 |
|
 |
|
|
 |
17-04-2016 |
Na het manuscript |
Na het manuscript heb je een rustpauze ingelast, waaruit je vroeg of laat terug zult moeten opstaan. Gerust in de afloop ben je niet, maar slechts twee gevolgtrekkingen blijven open: ofwel een afwachtende houding opnemen ofwel, weergaloos op staan en met nieuw schoeisel de weg op te gaan naar Compostella, een weg die spiritueel even zeer geladen is dan de voettocht naar de Mont Ventoux van Petrarca[1], tenminste zo we het besluit van Petrarca tot ons nemen: zijnde een passage naar de verlichting en de overwinning op ‘les passions qui jaillissent des instincts de la terre’?
Dit is dan wat je te wachten staat in de komende maanden. Een zaak is zeker, je zult niet wachten op het resultaat, je zult trachten je blog te behouden, hoe weet je nog niet – en verder te gaan op de ingeslagen weg die zoals je het vandaag ziet, enigszins naar de toekomst toe, aan het vernauwen is, en dit is geen louter perspectief, dit is ernst.
Er wordt me gewezen op het feit dat wat ik als blog presteerde een waarde heeft - ik vermoed en hoop een literaire waarde – moet ik dit dan laten verloren waaien in de wind van de dagen die nog komen, of moet ik resoluut stellen dat ik glorierijk verrijzen zal en hierop mag inspelen om verder te gaan én met Dante én met het samenstellen van een selectie uit de beste blogs die ik schreef sedert ik ermee begonnen ben in mei 2010?
Het veiligste is het werk niet te ontlopen, de inspiratie van de voorbije vijf jaren niet te laten verloren gaan en me in te graven in het grote werk dat ik op mij zie afkomen.
Jij die me leest moet begrijpen dat dit blog mijn dagboek geworden is en dat je op de eerste lijn staat om wat ik schreef, oprijzend uit mijn gedachten, in te zien. Beoordeel me niet te vlug als ik me herhaal, als ik me, zoals zo-even tracht op te peppen om zonder uitstel aan het grote werk te beginnen.
Jullie gaan hierbij van een grote hulp zijn. Het feit dat ik het herhaaldelijk geschreven heb, gaat me uiteindelijk er toe bewegen het werk aan te vangen en te volbrengen.
[1] Ondertussen vernam ik van een vriend lezer, dat de weg naar de MontVentoux van uit het dorp, Malaucène, vertrekt van de Avenue Petrarca.
17-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-04-2016 |
Manuscript nu het er is |
16 april
1. Voorgerecht dat ik jullie niet wou onthouden:
Het betreft het Eindexamen Filosofie aan de Katholieke Universiteit Leuven, afdeling Kortrijk (KULAK). Onderwerp: Maak een verhandeling, zo beknopt mogelijk die de drie volgende domeinen raakt: Godsdienst, Seksualiteit en Mysterie.
Eén juffrouw kreeg 20 op 20, haar antwoord:
Mijn God, ik ben zwanger. Maar van wie?
2. Manuscript nu het er is.
Al doe je alsof er niets verkeerd is, maar je bent veel lichaam geworden, het wijst je voortdurend, van bij het opstaan, aan de pijnen verspreid over voet en knie en rug en schouder, maar je leeft er verder mee. Je denkt zo lang mijn geest niet wordt aangetast is het een te aanvaarden kwaal, te wijten aan het ouder worden, wat je een halve troost is. De dokter vertelde je erover, maar je schrijft weg wat je niet horen wilt, alsof het peanuts waren geeft je het geen kans om zich op te dringen om je neer te leggen, zoals je een kussen neerlegt op een stoel of op een sofa, maar duidelijk is het je, het is de geest die je rechthoudt. Hij klaagt niet, integendeel hij kent nog volop zijn gezangen, zoals de merel vóór de zon opkomt, hij kent nog zijn hoge noten en zijn bassen en hij schrijft en blijft maar schrijven alsof er helemaal niets te gebeuren staat, alsof de dagen zich blijven openen zullen met brede banden licht, en wolken geladen met overmoed.
Uitdaging na uitdaging neem je aan, je versplintert ze in woorden om toch maar niet ten onder te gaan. Je hebt zelfs nog vooruitzichten, hoewel heel broos, ze zijn er nog, soms helder nog, soms donker met een pover winterlicht omhuld. Want je haalde, gebundeld in enkele kopieën, je manuscript binnen, je gaf het door aan twee vrienden, een Germanist en een poëet, je gaf het aan je echtgenote.
Het is de globaliteit van wat nog restte van jou, de virgin oil uit jou geperst en nu geproefd gaat worden door enkelen. Daarna is het aan het manuscript zelf dat moet overnemen wil het ooit in deze contreien de wereld verbazen, om te vertellen dat je er nog bent en vooral hoe je er nog bent, met gegrimeerde woorden, als zo iets zou bestaan, in leven gehouden
Je weet van velen dat ze gingen, van velen dat ze wachten om te gaan en jij, aan je klavier, maakt je klaar om hen te vergezellen, het dagboek al dicht geklapt, de pen een laatste maal met inkt gevuld, om mee te nemen, zoals Pessoa die op het allerlaatste ogenblik, zijn bril nog vroeg alvorens heen te gaan.
Dit is van alle wetmatigheden de lichtste uitkomst die er is om, niet opkijkend niet verlangend maar met een serene zekerheid omkranst, verbeidend het nieuwe leven dat je wacht om de hoek.
16-04-2016, 07:30 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-04-2016 |
Petrarca en de Mont Ventoux |
Maar we waren in Arles – hoe is het mogelijk, bijna tien jaar geleden - ik stond daar op 28 november voor een etalage met boeken, toen mijn oog viel op een dun maar schitterend boekje, een titel waar velen van dromen, ‘L’Ascension du mont Ventoux’, Petrarque[1]. Ik ben de boekenwinkel binnengegaan en heb, een gelukkig man, het boekje gekocht. Het wondere is dat ik het toen heb gekocht om er vandaag voor de tweede maal over te schrijven.
Een droom van een boekje, licht in de hand, met bladen die nog los te snijden waren, en als het open viel, prachtig papier en even prachtige druk. Ik hoefde het nog te lezen om het volledig te bezitten. Maar als boek was het een klein kunstwerk, was het om neer te leggen op een oude linnenkoffer van 1788 en het daar te laten liggen als een model voor het ambacht dat de boekdrukkunst ooit is geweest. Ik heb de bladen ervan – had eigenlijk twee exemplaren moeten kopen, een om onaangeroerd te laten en een om te lezen - met een niet al te scherp mes, met schroom ontdaan van hun maagdelijkheid.
Ben het niet onmiddellijk gaan lezen. Heb er zelfs lange tijd mee gewacht, het was meer dan een juweel dat op mijn tafel lag, maar eens ik het gelezen had werd het een doorzichtig iets, iets dat ik koesterde als zeer waardevol. Het bevat amper 44 pagina’s, 33 ervan zijn beschreven, de onbeschreven overige maken het precies tot wat het is, een juweel van een boek, klein in volume maar groot om het te bezitten. Ik wed dat het ook Umberto Eco niet is ontgaan.
Er is vooreerst de inleiding die ik pas achteraf zal lezen, en dan het relaas van de tocht naar de top van de Ventoux onder de vorm van een brief, op 26 april[2] gericht van uit Malaucène, een dorpje gelegen aan de voet van de Ventoux – ik weet niet of dit nog altijd zo is – door Petrarca gericht aan zijn ‘professeur de theologie, Dionigi da Borgo San Sepolero’:
En het is Petrarca die schrijft: ‘Aujourd’hui mû par le seul désir de voir un lieu réputé par son hauteur, j’ai fait l’ascension d’un mont le plus élevé de la région, nommé non sans raison Ventoux’.
Petraca verbleef sinds zijn jeugd in le Palais des Papes in Avignon en, schrijft hij, elke dag, ‘comme tu le sais par ce destin qui règle la vie des hommes’ – kan het mooier gezegd - werd hij geconfronteerd met het zicht van de Mont Ventoux. De confrontatie met de berg werd zo intens dat hij op een dag besloot de berg te beklimmen, met zijn jongere broer, Gherardo, de enige die hem paste als gezel, samen met twee dienaars.
De beschrijving van de tocht leert ons niet zoveel over de omstandigheden, alleen dat hij, in tegenstelling tot zijn broer, het lange, maar lichter stijgende pad heeft gekozen, terwijl zijn broer de directe weg naar de top heeft gevolgd. Maar het is boven op de top, waar ze samen zijn gaan neerzitten, dat Petrarca een klein boekje, un volume minuscule, dat hij altijd op zich droeg, les Confessions d’Augustin, willekeurig opent, om luidop te lezen voor zijn broer:
Et les hommes vont admirer les cimes des monts, les vagues de la mer, le vaste cours de fleuves, le Circuit de l’Océan et le mouvement des astres et ils s’oublient eux-mêmes.
Waarbij hij plots beseft wat hij al lang had moeten weten, zelfs de heidense filosofen wisten het: qu’il n’est rien d’admirable en dehors de l’âme, qu’il n’est rien de grand en dehors de sa grandeur.
Zijn tocht is een les naar de wijsheid geworden, want: Alors, satisfait jusqu’ à l’ivresse de la vue de cette montagne, je tournais les yeux de l’ âme vers moi-même.
En kwaad op zichzelf voor de bewondering die hij droeg voor de aardse zaken, weigerde hij verder te lezen en verzonk hij in diepe gedachten. De woorden die hij gelezen had waren voor hem geschreven, alleen voor hem. Des te meer omdat hij, precies op het ogenblik dat hij het boekje opende, hij zich de woorden herinnerde die Augustinus had gedacht toen hij het Boek van de Apostel, had geopend en toen had gelezen:
Ne vivez pas dans les festins, dans les débauches, ni dans les voluptés impudiques, ni dans la lutte, ni dans l’envie ; mais revêtez-vous de Notre Seigneur Jésus-Christ, et ne faites pas de vos concupiscences une providence charnelle.
En ook Antonius had een identiek gebeuren meegemaakt, toen hij bij het lezen van de Apostel gevallen was op de woorden: Si tu veux être parfait, va, vends ce que tu possèdes et donne aux pauvres, viens, suis-moi et tu auras un trésor dans le ciel.En Antonius ook las deze woorden alsof ze voor hem geschreven waren en hij won het Rijk der Hemelen, schreef zijn biograaf Athanase.
De tocht naar de top van de Ventoux was dus de grote geestelijke doorbraak voor Petrarca, maar hij zou dit pas zeventien jaar later, in 1353 neerschrijven als een tocht naar de verlichting en de verheffing naar God.
Is voor de vele moedigen die met de fiets de top van de Mont Ventoux bereiken, hun inspanning ook een passage naar de verlichting en de overwinning op ‘les passions qui jaillissent des instincts de la terre’?
[1] Pétrarque: ‘L’Ascension du mont Ventoux, traduit du Latin par Denis Montebello, Préface de Pierre Dubrunquez. Séquences, 1990
.[2] De tocht zou plaatsgevonden hebben in 1336 en de definitieve vorm van de brief pas 17 jaar erna in 1353 geschreven zijn, leert ons het voorwoord van Pierre Dubrunquez. Petrarca was 32 jaar toen hij de beklimming deed.
15-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-04-2016 |
Vassili Grossman |
In de eerst pagina’s van mijn manuscript komt het boek ‘Vie et Destin’ van Vassili Grossman ter sprake, en wel in verband met een bepaalde passage die Michel J. en ik, afzonderlijk, maar bijna gelijktijdig hadden gelezen en bijzonder geapprecieerd.
Ik zocht vandaag die passage op in het boek van meer dan 800 pagina’s. Ik wist nog dat deze voorkwam onderaan de linker bladzijde en ook dat ik ze wellicht met potlood had aangestipt. Na een lange tijd bladeren vond ik wat ik zocht, maar onaangestipt. Ik had wel juist geraden wat de plaats op de pagina betrof maar ik vergistte me wat de plaats in het boek aanging, namelijk in de eerste helft ervan terwijl ik dacht dat het naar het einde toe was. Ik neem die passage hier over:
Il (Victor Strum) marchait dans la rue déserte et mal éclairée. L’idée surgit brutalement. Et aussitôt, sans hésiter, il comprit, il sentit que l’idée était juste. Il vit une explication neuve, extraordinairement neuve, des phénomènes nucléaires qui, jusqu’alors, semblaient inexplicables; soudain, les gouffres s’étaient changés en passerelles. Quelle simplicité, quelle clarté ! Que cette idée était gracieuse et belle ! Il lui semblait que ce n’était pas lui qui l’avait fait naître mais qu’elle était montée à la surface, simple et légère comme une fleur blanche sortie de la profondeur tranquille d’un lac, et il s’exclama de bonheur en la voyant si belle.
De idee van Strum wordt echter niet goed onthaald bij de leiders van het labo. Ze vinden dat wat Strum gevonden heeft, hoe schitterend de idee ook moge zijn, deze de materialistische theorieën over de aard van het atoom niet mag tegenspreken. De reactie van Strum is niet van gevaar ontbloot als hij verklaart dat de fysica zich niet hoeft te bekommeren over het al dan niet overeenstemmen met een theorie, het mag dan nog deze zijn van Engels en Lenin en, dat het echter, de theorieën van Lenin zijn die aangepast moeten worden aan de wetten van de fysica en niet de wetten van de fysica aangepast aan de theorieën van Lenin.
In een totaal andere omgeving, wat leert ons Itzhak Bentov over het plots opduiken van een totaal onverwachte nieuwe idee die, zegt Grossman, ‘opstijgt lijk een witte bloem uit het meer’.
In zijn ‘Stalking the wild Pendulum’[1] heeft Bentov het over de ‘creative insights of artists, scientists and inventors who rely on this chunks of intuitive knowledge for progress in their fields’. Dergelijke momenten komen er aan, zegt hij, nadat een persoon zich heeft opgeladen met allerlei kennis die mogelijks kunnen leiden tot het oplossen van zijn probleem. Then suddenly, in a moment of relaxation, when least expected, it is as if the sky has opened for a second and the solution to the problems comes… It may be the culmination of years of search and it is all imprinted on the mind in the intuitive flash.
Dit is wat gebeurde bij Strum die buiten kwam in de amper verlichte straat, ontspannen zoals hij in lange tijd niet geweest was, en dit door het gesprek over de zin van het leven, dat ze als vrije individuen – die bittere vrijheid noemt hij het - onder elkaar, hadden beleefd. Iets wat zelden gebeurde of kon gebeuren want spreken met om het even wie en zeggen wat je te zeggen had was een gevaarlijk iets in het Rusland ten tijde van Stalin en ten tijde van de slag om Leningrad.
En als die schitterende gedachte zich plots formuleert dan voelt Victor Pavlevitch Strum, dat hij iets mysterieus heeft meegemaakt dat ver het gewone overstijgt. En Bentov, en het is een zin om lang over na te denken: this is Nature’s way of communicating with its favourite creatures, the creative people of all walks of life.
Of zoals ik in een van mijn vorige blogs heb geschreven, dat ‘Nature’s way of communication’, de weg is die de evolutie, eigen aan de Kosmos gebruikt, om de mens te doen evolueren van Neanderthaler naar homo sapiens.
Of zie ik het helemaal verkeerd.
[1] Itzhak Bentov: Stalking the wild Pendulum, on the Mechanics of Consciousness',Fontana/collins,1979, pag.109.
14-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-04-2016 |
De hij-schrijver |
Het is moeilijk voor mij te schrijven in de ik-vorm alsof ik, die optekent, het zou zijn die alles meemaakt en, alsof alles wat gebeurt gebeuren zou. Doe ik het dan toch, omdat er reden toe is, dan laat ik me soms verleiden tot een conversatie met mezelf om dan de je-vorm of de we-vorm te gebruiken.
Even moeilijk is nochtans de hij-vorm, de meest logische voor een schrijver om te gebruiken, dan toch voor mij; want in dit geval zijn er duidelijk twee verschillende groepen of clans, die van de schrijver – slechts eenmaal vernoemd in de naam van de auteur, de ‘hij’ die de maker is - en die van het gebeuren.
Ik heb in mijn geschriften zelden het stadium bereikt van een zuivere ‘hij’, iemand zoals het gebruikelijk is in een roman of een verhaal, die plots te voorschijn komt, zijn leven leidt als hoofdpersoon in het werk, en omgeven is door tal van andere personen die ook hun leven leiden en een band hebben met de hoofdpersoon, een roman die handelt over een gemeenschap van personen.
Mijn boek, in de mate dat het ooit een echt boek wordt, handelt over één persoon, die zelf optreedt als schrijver van wat hij doet en ziet, en hoe hij reageert op de houding van andere personen die optreden in zijn werk. Hij kent alleen zich zelf, hij is het die schrijft en zegt hoe hij schrijft en wat het hem kost om te schrijven. In de mate het overeenstemt met zijn eigen persoon is het autobiografisch, maar eens hij er van afwijkt, eens hij de fictieve toer op gaat wordt de autobiografie fictie, en kan het ganse werk als fictie worden aanzien. Dit is wat ik heb beoogd te doen omdat het de formule was die me het best lag. Ik zou het wellicht anders niet gekund hebben.
Ik ben natuurlijk niet de enige die aldus te werk gaat. Dante is hier heel duidelijk bij. Hij begint te schrijven aan zijn ‘Commedie’ pas nadat hij is teruggekomen van zijn pelgrimstocht door Hel, Vagevuur en Paradijs. Hij vertelt enkel wat hij ziet en hoort en wat hij zegt en voelt. Vergilius zelf geeft nooit openlijk zijn gevoelens bloot, heeft nooit een eigen leven, het is Dante die zijn woorden vermeldt en er soms naar gist.
Voor mij is het de meest logische manier van werken. Je schrijft hoe je schrijft en wat het je kost te schrijven zoals je het doet. Je schrijft dat je de kinderen uitnodigt op een lunch en je zegt waarom en achteraf hoe het verlopen is aangevuld met nog enkele flarden van het gesprek dat je onthouden hebt, maar je kruipt niet in de huid van de kinderen of, bij andere gelegenheden, je kruipt niet in het geheugen en de gedachtegang van de anderen die je ontmoet en waarover je schrijft.
Mijn broer Daniël, die naar ik vermoed toekijkt en graag zou tussen komen van uit zijn eeuwigheid, vond dat een roman ging over het leven van al de personen, individueel, die er in voorkwamen, en niet enkel over dit van één persoon, de schrijver ervan. In zijn opzicht heb ik dus gefaald en is elke blog van mij een tekortkoming, omdat hij enkel spreekt over wat in mij omgaat en niet in het hoofd van de personen die ik erin ontmoet.
Waar ik nu sta ben ik volledig afhankelijk van wat anderen zullen denken over de vorm die ik gebruikte en over hoe ik hem gebruikte. Het is vooral voor mij het ‘hoe’ dat belangrijk is te horen.
Dit alles, waarde lezer, omdat ik vanmorgen vroeg ben opgestaan – Jupiter (?) voor het raam in het zuiden – met de zin in mij: ‘het is moeilijk voor mij te schrijven in de ik-vorm’.
Je ziet maar waar ik, na een dertigtal minuten ben uitgekomen.
13-04-2016, 08:11 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-04-2016 |
Gedachten versus herinneringen |
Gedachten zijn een kostelijk goed. Ze komen onverwacht en zijn even vlug verdwenen. Je moet ze, zodra ze zich aanbieden, onmiddellijk bij de keel te grijpen, wat soms problemen geeft. Ik zie dan ook hoe schrijvers gewapend zijn met een klein notaboekje om altijd klaar te staan als er iets te noteren valt.
Herinneringen zijn verschillend, de beelden duiken op en blijven hangen. Zo is het beeld uit de Provence van gisteren: het huis tussen de olijfbomen, het licht er over en de geuren van thymus en lavendel, van marjolein en engelenwortel, nog steeds niet weggeëbd en wat meer is, de vrienden die er toen met ons waren, zijn er nu ook aanwezig.
Voor iemand zoals ik die op de loer ligt van bij het ontwaken. Die zich vragen stelt of de droom die hem bezocht in de nacht geen betekenis draagt, uitkijkt of de maan, de ster, de planeet voor het raam geen boodschap heeft, is het van groot belang alle tekenen te verzamelen die me in staat kunnen stellen, me uit te leven in woorden, liefst in de morgen of laat in de avond als de nacht nabij is, omdat ik bij ondervinding weet, dat de uren tussenin onvruchtbaar zijn als het op woorden aankomt.
Dit is dan het lot dat me elke dag beschoren is, het lot dat ik gekozen heb en dat ik mee draag als een zorg maar ook als een vreugde eens het laatste woord geschreven staat.
Vanmorgen was er tussen slapen en wake de tweede beweging van de Pastorale van Beethoven die eindigde met de roep van de koekoek. Een schitterend symfonie die vertedert en verheft. Die je in regionen brengt die je ver af houden van al het nieuws dat er na komen kan, een symfonie die nazindert in jou en die je meedraagt in je dag, zelfs tot aan de vijver waar je in deze nieuwe lente, voor de eerste maal de koekoek hebt gehoord, twee slagen maar, doch hij was er. Hij zal misschien zijn ei gelegd hebben in een of ander nest met later al de gevolgen van dien voor de nesthouder. We wensen het geen vogel maar de natuur is nu eenmaal de natuur en hoe het gekomen is weet niemand, maar een reden zal er geweest zijn.
Dan dacht ik ook, kijkend naar de wind in het water en de moeilijk te volgen dobber van mijn vriend, Johan, de visser voor de gelegenheid, dacht ik ook aan wat ik gisteren geschreven heb over mijn aanwezigheid daar, namelijk dat het voldoende was er te zijn, als de lucht er te zijn, simpelweg, mijn blog ver af en ik, onwetend over wat morgen brengen zal.
12-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-04-2016 |
Omheen de vijver |
Hij was aan de vijver. Hij zat er aan de tafel waar hij de laatste zin van zijn boek geschreven had, op weinig na het spiegelbeeld van het begin ervan, ware er niet de inleiding geweest. Hij zat er aan de tafel met zijn dagboek voor hem. Hij dacht, ik ga hier vandaag grote dingen schrijven. Om te beginnen over mijn blog van gisteren waar ik onvolledig ben geweest. Ook heb ik erin, de naam ‘God’ vervangen door ‘motor’; was Hij de motor van het Universum, een soort heiligschennis die me ooit zal aangerekend worden. Maar toch wou ik vandaag, nog een stap verder gaan en zeggen dat de motor zichzelf tezelfdertijd in het Universum verpulverd heeft en dat er enkel en alleen een ‘motorisch Universum’ is geresteerd, God en Universum één en hetzelfde zijnde en de mens er in opgenomen.
Je denkt het vreemd, dat iemand, gezeten aan de vijver, er deze gedachten heeft. Beter ware het, zich rustig te houden, gissingen allerlei te mijden en simpelweg te zijn tot waar zijn verstand reiken kan. Maar zo eenvoudig is dit niet, eens je begonnen bent, eens je losgekomen bent van al wat zichtbaar is en je je in de diepte van het zijn hebt gestort die ook er van de hoogte is, het nadir en het zenit, dan schijnt het je toe, dat dit de gewoonste zaak van de wereld is. Maar dit is het niet.
Je hebt dit gevoel al eens gekend, het was in Maussane-les-Alpilles. Je waart genodigd in ‘Le Mas des Anges’, het huis van een kunstenaar, gelegen aan de rand van een olijfgaard met stokoude olijfbomen om voor te knielen. Je droomt je er regelmatig heen, vooral als het licht is zoals deze middag. Je droomde er te wonen en te schrijven of te tekenen of te boetseren, of wat ook, je droomde er je leven te leven.
De korte tijd dat je er was, was je als vergroeid met de olijfbomen en het huis, vergroeid met de luchten en met het licht, het uitzonderlijke licht van het zuiden. Mijn God dacht je toen, laat ik hier mogen blijven met mijn boek en mijn pen, wat brood en wat geitenkaas en een glas wijn nu en dan. Daar wist je toen, klaar getekend in jou, dat alles één was, huis en olijfboom, aarde en water, vuur en lucht en jij erin, opgelost in het grote licht, ademend de eeuwigheid.
En nu, waar je zit om te schrijven, kijkend naar het spel van de wind op het water, het spiegelbeeld verdoezelend, alsof hij, de wind, er vreugde aan beleefde, er jagend in de rij Italiaanse populieren, met hoog in een van de kruinen het eksternest, jagend in de vele bomen in een wijde kring omheen de vijver, de botten klaar om open te barsten met een korte knal die niemand horen zal, zoals er zo veel gebeurt in de natuur dat we niet horen zullen, noch zien.
Als een Bernardus zat hij er: Bernardus vergroeid met alles wat van zijn God is, en hij, Ugo, vergroeid met alles wat was van het zichtbare als van het onzichtbare. Stil en rustig nu alsof er niet meer te denken viel en hij er alleen maar hoefde te 'zijn'.
11-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |