 |
|
 |
|
|
 |
16-10-2016 |
Hoe we worden wat we zijn |
Ik ga het verhaal van Vigdis hier verlaten. Het is niet aan mij om er verder over te vertellen, het is aan Hertmans, het is aan het boek zelf om het te doen. Ik wil enkel nog kwijt dat Vigdis en haar geliefde, David, in Narbonne zijn aangekomen; dat ze opgenomen werden in de familie van de vader van David, de grote rabbijn van Narbonne; dat Vigdis is afgedaald in de mikveh, het Joodse bad; dat ze hierbij gestorven is aan haar vorig leven, en volledig Joods is geworden en, wat belangrijk is, het geslacht kan voortzetten. Komt daarna de ceremonie van het huwelijk, het breken van het glas en, onverwacht maar noodzakelijk hun vlucht naar het dorpje Moniou, Monieux vandaag, waar de omstandigheden wilden dat Hertmans, precies daar – je moet maar geluk hebben als schrijver, of hoe de toekomst zorgt voor ons –een huis had verworven.
Ik heb tot een stuk in de nacht gelezen, en kom buiten in de morgen met Hertmans, die de ganse nacht geschreven heeft aan een visionair gebeuren dat nu opgetekend staat om, zoals de ‘maden historie’ in zijn ‘Oorlog en Terpentijn’, niet meer gewist te worden uit mijn geheugen.
Hoe ontdoe ik me van zijn verhaal, van zijn boek, als ik verder werken wil, zoals ik werkte vóór Vigdis in mijn leven is gekomen. Er zijn op deze wijze, tal van ogenlikken geweest dat ik geankerd zat in een boek dat me niet los liet. Zo was er ooit Sholokov en ‘The quiet Don’, Pasternak en ‘Dokter Zhivago’, Hemingway en ‘For whom the bell tolls’, en zovele, zovele andere boeken die in mij aanwezig zijn in enkele hoofdzinnen, of passages die me bijgebleven zijn: Stendhal en ‘Le Rouge et le Noir’, Bernanos en ‘Journal d’un curé de campagne’, Shaw en ‘Saint Joan’, Houellebecq en ‘La Carte et le Territoire’ met zijn omheind bos. Zovele boeken, en ik noemde enkel deze die me om een of andere reden, precies nu zijn te binnen gevallen; Gilliams en ‘Het gevecht met de nachtigalen’, Ramuz en ‘Derborence’. En alle andere boeken en schrijvers die me gevormd hebben: Velikovsky, Fabre d’Olivet, Capra, Salibi, noem ze maar, noem ze maar. Er zijn er heel wat, en uiteindelijk slechts, alles bij elkaar genomen, niet meer dan één meter boek in een rek van boeken dat ettelijke malen de omtrek van de aarde lang is. Een futiliteit aan boeken dus en toch zo veel betekenend voor mij.
Zoals ik me niet meer zal los kunnen maken van het boek over Vigdis en hoe een leven tollen kan, zo kan ik me niet meer bevrijden van die andere boeken; is er in mij een kleine, minuscule bibliotheek opgeslagen die ik wel zou kunnen meenemen naar een onbewoond eiland, indien het geval zich zou voordoen. Maar ik denk niet dat ik er een zou uitkiezen, ik denk dat ik liever vertrekken zou met lege handen wat de boeken betreft, en dat ik verder teren zou, zoals ik nu al doe, op de vele passages die in mij liggen opgeslagen. Ik zou die passages uitwinnen, ik zou ze in een andere context plaatsen, er een andere kleur aan geven en, ik zou er over schrijven zoals ik graag, verder schrijven zou aan wat Stefan Hertmans voor ons uit de doeken heeft gedaan en hoe de omstandigheden inwerken op wat we worden en zijn, want wat indien Stefan Hertmans een ander dorp dan Monieux had uitgekozen?
16-10-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-10-2016 |
Vigdis, de bekeerlinge |
Je leeft je morgens, sinds een paar dagen, in het gezelschap van Vigdis Adelaïs die jonge vrouw, afstammelinge uit een familie van Noormannen, die het aangedurfd heeft op negentienjarige leeftijd weg te vluchten uit haar ouderlijke omgeving in Rouen, met haar geliefde, een Joodse student uit Narbonne.
Je had haar zo willen waarschuwen niet te doen wat ze gedaan heeft. Maar, Hertmans heeft je in zijn greep; terwijl hij, de auteur van het drama waarvan je weet dat het op komst is, leeft in de greep van Vigdis. Hem lezende, uren lang, volg je hem op zijn weg door Frankrijk, ziet jij ook met hem, ‘hoe iriserend licht opstijgt boven het lege, dampende land’, en zoekt jij ook, nu ze er na een tijdje, met een tweede wordt geconfronteerd, tot welke God ze bidden moet, en ze beseft dat het enkel de man is ‘die haar zo reddeloos heeft gemaakt’ die haar nog redden kan.
In zijn groeiend verlangen, hier of daar een glimp op te vangen van deze ‘reddeloze’ Vigdis, rijdt Hertmans langs de kleinste wegen van het landelijke Frankrijk naar het zuiden toe. En je zou hem willen zeggen: ik ben met jou Stefan Hertmans, ik volg je op je zoektocht naar deze jonge vrouw die ooit, duizend jaar vóór jou, in die omgeving, waar ook Marcel Proust ooit is geweest, aanwezig moet geweest zijn. En je bent in verwarring omdat je weet wat die weg waar ze te voet door wandelden - hoogstens twintig kilometer daags - moet betekend hebben.
Wat is de kracht van een boek dat met veel inzicht geschreven werd in een betoverende taal. En ik denk dan vooral, nu, aan de beschrijving van de ‘versteende’ geknielde edele dame, starend naar haar echtgenoot tegenover haar, in de kathedraal van Bourges – en jij ook wandelde ooit in die kathedraal en ook jij stond voor dit beeld.
En Hertmans die zich inbeeldt dat dit Vigdis had kunnen zijn en de beschrijving die hij er ons van geeft is deze van een verliefd man. Ze is voor hem: ‘het evenbeeld van het meisje van Rouen’.
Heb ik ooit, ooit, een zo verfijnde beschrijving gelezen? Hij ziet Vigdis, hij ziet dat ze op deze manier ooit geknield moet hebben in de kerk van Rouen, en hij zegt over de kleding van de ‘versteende: ‘dit zijn de haast adellijk aandoende tinten die ze heeft ingeruild voor het eenvoudige Joodse kleed, waardoor ze de wereld van een andere adel binnentrad’.
Ik heb een vriend, Daniël Janssens die zijn werken – beelden, tekeningen, schilderijen – vandaag tentoonstelt in het Koetshuis van de Abdij te Geraardsbergen – hij tekent met de detaillering eigen aan Holbein. Ik weet zeker dat hij aan de hand van de beschrijving op pagina 97 van Hertmans, in staat is de edelvrouw te tekenen zoals ze afgebeeld staat in die fenomenale kathedraal in Bourges.
Ik lees deze beschrijving niet eenmaal maar ettelijke malen. Heb ze aangetekend en kom er telkens op terug. Een pagina die een hoogtepunt betekent in de Nederlandse - in de wereldliteratuur. Heb er een nietszeggende tekening bij gemaakt – ogenblikken van bezinning en bewondering - op de halve pagina die vrij is gebleven onderaan, en telkens ik er aan voorbij kom voeg ik er, met de fijnste punt van mijn potlood, enkele minuscule elementen aan toe.
Deze passage is echter slechts een van de vele waar het elitair literaire van Hertmans hoogtij viert.
Zeg ik nog dat ik halfweg het boek (pagina 150) ben gekomen.
15-10-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-10-2016 |
Die man binnen in jou |
Je hebt vrienden die bezorgd zijn om jou, zo denkt je toch, en je weet zelf hoe kwetsbaar je bent, met welke zorg je rondloopt met een rechterknie die dringend moet bijgewerkt worden. Maar je aarzelt. Het liefst wou je gaan neerliggen en wachten op wat er komen kan. Maar de geest in jou, de dwingeland, laat je niet los, gun je geen uur, geen minuut respijt. Je wordt opgejaagd om te doen wat je doen moet en niets mag je weerhouden.
Dit is nu eenmaal het leven, als je in de vortex ervan bent terechtgekomen kun je er niet meer uit. Dit is mijn geval. Het meest vreemde eraan is dat ik er niet uit wil of dan toch iemand, diep in mij, die het niet wilt en aan wie ik, waarom weet ik niet, gehoorzaamheid verschuldigd ben.
Ouspensky sprak heel dikwijls over de diverse personen aanwezig in ons. Hij die dit wil en een andere dat, een die onder de wol wil blijven en een andere die je doet opstaan, neerzitten en schrijven, vooraleer aan iets anders te denken. Iemand die je niet los laat, zelfs als je gedaan hebt wat hij verlangt is hij niet voldaan. Laat hij niet toe dat je weggaat om je te verbergen ergens in een hoek. Neen, je moet denken aan morgen en overmorgen en er is nog heel wat dat moet geschreven worden of herschreven of doorgegeven.
Meestal luistert je en als je geluk hebt, komen er ook momenten dat hij je even los laat en dat je uitzwerven kunt, dromen kunt, dat je een groot leven leidt als schrijver van het ongewone dat in jou opstaat; dat je de wereld om je heen aan het verbazen bent en als een groot man zult worden erkend.
En je weet, dat er zijn onder je vrienden, die precies in een zelfde toestand verkeren als jij. Bij hen ook is er iemand die hen opjaagt, aan wie ze te gehoorzamen hebben: ‘Geen peis voor jou man, aan het werk, aan het werk’. Dichter, beeldhouwer, schilder, allen worden ze opgejaagd door die dringende noodzakelijkheid meer te zijn dan wat ze zijn.
Welke zal hun beloning zijn, niets, nada, niente. Ze zullen opstaan in de morgen en slapen gaan in de avond, wetende dat wat ze gedaan hebben hoogstens een goed beginnen was, maar dat de taak niet af is, maar af zal zijn als ze geborgen liggen in een kist.
Je kunt wel, zoals een vriend beeldhouwer-tekenaar-schilder nu gaat doen, een rustpauze inlassen en tonen aan de wereld wat hij in al die tijd verwezenlijkt heeft. Hoe zijn dagen waren en wat er uit is voortgevloeid. Tonen welke weg hij heeft afgelegd en waar hij aangekomen is. Tonen dat zijn leven tekenen was, beeldhouwen; creëren wat niemand vóór hem, op een zelfde wijze en met eenzelfde spanning heeft gedaan; tonen wie hij eigenlijk wel is, niet de persoon die voor hen staat, maar de persoon achter die persoon. Want het is nu hij, de dubbelganger, de dwingeland, die aan bod komt.
Jijzelf kunt nu toekijken in de schaduw van wat hij presteerde en zelfs je afvragen, wie is die man die die tekeningen, die die beeldhouwwerken maakte, wat bedoelde hij er mee, wat wenste hij te bereiken ermee. Is het nu tot mij dat hij zich richt, om me te zeggen: ‘kijk man, kijk goed, dit heb ik uit jou gehaald, wat denkt je ervan?’
Of staat hij nu, naast jou en tezelfdertijd binnen in jou, om aan de massa die is toegestroomd te bewijzen wie je beide bent, de man onder hen én de kunstenaar in die man, die hier het hoge woord voert. Laat hen betijen, wat beide betreft, wat nu telt is wat is tentoongesteld. Amen.
14-10-2016, 06:29 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-10-2016 |
Het 'vreedzame' getal 13 |
Is er iets verkeerde aan het getal 13? Je denkt van niet maar het bevreemde is dat je naar dat getal opkijkt met een zekere achterdocht, een soort vrees dat vandaag iets verkeerd zou kunnen gaan. Je had al een losse tekst klaar liggen om te verwerken, maar vanmorgen geconfronteerd met dat bewuste getal heb je die tekst laten liggen voor later of voor nooit: een eerste gevolg van het getal. Of hoe het minste van het minste, onze gedachten bepaalt, niet eenmaal maar telkens weer. En we laten er ons aan vangen, we volgen de stuwing die van ergens op jou is afgekomen en je bent op weg naar een plaats die je pas later kennen zult als je leeg geschreven bent. Dit gebeurt regelmatig, je bent dus onbevreesd nieuwsgierig om wat het worden zal.
Want wat is er verkeerd aan het getal 13. Il faut qu’il y ait une raison die terug gaat tot diep in de tijd, eigen aan het westen, niet geworteld in de Joodse traditie, echter wel in mij, alsof het opgeslagen lag in mijn genen. Zo hoorde ik van aangenomen Hindoe kinderen dat ze geloofden in een reïncarnatie, hoewel ze er hier nimmer over gehoord hadden.
Is het, het feit dat ze op het ‘Laatste Avondmaal’ met dertien aan tafel zaten, waaruit dan, volgens de Evangeliën, Judas zou opstaan om: ja om wat? En waarom? Was het een vrije beslissing die uitging van Judas zelf, of was het Jezus die hem, het stuk brood gedrenkt in de wijn toeschuivend, de opdracht gaf het te doen?
En nu mijn gedachten me tot hier hebben gebracht, ga ik verder, denk ik, onvermijdelijk aan wat Stefan Hertmans in zijn ‘De bekeerlinge’, in de mond van de Joodse Schriftgeleerden legt die zich verdedigen: ‘Hoe zo hun schuld? Welke schuld hebben de Joden aan de dood van Christus? ‘Was de kruisdood van Jezus dan niet Gods eigen wil en plan geweest, had God zijn Zoon niet juist naar de aarde gestuurd om voor de zonden van de mensen te boeten?[1]’.
Nu ik, tussendoor Hertmans nieuwe roman aan het lezen ben – ik vrees dat ik er nog zal op terugkomen in de komende dagen/weken – kan ik nu al verklappen dat het een dramatisch – ontroerend - boek is. En ik denk dan aan wat een Arabische dichter schreef over de liefde:
‘Het is de onverbiddelijke wil van de liefde mijn kind, en hier is het geheim ervan. Indien je het weten wilt aan zijn vuur is niemand ontkomen hetzij door de dood.’
Is het niet de dood, het is weinig meer het lot dat beschoren is aan Vigdis Adelaïs, de bekeerlinge, de proseliete.
Aldus heeft het getal 13 me gebracht waar ik niet dacht te eindigen. Zeker niet bij de liefde, eerder bij de dood, twee elementen die met elkaar weliswaar verbonden zijn, dan toch bij Hertmans en dan toch in zijn nieuwe roman, omdat het twee uitersten zijn van het leven, en wat er tussenin gebeurt, onafscheidelijk is, of van het ene, of van het andere.
Ondertussen leer ik heel wat van het boek, hoe het gestructureerd werd, hoe het historische als historisch overkomt en hoe het literair fictieve de ware Hertmans is. Ik weet nu hoe ik mijn manuscript herschrijven en herstructureren moet, en de tijd dringt.
[1] Stefan Hertmans: ‘De bekeerlinge’, De Bezige Bij, 2016, pag 47
13-10-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-10-2016 |
In de vorm van een sonate |
Ik zou elke dag iets in de vorm van een sonate willen schrijven, zoals ik er gisteren een geschreven heb. Niet met een zelfde geladenheid, niet over dingen die komen zullen maar waarvan nog niets geweten is, maar wel over het beleven van de dagen, van de avonden, waar ook doorgebracht en hoe ook de kleur ervan was, en hoe onze ingesteldheid.
Er is geen twijfel mogelijk, ik verga om mede te delen wat me te binnen valt, zonder omwegen en zonder om te zien. Klatergedachten over de dingen schuiven om aan te tonen tot waar ik gevorderd ben en tot waar ik wil gaan. Ik denk dan aan een sonate van Beethoven die ik beluister en tracht te ontcijferen, en, denk ik nog, ik ook wil mijn woorden zoals een sonate in woorden, die niet zo heel duidelijk zijn, niet zo klaar afgelijnd, maar die spreken als gevoelens die niet te bepalen zijn, enkel een impressie laten van wat is en van wat was, zonder er namen op te kleven, zonder expliciet te zeggen waar het over gaat.
Te zijn of niet te zijn, en tussen in, de aarzeling, het raakvlak met het leven dat ook het raakvlak is met de dood. Het is dit tussenin dat we bewonen, waar we ons willen ophouden als we, zoals altijd, vroeg in de morgen onze gedachten opbiechten, niet wetende wat er komen zal en als er iets komt hoe het zijn zal, gericht naar het ene of naar het andere. Niet zoveel mogelijkheden zijn er die we kunnen opzoeken in de wereld waarin we leven, als die wereld niet uitgestrekter is dan de palm van je hand, de wanden van je kamer en de gebeurtenissen uit je leven. Je hebt enkel de diepte waarin je duiken kunt of de hoogte waarin je verdwijnen kunt. Dit is waar je het moet mee stellen, dit zijn je bronnen waar je uit putten kunt naar believen. Is het veel, is het weinig? Je stelt je erin, je bent ermee vertrouwd en je haalt er uit wat er uit te halen is. Gewoonlijk vertrekkende van het nulpunt, zoals eens te meer, uit het allesbepalende uur van deze morgen
De herfst, is een lichte pijn die niet wijkt, die je vraagt om bekentenissen die je niet zo maar vrijgeven wilt; de herfst en het licht dat soms is als van staal, de onvervangbare luchten of de verantwoording van wat de zomer was en van de winter die volgen zal.
Dit is het zoveelste verhaal dat je los laat, de tekening in grijze tonen van wie je bent en hoe je je voelt zijnde wie je bent. Je hebt een vriend, schilder, die alles groen ziet, van het teerste tot het donkerste van alle groenen die er zijn. Hij leeft er mee, hij zwemt erin, zijn hart zwelt misschien, maar eens hij schildert barst het open in groen met de lucht erboven die van zijn hart is, donker soms, zwaar soms.
Terwijl een andere vriend je meldt dat hij is ingescheept in Barcelona, waar hij van Gaudi de Sagrada Familia bezocht. Hij kon niet wachten tot hij thuis was om het je te melden hoe prachtig het was. Hij zal er geen schilderij van gemaakt hebben, wat foto’s misschien waarin hij een meester is. We zullen hem ontvangen om te luisteren naar wat hij ons te vertellen heeft, zijn woorden zullen licht zijn en frêle, als met het aroma van de poëzie getemperd.
12-10-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-10-2016 |
Morgen in oktober |
Zo is ook elke morgen een nieuw beginnen, een opstaan uit de nevelen van de geest en een doorzetten om te oordelen in welke richting dat je denken wilt en hoe je er toe komen zult je blad te vullen met tekens die gelezen kunnen worden en meegenomen de dag in tot de avond toe, als alles zich sluiten zal in de slaap als hij komt of als je toelaat dat hij komt.
Dit is dan de taal die gesproken wordt en de woorden die opgetekend blijven voor later. Die maar eens zullen geschreven én gelezen worden door enkelen om daarna zoals zovele zaken te verdwijnen in de schaduw van de schaduw waar ze eerder verpulveren zullen dan er nog uit op te staan.
Dit is dan de wereld waarin we leven, deze van de geest, de andere is ons vreemd als we schrijven gaan, want van deze andere staan velen klaar om dingen te vertellen die er zijn of er zouden kunnen zijn, terwijl jij op zoek gaat naar dingen die hangen bleven in de uithoeken van de geest om ze nieuw leven in te blazen, anders te gaan inkleuren of simpelweg opnieuw te verkondigen zoals ze er stonden voor hun eeuwigheid.
We komen er wel aan voorbij elke dag, maar we merken ze niet telkens op, hoewel ze klaar staan om gegrepen te worden gekoesterd of verfomfaaid. Vrolijk worden we er niet bij, het is maar een stilstaan bij wat was en ons ooit heeft bekoord. En, als we er naar teruggrijpen, is het met weemoed, en weemoed op onze leeftijd is te mijden.
Zo ver, gaan we niet, maar je duwt de weemoed weg uit jou, omdat je er niets bij te winnen hebt; omdat weemoed in zich het teken draagt van de dood: een verlangen naar het voorbije, dat gelijk staat aan het uittreden uit het heden, wat eens te gebeuren staat. Opgesteld tussen die twee werelden, deze van het heden en deze van het voorbije, komt het je over dat de ‘niet-meer- zijnde-wereld’ de meest wenselijke is: voor altijd niet meer te voelen wat van vroeger was en niet meer te denken moeten aan wat nog komen kan.
Zijn we duidelijk geweest? Is het zo dat de weemoed in ons een verlangen schept dat ons weghaalt uit de kring van zaken waarin we genesteld zitten en waaruit we het liefst van al – zo heeft de dag zich geopend - zouden willen wegvluchten om niet meer te zijn?
Nachten doe je erover, maar de weemoed is latent, hij komt terug, verlaat je niet meer, eens er binnen in. Eens hij je omkranst heeft met herfst en licht en met al wat van vroeger is.
Je houdt niet veel meer over, je ziet geen lichten aan de horizont, de effenheid die je wacht is gesloten. En zou je willen gaan waar de dingen zich opnieuw openen zullen, in lichtvlakken en regenbogen met wierookgeuren en brandende kaarsen. Ademend wat was, om niet meer te keren, een morgen in oktober.
11-10-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-10-2016 |
De Bijbel |
De Bijbel wordt door velen gezien als het Boek der boeken. Is het dit nog altijd, hier bij ons?
Een tijd geleden, gaf ik al mijn idee over de zeven eerste dagen van de schepping, hierbij geïnspireerd door Fabre d’Olivet en Paul Nothomb, ik zal er niet op terug te komen. Ik heb ook mijn oordeel al gegeven over de bevrijding van Israël uit Egypte, na de tien plagen van Egypte en, wat de mogelijke oorzaak zou kunnen geweest zijn. In een woord de Bijbel is en blijft het boek dat bij mij duidelijk bereikbaar staat in zijn rek. Het is het boek dat de fundering is van onze westerse beschaving en ook het boek dat zijn stempel heeft gedrukt op mijn jeugd en mijn jonge jaren.
Maar mijn visie op de inhoud ervan heeft zich met de jaren sterk gewijzigd. Het is geschreven van uit de optiek dat de aarde het centrale punt was van het Universum en dat de zon rond de aarde draaide. Het Universum bestond toen uit hemel en aarde en men kon als dan aanvaarden dat de, in zijn zetel rustende God, toekeek op wat zich hier op aarde afspeelde en, als het hem beliefde, eventueel tussen kon komen in bepaalde gebeurtenissen of omstandigheden.
Als we vandaag het scheppingsverhaal hernemen weten we dat het Heelal in expansie is en dat de schepping, of wat begon de ‘zevende’ dag, nog altijd doorloopt; weten we dat na miljarden jaren uit dit Universum, de mens is opgedoken als geïntegreerd deel ervan en dat deze ook ‘in wording’ is.
En waren we gebleven bij Elohim – van 'bereshit bara elohim' - dan ware er een opening geweest naar het kosmische, maar zodra Elohim herleid werd tot Yahweh en Yahweh tot God en die God, die in zijn zetel rustende God, zich desondanks is gaan bemoeien met Abraham en dezes nageslacht; intervenieert in Sodom en Gomora, tien plagen afstuurt op een even religieus en hoogstaand volk, de Egyptenaren, en dan nog, jaren later, zon en maan – een maan die hij niet nodig had - laat stil houden om Joshua te plezieren, dan staan we voor een toeziende, een actieve God.
Hij wil zich niet verder laten gaan. Hij ziet genoeg de obsederende kracht die uit is gegaan van de Bijbel en de Evangeliën en, die nu uitgaat, maar dan op een totaal ander gebied, van het nieuwe boek, de Koran dat zich, als een gevaar, aankondigt in het westen.
Maar ik wens vooral mijn geloof in een kosmische God à la Spinoza, aan te kleven, een God die geen nood heeft aan woorden, geen nood aan daden, geen behoefte heeft aan offergaven.
Wat is het nut van de Bijbel, de dag van vandaag, wordt deze nog geraadpleegd door een hoogwaardigheidsbekleder in de Kerk? Ik geloof het niet. Het Oude Testament, als dusdanig, is voorbijgestreefd, het heeft voor het westen zijn werk gedaan. Enkel godsdienstleraren en historici gebruiken het nog. Terwijl het voor Israël hoog geprezen en heilig blijft.
In de tijd dat ik Velikovsky las/bestudeerde lag de Bijbel altijd naast mij. Ik was er mee vertrouwd. Vandaag is het slechts nog sporadisch dat ik een van mijn Bijbels ter hand neem. Gewoonlijk grijp ik dan naar de King James’ versie van 1611. En hoe ik er toe gekomen ben voorrang te geven aan die Engelse versie houdt verband met John Steinbecks ‘East of Eden’, maar dat is een andere geschiedenis.
10-10-2016, 07:41 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |