Na mijn bezoek aan de dokter: zou ik, indien ik op sterven na dood ware geweest, een pacemaker ingeplant gekregen hebben? Ik denk van niet, dus waarom wel, waarom hebben ze besloten, me kennende, de ‘investering’ wel te doen en wel zo vlug mogelijk?
Was het omdat mijn levenskwaliteit erom vroeg, het hen duidelijk was dat ik nog inhoud had om mijn dagen verder in rust en vertrouwen – een vertrouwen dat ik niet meer had - door te brengen tot nader orde?
Het komt er in elk geval op neer dat het een geschenk uit de hemel is en dat ik het als een geschenk zien moet. Misschien in aanvulling over wat ik schreef in verband met wat ik meende te zien als een ‘gezant’ zijnde.
Ik moet er dus iets tegenover stellen, en het enige dat me rest is mijn schrijven, want het is mijn schrijven dat me gered heeft van een nakend heengaan.
Ik ben er dus nog en sta me toe, sta me toe het te zien als een gunst van niemand anders dan het ‘Zijnde’, het ‘Zijnde’ dat zich ontfermde over mij. Is er een reden voor?
Ik ga dit geen tweede maal schrijven, het is te delicaat, maar ik ga het indachtig zijn voor de rest van mijn dagen.
Ik weet nu ook, mijn lichaam zijnde wat en hoe het is, dat ik geen verre of zelfs dichtbije reizen meer ga doen, de enige die me resten nog, zijn de reizen van de geest en hier kan ik alle kanten op, alle hoogten en alle diepten tot zelfs ‘twintig duizend mijlen onder zee’.
Zo, waar ik, uitzonderlijk, heen reis deze morgen is naar een wel bepaalde plaats, hoog op de rotsen van Cabo de las Huertas, de Kaap der Tuinen in San Juan-Alicante.
Je kunt het me niet kwalijk nemen dat ik, hoog in de wind gezeten, met de oneindigheid van de zee onder mij, kijkend naar de witte lijn van de golven die openspatten tegen de rotsen, met de meeuwen erover en soms, soms een eenzame blauwe reiger, rechtstaande als droomde hij.
Ik zal er lang blijven met ‘El País’ naast mij, en een klein zakboekje om in te schrijven wat de zee en het grote licht me vertellen zullen terwijl ik daar zit als een feniks uitkijkend over mijn wereld van het ogenblik.
Je kunt het me niet kwalijk nemen dat ik me heb los gewrikt van de toestand waarin mijn lichaam zich bevindt, mijn rechterhand vooral die ik broodnodig heb om jullie dit hier te vertellen en jullie mee te nemen al was het maar voor enkele ogenblikken waar ik nu in gedachten zit, klaar om te schrijven wat me te binnen valt: het gevoel van een stil geluk dat ik in lang niet meer gekend heb.
Als je droomt is het ongebreideld, een ongebreidelde droom kent noch begin noch einde.
09-04-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|