 |
|
 |
| |
|
 |
| 26-02-2012 |
Heraclitus |
|
Mijn,
kleindochter Gwendolyne belde me. Ze loopt school in Sierre, Valais. Ze vertelt
me over alles en nog wat, en dan:
Est-ce-que tu connais Héraclite? vraagt ze me.
Ken
ik Héraclitus. Kan ik antwoorden dat de naam me niet vreemd is maar dat ik er
niet veel meer over weet?
Ik
ken de naam antwoordde ik, maar veel meer schiet er me niet te binnen.
Maar
pappie zegt ze alle kleinkinderen noemen me pappie je was er vol van,
het is Heraclitus van Ephesus, de man van panta
rhei, van het zich voortdurend wijzigen van al wat is. Ik moet er een
dissertatie over maken.
En,
zegt ze, waar ik aan denk, weet je het nog, we liepen in de alpages boven Crans-Montana: Stéphane,
Anthony, Katiana en ik. Weet je nog. Je vertelde over wat er gebeurde in de
bergweide terwijl we daar zaten, dat alles bewoog om ons heen, niet alleen de
beweging die je zien kon, maar ook en vooral de beweging binnenin de grassen en
de bomen, binnenin de mensen zelf, zegde je.
Sprak
ik daarover? Vroeg ik.
Ja,
zegde ze, We begrepen er niets van. Hoe kon je weten wat er binnenin de bomen
gebeurde?.
Hij
herinnerde zich vooral dat ze die namiddag op de alp ruzie hadden gemaakt onder
elkaar, de meisjes tegen de jongens, of de twee van de ene moeder tegen de twee
van de andere moeder. Hij herinnerde zich ook dat ze daarna, eens de ruzie bijgelegd,
bij de terugkeer, in de straten van Crans-Montana, lachend liedjes schreeuwden, het
hoofd door het half geopende dak van de wagen.
Et, Gwen, est-ce-que tu sais maintenant que le dedans est
important?
Ik
weet het nu, maar ik vermoed niet dat Heraclitus wist dat het hoofdgebeuren
vooral plaats vond binnenin de dingen, in het leven van atomen en elektronen en
neutronen en protonen en cellen. En het is daarover dat ik iets ga schrijven.
Goed
meisje, goed, het is essentieel dat je dat weet. Cest le panta rhei du dedans qui régit le monde et les
hommes, de wereld weet het niet, vertel het maar.
Ce sera ma conclusion, il ny en pas dautre.
Ze is achttien.
Adieu pappie, zegt ze Adieu.
Hij
zat lang stil met de GSM in zijn handen. Hij keek naar de bomen, licht bewegend
tegen de grijze luchten, fezelend onder elkaar. De sappen die loskwamen wellicht, en op weg
waren naar de hoogste toppen. Hij voelde plots een droefheid die opsteeg in
hem, hij wist niet om welke reden. Op zijn ogen groeide een laag vocht.
*
Het
is geen telefoon van vandaag waarover ik het had, het is een gesprek van
enkele tijd terug die me deze morgen, als blog, te binnenviel. En in de late
avond, voor het inloggen van deze tekst lees ik bij Stefan Hertmans:
Deze heraclitische
eigenschap van de literatuur waardoor ze het panta rhei, het eeuwig stromende
leven tot haar belangrijkste thema maakt, moet haar in staat stellen zich te
handhaven in een wereld die voor haar geen wereldstichtende plek meer lijkt te
hebben. Ze stroomt zonder reden en zonder bedding en ze is niet te stoppen, ook
al blijkt ze haar centrale plek in het leven van veel hedendaagse mensen
verloren te hebben.
De
Synchroniciteit van Jung die me blijft achtervolgen, en Hertmans heraclitische
eigenschap van de literatuur die ik hoog in het vaandel draag.
Of
hoe een blog ontstaat en wat hij met zich brengt.
26-02-2012, 04:53 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 25-02-2012 |
Het Manneken Pis van Geraardsbergen |
|
Ben aan deze dagelijkse blogs aan het schrijven sinds
januari 2010. Deze teksten echter - waar weinige onder u kennis van kregen - werden pas
ingelogd van 18 juli 2011 af.
Sommige van deze niet-ingelogde teksten worden nu,
weliswaar soms aanzienlijk gewijzigd, hernomen.
Samen met de blogs die in mijn hoofd al geschreven
staan denk aan Dantes Vita Nova meen ik er voldoende te hebben opdat deze
lopen zouden, si Dieu me prète vie,
tot het jaar 2015, hoe ver en hoe onwaarschijnlijk dit ook moge lijken.
Een van mijn vorige stukken ging over:
Het Manneken Pis van
Geraardsbergen
Weinige
van mijn geschriften werden in een of ander tijdschrift - of wat ook -
opgenomen. Het zij dan zo, maar er hangt wel een tekening van het Manneken,
open en bloot naast zijn beeldje op de markt van Geraardsbergen.
De
authentieke geschiedenis van dit Manneken werd door een groep van acht uit de
rekeningen van de stad Geraardsbergen - bewaard in het archief van Ronse -
gehaald, en te boek gesteld, in een modest werkje weliswaar.
Hoe
modest het ook is, het is nu toch met absolute zekerheid geweten hoe het ooit
ontstaan kon en vooral, vooral hoe het gebeurde dat een leeuwken, het
zinnebeeld van Vlaanderen, vervangen werd door een pissend manneken.
Dit
tot scha en schande van wie het, om deze reden de leeuwenvlaggendragers van
de sport incluis - benijden zou.
Men
zou het niet verwachten maar het zijn de Gentse troepen die er schuld aan
hebben. Herhaaldelijk zijn deze de stad komen plunderen, zelfs de loden buizen
van de waterleiding namen ze mee, zelfs het latoenen leeuwken van de fontein
op de Grote Markt, vlak voor de herberg de ghulden cop stalen ze. Dit
gebeurde in het voor de stad fatale jaar 1452 .
Pas
in 1455 zal de stad geleidelijk uit haar puinen verrijzen, de waterleidingen
worden hersteld en wat het leeuwken betreft heeft men gehoord dat het te koop
staat in Gent. Zo gebeurt het dat op 10 juli 1455, Heinric Joos, orlogemeester naar Gent vertrekt om het
leeuwken terug te kopen en we lezen in de stadsrekeningen:
Heinric Joos, de xden dach in
hoeymaent ghesonden te Ghend omme daer uut name van de ontfangers te coepene
dlattoenen leeukin dat voer dorloghe plach te staene up torrekin van den backe
van den fonteyne voer den ghulden cop mids dat den ontfangers de boedscap
bracht was dat ment te Ghend hadde ghesien staen te coepe dwelc als de vorseide
Heinric te ghend quam de lattoenghietere seyde dat tselve leeukin tsinen huus
langhe geweest hadde maer was over een stic tijte ghesmolten sinen salarijs van
tween daghe te viij s.p. sdaeghs heft
xvj s.p.
Het
is de volgende dag, vrijdag 11 juli er was toen nog geen interesse voor een
feest - dat Heinric terugkeert met het bericht dat hun leeuwken door de
Gentenaars gesmolten werd.
Bij
het lezen en herlezen van wat geschreven staat en dit te plaatsen tegenover de
realiteit van de feiten in hun tragisch verband,
beeld ik me de gemoedstoestand in van het stadsbestuur bij het vernemen van het
nieuws. Het is volop zomer en om al die emoties weg te spoelen is er nood aan
een koele dronk, en aan een tweede. Meer dan een lelijk woord zal gevallen zijn
aan het adres van de Gentenaars en hun reactie is lumineus eenvoudig geweest.
Ah, Gent, we zullen eens tonen wat we denken over u. Geen leeuw meer, ah neen,
maar een manneken met zijn waterstraal in uw richting.
En
een paar dagen later, op 16 juli 1455 vertrekt Heinric de Backere met een brief
gericht aan Janne vander Schelden te Brussel, die de leverancier was de loden
leidingen en het plaatsen ervan:
hem biddende dat hij soude
willen doen maken een latoenen
manneken
dat behoeren soude omme te doen stellene up tconduyt ende torrekin
vanden backe van de fonteyne up de marct voer den ghulden cop te gherdsberghe
hem ghegheven over sine moeyte van desen vii s.p.
Vander
Schelden gaf de opdracht door aan Reynier van Tienen die treuzelde met de
uitvoering, en vooreerst met een te groot model voor de dag kwam, waarop de
timmerman Gillis vander Jeught de opdracht kreeg een kleiner model te snijden mids dat deerste mannekine veel te groet was.
En het is Janne Struelen die met het houten manneken vertrekt naar Bruecele omme dat te draghene ten huus van
de lattoengietere.
Om
een lang verhaal kort te maken. Het gieten van het manneken verloopt heel
stroef, niet minder dan drie maal is Reynier van Thienen moeten herbeginnen.
Uiteindelijk wordt het geplaatst in de eerste dagen van juni 1459.
Heel
het verhaal werd uitgeschreven door twee historici van de groep van acht, M.
Cock en R. Van Damme. Ikzelf tekende slechts het manneken op het couvert van
het boekje van 1972. En het is deze tekening bestaande uit slechts twee
kronkellijnen die nu voorkomt op de koperen plaat tegen de muur van het
Stadhuis van Geraardsbergen. Het is niet veel, maar het is iets en het is,
zoals het hoort, ongetekend.
Dit
is geen wereldnieuws, verre van, hoewel het manneken dat van Brussel - gekend
is tot in Japan naar ik vaststelde.
Van
Reynier van Thienen die het manneken gegoten heeft, prijkt nog altijd een
koperen kandelaar van enorme afmetingen in de kerk van Zoutleeuw. Op zijn
palmares van werken mag dus het Manneken van Geraardsbergen worden toegevoegd.
25-02-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 24-02-2012 |
De Adem van de Dagen (22) |
|
Het incipit, Dante, van je Vita Nova is merkwaardig
als je schrijft:
In quelle parte del libro de
la mia memoria dinanzi a la quale poco si potrebbe leggere, si trova una
rubrica la quale dice: Incipit vita nova;
sotto la quale rubrica io trovo scritte le parole le quali è mio intendimento
dasemplare in questo libello; e, se non tutte, almeno la lore sentenzia.
In dat gedeelte van het boek van mijn herinnering, waaraan niet veel dat
waard is gelezen te worden voorafgaat, is er een plaats dat de hoofding draagt
Incipit vita nova, (hier begint het nieuwe leven) waar ik de woorden geschreven
vind van wat ik overschrijven wil in dit boekje, en zo niet al wat er staat dan
toch de betekenis ervan.
De tekst van je Vita Nova lag dus, zoals je schrijft, al gestapeld in je geheugen,
zoals Van Goghs laatste schilderij, wellicht, voordat hij eraan begon, al
geschilderd stond in zijn gedachten.
En hij, Ugo, geroerd door dit laatste doek, wil
begrijpen wat er toen gebeurde. Hij wil dat het gebeuren tot leven komt, dat
het opstaat uit al wat in hem aan gedachten leeft. Komende van al wat beweegt
omheen en in hem, komende van uit het verste van zijn jeugd, zijn verliefdheid,
zijn zorgen en zijn vreugdes. En, Dante, dit alles ware niet geschreven indien de
woorden niet ergens al aanwezig waren geweest, tastend, zoekend naar een uitweg
om genomen te worden.
Zo, hier gezeten, aan die tafel die hem telkens
roept, naast die ets van deze morgen, onder die oude, verweerde balken, ziet
hij Van Gogh buiten komen uit lauberge
Ravoux, uit de engheid, de bekrompenheid van zijn kamer, in de grote
luchten van die zomermorgen, verfdoos en schildersezel op de rug.
Hij heeft een bol zwarte koffie gedronken, met een
borrel misschien, of ook niet; met een stuk brood misschien of ook niet. Er is
een zwaarte in zijn vestzak die hij duidelijk voelt tegen zijn dij, die hij
betasten kan met zijn ene vrije hand. Hij gaat de weg op tussen de huizen,
voorbij de kerk die hij enkele dagen ervoor geschilderd had, met de kinderen om
hem heen, die stil spraken onder elkaar.
Hij loopt de velden in langs de smalle holle
veldwegel, ver van allen, ver van de wereld, want dit is zijn uur, het uur van
alle krachten die hij gebald in zich voelt bewegen, een schreeuw bijna. De zon
is in zijn gezicht, is in zijn mond, is in de vloek van zeventig dagen
schilderen. Denk eraan, zeventig dagen lang elke dag opnieuw te staan voor een
doek dat hij vullen moet, dat hij vullen wil, de geur van verf die in zijn
neusholten hangen blijft. Elke dag opnieuw een schilderij, lijk talloze brieven
die hij schrijven wil aan de wereld die gesloten blijft, woorden die hij zeggen
wil, zijn hart dat hij uitstorten wil, maar waar alleen zijn broer Theo naar
luistert.
Als hij zijn ezel opstelt, als hij zijn doek
plaatst, als hij zijn verfdoos opent en zijn palet neemt en de verftubes
openduwt, als hij de eerste, zo moeilijke penseeltrek zet, is er tevens wat
Capra beschrijft, maar wat niemand ziet of hoort of wenst te horen in deze tijd,
is er de dans van Shiva, de quarks en elektronen en andere deeltjes, miljarden
vormen van energie, die op hem afkomen, die botsen met de elektronen uit zijn
geest, uit zijn ademnood, uit zijn moegestreden-zijn, uit zijn wanhoop niet te
slagen waar anderen slagen, uit zijn verziekt, verzwakt, nodeloos geworden
lichaam.
Hij schildert, met in zijn zak die zwaarte die hij
voelen kan als hij beweegt. Hij schildert in een furie van een golf
openbarstend leven in hem. Hij schildert het koren met brede penseeltrekken, de
smalle weg tussen de velden, de donkere dreigende lucht erboven en de kraaien
die in zijn hoofd keren en kantelen. Hij schildert ze buitenmate groot, vooral
die ene, die laatste. Hij schildert de eeuwigheid, het levende leven, de wind
in het rijpende, wiegende koren, de wolken stuifmeel voor zijn ogen.
Ik schilder mijn eeuwigheid moet hij gedacht
hebben: het koren is het leven, ik schilder het levende koren en de zwarte
wolken van de dood met de zwartste kraaien.
En het is af, zoals mijn leven af is maar toch nog een allerlaatste
kraai mijn teken, het handteken van de dood.
Hij laat staan wat is, de ezel met het nog
vochtige doek, zijn schilderdoos met de tubes verf en zijn penselen op het palet.
Hij gaat weg in de richting van het nabije bos. Hij neemt de zwaarte uit zijn
zak, hoe koel het is in zijn gloeiende handen. Hij richt het op zijn borst.
Waarom beeft zijn hand als hij de trekker over haalt?
De knal ruist door het koren, vogels schieten weg,
de wereld vangt het op. De ganse kosmos zal het voelen. Hij heeft nog de kracht
terug te gaan, doek, ezel en verfdoos op te nemen en terug naar zijn kamer in
de herberg, waar hij neerligt op het bed om er traag te sterven.
En Dante, weet dat de pastoor van Auvers, zelfs
niet de lijkstoel zal willen lenen, dat er geen dies irae zal gezongen worden over zijn dood lichaam, geen in paradisum, en dat hij niet zal
begraven worden in gewijde aarde. Toch zal hij opgenomen worden in de schoot
van het eeuwig-zijn. Hij stierf op 29 juli 1890, rond acht uur dertig, de
morgen van zijn zevenendertigste jaar.
En dan ook, jouw laatste versregel, wellicht
enkele dagen voor je heengaan, de dageraad van 14 september 1321. Wat een
verlossing deze laatste regel moet geweest zijn voor jou, je opstijgen naar de
sterren, naar het grote immense Licht dat symbool stond voor Amor, Liefde. Je opgenomen worden, zoals
Ovidius en Vergilius in de eeuwigheid van de geest, het hemels Arcadia, waar
ook nu, Van Gogh moet aanwezig zijn.
24-02-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 23-02-2012 |
Ortica dioica |
|
Vandaag een rustpunt in mijn lang leven - heb ik
voor het eerst ook schoonheid gevonden in de afdruk van een takje brandnetel. Heb
ik bemerkt hoe stengel, met blad en met bloem-zaad-staartjes getekend staat,
als hij gehaald uit de massa, wordt afgebeeld, en aldus elke negativiteit die
hem als netel omhult, van zich afschudt. Helemaal van geen kwaad bewust,
verlangend naar de hand die hem beginnend van onderaan, aaien zou. Zo een
stengel is eigenlijk een regel poëzie.
Ik ken voldoende de bijtende kracht van de netel
en ik sprak er me nochtans, onlangs nog, verwoestend over uit. Maar afgebeeld
is het een wonderlijk gebouwd stukje leven.
Zo heeft alles zijn positieve kant en ligt het aan
de mens dit positieve het mag dus ook het schone zijn, al verwenst de wereld
van de kunst vandaag het schone op te zoeken en aan te wenden om het helende er
uit te halen.
Zo wist een dame van de Valais ze woonde
afgezonderd hoog in de bergen, juist onder de bomengrens - dat het uiterlijk
aanwenden ervan genezend was voor elke kneuzing en dat een thé van de wortels of
de bladeren, met mate gebruikt, heilzaam was voor heel wat ongemakken Dit wist
men al in de middeleeuwen en zeker in de ver afgelegen chalet van onze dame in
Wallis.
Onkruid is de verzamelnaam voor de brandnetel, maar
laten we de netel een wilde plant heten of een plant die in het vrije groeit op
een plaats die haar het best bevalt.
Als ik het boekje doorblader dat me werd
toegestuurd door Natuurpunt: Natuur.Gids,
66 verrassende natuurtochten in België, val ik op tal van bloemen, planten,
vlinders en vogels die totaal uit mijn nabije omgeving verdwenen zijn, en die
voor mij nog enkel bestonden in de herinneringen aan mijn verre jeugd toen ik
nog het grote, onvervangbare geluk kende, over de bloemenweiden heen naar het
bos te wandelen waar ik dan geconfronteerd werd met de netels aan de rand
ervan.
Een rustpunt in mijn lang leven is deze blog, als
men ouder wordt druipt het sentiment eraf.
Laat het zo.
Karel
23-02-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 22-02-2012 |
Assewoensdag |
|
Start of Lent (Ash
Wednesday)
lees
ik bovenaan de pagina van mijn page-a-day diary van de Economist en, vandaag mijn
dank omdat ik de winter door gesparteld ben en mijn dank ook omdat ik niet van
stof ben, hoewel alles ogenschijnlijk in deze richting wijst.
Ik
zal wel niet, zoals vroeger in mijn grote jeugd, een asse-kruisje gaan halen
omdat het zo hoorde, maar zeker toen niet dacht waarvoor het symbool stond.
Vandaag
weet ik en heb het kruisje hiervoor niet nodig - dat ik nog een grote stap te
zetten heb, de belangrijkste uit mijn bestaan, de stap die een overgang wordt van
de zichtbare wereld naar de onzichtbare.
De
Arabische dichter Adonis, die onlangs in het nieuws kwam om welke
reden/verklaring weet ik niet meer - schreef een schitterend essay over poëzie
meer in het bijzonder over de Arabische poëzie.
Hierin neemt hij een merkwaardig vers over van Al-Macarri voor wie de dood het
beginpunt is van zijn wereld:
Death
is the one elixir, the redeemer. Life itself is only a death running its
course. A persons clothes are his shroud; his house is his grave, his life his
death, and his death his true life.
Een
merkwaardig statement, even verrassend maar van een andere aard, als wat George
Steiner ooit schreef:
La mort je sais
sera chose intéressante.
Een
kruisje in as getekend op het voorhoofd om eraan herinnerd te worden dat we van
stof zijn, terwijl we nu al voldoende weten dat we gemaakt zijn van de stof van
de sterren, gemaakt van vierhonderd soorten quarks, onzichtbaar, amper
waarneembare minimale deeltjes waar we niets van af weten en waarvan we zeker
niet hun ware rol en betekenis kennen of misschien ooit kennen zullen. Waarom
dan dat kruisje en die uitspraak zien als een absolute zekerheid?
Mens
weet dat je van stof zijt.
Ban
het, mens, ban het. Weet dat je van geest bent, of zoals Fabre dOlivet,
Genesis 3, 19 vertaalde, dat je met de dood terugkeert à lélément spirituel, principe de ton être; dat je een rol te
vervullen hebt als drager van deze geest, je binding met het eeuwige, dat je
ingeschakeld bent in de beweging van het Universum, dat je versmolten bent met
deze beweging, en dat je, al stervende, overgaat in een mens van louter geest.
Karel
22-02-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 21-02-2012 |
Hopen op het Licht |
|
Het
is niet aan mij om te zoeken naar een meer inhoudelijke vorm van geloof, als ik
hoor dat hier nog slechts 5% van de bevolking regelmatig op de dag des Heren of
op de dag ervoor, het misoffer bijwoont. Voor de Kerk is de nood reëel als ik
denk aan de massa die, missaal onder de arm, in mijn jeugd een sliert van
mensen vormden, te voet op weg naar de zondagmis.
Het
is me duidelijk dat alle twijfelgedachten, gestoeld in het dogmatische, onze
Westerse wereld hebben gebracht tot waar we ons thans bevinden: losgeslagen en
ontheemd, zoekend naar nieuwe begrippen en nieuwe formules. Zoekend naar een
nieuw paradigma, vertaald naar onze tijd toe, een totaal nieuwe horizon die
aanvaard kan worden zowel door gelovigen als niet-gelovigen.
Wat
ik hier schrijf is een wanhoopskreet - ook omdat ik niet van stof wil zijn om
tot stof terug te keren - omdat ik begrepen heb dat de mens zich loswrikken wil
van een God die tussenkwam en blijft tussenkomen hier op aarde, er zijn reeds
oorlogen en wrijvingen genoeg geweest in zijn naam.
Ook omdat ik mijn verbondenheid met Hem
beleven wil van uit een kosmische gezichtshoek, een andere dimensie van geloof,
een geloof dat ons, via al het bestaande, verbindt met het Alfa, het begin van
alles, en ons tevens situeert op weg naar het Omega, het lichtend einde van
alles.
Zo
niet wordt de dood, de donkere holte en heeft het geen zin verder te willen
reiken dan wat Steven Weinberg, wat Leo Apostel, wat zovelen met hen, in hun
grote oprechtheid meenden te moeten besluiten: hopen op het licht maar vrezen
dat het de duisternis zal zijn!
En
Jonas in de buik van the great fish:
I
cried by reason of mine affliction to the Lord, and he heard me; out of the
belly of hell cried I and thou heardest my voice.
En
de Lord hoorde de stem van Jonas. Echter
hier, het huis omgeven door toekijkende bomen, gelegen in de luwte van de
wereld, wie, wie zal mijn stem horen?
Karel
Jonah
2: 2 uit de King Jamesversie van de Bijbel.
21-02-2012, 00:19 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 20-02-2012 |
Ulysses' woorden en andere |
|
Ik leef niet actualiteitsgebonden in mijn blogs.
Wat me soms op stang jaagt is het getreuzel om de euro, maar mijn zegging wat
dat betreft is maar de uitloop van een golfbeweging op het strand. Mijn leven
in en met boeken daarentegen, is een andere zaak. Vandaag haal ik er twee
elementen uit, strak tegenover elkaar staande.
Een eerste zijn de verzen 118-120 uit Canto XXVI
van Dantes Inferno. Dante ontmoet Ulysses in de Hel, Ulysses die vrouw, zoon en
vader verlaat om terug de zeilen te hijsen, die zijn gezellen meelokt met de
woorden:
Kijk
naar je herkomst, je bent niet gemaakt om als afgestompten hier te leven maar
om waardigheid en kennis na te streven.
De prachtige Dante die ons zeggen wil: de weinige
tijd die ons nog rest te gebruiken om grote dingen te doen. Die weet hoe de
mens zich gedragen moet, het hoofd gericht naar de sterren, om de oneindigheid
af te tasten en te blijven aftasten met de voelhorens van de geest.
En ik stel me de vraag hoeveel er zijn die hompen
brood en tassen rijst in overvloed hebben en zwemkommen vol water, hoeveel er
zijn die inzicht willen hebben in de geheimenis der dingen; hoeveel er zijn
die, zoals Dante-Ulysses, zoekend willen zijn, om een beeld te krijgen van Wie
of Wat het is, die zon en sterren bewegen doet?
Een tweede is ontleend aan Stefan Hertmans die het
heeft over iemand, een voormalig
VRT-journalist die inmiddels met veel poeha in de politiek is gestapt
uiteraard bij een nationaal-populistische partij.
Iemand die een journalist van culturele
praatprogrammas op Radio 1, waarschuwde dat hij oppassen moest niet te
belanden in de vergeetput van KLARA.
Zij en dat is de trend hier in dit land - die
ons voorhouden dat elitarisme en culturele diversiteit uit den boze zijn en
dat creativiteit zijn grenzen heeft en geëngageerd moet zijn, hebben ons niet, en dan zeker mij niet, de
les te spellen.
Wat, een dergelijk man burgemeester van een stad
als Gent? Forget it, Siegfried,
forget it!
Considerate la vostra semenza
: / fatti non foste a viver come bruti, /
ma per seguir virtute e conoscenza. (XXVI : 118-120).
20-02-2012, 07:09 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
|
 |
| E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
| E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
| Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
| E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |