 |
|
 |
|
|
 |
21-08-2016 |
De wereld van het atoom |
Mijn ‘Tao of Physics’ van Fritjof Capra leert me heel wat over het atoom en de kern ervan, vooral dan over de verhouding van de kern tot het volume van het atoom. Die verhouding is ontstellend. Als, zegt hij, het volume van het atoom vergeleken zou worden met de koepel van Sint-Pieters in Rome, dan zou de kern ervan de grootte hebben van een zoutkorrel. Een zoutkorrel in het midden van de koepel en in de ruimte omheen de kern, de elektronen, draaiend en kerend (whirling) met een enorme snelheid – 600 mijlen per seconde zegt Capra – niet, zoals planeten om de zon, maar onwezenlijk variërend.
Het bevreemdende van de natuur begint hier. Het standpunt innemend van het atoom is alles ruimte, is alles een grote holte. Muren bestaande uit moleculen, gevormd door atomen, zijn geen muren, stalen wanden zijn geen wanden, de minste golf van een afstandsbediening gaat er dwars doorheen en opent deuren en hekkens. Hoe is het godsmogelijk – het precieze woord – dat alles er uitziet zoals het is, vast, stevig, soepel lijk een korenhalm, ruisend lijk een boom, en wij kloek en stevig gebouwd, als alles gemaakt is uit atomen klevend aan elkaar, voortdurend via hun elektronen inwerkend op elkaar.
Met het beeld van de wereld van het atoom voor ogen, een beeld dat we enkel zien kunnen met deze van de geest, maar dat daarom niet minder reëel is, over welke werkelijkheid spreken we dan. Gehecht als we zijn aan wat we zien rondom ons, vastgeketend aan het beeld dat ons lichaam is, maar wat we zien is niet de echte realiteit: een lichaam dat sterft is oogverblinding, wat er feitelijk gebeurt met de massa atomen, elektronen, atoomkernen weten we niet, hebben we het raden naar.
Evenmin weten we welke precieze rol gespeeld wordt door de verzameling atomen dat ons lichaam is, wie er de leiding over heeft? In elk geval niet wij. Ons lichaam is maar de speelbal.
Dit is wat het stoffelijke betreft, we weten niet wie uiteindelijk het hecht in handen heeft wat het functioneren van het lichaam betreft. Gissingen zijn het, we zijn weliswaar een en al gissing, en zullen het blijven. Maar dat men me niet zegt dat er is niets meer is daarna, dat de atomen en de rest in rook zijn opgegaan, ook en vooral datgene dat de wereld van het atoom bestuurde. Dit is maar al te gemakkelijk, kinderlijk zelfs.
21-08-2016, 00:12 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-08-2016 |
A blog a day |
Een blog per dag is je ritme. Echter, dezelfde dag een tweede schrijven dat niet een vervolg zou zijn op de eerste, is moeilijk. Het is maar dat er tussen elke blog normaal een etmaal nodig is om je te ontdoen van het ene en ruimte te scheppen voor het nieuwe, een etmaal verder, als het gemoed totaal omgeslagen is, zoals het weer in deze dagen.
Opduikend uit het duistere van de slaap, de ogen openend, is het boek in jou dat je opent om de zin te lezen waar je je dag mee beginnen zult om je te voeren naar een plaats waar je nog niet geweest bent, een plaats die je pas kennen zult als je bent aangekomen.
Maar dan verneem je dat je vriend is weggegaan, dat hij, zoals het nu geformuleerd wordt, uit het leven is gestapt. Het lichaam dat hij ter beschikking had gekregen was kaduuk geworden, was niet te dragen pijn, te veel last geworden en de strijd gestreden. En in totale onmacht heeft hij de moed gehad het te verlaten. Je beseft nu dat, zoals je het schreef een paar dagen terug, de herinneringen aan hem, zijn gaan herleven op een bijzondere wijze, dieper en inniger; dat ze zijn vastgelegd voor altijd, met rood lint en rode lak verzegeld.
Zo gaat het dan, de vele dingen die er geweest zijn en deze waar je van gehoopt had dat ze blijven zouden, worden afgebroken door het leven dat keer op keer de tol eist waaraan niet te ontkomen valt. Een vriend in meer die ging, het wordt leeg om jou.
En waar je gekozen hebt te zijn, heb je rondom jou de bomen en de struiken, je zit er midden in, en je voelt dat het de plaats is om te zijn en om er nimmer meer te wijken. Om er lang te blijven, te blijven tot je opgenomen wordt, vermenigvuldigd in elektronen en fotonen, klaar om je te verspreiden in de kruinen, tussen de bladeren en je te mengen in de geuren. Jij ook denkt een ogenblik, al is het ongewoon dit te zeggen: mijn tijd hier is opgebruikt, handelen hoeft niet meer, enkel zijn in gedachten, het enige van mij dat blijven zal en opgevangen worden door anderen na mij. Je sprakeloos lichaam, overgebleven op de stoel waar je zat, op de plaats waar je schreef. De tortel naast jou tussen de bladeren is er getuige van.
Zo zijn er vele dingen die geen uitkomst kennen, ook mijn verlangen niet. Ik ben hier maar om er te zijn. Heb achterwege gelaten wie ik was en heb enkel meegenomen een pen en een dagboek en een busje Spa. Dit is al wat ik nodig heb om te vertrekken als was het naar een onbewoond eiland in de Pacific, want wat meer zou ik meenemen op mijn tocht.
Ondertussen rijpen de appelen, is de wind opgestoken, is er een haiku die bleef hangen omdat er een lettergreep te veel of te weinig was; omdat je zag dat in een paar dagen tijd, de varkensbes rood glanzend geworden was. Dit alles zijn, dacht je, wat beelden die je nog meenemen kunt om niet vergeten het land waar je bent opgegroeid.
Vergeef me eens te meer, om wat ik schreef. Het zijn maar wat kronkels in mijn gedachten die ik getekend heb. Het is niet evident elke dag een meesterwerk te schrijven, laat staan een zin die meegedragen wordt in de gesprekken van elke dag.
Er is meer toe nodig vooral als men schrijven gaat van uit het gevoel dat men voor altijd verdwijnen wou naar een onbewoond eiland.
20-08-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-08-2016 |
19 augustus 1936 |
De dag van 19 augustus 1936 zal voor mij een belangrijke dag geweest zijn, ik was bijna negen toen die dag mijn jongste broer geboren werd. Nochtans, hoe ik mijn geheugen ook af zoek, ik heb er geen enkele herinnering aan. Evenmin als aan de geboorte van mijn broer Daniël ervoor. Wat ik me nog wel herinner is dat ik moeder ooit heb horen zeggen aan een paar buurvrouwen - ze was in de keuken met hen, ik in de kamer er naast - dat ze een misval had gedaan, een dochtertje; maar of het was na de geboorte van Georges of er voor, weet ik evenmin.
Ik kan me er vandaag heel wat vragen bij stellen, zelfs dat ik een bedorven kind was zelfs, dat ik vreesde dat ik als kind van mijn pluimen zou moeten laten. Het kan, want waarom onthoud ik het negatieve en niet het positieve.
Daniël overleed in 2002, hij was toen, amper (!) achtenzestig. Georges wordt er vandaag tachtig. Moet ik hem feliciteren met de ouderdom die hij bereikte, of is dit maar normaal dat hij zo oud geworden is, of volstaat het dat ik hem zeg, dat hij mijn broer is en blijft en dat er geen dag voorbij gaat dat ik niet denk aan hem?
Ik wens hem in elk geval nog vele jaren, wens dat hij me ver overtreft wat de jaren betreft. Hij heeft dan nog heel wat tijd voor de boeg.
Dit is dan een blog uit mijn persoonlijke sfeer. Ik was er gisteren al mee begonnen een momentum te vertellen tussen mij en een dokter die, door zijn kennis, zijn aandacht voor mij als patiënt, heel wat heeft bijgedragen opdat ik vandaag 19 augustus 2016 deze blog zou kunnen schrijven. Ik zal wel geen uitzondering geweest zijn, hij zal er in zijn professioneel leven heel wat geholpen hebben om de ouderdom te bereiken die ze vandaag hebben bereikt. Wat voor elk van hen als voor mij, een resultaat is, om niet te zeggen dat we hem, en de wetenschap, heel wat dank verschuldigd zijn.
Ik schrijf dit laat op de avond, te laat om goed te zijn, maar ik wou jullie niet vergeten als je me opzoekt in de morgen, zoals ik ook mijn broer niet wil vergeten op zijn verjaardag.
Ik heb nog altijd ‘Cannery Row’[1] liggen naast mij: Steinbeck verliefd op een gedicht, waarvan ik hier enkele verzen aanhalen wil:
I have seen the priestesses of Rati make love at moon fall / And then in a carpeted hall with a bright gold lamp / Lie down careless anywhere to sleep.
Het is maar een toemaatje, dat ik even goed had kunnen weglaten, maar het is typerend voor de geest waarin het gedicht en het boek van Steinbeck geschreven werd. Ik vermoed dat niemand het boek van 1959 zal gaan opzoeken? Ik denk zelfs dat geen enkele bibliotheek het heeft bewaard - een zekere G.G. misschien wel - daarenboven, dergelijke boeken worden vandaag niet meer geschreven, en worden ze het nog, een uitgever vinden ze heel waarschijnlijk niet meer.
[1] John Steinbeck: ‘Cannery Row’, a Bantam book-classics, 1959. Het gedicht komt uit ‘Black Marigolds’, translated from the Sanskrit by E. Powys Mathers.
19-08-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-08-2016 |
IJsvogel en de dokter |
Hij was alleen aan de vijver die namiddag, met hen die hij kende en die in hun verre huizen droomden er te zijn. Hij kon spreken met hen, hij kon hen vertellen hoe de vijver er bij lag; hoe het geruis van hoge winden in de bomen zich er met de bomen in weerspiegelden; hoe de reiger die er regelmatig kwam, terug was opgevlogen toen hij hem zag, en ook hoe de zwerm aalscholvers het niet hebben gewaagd neer te strijken.
Hij zat er lang met een boek om te lezen, een oud pocket boekje, ‘Cannery Row’ van John Steinbeck, geschreven ‘for Ed Ricketts who knows why or should’. Een oude vergeten novel van 1959, die heel wat verhuizingen had doorstaan, maar hem nooit verlaten had omwille van een liefdesgedicht, vertaald uit het Sanskriet, in de laatste hoofdstukken. Maar hij las niet of hij schreef niet, hij wachtte, naar de avond toe, op de ijsvogel.
En deze kwam op het ogenblik dat hij hem niet meer verwachtte, een blauwe schicht die rakelings over het water scheerde naar de overkant, even neerzat in een struik op de oever en dan wegschoot en een ogenblik boven het water fladderend hangen bleef om dan toe te slaan, te duiken en weg te schieten met een spartelend visje in de bek. Niet eenmaal, maar keer op keer, telkens scherend over het water, even gaan zitten en dan hangend boven het water, ineens duikend, een spartelvogeltje, nog geen hand groot, maar wat een schouwspel.
Hij kon er een haiku over schrijven. Hij zou dit later doen.
Het is maar een klein gebeuren dat hem beroeren kan dat hem grijpt in zijn momentum van het zijn. Dat hij bewaren wil, zoals de vele geuren van grassen en van witte klaver en van waterlelies die zich sluiten. Hij kent dit allemaal van vroeger en hij voelt zich meer natuur dan deze morgen toen hij bij de hartspecialist was die hem geruststelde over wat zijn hart betrof. Maar zelf niet gerustgesteld was omdat het zijn laatste maanden waren in het ziekenhuis, voor zijn oppensioenstelling.
Toen hij afscheid van hem nam heeft hij hem gezegd dat hij evenzeer – en nu zeker - zijn vriend was dan zijn dokter. En, voor de eerste maal in dertig jaar, heeft hij zijn dokter Xavier genoemd en heeft hij, hem Karel genoemd. En had hij er nog aan toegevoegd: weet Xavier, oud worden is a struggle, oud zijn is poetry.
Dit is dan een ander beeld uit het leven dat hij bewaren zal in zijn herinneren als hij schrijven gaat in herfst of winter, of Beethoven beluistert of Vivaldi misschien.
Of dan nog deze Haiku:
Boven het water / ijsvogel fladdert, hij duikt, / kringen deinen uit.
18-08-2016, 10:41 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-08-2016 |
De weide en de bloemen |
Het is, neergezeten onder de bomen, in het grote licht van de namiddag, dat ik gisteren geschreven heb over het sterven gaan van een vriend. Hoe kan zo iets, hoe is de mens ingesteld opdat hij in volle zomer, in volle natuur denken zou aan de dood?
Gevoelens ben je niet altijd meester, ze dringen zich op, ze overmeesteren je. Je tracht je ervan te bevrijden maar het lukt je niet, de zinnen in jou zijn niet te stuiten, ze voeren je een landschap binnen waar je in ronddwaalt met een naar binnen gerichte blik
Weliswaar, je had die morgen vreemde dingen herlezen in Capra’s Tao of Physics, voor jou een soort Bijbel van de Nieuwe Fysica, hoewel er niet iedereen mee akkoord gaat. Maar je voelde dat zijn woorden je hielpen om, na de nieuwste berichten die je ontving over zijn toestand, dieper door te dringen tot het mysterie van het leven en van de dood.
Dit is het enige excuus dat ik heb voor wat ik gisteren als blog heb doorgegeven, wel indachtig zijnde én wat John Donne wist over de doodsklok die luidt, én wat er gebeurde met mijn broer Daniël én met wat ooit ook mijn lot zou kunnen zijn.
Nu, ik leg Capra ter zijde, zand erover, laat de letters drogen, neem ze voor wat ze zijn: pijn en berusting. Amen, het weze zo, het is van het leven. Het is van Schönberg, het is van Mahler, het is van allen die muziek componeerden, die romans, die boeken schreven, die beelden houwden uit hout en marmer of doeken schilderden; die creëerden zoals de natuur te werk gaat, vrij en ongedwongen in alle richtingen die ze bewandelen kan en zoals ik het ontmoet bij vrienden van mij, kunstenaars die de natuur ofwel nemen als het zichtbare beeld ervan, ofwel als het werkend beeld ervan, om uit te komen met iets totaal nieuw, iets dat nog niet bestond en nu dankzij hen, iets aan al wat is heeft toegevoegd, in plaats van iets weg te nemen.
Ik ken, zo dikwijls, de vreugde van het schrijven, van het woord dat vertrekt van uit mijn vingers om neergezet te worden, ‘bedächtig, nicht eilen’ zoals het begin van de vierde symfonie van Gustave Mahler, en dan uitzwermend in een mengeling van melodie en klanken die ik zo dikwijls al hoorde dat ze zich gestapeld hebben als bloemenvelden in de weiden van mijn jeugd.
Het is hieruit dat ik wil opstaan om er terug te gaan en neer te liggen tussen de margrieten en de boterbloemen, de reigersbek en de koekoeksbloem, met de bijen en de kevers over mij, de spinnen en de mieren, een met de aarde en het leven erin, komende van de diepste worteling, tot de wolken er boven. Zijn van al wat is en het uitroepen: ik leef, ik leef, ik ben van de aarde en de luchten, ik ben van het water en het vuur, ik ben in deze uiterst uitzonderlijke ogenblikken van het schrijven van een tijdloosheid die alle grenzen breekt. Laat me opstijgen van hier uit naar waar ik nog niet was. Ik weet voor mij dat het er goed is om te zijn, en er te blijven.
Dit zeg ik tot jou, mijn vriend van vele dagen en vele wegen.
17-08-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-08-2016 |
Wat me bezig houdt |
Heb ik er goed aan gedaan te schrijven over mijn vriend wat ik schreef alsof hij er al niet meer was, terwijl hij nog de beslissing nemen moet. En dan de vraag die we ons hierbij stellen, wat is er van de mens die, de pijn ondraaglijk geworden en het uitzicht op beterschap nihil, de beslissing neemt om te verlaten al wat hij bezit, het leven incluis. In welke toestand verkeert hij dan, de weinige tijd die hem nog rest tot het precieze ogenblik van het heengaan?
Ik weet van het ogenblik dat mijn broer, die in een zelfde toestand was, de beslissing heeft genomen. Ik weet dat grote witte wolken voorbij schoven voor zijn raam en dat hij er naar keek alsof hij dacht het is nu of nooit, ik haal die grote wolk precies op het ogenblik dat ze over de kamer schuift.
Er zijn dus voor ons allen twee grensoverschrijdende ogenblikken, dit van het geboren worden, en dit van het sterven en wat zeggen we over wat was tussen die twee?
Waarom waren we er, waarom is er het Ene als het Andere er op volgen moet? Wat betekent het hier te zijn, te leven, te denken, te handelen, en daarna, het moment gekomen, de boeken dicht te doen, alle banden te verbreken en weg te gaan voor een reis in het Onbekende?
In feite, is de ondergrond, de essentie van wat het Leven is, even onbekend als wat de ondergrond van de Dood is. Er is dus geen verschil in het ‘weten’ van wat schuilt in de diepte van het Ene en wat schuilt in de diepte van het Andere. Het zijn twee buitengewone aspecten of eigenschappen die hun oorsprong hebben in het sacrale dat van de Kosmos is.
Het Ene hebben we geleefd en beleefd, we zijn er in opgenomen geweest. Hebben vrij en ongedwongen gezwommen in die oceaan die het Leven is, zonder te weten wat die oceaan was, inhield of betekende. Al zijn er wellicht moeilijke momenten geweest, we kijken erop terug als een groot gebeuren er ‘geweest te zijn’; we zijn er dankbaar voor dat het geweest is zoals het was. Hebben we iemand pijn gedaan, we vragen om vergeving; hebben we geluk gebracht, het was omdat we op geluk waren ingesteld, omdat we geluk ademden.
Zo, als het Ene, het Leven, is wat het is – en we weten dat dit Leven iets fantastisch is - kan het dan niet dat het Andere even fantastisch (maar) anders zal zijn?
Want, het allerbelangrijkste is niet de persoon die er rondliep, die handelde, sprak en dacht, dit zijn slechts de uiterlijkheden, de materiële vorm ervan, die verdwijnt. Het allerbelangrijkste is wat er is binnenin die vorm: zijn geest, deel van de Kosmische Geest die oneindig en eeuwig is. Het is uit die geest dat hij ontstaan is, het is daarheen dat hij terugkeren zal.
Is dit troostende taal? Neen, het is de taal van de mens die weet dat het Universum een enorm web is van flitsende energieën, interconnected met elkaar die even goed geest kunnen zijn, het geruis dat van het Leven is.
Wij zijn onvermijdelijk een geestelijk deel van dat web, het deel dat niet sterven kan.
16-08-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-08-2016 |
Gebed |
Fris en helder de klokken in de morgen, ze roepen ons om in rijen naar de kerk te komen, echter zijn het nu geen rijen meer die gaan - zijn er geen missalen meer - weinig of geen gebeden meer. We hebben genoeg aan ons eigen persoon, wij zijn zelf de god nu die aanbeden wordt.
Hij dacht eraan die morgen zoals hij aan vele dingen dacht, zoals hij plots op de idee gekomen was dat het tekenen in grotten, het krassen in de rotsen, op de vele plaatsen die ver uit elkaar liggen, wellicht ontstaan zal zijn op een zelfde - op enkele eeuwen na - fase in de tijd; zijnde, en het is dit dat hij wil benadrukken, een gevolg van het evolutief karakter in de kosmos, dat onze verre voorouder op de baan, in de richting van de homo sapiens, heeft gezet. Het teken van de drang om creatief te zijn dat zich verspreid heeft als een lopend vuur en eens daar, absoluut niet meer te stoppen was.
De kunst, of wat vandaag als kunst aanzien wordt, is er geen voorbeeld van. Ditmaal is het geen verder lopend vuur, is het een nieuw vuur dat werd aangestoken en onvermijdelijk dood lopen zal want de vernieuwing die aldus ontstond is een achteruitgang van de factor geest, instead of een voortgaan op het elan dat ontstond in de grotten van Lascaux en andere.
Dit is wat geschreven werd nadat de klokken ons hebben op geroepen tot het gebed. Het is geen geschreeuw van niet te vatten verzen, het zijn de zuivere, heldere, echoënde klanken van de klokken die me vertellen over de waarden van wat is achter de dingen. En het is precies dit specifieke dat de echte kunst, dat de poëzie in de kunst, voortkomende uit de grot- en rotstekeningen, uit de dolmen en menhirs, beogen. Er kan geen kunstvorm zijn, waardig aldus genoemd te worden, die zich niet situeren zou op de baan neer gezet door onze voorouder van Lascaux en andere evenwaardige en even betekeningsvolle plaatsen.
Deze vorm van de kunst heeft niets te maken met een pot mosselen of een hoop bladeren, of een lucifersdoosje op een blad gekleefd, dit zijn alle tekenen aan de wand die wijzen op een verbastering, een totale vervreemding van wat was. Dit ligt absoluut niet meer in de lijn van wat er eerst was. Dit is, om deze reden, een foutieve vooruitgang.
Een vriend stuurde me nog niet zo lang geleden een foto van een stuk pinnendraad, waaraan enkele paardenharen waren blijven hangen, een kunstwerk. De poëtische kracht die er van uitging vond ik magistraal. De foto sprak me over mijn jeugd, over paarden in de weide, over bloemen in de weide met bijen en vlinders, over zomer en herfst en, over de stilte van het rijke, geurende land.
Daartegenover, vele werken van nu, zeggen me totaal niets, vertellen me alleen dat ze niet liggen op de baan die ik hier hoger heb geschetst, dat ze het bestaande schijnen, om niet te zeggen, willen ‘verwensen’, omdat ze, en dit zal wel de voornaamste reden zijn, niet wensen dat de mens hoger en hoger stijgt in het ‘sapiens-zijn’, wat voor hen, zo zie ik het toch, neigen zou naar een vorm van elitarisme.
Kijk, lezer van mijn blogs en dus mijn vriend, vergeef het me, dit is wat ik deze morgen heb geschreven na het horen van de dorpsklokken die me opriepen tot het gebed. Dit is dan mijn gebed vandaag 15 augustus.
15-08-2016, 07:40 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |