen die geen lezer zijn van mijn blogs maar ineens gaan geconfronteerd worden met wat ik te vertellen heb, hoe reageren zij?
Mijn geestelijk leven wordt ineens uitgestrooid om te beginnen onder de velen die me kennen, maar wat met deze voor wie ik een totaal onbekende ben.
Het zijn vragen die me bezighouden voor het inslapen of in het midden van de nacht als ik ontwaak en inzicht heb hoe vulnerabel ik wel ga worden tot in het diepste van mijn zijn.
En ben ik er op voorbereid? Helemaal niet, wat me nog kwetsbaarder maakt. Mijn landschap dat er nu rustig bij ligt gaat doorploegd worden, op sommige plaatsen omgespit om dieper nog te graven, kan het dat ik een muur opricht rondom mij, of dat ik me ingraaf?
Dit alles houdt het woord ‘bestuiven’ in.
Ik denk aan een vriend die er op uit was zijn publiek te bestuiven met zijn poëzie, maar vaststellen moest, naar ik hoorde, dat poëzie geen armslag meer heeft, dat het woord geschrapt is uit de woordenschat van de mens en dat hij zich tevreden moest stellen met een handvol. Wordt dit ook mijn geval?
Want het is van bij de verschijning dat het boek zichzelf zal moeten bestuiven en gebeurt dit niet dan wordt de ganse opzet een fiasco. Wat ik, in mijn zwartste vooruitzichten, zie gebeuren.
Om deze reden is mijn leven een risicovol leven geworden, een risico dat ikzelf gezocht heb omdat ik ineens, een beslissend ogenblik, vertrouwen heb gehad in mezelf en getekend heb.
‘Zij rustig hart van jaren’ schrijf ik in mijn boek en ik meende het, het paste toen in zijn context.
Vandaag voor mij betekent het: heb vertrouwen en ook dat kome wat er komen moet. Ik heb mijn kans gegrepen, wachten nu om te zien of het een kans was of een misval.
Aldus blijft de vraag, hoe ver dring ik door in de mens rondom mij?
12-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-06-2022 |
T.S. Eliot en de kleur van hem. |
Ik ga verder, ik blijf verder gaan dag na dag, wanneer eindig ik en hoe eindig ik?
Een gezegend man zal je denken, hij schrijft elke dag en dan nog niet weinig. Wie doet nu zo iets op zijn leeftijd? Ik hoor de verbazing in hun stem, wat ze niet weten is dat die man niets anders meer vermag dan bezig zijn met het schrijven, dat het zijn uren vult, zijn dagen, zijn leven; dat waar hij ook is of wat hij ook doet hij denkt eraan, hij is ermee bezig, het is een obsessie bij hem, een levenvullende. Een obsessie zoals het bij anderen - onder zijn vrienden - het een is te schilderen, te beeldhouwen, tot het bedrijven van poëzie.
Erin slagen is dan ook de innerlijke voldoening die ik ken die me gaande houdt. In deze zin ben ik gezegend maar de zegening hangt af van mezelf, ik ben er de maker van, de verwekker. Want ben ik het niet, wie zou het kunnen zijn, een andere in mij?
Ik heb dit ooit beweert maar ik kom ervan terug, ik weet dat ik anders ben ingesteld als ik ga schrijven, maar dit heb ik ook al enkele malen gezegd. Het is dus geen kwestie van gespletenheid ik heb geen dubbelganger die me bijstaat, hoewel het er alle schijn van heeft, als, zoals vandaag, mijn schrijven stokt bij momenten en ik niet weet waar ik heen wil, wat ik nog toevoegen kan aan al wat ik al schreef, iets dat meer is dan een toemaatje, een diepe gedachte waar je even stil bij staat en die je meeneemt met jou waar je ook gaat.
Deze zijn zeldzaam, die vragen een lange aanloop waaruit dan een besluitvorming ontstaat, liefst ene die je rillen doet. T.S.Eliot moet zo een gevoel hebben gekend als hij het begin van zijn 'Four Quartets' schreef :
Time present and time past Are both perhaps present in time future, And time future contained in time past.
Ik stond in de boekenwinkel van Smith & Son in de hoofdstad toen ik deze verzen las en het is aldus dat Eliot in mijn leven is gestapt. Ik had er even goed niet kunnen staan en dan was Eliot misschien aan mij voorbij gegaan, zou hij me niet beïnvloed hebben zoals hij het gedaan heeft, was ik misschien een totaal andere weg opgegaan.
Ik denk dan, dat jij die me dagelijks lezen er min of meer door besmet bent geraakt en dat mijn woorden in een zekere mate bijgedragen hebben om te zijn wie je bent. Ik denk dan dat er een deeltje van mij in jou aanwezig is, want het kan niet dat ik je niet voeden zou met mijn woorden van elke dag. Dus niet deze van elke week, niet deze van elke maand, maar deze van bijna elk uur van elke dag.
Dat je met mijn geschriften begaan bent even erg als ik ermee begaan ben. En dit alles ten dele dankzij T.S. Eliot.
Ik zou er nog andere kunnen noemen. Maar het is voldoende geweest. Ik heb het punt dat ik me stelde bereikt. Hoe ik het bereikt heb heeft geen belang maar er was wat magie mee gemoeid.
11-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-06-2022 |
Het leven een risico. |
Zo gebeurt het dat je hoofd vol zit met andere zaken en je in de morgen vaststelt, dat je je blog, die geschreven stond vergeten hebt in te loggen, en dat er zijn, waaronder een dame, een medewerkster van vroeger die je te vergeefs na middernacht, zal hebben gezocht. Ik weet wat ze gedacht kan hebben, maar zo ver is het nog niet, lieve Marie-Christine. De eerste tekenen zijn er misschien al maar er zijn er nog altijd andere die blijven overheersen en ook ik ben niet zinnens te schrijven wat in zijn tijd de Nobelprijswinnaar Joseph Brodsky schreef:
‘A morning milkman, seeing milk that’s soured / will be the first to guess that you have died here.’
Ik weet wel dat het eens gebeuren zal, dat mijn rol zal uitgespeeld zijn. Ondertussen doe ik verder maar ik moet het zeggen, als ik mijn blog herlees verbaast het me wat er geschreven staat, zo druk is mijn dag gisteren geweest - drukker dan als ik in het volle leven stond – dat ik me nu afvraag waar ik de woorden gaan halen ben.
In feite is het bijna elke dag zo, sta ik op uit een leegte en schrijf ik me wakker met mijn blog en eens die er staat vergeet ik hem, behoort hij tot mijn verleden, en begin ik vooruit te zien naar de volgende, afwachtend wat het zijn zal. En deze morgen was het voor de hand liggend.
Mooi, ‘iets dat voor de hand ligt’, wat een taal we hebben, en hoe we die geleerd hebben in de vele jaren voor ons. Ik maak gebruik van die uitdrukking, ik maak gebruik van alle spitsvondigheden die de taal voor ons verborgen houdt, ik doe bijna elke dag dergelijke ontdekkingen en eens wordt het me opgedrongen het te zeggen.
En vandaag, en de dagen die erop volgen, ben ik begaan met het boek dat ik schreef, met de effen geëgde akker die ik bezaaide met woorden en ga weten of het zaad schieten zal en een oogst voort zal brengen, een oogst van gedachten of een akker bestrooid met zaad dat geen kiemkracht meer heeft.
Want een boek kent geen einde, als het een einde heeft is het een dorre akker gebleven. Het einde van een boek moet zijn begin zijn, moet een, golvend korenveld zijn dat golven blijft voor een lange tijd erna, dit betekent dat het geen hapklare lectuur is die, eens gelezen, gelezen blijft.
Dit is wat me jaren heeft gekost, in feite toda mi vida heb ik eraan gewerkt, het is een resumé van mijn blogs en mijn blogs een resumé van wat is voorafgegaan aan mijn blogs.
Het is mijn eindexamen dat ik afleg, ofwel kom ik eruit als een overwinnaar ofwel als een geslagene. Het is het risico dat ik neem.
Het leven een groot risico tot slagen zijnde.
10-06-2022, 05:44 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-06-2022 |
Hopende. |
In feite is een blog werk voor een jonge man die een grote toekomst voor zich heeft en zijn geschrift van elke dag ziet als een training van de geest die hij enkele jaren zal volhouden om dan te beginnen aan een groot literair werk.
Mijn geval is verschillend, mijn training loopt nog altijd door en ik zie nog niet wanneer ik er mee stoppen zal. Ik reken op een klein mirakel hiervoor omdat grote niet meer bestaan voor mij, een minimirakel dus dat ik nog verwachten kan en, ik zal er tevreden mee zijn.
Maar ziet je me al schrijven over een gebeuren, dat een moord zou zijn, een brandstichting, of een huwelijk dat eindigt op een scheiding, of een rechtspraak die er op volgt.
Ik denk het niet dat ik hiervoor gemaakt ben, ik heb geen ondervinding genoeg in dergelijke zaken, ik heb er nimmer voldoende aandacht aan besteed, heb zelden, als ik schreef, in het echte leven gestaan, heb altijd uitgekeken naar de poëtische kant en tezelfdertijd de filosofische kant ervan. Ik zou dus een grote verbeelding moeten hebben om te schrijven over de gewone zaken van het leven.
En toch heb ik het kunnen doen, heb ik die kleine zaken van het dagelijkse gebruikt als een kader omheen een altijd diepgaand gesprek of monoloog over de natuur of de Bijbel, het sacrale, over de tijd en de oneindigheid, over leven en dood, het laatste een belangrijk punt geworden zijnde.
Dit zijn zo wat de onderwerpen die me bezig gehouden hebben als ik schrijven ging en ik een totaal ander persoon werd, iemand naar binnen gekeerd. Dit betekent, dat in mijn leven het schrijven een heel belangrijke rol heeft gekend, dat ik er praktisch altijd mee begaan ben geweest, wachtend op dat magische ogenblik om neer te zitten en te schrijven.
Zo gaat ook, en vooral nu, een groot deel van het wereldse aan mij voorbij, zelfs dat wat is van de literatuur en van de kunst in het algemeen. Ik teer op wat ik jaren geleden gelezen heb of, op het weinige dat ik verneem in de Standaard der Letteren, die soms een week blijft liggen, onaangeroerd.
Het is werkelijk te laat om hier nog iets aan te veranderen, als het zo verder gaat word ik stokoud en verga ik in mijn woorden. Word ik er door opgeslorpt, verdrink ik er in. En niemand die me helpen kan. Ik wens ook niemand om me te helpen, om me van mijn aanslepende ziekte – want dat is het - af te helpen. Ik zal er dus mee sterven, wat ik hoop.
Ik wou alles in gereedheid brengen voor als ik er niet meer zal zijn. Ik weet dat het gebeuren moet, maar hier ook krijgt de zorg om mijn blog de bovenhand en gebeurt er heel weinig alsof ik nog jaren heb.
Al spreek ik erover, al weet ik wat ik wil, tot aan het uitstrooien van mijn as aan de voet van de Moirygletsjer, de kinderen waren er met mij en zij weten hoe ik me er voelde midden de mossen en de lichen op de rotsblokken, de arnica, de edelweiss, de génépi en zovele andere, de gentiaan, de soldanella, de saxifrage, Ik er hopende op de eeuwigheid die me beschoren is.
Zo denk ik toch.
09-06-2022, 06:03 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-06-2022 |
Hoe vreemd dit alles is. |
Wat gebeurt er met ons in de nacht, welke contacten hebben we nog met de ‘buiten-ons-wereld’, eens ingeslapen?
Ik zie me er liggen als een blok erts, ademend als enig teken van leven: een eigenheid, beweegloos uitgestrekt, een dode die nog leven houdt maar zichzelf verloor want hij weet niet meer dat hij er nog is. Hij heeft alles losgelaten en nu, zijn geest op wandel in het rijk der geesten. Soms vernemen we er een flard van, soms weten we duidelijk wat hij heeft uitgespookt in dat rijk waar we anders geen toegang tot hebben, maar er moet een verklaring voor zijn, want er is voor alles een verklaring behalve voor de vrijheid die de geest zich permitteert als er geen controle meer is van hij die slaapt.
Ik ben hier nu voor het eerst beland in het rijk van de losgelaten geesten, in een rijk waar ik geen zicht noch invloed op heb, het is dus beter dat ik laat voor wat dat rijk is, ook laat hoe het me bereikt in mijn slaap en hoe het zijn sporen nalaat.
Wijselijk is het onderwerp niet behandelen dus.
Maar ik denk dan aan een toestand waarbij ik klaar wakker ben, waarbij ik mijn geest in handen heb en hem zeg: “Ga maar, ga waar je wilt gaan, waar het goed is voor jou om te gaan, ik volg je wel op de voet.” En hij kan alle kanten op.
Dit is als ik schrijf, als ik werk aan een boek, aan een blog, en dan weet je nooit waar hij uitkomen zal als je hem de vrije teugels laat als jezelf niet wilt dat hij uitkomt waar jij het wilt maar verrast wilt worden.
Dit is wat me elke morgen overkomt als ik begin te schrijven. Ook deze morgen is dit het geval, hij kleeft aan mij, hij zit verweven met mijn ‘ik’ en mijn ‘ik’ verweven met hem, en toch gebeurt het dat hij plots een richting neemt die ik niet verwacht had, waar ikzelf nog niet aan gedacht had.
Is er dan een ander ‘ik’ in mij met wie ik gesprekken voer om hem levend te houden, vindt er als ik schrijven ga een ontdubbeling plaats, en het wordt soms een overrompeling een ander in mij, een ander die er is en er toch niet is, een ander die ik ook ben maar het vooral niet laat blijken.
Een gesprek, zoals het telkens gebeurt met iemand die er maar is om ermee te spreken, een fictief iemand die een fictief gesprek voert met jou dat je optekent terwijl hij aan het spreken is jij luisterend naar hem en hem antwoordend, hem weerleggend of hem bewonderend voor wat hij gezegd heeft.
Hoe vreemd dit alles is, hoe wonderbaar de geest van de mens, of hij nu schrijft of schildert of componeert of beeldhouwt.
08-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-06-2022 |
Verantwoording. |
Ik weet het: de aflijning van mijn foto in mijn geschrift van gisteren is niet perfect, maar wie geïnteresseerd is kan Google opzoeken om meer te vernemen over de ‘Protector’ van Samuel Allerton. Wat mij betreft, ik wou alleen maar het verrassingseffect beschrijven dat ik had toen ik het zag voor de eerste maal, en vooral toen ik er mijn hand oplegde het werk van de beitel voelde en de tekening ervan zag en het beeld sprak tot mij, vertelde me wat Allerton wilde dat in zijn beeld gelezen zou worden: de hand van de maker én de geest van hem erbij betrokken.
Kunst heeft dus duidelijk een functie, zoekt iets op te wekken in ons, en dit kan een actueel iets zijn, zoals het geval hier waarbij we geraakt worden door de eigenheid van het beeld, maar het kan ook dat we aan kunst een gevoel van verrukking overhouden om het schone, het verhevene erin.
Kunst is altijd in de eerste plaats een ontdekking van de geest geprangd in het werk.
Ik beken dat ik dit betracht met mijn woorden van elke dag. Een ander in mijn omgeving tracht het te bereiken met de marines die hij schildert, een ander met de landschappen die hij uitstrooit met lichte hand, of nog een ander met de beelden die hij beeldhouwt in een eigen vormgeving; uiteindelijk komt het er op neer niet verstrikt te geraken in die vormgeving van mij en hen, want dit ‘verstrikt-zijn’ komt in mindering van het creatieve erin.
Ik denk aan de Koreaanse celliste die het in de ‘Wedstrijd Koningin Elisabeth’ haalde op de elf andere finalisten. Haar kansen zouden gewoon geweest zijn had ze zich uitgeleefd in Dvorák of in Shostakovich, of in Saint-Saëns, maar wijselijk heeft ze de belopen paden op zij gelaten en heeft ze resoluut gekozen voor het ongewone pad, wat een deel van haar succes is geworden.
Ik denk ook dat Allerton zich moet bevrijden van de actualiteit in zijn werken en creativiteit vrije teugel moet laten wil hij ons blijven verbazen/bekoren.
Kunst is een gesprek met wat leeft in ons, als we rondlopen zoals ik met, eens ik schrijven ga, de neiging naar het metafysische dan heb ik voor mij een grotere openliggende ruimte dan indien ik me beperken zou tot het afgebakend dagelijkse van het leven, dat noch ruimte noch diepte biedt. De ingesteldheid van de maker is dus van kapitaal belang wil hij komen tot iets ‘Kunstigs’.
Want kunst smeekt om geest, heeft zijn wortels diep in de geest van de mens, in de onderlaag van zijn bewustzijn, de laag die nog niet of slechts amper werd aangeraakt. Het is van daar uit dat kunst vertrekken moet, en ik zie dat bij de vrienden uit mijn omgeving die ik heb aangehaald, er is ook zo een dichter die zich metamorfoseert als hij aan een gedicht begint en het is maar in de mate van deze omschakeling dat zijn gedicht grote poëzie wordt.
Kunst is een ontdekking doen die uitmondt in de roep die ervan uitgaat. Het was dus die roep die ik onbewust hoorde, het was zo maar niet een beeld dat er stond, het was Allerton die er aanwezig was om ons te zeggen wat hij te zeggen had.
07-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-06-2022 |
Gedachten rond Samuel Allerton |
Het is, dacht ik zaterdagavond, het celloconcerto van Withold Lutoslawski die de Chinees Yibai Chen heeft geklopt in de spurt. Niet onterecht misschien want Hayoung Choi die dit concerto op meesterlijke wijze heeft gebracht heeft het inzicht en de moed gehad te breken met een traditie wat de keuze van het concerto betrof. En zij is er uitgekomen als eerste.
Dit is wat ik er nog over te zeggen heb en ook dat de Westerse muziekwereld het niet zo goed heeft gedaan, dat Azië misschien met meer ijver en inzet zich heeft voorbereid en beter dan wie ook de sfeer eigen aan een wedstrijd heeft weten te benaderen.
Hiermede wordt het concours afgesloten en is het wachten op mei 2023, wat nog heel ver af is voor mij, twijfelachtig zelfs, wie weet, niet haalbaar?
Maar het geval aangeraakt in mijn blog van gisteren houdt me nog steeds bezig want het kan niet dat niemand van de aanwezigen in de kathedraal de Verlichting niet heeft gekend en nog altijd volmondig het geloof aankleeft zoals het getekend staat, en dat de ceremonie zoals ze werd geëtaleerd zuivere traditie is en niets meer is dan traditie, wat ook gezegd kan worden van de Brugse ‘Heilig Bloedprocessie’. We zijn nu eenmaal traditie gebonden en het effect ervan is dan ook wat ik meen te moeten vrezen.
Het verschijnen van mijn boek, vastgesteld op 1 juli, is voor mij een geboorte van een kind waarmee ik lang, te lang heb gewacht. Te lang omdat ik achteraf de ruimte niet meer heb om er iets aan toe te voegen of er iets van weg te nemen of om te keren. Eens het in de omloop is staat het er onverbiddelijk als een rots boven water, echter, zelfs als rots teer en kwetsbaar zoals ik het meer en meer ben gaan voelen.
Dus zeker niet als het beeld van Samuel Allerton in de tuin van een vriend, een verrassing die opduikt voor het oog als een eerder log iets, maar sterk imponeert, want als je het benadert en het betast met de vingers voel je in het korrelige van de massa de slag van de hamer op de beitel, de beitel langs het blok heen glijdend het vorm gevend, elke beitelslag als een streling komende uit de oergrond van de man van Zuid-Afrika.
Ik denk hierbij aan de materie die gebruikt werd en hoe, dankzij de geest en de hand van de kunstenaar, eruit is opgedoken een lang aangehouden roep om bescherming van al wat is van boom en dier – de gorilla in het bijzonder – dat aan het wegkwijnen is in de wouden van Afrika.
Het beeld staat er als een verwittiging, weerspiegeld in het water, Het wil ons doen ontwaken uit een reeds te lang ingeslapen zijn. Echter, horen we de schreeuw die er van uit gaat?
06-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-06-2022 |
Uitzonderlijk. |
Uitzonderlijk, maar deze nacht kwam de slaap niet, de inhoud van mijn boek spookte door mijn hoofd. Ik overliep wat ik geschreven had te beginnen met het hoofdthema dat alles was ontstaan uit de geest, de geest die in den beginne was. Waar ik niets verkeerd mee zegde want voor de Chinezen was het begin Tao, de moeder van alle dingen, Tao wat een synoniem is van geest, maar het is ongewoon om zo iets te zeggen in een roman want hiermee dook ik diep binnen in het domein van én de filosofie én de religie.
Maar, en dit was de aanleiding voor mijn zorgen, ik had de uitzending gevolgd op de BBC van de viering van het platina Jubileum van Koningin Elisabeth in ‘St.Paul’s cathedral’ en was onder de indruk gekomen van de massa woorden en gezangen van lof en dank aan het adres van God en zijn zoon Jezus, ik was overrompeld door de wijze waarop dit gebeurde en de massa volk in de Kathedraal aanwezig en ik stelde er, me heel klein voelend, tegenover wat ik gewaagd had te schrijven over die God die, na de schepping te hebben afgehandeld gaan rusten is en er dus op Hem niet meer gerekend moest worden voor om het even welke tussenkomst in het leven hier op aarde.
Ik overliep in gedachten wat ik hierover geschreven had, hoe ik het gedaan had en waarom, en ik kwam ineens te staan tegenover hen/zij die nog altijd, uiterlijk althans, diep gelovig zijn en hun God loven, eren en aanbidden zoals ze het altijd gedaan hebben. Ik voelde hun vijandschap op mij afkomen en wist niet hoe me te verdedigen.
In feite loopt mijn verhaal wat de handelingen erin aangaat over gewone dingen van het leven. Ben ik een soort Bourgondiër die geniet van de goede kanten van het leven, uitgekozen eetmalen, uitgekozen wijnen en uitgekozen omstandigheden en daar tussenin gesprekken die aan het geheel een essayistisch karakter geven.
Waar ik deze nacht ter mijner verdediging aan dacht was dat ik afgestapt was van de ‘mens-op-aarde’, dat ik die gezien had, de aarde deel uitmakend van de Kosmos, als de ‘mens-van-de- Kosmos’, wat heel wat meer perspectief en inzicht biedt aan de mens als dusdanig.
Ik heb hem, de mens, in mijn boek wel niet behandeld als zijnde van de Kosmos, maar ondergronds was dit hoe ik erover dacht maar het nog niet zegde omdat ik zo ver nog niet gekomen was met mijn gedachten van toen en ook wellicht omdat ik niet de woorden vond om het te zeggen zoals ik het zeggen wou.
Niemand van de aanwezigen in de kathedraal, zal me hierbij volgen vrees ik, want ikzelf heb er moeite mee de woorden te vinden die dit op een onweerlegbare wijze zouden bevestigen. Ik schreef er lang over, van 01.45 tot 02.15, maar ik heb vanmorgen het klad van wat ik schreef gelaten waar het stond. Alleen mijn einde neem ik over, namelijk dat de mens niet van de aarde is al is hij er aan gelinkt, hij is evenwel ‘het’ element van de Kosmos. De Kosmos, voor mij het lichaam zijnde van de geest van God.
Ik aarzel dus niet meer te zeggen wat ik erover denk en dit laatste is en blijft mijn verdediging, een verdediging die zich situeert op het kosmische vlak.
05-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-06-2022 |
Waar het begint. |
Ondertussen mag ik me niet ‘lichtzinnig’ uitspreken over het concerto van Dvorák, zeker niet na de uitvoeringen van de Belgische Stéphanie Huong en deze van de Canadees Bryan Cheng. Spijtig is dat er op het einde gekozen moet worden wie het best presteerde - beiden dacht ik – maar mijn oordeel hangt ook af van mijn gemoedstemming op het ogenblik van de uitvoering en dan heb ik een voorkeur voor de Canadees.
Geldt hun gemoedsstemming ook voor de leden van de Jury? Het zou kunnen dat ze onbewust letten op bijvoorbeeld uiterlijke of andere tekenen die hun oordeel beïnvloeden. ja, is het zo, en dan wat?
Echter dit terzijde gelaten, het is nu eenmaal een concours, en wat indien die er niet was, hoeveel werken en hoeveel talenten zouden er ons niet verscholen blijven?. En het is hier waar het op aan komt, het beleven van wat ons beroeren kan.
En dan, wat is het dat ons beroert bij het beluisteren: is het, het feit dat het een wedstrijd is, dat we niet zo maar op zij kunnen schuiven, of hebben we ons hier van ontdaan en kijken – want dit hoort erbij – en luisteren we, zuiver en alleen naar de wijze waarop het concerto gespeeld wordt en dan luister ik als leek wat het spel zelf betreft om al mijn aandacht te schenken aan het werk zelf, dat van de componist is.
Ik beken dat mijn meeste aandacht gaat naar dit laatste, om deze reden ook was ik zo verrast, in de eerste plaats, met het werk van Lutoslawski dat ik ontdekte en ik kon moeilijk anders dan de uitvoering ervan te zien als hoogstaand. Het zal in elk geval, wat er ook nog moge komen, een hoogtepunt betekenen voor mij, iets totaal nieuws dat ik ontdekte en dat me hierdoor dieper raakte dan de andere werken.
Het wondere, het diep menselijke is, dat de componist zijn rijke verbeelding heeft uitgedrukt in tekens die voor een niet-kenner moeten overkomen als kabbalistisch en dat die gelezen worden en omgezet in klanken alsof het een voor de vuist weg gebrachte voordracht was van klanken, eenmalig en uitzonderlijk, die later niet meer op een zelfde wijze zou herhaald kunnen worden.
Maar de klanken staan als tekens geprint in haar geest en worden afgelezen door haar handen en vingers, hoe dit gebeuren kan is me niet een raadsel maar een mirakel.
In feite, mijn beste lezer, is hier alles deel van een mirakel: de tv-opname eerst én het overbrengen via het ingewikkeld technische, naar de huiskamer toe, waar ook ter wereld.
Maar daar geven we ons geen rekenschap meer van, terwijl het daar is nochtans dat alles begint.
04-06-2022, 05:29 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-06-2022 |
Concours Koningin Elisabeth. |
Ik kan er, na wat ik gisteren, 1 juni, hoorde niet meer aan voorbij. Ik moet het zeggen hoe ik die avond op KLARA beleefd heb, totaal verrast, niet alleen door de wijze van spelen maar vooral, vooral door de muziek, door het concerto dat ik niet kende: een avond en een concerto en een uitvoering om niet meer te vergeten
Ik ben geen kenner van de cello en zeker niet van het bespelen ervan, maar ik heb wel enige kennis van de concerti die gebracht worden. Ik oordeel niet over de kwaliteit van het spelen, ik laat – al heb ik altijd wel een voorkeur - dit over aan de jury, maar mijn hoofdschotel is altijd de muziek zelf geweest en dan verkies ik Shostakovich boven Schumann, boven Dvorák en ditmaal ben ik enorm bij de keel gegrepen geweest door het celloconcerto van Withold Lutoslawski , een naam die ik voor het eerst hoorde.
Ik laat me niet uit over de wijze waarop het door de Zuid-Koreaanse, Hayoung Choi gebracht werd al was ik erdoor overdonderd, maar meer nog overdonderd door het concerto zelf en dit in al zijn geledingen, hoewel bij momenten een zuivere, wellicht gewilde door de componist, kakofonie van hoorns, maar wat de cello dan brengt en waarmee hij het concerto opent is enig, is ongehoord, is iets om nimmer, nimmer te vergeten, met deze beginnoten haakt het concerto zich vast om je niet meer los te laten.
Een revelatie, geïnspireerd op de revelatie dat ‘Le Sacre’ was, op wat Carl Orff’s Carmina Burana was, en nu uitzonderlijk, het celloconcerto van de Pool Lutoslawski, met dit verschil dat we open staan voor dergelijke moderne muziek wat in 1913 zeker nog niet het geval was.
Zeggen we dus dat de evolutie die we hebben doorgemaakt de laatste tientallen jaren ons ver heeft gebracht en in het componeren zelf, en in de uitvoering ervan en in het aanhoren ervan.
Ons inzicht heeft zich verwijd naar voorheen ongekende horizonnen, die nu onze eigenheid geworden zijn. Zo gebeurt het dat het celloconcerto van Lutoslawski gezien wordt als ‘een der mijlpalen van de 20e eeuw’, zoals het wordt genoemd en het is aldus dat ik het gehoord heb.
Echter, de vraag die ik me stel, had ik er hetzelfde gevoel over gehad indien het gespeeld werd door iemand ander dan de Zuid-Koreaanse, Hayoung Choi?
De uitslag van het concours zal het ons zeggen.
03-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-06-2022 |
Ten dele. |
Eens dat fameuze boek van mij gepubliceerd, wat heb ik er nog aan toe te voegen . Heb ik nog iets te zeggen dat ik nog niet zou gezegd, aangeraakt of gesuggereerd hebben? Ik betwijfel het. Zoals er niets nieuws is onder de zon, volgens de Ecclesiasticus, is er niet veel nieuws meer bij mij. Ik ben me er ten dele van bewust.
Ten dele, want ik blijf leven in de onbegrensde ruimte van de geest waar alles mogelijk is: droom die realiteit wordt en realiteit die ik kan vertalen in droom. Ik kan dus mijn mijmeringen – bij het celloconcerto nr 1 van Shostakovich - omzetten in andere waarin ik weg kan wandelen tot in het landschap van schijnbaar onbenullige gebeurtenissen, die toch hun belang hebben of zullen hebben vroeg of laat.
Zoals onze primitieve(?) schilders op de achtergrond van hun doeken, droom-landschappen wisten te schilderen om, én meer intensiteit te geven aan hun onderwerp én aan te tonen dat in hun verbeelden er ook een totaal andere wereld aanwezig was, zo ook is er telkens bij mij, ondergronds, amper verwoord, iets dat komt uit het ‘Ganz Andere’ van Horkheimer.
Het is op deze wijze dat ik getracht heb dit zeer conformistisch, kleinburgerlijk leven dat ik gekend heb te aquarelleren, eraan toe te voegen de dingen die ik niet bezat, te herbeleven wat geweest is en dit herbeleven te kleuren met wat ik wenste dat er zou geweest zijn. Wil ik dat de muren van de woning die ik betrek zich openen zouden naar alle huizen die ik heb bewoond, naar alle plaatsen waar ik ben geweest en naar alle tijden die ik heb gekend; wil ik alle blanke vlekken kunnen invullen, nu ik heel goed weet dat in mijn lichaam de krachten aan het minderen zijn, en dat deze afname enkel gecompenseerd kan worden door een grotere activiteit van geest.
Soms lukt het me, soms niet, maar de tijd van ledigheid wil ik niet kennen. De schrijver in mij heeft nu dagelijks, een ander gevecht te leveren tegen die andere persoon in mij - onder meer deze van de vorige dagen die me ontmoedigen wil en me durft wijzen op het steriele van mijn denkpatroon.
In het tijdschrift ‘Le troisième Millénaire’, waarop ik van het eerste nummer af ben geabonneerd geweest tot jaren erna – niet meer vandaag de stapel werd te hoog - en dat me nu nog altijd, via zijn mails terughalen wil, staat er te lezen, gedrukt in kleine letters ‘de l‘homme en devenir’, over de mens in wording.
En zo zie ik het ook - en hier herhaal ik me zeker - de schepping is amper begonnen, ze heeft het punt bereikt dat ze nu, wat het spiritueel effect ervan, dwars doorheen de mens verder loopt.
Hij, de mens – deze die zich kosmisch verbonden voelt - wordt verder geschapen, ondergaat een verfijning in zijn kennen, een verfijning die misschien nog niet duidelijk merkbaar is, maar die hem onvermijdelijk altijd verder voeren zal op de weg naar het intenser ‘zijn’.
Het is de enige weg die er voor ons te volgen is deze van het meer zijn, met minder aandacht voor het hebben.
02-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-06-2022 |
Wat ik als inleiding suggereer aan Boekscout.nl |
Karel L. Mortier schreef in zijn laatste levensjaren een boek, ‘De Adem van de Dagen’ waarin hij stelt dat alles ontstaan is uit de geest die in den beginne was.
Het boek begint bij Stonehenge, loopt over Akhnaton, over de formule van Einstein en vermengt zich met de New Physics. Het loopt over een korte periode van herfst tot lente.
Het verhaal erin, dat in al zijn geledingen fictief is met bijwijlen een een flard uit de reële wereld, wil een duidelijke poging zijn om uit te klaren, welke betekenis moet gegeven worden én aan het fenomeen van de Big Bang, én aan het oordeel geveld in Genesis 3, 19, waarin we maar wat stof zouden zijn.
In gesprekken en monologen zijn dit de thema’s die regelmatig opduiken en waarbij hij zich inspireert op het levensbeeld van de meesterbouwers van de eerste gotische kathedralen.
Met zijn boek wil hij duidelijk stellen hoe hij in het leven ‘wilde’ staan en ‘wie hij zijn wou’ - hij noemt zichzelf Kelt en ‘Gotieker’- hij tast af hoe het begin was en hoe de evolutie de mens gebracht heeft tot ‘homo sapiens’.
Het boek is geen ‘hapklare’ lectuur, hiervoor heeft hij te lang gewacht om het te schrijven, maar het is wel wat het zijn wou: voedsel voor de ‘levende’ mens. Het handelt aldus in essentie over het relaas van de ontdekking van de gedachte dat alles ontstaan is uit de geest, die in den beginne was. Het is zeker niet grijs getint, maar eerder sprankelend Westers, een tikje elitair. Het gaat in tegen de ‘woke’-gedachte. Het houdt dus zijn eigenheid als de weerspiegeling van een beschaving ontstaan uit en in grote mate geïnspireerd door de stellingnames in het Nieuwe Testament.
Het is ook het verhaal van een late liefde waarin deze op het punt staat open te bloeien als het boek gesloten wordt.
Verzoek
Beste Lezer van mijn blogs
Ik wil jou graag als eerste informeren over de verschijning van mijn boek ‘De Adem van de Dagen’. Hiervoor wil de uitgever een eenmalige promotiemailing aan een selecte groep mensen sturen die mogelijk geïnteresseerd zijn. Je helpt mij hiermee het boek een goede start te geven.
Vanwege de spam-wetgeving ben ik verplicht expliciet toestemming aan je te vragen voor het versturen van de eenmalige mailing. Mocht je als eerste op de hoogte gebracht willen worden, wil je dan op deze e-mail reageren met:
Ja, ik geef toestemming voor gebruik van mijn e-mailadres voor het toezenden van een eenmalige promotiemailing over jouw boek.
Echt eenmalig!
De uitgever, genaamd Boekscout, heeft mij verzekerd dat je e-mailadres alleen gebruikt zal worden voor het verzenden van de promotiemailing van mijn boek. Je zult dus éénmalig een bericht van hen ontvangen. Deze afspraak hebben we ook vastgelegd in mijn contract.
Mag ik dit bericht van jullie, die het nog niet gedaan hebben, verwachten?
Ook mogen jullie me adressen doorgeven van personen aan wie ik dit bericht zou mogen toesturen.
Met genegen groeten,
Karel Mortier
01-06-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |