 |
|
 |
|
|
 |
03-06-2018 |
Schrikkeldag |
Soms heb ik maar een strohalm daar waar ik een boomstam zou wensen, maar er zijn van die dagen dat alles gesloten blijft en je er bij zit als een gestolde man starend in de grijze luchten van de morgen.
Dante ook kende dergelijke momenten van on-ontvankelijkheid, hij vergeleek zich met een herder die geen voeder meer heeft voor zijn schapen, hij niet buiten kan met zijn kudde omdat alles berijmd is en hij wachten moet tot de zon de rijm heeft opgedroogd om met zijn schapen de velden in te gaan.
Hij beschrijft dit in canto XXIV van zijn Inferno. Hij ook kende dus momenten dat hij niet wist hoe verder te gaan: een lege passage in de geest die moet overbrugd worden, de tijd die raad moet brengen, raad die verlossing is, verademing die openbaring is.
De tijd, schreef ik ooit, die mijn vriend is. Ik weet niet meer wat hier aan voorafging, ik heb hem al zo dikwijls vernoemd, de tijd die soms is, als je wacht op iets dat komen zal of komen moet en die niet is als je volop bezig bent, als je volop actief bent; de tijd ook die je meester is.
Maar vandaag is hij er volop, zie ik hoe zijn minuten schuiven terwijl mijn woorden wachtten om de hoek om zich te tonen en genomen te worden. Het lijkt vreemd, na al die dagen van vlotheid. Het is maar dat ik met een verkeerde zin begonnen ben, een zin die geen opening betekende maar ontstond uit een negatief gevoel.
Er zijn dus van die dagen die beter zouden overgeslagen worden omdat ze los staan van de dagen ervoor en hopelijk ook van de dagen erna; 'schrikkeldagen' die je doen verschrikken omdat schijnbaar alles in omgekeerde richting verloopt. Waar je begint als alles reeds gezegd is zodat er niets is dat er nog kan aan toegevoegd worden.
Dit zijn de ogenblikken dat de tijd stil staat, dat het schuiven van de zon – als die al zichtbaar is – geen betekenis heeft, dat je er bent simpelweg om er te zijn, maar niets dat wijst op je aanwezigheid, niets dat je achterlaat omdat je niets bent als je niets geschreven hebt, een dag zijnde die onopgemerkt gebleven is, zelfs al is hij begonnen, geen lichtpunten hebben zal. Want voor jou zijn het de beloften van de morgen die je rechthouden en waarop je je beroepen kunt.
Een blanco blad kan alle kanten uit. Ik zou een blanco blog moeten achterlaten vandaag, omdat ik niets te vertellen heb, in de hoop dat het morgen beter zal zijn; dat ik terug de lente, waar ik zo op gesteld was, beleven zal, en er door begeesterd zal worden om dingen te schrijven die kleine lichtpunten zijn aan de horizon van in deze soms raar uitvallende wereld.
Ik zal dus vandaag niet schrijven naar een climax toe. Al wat opgetekend werd hoefde niet, trouwens niets hoeft dat niet gelezen wordt, in deze wereld. Dit is de lege vorm van mij, dit is wat mijn lichaam schreef. Ik haalde het niet uit de diepste wateren, ik haalde het uit het oppervlakkige waar het grote licht geen vat op had.
We houden het hierbij, het was maar een schrikkeldag die eindigde vóór hij begonnen was.
03-06-2018, 06:22 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-06-2018 |
Belofte |
‘Vroeger dacht ik dat ik naar de hemel ging maar ondertussen kan ik daar niet meer zo zeker van zijn. Toch hoop ik dat er meer zal zijn dan een zwart gat. Het moet toch bijna als je ziet hoe bijzonder alles is in de natuur.’
Het zijn niet mijn woorden, het zijn deze van Marieke Lucas Rijneveld, in de Standaard van 25 mei. Het hadden ook die van mij kunnen zijn. We hebben allen onze twijfel die verdrongen wordt door onze hoop. Hoop die gebaseerd is, enkel en alleen op wat we zien rondom ons, tenware we hier blind zouden rondlopen.
Het is ons gegeven, én te dromen, én verwonderd te zijn, twee eigenschappen die we, zo maar, gekregen hebben om, wat we horen en zien naar de echte waarde ervan, tot in de diepste eigenheid te vatten.
Ik kan er andere aan toevoegen, en ook Marieke Lucas Rijneveld weet dit, nl. het schrijven – voor anderen het schilderen, het beeldhouwen, het componeren - toestanden waarin ze, en Jung wist dit maar al te goed, het domein van het metafysische betreden.
Er is geen andere plaats waar ik het liefst, schrijvend, vertoef, het is, en dan verwijs ik naar Stefan Hertmans, het Arcadia, my place to be, my ceilidh place, de plaats van de Schotten en de Ieren, deze van de Kelten.
Die bijna-sacrale plaats is er altijd, ze drijft boven de velden, de bossen en de wegen, boven de dorpen en de steden, ze is immer toegankelijk, we worden er ontvangen als genodigden.
Gisteren heb ik me laten gaan, ik zat in mijn Arcadia in de bergen, ik zat er aan een tafel, ik was er zonder er te zijn, maar mijn ganse wezen was er, ogenblikken lang, een wereld opgeroepen en tot mij gekomen. Ik had de zee van San Juan/Alicante kunnen kiezen, op de hoogste rots gezeten in de hoge winden; ik had tal van andere plaatsen kunnen kiezen, de Tempel van de Hemel in Bejing, maar ik koos het meest toegankelijke: Zinal, een dorp vergeten aan de voet van de gletsjer, deze nu ver teruggedeinsd.
Maar, waar ik schrijf is het altijd goed om te zitten, denkend aan het vele dat er geweest is, het gestolde. Ook aan John Osborne en zijn toneelstuk over Luther, ook aan T.S.Eliot en wat hij schreef over ‘in my beginning is my end’, en ik, ‘in mijn einde is mijn beginnen’.
Ik schreef het al zo dikwijls, het is geen nieuws meer. Ik zal het nog honderdmaal schrijven opdat het een zekerheid worde. Ik weet het wel dat het niet anders kan omdat al wat is, er de belofte van is. Ook Marieke Lucas Rijneveld (1991) die boeken schreef en gedichten, wist het. Gelukkig dat iemand zo jong nog, het weet. Het is een belofte in meer voor wat ons overkomen zal.
02-06-2018, 06:56 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-06-2018 |
Hoe het aanvoelt |
Hoe voelt het aan op te staan de eerste dag van een nieuwe maand, de vorige die je gunstig is geweest. Hoe voelt het te denken ik haal ook wel het einde van deze maand, al is het nog een tijdje dat het duren zal vooraleer er zekerheid zal zijn. Maar de hoop is er, stevig, misschien té stevig, jij die me leest ziet wel hoe het verlopen zal en, op welke wijze.
Juni, twee lettergrepen die je houden kunt, twee klanken die ruiken naar licht en zomer; zomer die neigt naar herfst, maar zo ver denkt je niet. Je kent vandaag de vreugde op een nieuwe lei te beginnen, effen en onbeschreven.
Gisteren sloot je af op de nacht, vandaag wandelt je een nieuwe, totaal nieuwe dag binnen met hoorngeschal, met ‘les fifres et tambours’ op kop. Zo voel je je, uitzonderlijk, de vreugde van het schrijven, de vreugde van de woorden die lijk papieren bootjes op het water, uit je jeugd komen aangedreven, je hebt ze maar te nemen, je hebt maar, in je droom, de weg te nemen en stil te houden aan ‘le Besso’ het restaurant in Zinal, waar je neer gaat zitten op het terras met je echtgenote, om er te lunchen.
Hoe je er gekomen bent weet je niet, maar je bent er, je zit er neer, je bestelde trois décis de fendant en de juffrouw die je bedient, in de klederdracht van het dorp, zoals het hoort, zoals alles zijn zal vandaag. Je je nimmer zo goed hebt gevoeld, je er nimmer gezeten hebt zoals je er nu zit, de vallei voor je uit, de besneeuwde top van la Pointe de Zinal, die naar de hemel wijst, ernaast als een meester, de Besso waar je ooit waart, je voetafdruk die je er liet boven op de top. Het grote leven teruggekomen in dit eigenste ogenblik van het schrijven van wat is - al is het niet, maar je denkt dat het is - dat je er bent.
Je kent het zo goed van vroeger, je weet hoe je er zit, hoe de patron je begroet in die goede oude tijd van toen, een volle rosse baard en eenarmig, en hij je sprak over zijn wijngaard in Ticino.
Dit alles nemen ze je niet af, je kunt blijven dromen, je kunt er de kleinkinderen, de dochters, Ann, Cathy, Gisèle, Patricia, bij nemen, een ganse resem vrienden en kennissen die er kwamen ooit, met wie je er aan tafel zat in de zon, de grote lichtende zon van de Valais, waar je je intens gelukkig voelde, zoals nu, de momenten dat je er was.
Je er keren wilt, je er wonen wou, je er je laatste dagen doorbrengen wou, nu nog, nu meer dan ooit , je er zitten wou, samen met haar die je liefde is, een glas witte wijn voor je met het licht erin, het licht o zo puur, zo enig, dat van de bergen en de sneeuw was.
Er is geen plaats waar je, deze morgen liever zou zijn met je echtgenote dan daar op het terras van ‘le Besso’ gezeten.
Ik zal er aan denken als ik rondloop in het huis, in de tuin, als ik op weg zal zijn, later, naar de vijver over het heuvelende land. Ik zal hier zijn en ginds mijn hart. Het gebeurde vroeger meer dat ik er aan dacht, vanmorgen was geen uitzondering, maar toch, wat het ook was en hoe mijn droom ook moge doven, ik was er, ik zat er neer, ik voelde hoe groot het was, te leven.
01-06-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-05-2018 |
Entre chien et loup |
Waar ik zit, ben ik van ver gekomen; waar ik dit ogenblik ben, wil ik nog lange blijven en grote dingen schrijven om er nog meer te zijn dan ik er ooit zijn kon. Wil ik me wentelen in al wat er is rondom mij, me wentelen in wie ik ben, om te zijn wie ik van nu af nog worden wil. En veel hoeft het niet.
Het is niet dat het verhaal dat ik tekenen wil, uitzonderlijk is, het is niet dat het gebed is in gevoelens die ongeschreven zijn; het is niet dat ik me opdringen wil, me wil plaatsen op een pedestal; dit alles is het niet, het is maar dat ik er wil zijn, enkel en alleen als, van het volle leven in mij, het volle van het volle van mijn Dasein. Louter zijn van het grote dat is van het Dasein.
Begrijpe me, als ik niets méér wil zijn, als ik me hier ontdoe, van al wat ik ben, van al wat ik geweest ben, me ontdoe van al wat ik nog zal zijn, om nog over te houden, een spanne leven, gegrepen, vastgehouden en in alle innigheid verweven met het massale leven rondom mij, doorgedrongen tot de verste galaxie. Ik, het leven in mij, deel ervan.
Of ik dit anders omschrijven kan weet ik niet. Op dit ogenblik wil ik niets, wil ik van grote dingen schrijven, niet wie ik ben, niet wie ik was, niet vanwaar ik hier gekomen ben.
Het leven dat me in zijn greep houdt: ik zit hier, ik ben hier en wat hier is, is het leven in mij, niets meer maar ook niets minder. Integendeel, alles rondom mij is leven, de stoel waar ik zit als de omgeving, als de luchten, alles is gegrepen in de kolkende vortex dat het leven is. Ook het licht dan tanend is naar de avond toe, ook de stilte die nu meer stilte is, die nog wat geschuif is in de bomen, nog wat gezang van vogels heel dichtbij, het geblaf nog van een hond, en nog wat kilte die opstijgt uit de aarde en het moment het pakkende moment: de avond die vallen gaat, maar, nog even wacht.
Ik hoor – en mijn gehoor is nog heel scherp - hoe hij zich vastzet in de stilte; hoe een ogenblik nog, alles duidelijker getekend staat, nu de regen nog komt, niet veel meer dan kleine kringen in het water. een laatste vis die springt, een plof, een verre roep nog van de koekoek,
Je omknelt alles, want je bent al deze wemel geluiden, die geen geluiden zijn maar stiltes bij elkaar geschoven, aan elkaar gekleefd, geronnen tot een Bijbeltekst, een psalm onuitgesproken.
Enkele ogenblikken nog, deze tere ‘entre chien et loup’, vóór de avond valt, lijk een steen. En de eerste ster er staat, het enige dat je weet van al wat er te weten is. Ze was er gisteren ook, toen wist je dat het Venus was, Vandaag hoef je het niet te weten.
Uit dit alles zal je later opstaan terug, om de wereld te betreden.
31-05-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-05-2018 |
The intelligent Universe |
Fred Hoyles’s ‘The intelligent Universe’ (Holt, Rinehold & Winston, NY 1983) ligt al dagen/weken op mijn tafel. Ik word er voortdurend mee geconfronteerd. Ik las het in de jaren 80, maar ik open het niet. Ik ben er al lang van overtuigd dat er een intelligentie schuil gaat, eerder in dan over het Universum; dat het er was van bij de aanvang, dat het er zelfs was vóór alles begonnen is, gezien al wat toen al was, hoe weinig of hoe veel, ‘wist’ wat er te doen viel, om 13,5 miljard jaar te komen tot het Universum dat er nu is.
Het fenomenale ervan is dat het een geheel is, dat er niet het minste is dat geen deel uitmaakt van dit geheel; dat alles, van het minimaalste tot het allergrootste, van het hier tot in het oneindige, met elkaar verweven is, verweven tot in het diepste, het volmaakte en het onvolmaakte ervan. De wetten die het geheel in stand houden als geheel, beginnen we te kennen, maar we slagen er nog steeds niet in deze te omschrijven in één allesomvattende formule. Ons zoeken ernaar bracht ons nog niet veel verder.
Nu, hier gekomen, hier over nadenkend, hoe redeneer ik verder ongeacht de weg gevolgd door Fred Hoyle? Hoe kom ik er toe, vertrekkende van de intelligentie van het Universum te komen tot de intelligentie van de mens, van de homo sapiens? Ik loop hier rond op een terrein dat voor mij zuiver speculatief is. Ik heb geen wetenschappelijke, geen mathematische zekerheid over wat ik vooropstel, ik bezit enkel mijn logisch, ik meen gezond, denkvermogen, zijnde de weinige kennis die ik, in de loop der jaren, verworven heb. Ik denk dus en ik verwoord wat ik denk.
Voor mij kan het niet dat het Universum zou bestaan uit deeltjes die er zijn om er maar te zijn; dat deze geen bepaalde functie gemeenschappelijk zouden hebben; dat ze losstaande van alles zouden fungeren. Het moet dus dat er in elk deeltje, én een vorm van kennis is, én een vorm van ‘weten’ wat ze te doen hebben.
Kan ik hier mee verder gaan? Zeggen dat elke particule van het Universum een deel intelligentie bezit, afgestemd op de totaliteit ervan, toereikend om op een efficiënte wijze ingeschakeld te zijn en te blijven in het massale mechanisme dat het Universum is, dat het wordend Universum is. Dit ingeschakeld zijn, wijzend op het bestaan van een leiding houdende factor waarbij elk deeltje, zoals elk wieltje in een klok, aanwezig is, maar ook – en dit geldt niet voor het wieltje - precies weet wat er hem te doen staat.
Het bewijs is dat elk deeltje van ons lichaam het weet, dat het er is om te weten. Maar het Universum is meer dan een immens uurwerk, het is een lichaam, elk deeltje ervan is voortdurend in beweging, zo naar buiten als naar binnen, is een levend deeltje, die alle samengenomen, de beweging, de evolutie van het Universum bepalen. Niet een deeltje ontsnapt hieraan, niet een deeltje blijft werkeloos toezien. Het werkt zoals het geaard is, het loopt in de pas van het Universum. Het Universum is een ‘geregeld’ organisme, alle bestanddelen ervan gedragen zich als delen van één geheel.
En dan, en dit wordt mijn probleem, dan is er opgestaan uit dit organisme, er materieel en spiritueel deel van uitmakend, in zijn totaliteit erin verweven, de mens. De mens die niet – of is het maar schijnbaar en is het maar voorlopig – niet in de pas loopt van het Universum, die er zich van verwijdert, die zich gedraagt alsof hij ‘De Intelligentie’ van alles was.
Ik heb, na al wat ik er vandaag over schreef, een probleem, vast te stellen dat dit kan.
30-05-2018, 06:42 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-05-2018 |
Wat ik wenste. |
i
Ik zoek uit wat er nog niet geschreven staat, zelfs al heb ik geen idee van wat er al staat. Ik zoek uit hoe ver ik gekomen ben in mijn literaire beschouwingen over leven en over dood en dan meer nog, met de nadruk op wat er komen kan na de dood.
Op mijn leeftijd is dit laatste heel belangrijk, zelfs al weet ik dat er hierover geen zekerheid bestaat, het houdt me bezig meer dan iets anders. Ik ben hierbij geen alleenstaand geval, allen zijn we hierover in mindere of meerdere mate bekommerd en met reden. Maar vandaag laat ik het hier bij, of ik er over praat of niet, het is en blijft een kwestie van geloof, voor de ene een vertrek in het niets, voor de andere, een soort van nood aan een zich-veilig-stellen. Je hebt die nood of je hebt die niet. Je leeft er mee of het kan je geen barst schelen.
Wat ik ondervind is dat er een moeheid gekomen is die door de hitte van de laatste dagen wordt aangespoord. Het is een loomheid om te laten wat er is, af te sluiten en te verdwijnen, opgelost in de massa woorden die er al staan. Een ijdele hoop, die eigenlijk geen hoop is maar een vaststelling uitgebloeid te zijn, zoals de pioenen in de tuin die neerhangen tot op de grond en weldra hun bladeren verliezen zullen.
Dit is het gevoel dat overheerst deze morgen, waarvan ik niet weet hoe de dag verlopen zal; zoals ik ook niet weet waarheen ik nu aan het gaan ben met mijn woorden en of de gevoelens waarmede ik elke morgen mijn dag inga, een dodenmars of een triomftocht zal zijn. Er zijn echter al heel wat triomftochten geweest zodat ik vrees dat er nog weinige zullen komen.
En er is geen anderzijds, er is alleen wat er is, hoe ik me voel en hoe ik me voorbereid op wat komt, de aanloop die ik neem om de sprong te wagen en verder te gaan.
Ik heb, als ik terugblik op de dag ervoor, vele zaken die ik nog zeggen wou. Zo, over de ware schuldige bij de dood van een totaal onschuldig kind, wat een Calvo van de Groenen er ook weet over uit te kramen – hij draagt trouwens mee de schuld van de mens in de wereld - maar hier heb ik niets aan toe te voegen, ik zit gewrongen met wat ik erover denk omdat ik het niet kwijt geraak met een even groot uitzicht op toehoorders. Dus ik zwijg, ik houd me gedeisd, ik slik het in en zet het ter zijde.
Het liefst, zoals kik me nu voel, ware ik nu op een plaats, om het even dewelke, aan zee, in het bos, in de bergen, gehuld in stilte met wal wat er is van mij, al wat er was en al wat er nog komen zal, samengehouden in de palm van mijn beide handen. Mijn lichaam niets meer zijnde dan dit samengebalde dat ik daar leggen zou in een oud vogelnest of hangend aan de bomen, het er laten en weg te gaan, de essentie van mijn ‘zijn’ zich verspreidend, uiteenspattend in de luchten en meegenomen in een vortex van deeltjes, naar waar ook. En ik meen het!
Je bent niet veel en je waart niet veel, zoals je er nu voorstaat, heel weinig zelfs. Een uitschieter waart je niet, amper een strohalm meegedreven met het water, het oneindige binnen, waar, denkt je, het goed is te vertoeven. Er te zijn, het grote Licht aanschouwend dat hier, evenmin als bij Dante, te beschrijven is.
29-05-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-05-2018 |
Het onoverkoombare |
Ik schrijf mei 28. De tijd schuift, de dagen stapelen zich, het gebeurt. Wat we ook doen of denken of schrijven, de aarde blijft zich wentelen op haar baan om de zon, ze is niet te stoppen en wij, slachtoffers ervan, we tellen en plaatsen er een cijfer op, de naam van de maand, het getal van het jaar, alsof het ons in iets zou helpen om het af te remmen.
Het cijfer van de dag is waarmede ik elke morgen begin en het klimt telkens iets hoger naar de climax van de laatste dag van de maand, om dan plots terug te vallen op het laagste punt van de volgende maand.
Zo is het, zo gebeurt het, hij die dagelijks zijn ding doet al schrijvend ervaart dit, het is het onoverkoombare/onoverkomelijke in het leven; een bijna sublieme meetbare zekerheid of je het bekijkt in de morgen of in de avond, het omwikkelt je, je weet het, al denkt je er misschien maar sporadisch aan.
Wat je wel kunt is je verplaatsen, is je schuiloord, je woning verlaten en het onoverkoombare gaan beleven in andere oorden, in andere omstandigheden. Echter, een zaak neem je altijd mee, het schuiven van de dagen; eens je tijd gekomen moet je terug van waar je kwam, om voluit te zijn wie je waart en hoe je er waart. Het is louter zinsbegoocheling te denken dat het anders kan.
Aan de omstandigheden waarin je verwikkeld bent ontsnapt je niet. Je bent, voortdurend opgesloten in een zak gevuld ermee. En je kunt enkel afwachten hoe ze zich over jou gaan uitspreiden, hoe ze zich dooreen zullen wentelen om je erbij te betrekken. In vele gevallen sta je er volledig machteloos tegenover, is het als een wagen die binnenrijdt in je woonkamer, op andere momenten kan het een hand zijn die je drukt van een vriend die , was hij het nog niet, het toch worden zal, of, een andere mogelijkheid: een kus op je lippen en een sacraal verbond dat afgesloten wordt.
Alles steekt in die zak omstandigheden, al ben je op niets voorbereid, het is erin aanwezig, het meest storende als het hoogst haalbare.
Het is het lot dat op jou afkomt, gelijktijdig van uit de vier windstreken, dat bepalend is voor de kleur van je dag, bepalend voor de kleur van je leven. Dit is niet te voorkomen, het is alsof het sinds eeuwen geschreven stond in de sterren over jou, in alle boeken die geschreven werden; waar je in de verste verte niet bij betrokken bent geweest tot op dat ene precieze ogenblik dat van alle ogenblikken is, dat zich stilaan, sinds mensen heugenis, onvatbaar, geplaatst heeft op de lijn ligt van een wordingsproces waarvan je deel uitmaakt.
Het kosmische hologram waarin je verweven wordt, en waar je geen weet van hebt waarom het zo is, waarom het zich zo afspeelt met jou erin, weerloos, betrokken. De motor van het gebeuren niet in of bij jou liggende.
Wat er gebeurt, is wat er moest gebeuren; je bent wie je moest worden, niet iemand anders want dan ware anders geweest, totaal anders de uit dijende wereld om je heen, zouden er steeds maar andere omstandigheden gekomen zijn.
Alles, alles is met elkaar verweven, niets staat buiten het web dat de Kosmos is, en waaruit alle gebeurtenissen ontstaan, deze die we wensen als deze die we liefst niet hadden zien gebeuren. of je nu, wijselijk thuis blijft en wacht of de vlucht neemt naar Isfahan, er zal gebeuren wat er te gebeuren staat, alsof alles, van bij je geboorte had vastgestaan: de lijnen van je dagen, gebeiteld in het marmer van de tijd: je weg uitgestippeld. Aangekomen waar je bent, halverwege of naar het einde toe, het is het beeld, alles samengenomen, hoe alles ook moge verlopen zijn, je bent waar je staat, het had niet anders gekund.
Het onoverkoombare van het schuiven van de dagen is evenzeer het onoverkoombare van de omstandigheden waarin je verwikkeld geraakt, je bent aldus geconditioneerd om te redeneren op basis van wie je geworden bent, zelfs het tegendraadse dat je eventueel doen zou is voorzien in je genen.
Ik zocht het ooit uit, ik zie de weg langs waar ik gekomen ben, ik zie het punt waar alles is ontstaan, waar, had ik een bepaalde beslissing toen niet genomen, alles anders ware geweest. Maar de omstandigheden, hoe breed en hoe talrijk ze ook waren, pousseerden me in die richting, ik ontkwam er niet aan. Het was wel geen valkuil, laat het ons simpelweg de monotonie van het onoverkoombare noemen.
28-05-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |