 |
|
 |
|
|
 |
10-05-2015 |
Woorden |
Alles in mij is opgang en neergang, is geplogenheid en vernieuwing, is het ‘Panta rhei’ van Heraclitus.
Ik schrijf - in de taal die me lief is - omdat ik moet schrijven. Voor mezelf in de eerste plaats, maar ook om gelezen te worden door de ganse gemeenschap van lezers in Vlaanderen en Nederland en waar ook. Wat ik schrijven ga weet ik pas als ik bezig ben en ik stel me voor dat wat je voorgeschoteld wordt, voor jou telkens een verrassing is, zoals het voor mij is. Ik schrijf ook voor zij die me nooit zullen lezen, die nooit weten zullen dat ik op deze wereld, gedoken in de stille massa, heb rondgelopen, ademend, zoals de wind in de bomen en omheen de randen van het huis.
Dat er een middel bestaat om gedachten over te brengen in conventionele tekens is een van de vele wonderen die de mens voor zich zelf heeft bedacht. En de wijze waarop deze overdracht gebeurt is een even groot wonder, zelfs al verbaast het ons niet meer, zelfs al vinden we het van zelfsprekend en stellen we er ons, zelden of nooit, vragen bij. Mij verbaast het te weten dat wat ik schrijf een ogenblik erna gelezen kan worden, zelfs in Perth zoals in Oban, zoals in Wechel ter Zande.
Wat er niet staat is noch de moeite die het vergde noch wie hij was die het schreef en hoe hij zich voelde toen; hoe hij twijfelde en hoe hij triomfeerde soms, als hij wist dat het goed was wat hij schreef; evenmin staat er waarom hij niet schreef wat hij verzwegen hield.
Alleen het geschrevene, zoals het gebeitelde blijft, zijnde de afbeelding van de oorlogsbuit die de Shishak van de Bijbel[1], die Thutmoses III moet geweest zijn gezien hij het aanbrengen liet op de muren van zijn Amontempel in Karnak, en gezien wat er gebeiteld staat, en het is heel wat, meubilair en andere voorwerpen zijn die voorkomen en beschreven staan in ‘Koningen’ en ‘Chronijken’ van de Bijbel, als meubilair van het paleis en de tempel van Solomon. Weinigen willen dit opmerken omdat het een vloek is die rust op de Egyptische chronologie waar Thutmosses III gesitueerd wordt in de XVe eeuw, terwijl de tempel van Solomon, waaruit de buit werd mee genomen, zeker de Xde eeuw moet geweest zijn[2].
Wat ik er ook over zeg of over zwijg, ik ben van elke dag de woorden dankbaar die door mij vaste vorm kregen. In vele gevallen, scheelde het slechts een haar of ze waren er helemaal niet. Het ware wel geen groot verlies geweest voor de lezer, wel een groot verlies voor mezelf, al overdrijf ik wellicht pour me faire comprendre.
En wat ik schrijf ligt te wachten, lijk het zaad op een vers gezaaide akker, om gelezen te worden, wat jaren, eeuwen duren kan, maar het ligt er om te kiemen en ontdekt te worden, zoals de gouden Carolus er lag, in de grond geborgen, op het erf van mijn grootvader tot de hond hem boven haalde en grootvader – ik erfde zijn naam - het goudstuk wisselen kon voor een zak tarwe, diep in de oorlog.
Vandaag ben ík de woorden die wachten diep in de aarde. Veel meer ben ik niet.
[2] Men raadplege hiervoor ‘Ages in Chaos’ van I.Velikovsky, Sidgwick and Jackson, London, 1977. En meer recent, ‘Tijd en tijden’ van Robert de Telder 496 blz. op millimeter papier, 24,85 €, te bestellen bij www.boekscout.nl, onmisbaar voor Bijbelkenners en Egyptologen
10-05-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-05-2015 |
Gekluisterd aan het scherm |
Ik zit een ganse dag gekluisterd aan mijn scherm. Niet dat ik er voor blijf zitten en niets anders doe dan schrijven, maar waar ik ook ben, of wat ik ook doe, in mij is er iemand die wacht op de komst van een zin van waaruit hij vertrekken kan om, schrijvend zelfs in gedachten, te volbrengen wat de essentie van zijn leven is.
Zo hoort hij heel wat stemmen die lijk de wind in de bomen doorheen zijn hoofd ruisen en is hij, een groot deel van de tijd niet veel meer dan dit geruis. Soms is hij minutenlang bezig als een automaat terwijl hij in gedachten aan het verwoorden is wat hem te binnen valt en wat hij tracht te ordenen en dit op elk ogenblik van de dag, zelfs in omstandigheden wanneer hij een en al aandacht zou moeten zijn. Hoe leeft hij dan anders dan een wandelende tak in een boom, kleurloos in zijn omgeving als hij niet spreken kan over wat leeft in hem, wat galoppeert in hem.
En toch denkt hij, verdoe ik mijn tijd, toch blijf ik handelen alsof ik nog al de tijd van de wereld heb en – het is geen noop, het is geen weten - dat wel ooit gebeuren zal wat ik me, mijn leven lang reeds heb voorgenomen te doen. Ik weet dat ik in mij verschillende personen mee draag, die geen overleg plegen met elkaar, die om de beurt hun zeg willen hebben en die ik om de beurt tot leven laat komen.
Zo is in dit verhaal dat hij nu aan het schrijven is, nu eens deze en dan eens gene aan het woord, dan eens de persoon die ik ben. En de laatste dagen is het meestal hij die door het komende gevangen wordt gezet.
Het komende dat, zegt me Bernard D. - die ik gisteren ontmoette in het landschap van mijn zuster de Leie, een landschap uitlopend als een oase van leven, van bomen in alle vormen en alle kleuren van groen, en aan ons voeten het haastige vloeien van water - (zegde Bernard me), en hij sprak met enthousiasme en blinkende ogen, over het laatste boek, ‘Soumission’, van de grote Michel Houellebecq – daar zijn we het beiden over eens - dat ik lezen moet en waarin beschreven staat wat ik meen te zien als de toekomst van het Westen en als de toekomst van mijn kleinkinderen en achterkleinkinderen, misschien zelfs van mijn kinderen al.
*
Pas nu dus kom ik tot de ontdekking, dat wat ik schreef bovenaan deze blog, dat ik, hoe zeg ik het anders, wel degelijk opgesloten zit voor mijn scherm. Dat Erwin Mortier is blijven liggen, dat de Koran is blijven liggen, dat Pablo Neruda voor de zoveelste maal geopend werd en terug op zij gelegd, dat de literaire supplementen van De Standaard zich opstapelen naast mij met, als ik opkijk, voor het raam de kleurklanken van de tulpen die hun bladeren beginnen te verliezen om nog enkel de stengel met de zaadbol over te houden.
Hoe complex de mens wel is, hoe hij aangezogen wordt door het ene en het andere op zij schuift, verward door de veelheid van de mogelijkheden van zijn geest, lezen en schrijven en kijken, de stekelbes in bloem, de aalbes, de rabarber opgeschoten, een tak van de ceder afgescheurd, gevallen in de haag die wild en krachtig aan het uitgroeien is.
En nu, onverwacht, ‘de’ Michel Houellebecq die opduikt uit de mist van dagen, de man van ‘La Carte et le Territoire’ en van het omheinde bos van vijfhonderd hectaren, de man die ik lezen moet, terug opnemen moet en binnen brengen in mijn wereld.
Zo deze morgen, wakker geworden en beginnen schrijven wat me te binnen viel, heb zelfs het gordijn niet opengeschoven om te zien of de maan er was boven het nok van de gebuur. En als ik het doe, de luchten gesloten, met vlekken donker en lichter grijs, zoals de gevoelens in mij, een deel dankbaar, een deel verwarrend, een deel te veel en een deel te weinig.
Het is 05.59, het is een dag van het jaar 2015. Het is wat ik deze ochtend als inleiding op deze dag zal geschreven hebben. Het stille gebeuren van de mens die ik ben, denkend aan de titel van een boek waarmede ik me meer en meer vereenzelvig: ‘De stille man’, van Van Hoogenbemt. Meer ben ik niet.
09-05-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-05-2015 |
De schuivende maan. |
Toen stokten op hun hoogste punt de sterren en stokte ook wat hij nog te schrijven had, meegenomen als hij was door de galopperende tijd, die over hem heen holde.
En erger nog, er was geen hulpmiddel voorzien, geen boot meer om uit te varen, geen vleugels meer om weg te vliegen en terug te komen op de wegen die door onze kathedraalbouwers gevolgd werden.
Zelfs deze morgen, als hij de gordijnen openschoof en hoog boven het nok van het huis van de gebuur, in het zuiden, de bijna volle maan, klaar getekend zag in het schijnblauwe van de luchten, wist hij hoe, op korte tijd, terwijl hij aan het schrijven was, de maan verschuiven zou naar het westen toe, en hij dacht aan Neruda en zijn gedicht over de galopperende wind[1], terwijl het niet de wind was van de laatste dagen die hem bezig hield, maar de galop van de tijd die hem in zijn greep hield, en hij het desondanks waagde, generaties verder te kijken om zich af te vragen welke weg de tijd nemen zou met onze cultuur en beschaving, vooral nu de vele waarden van vroeger en oudsher begonnen af te takelen.
Want de wegen van de kathedraalbouwers zijn nu verloren en vergeten; het punt in de tijd waarop de romaanse bouwstijl verlaten werd en men plots, rond de XIde, XIIde eeuw, de kosmos in bouwde, wellicht, én omdat men de oosterse techniek van het bouwen, toegespitst op de structuur van de Kosmos, geleerd had, én vooral omdat men er een totaal andere visie op nahield wat de zin en de betekenis betrof van de mens hier op aarde. Inzichten die we vandaag al lang hebben achterwege gelaten. Ondertussen kwam er wel de periode van de Verlichting maar ook deze weg verduisterde en loopt stilaan dood. Er is geen bezinning meer, in elk geval niet op zondag, zoals het ons was ingeprent.Terwijl de grote orde in de innerlijke structuur van de Kosmos, a-sacraal wordt uitgebuit en uitgebaat in alle mogelijke soorten Gsm’s, zijn we terecht gekomen in de periode van de elektronica en de oppervlakkigheid. En hebben we geen steunpunten meer, geen houvasten meer, geen geestelijke waarden meer om ons aan vast te houden en ons erin te verdiepen.
En, terwijl ik schrijf, de maan die verder schuift of, is het de maan die het vaste punt is en is het de aarde die zich wentelt naar het oosten toe? Ik heb er vandaag geen benul van en ook geen nood het te weten, het overkwam me dat de winden zo hevig waren, zo alles wegrukkend uit de grond, omvergooiend wat nog rechtstond, en ik kaal en naakt en ongeschoren achterbleef, de tijd als een vlammend zwaard boven mijn hoofd.
Dit, vriend lezer, is het gevoel dat me niet meer verliet de laatste dagen en dat ik nochtans achter mij moet laten en doen alsof het er niet is, wil ik nog schrijven kunnen wat ik altijd gemeend heb te moeten/te kunnen schrijven, los en vrij, hoogdravend soms, maar gevuld en warm en sierlijk het liefst en, ik weet het wel, soms eigenwijs.
[1] Escucha cómo el viento // me llama galopando // para llevarme lejos. (Pablo Neruda). Luister hoe de galopperende wind me roept om me ver mee te nemen.
08-05-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-05-2015 |
Arnold J.Toynbee en de toekomst |
Je blog, schreef me Paul V. doet me denken aan de Britse historicus, Arnold Joseph Toynbee (1899-1975) die stelde dat beschavingen sterven, niet door moord maar door zelfmoord. ‘Civilizations die from suicide, not by murder.’
Volgens Toynbee zijn beschavingen geen onaantastbare, onveranderlijke organismen, maar een netwerk van sociale relaties binnen de grenzen, en daarom onderworpen aan de gevolgen van zowel wijze als onwijze beslissingen. Als de leidende krachten van een beschaving zich niet met effectieve (militaire of diplomatieke) middelen teweer konden stellen tegen bedreigende, externe als interne machten, dan is hun beschaving ten dode opgeschreven.
Dit is wat ik bedoelde met mijn blog van 4 mei, onze westerse beschaving die zich aan het zelfmoorden is. Toynbee als historicus had culturen zien verdwijnen door de schuld van hun leiders die blind waren voor wat er aan het gebeuren was. Het is het lot dat, om te beginnen, Europa wacht, maar Europa niet alleen.
Alle statistische gegevens over immigratie en nataliteit die circuleren onder vorm van e-mails allerhande, wijzen er op dat we, binnen twee generaties van binnen uit overrompeld zullen worden door een totaal andere cultuur, gedragen door een religieuze levensopvatting terwijl wij, westerlingen het religieuze van de Kerk voor een groot deel reeds op zij hebben geschoven.
En ik lees, in een raapsel van e-mails die me van alle kanten bereiken, dat vandaag experts, en in feite zijn het ‘cultuur-moordenaars’ ons blijven vertellen dat de Islam een godsdienst van vrede is, en dat de grote meerderheid van de moslims alleen maar vragen om in vrede te kunnen leven en dat het om deze reden is dat ze afgezakt zijn naar de land van de ongelovigen die we zijn, en niet om ons geleidelijk aan hun godsdienst op te dringen.
Laat ons geloven dat de opgegeven reden de juiste is, maar wie zegt me – na het Rudi Vranckx programma, gedeeltelijk weliswaar, te hebben gezien - of hier wel sprake is van een grote meerderheid, en niet een middelmatige, of een kleine; en is, wat ons verteld wordt, niet bedoeld om ons een goed gevoel te geven, om ons zand in de ogen te strooien en om het spook te verdoezelen van de, in de naam van de Islam, wereldwijd oprukkende fanatici?
En in zelfde raapsel, wordt het voorbeeld van Duitsland aangehaald.
Heel weinig mensen waren echte nazi's, maar heel veel Duitsers waren blij met de terugkeer van de Duitse fierheid – anderen zullen het zijn met de overwinning, indien Mohammed het halen zou - en nog veel meer hadden het te druk om er ernstig over na te denken. – zoals onze leiders en de velen nu - er werd gedacht dat de Nazi's niet meer dan een bende gekken – in een zekere zin ook fanatici - waren. En voordat wij er erg in hadden waren zij baas over ons en was het einde van mijn wereld gekomen. Mijn familie verloor alles en ik belandde in een concentratiekamp. En de mail gaat verder met een opsomming van de bijna niet te tellen open oorlogen die momenteel, in naam van enkel en alleen de Islam, woeden op deze planeet.
Hopelijk, hopelijk heb ik ongelijk als ik blijf twijfelen aan de slagkracht van de zo genaamde, hoe groot ze ook moge zijn, meerderheid. Ik heb die meerderheid in elk geval nog niet zien manifesteren tegen de IS–gelovigen, volgelingen van hun Mohammed.
Deze toekomst gerichte visie heeft me twee dagen blogs gekost. Het is het laatste dat ik er over zeggen zal. Maar mijn bezorgdheid wat mijn kleinkinderen en achterkleinkinderen betreft is groot en niet gemakkelijk te dragen.
Nu, als er iemand is die het beter weten zou, dat hij opsta en het me laat kennen, ik zal hem dankbaar zijn.
07-05-2015, 00:32 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-05-2015 |
De vijver en de avond |
Nu ik geen gedichten meer kan schrijven: de vijver en de avond.
We waren gisteren op vele wegen en op vele plaatsen. We waren van hier en van ginds, van landschappen en van ingetogen zijn. We waren zoals altijd met woorden gevuld, woorden die ons zegden wat er te verhalen viel over ons zelf en over de wereld, te neergeslagen, te ontvankelijk voor toestanden die waren en beter niet waren.
En de echo van dat alles bleef komen en keren. Zo gebeurde het dat in de late namiddag, de vijver waar we zaten, stilte en bewegen was zoals wij, rust en roerselen van hart en geest, en ook, inzicht en toevlucht er te zijn en er te blijven.
Te zijn, een stukje eeuwigheid van water in ons neergekomen, en dat het goed was er te zijn onder vrienden. Er neer te zitten, te denken en te spreken over kleine dingen die voorbij gaan en andere die blijven zullen.
Er rond te lopen om vers gezaaide grassen te zien groeien en de bloemen die al uit de grond gekomen waren om te bloeien, hondsdraf en boterbloem, waterranonkel en begin van eendenkroos, duizendblad en koekoeksbloem en andere waarvan ik de naam vergat, om ermee mijn ganse jeugd terug te roepen toen ik in de wijde wereld waar ik woonde, in de weide liep achter de vlinders aan, nameloos kind en niets meer.
We dachten ook, de vijver zal er altijd zijn, tot ver na ons, onaangeroerd, gestold in de tijd, die culturen lang duren zal en ook erna, maar vooreerst peis is en vrede in ons hart, vandaag en morgen en zo lang we er zullen zijn. Zo dachten we.
En gezien ook, wat was van het verschuiven van het licht naar de avond toe, als de wind ging liggen en het water zich effende tot de perfectheid van een spiegel, met nog in de hoeken bloesems opgehoopt, zoals het altijd moet geweest zijn, in de jaren er voor en de luchten bijna regen waren die later komen zou en die de aarde daar zo nodig had om uit te lopen in een tapijt van groen tot in de bomen er omheen, als omheen wij die er waren.
En die luisterden, het ruisen van de bomen stil gevallen en keken hoe het licht werd opgeslorpt, werd uitgedund en weg geveegd, cirkel van wat komt en gaat en terug zal komen.
Zo gebeurt het ook dat nu de vijver inwerkt op wat ik schrijf, dat ik dit ogenblik niet zou zijn wat of wie ik ben, ware er de vijver niet om me te helpen, waren er de vrienden niet, jong nog en krachtig en vol beloften en wij hun woorden overgenomen en gemengd met die van ons, gedroomd hun ouderdom te houden, een ogenblik uitgelaten.
De avond lijk een roos gesloten.
06-05-2015, 06:04 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-05-2015 |
Wat ik onomwonden vrees |
Dit, mijn waarde vrienden Paul en Jacques, zijn losse gedachten in één ruk geschreven. Heb niet de moed ze te herlezen. Maar wat je me stuurde, ondanks de bemerking van Paul, is bij mij overgekomen als een koude douche. Dit is dan ook een blog in het bijzonder bestemd voor jullie.
Ik zou heel graag een blog schrijven in antwoord op de mail ‘Monde’ die je me beiden stuurde. Ik zeg jullie vooraf dat ik me beperk, dat ik niet durf schrijven wat ik zou willen schrijven. Ik hoop in de volgende maanden te gaan bladeren in de Koran om te zien wat er het Westen te wachten staat; om te weten, al was het maar wat de Koran ons leert over wat de Jihad is.
Als ik me verwijs naar de actualiteit waar Rudi Vranckx achter stond, dan betekent het voor de muzelman die Vranckx heeft gefrequenteerd, zo iets als bemin je evennaaste. Ik weet niet of wij, afvalligen/ongelovigen ook door hen als evennaaste worden gezien. Evenmin weet ik of Vranckx ook gesproken heeft met volgelingen van Allah die er een andere mening over de Jihad op nahouden. En heeft hij het niet gedaan het ware wenselijk dat hij het deed.
Het zou kunnen dat de muzelman die hier in het westen ingeburgerd is, een totaal andere kijk krijgt – zoals wij op de Bijbel - op wat de Koran is, en wellicht zijn er zo. Maar zijn ze er, ze zijn in de minderheid. Of ze in een of twee generaties bij machte zijn het aantal in het Westen ingeburgerde volgelingen te doen toenemen hoop ik, maar mijn twijfels zijn groot. Conclusie wij - het Westen, Europa, de Wereld - zullen met de harde of dan toch hardere kern opgeschept blijven. We zullen de toename van die kern niet kunnen stoppen, de westerse cultuur, die nu reeds aan het afzwakken is – zie de programma’s op TV - zal geleidelijk aan onder de voet gelopen worden en het Westen zal een verlenging van het Oosten worden.
Het zal niet voor morgen zijn, ook niet meer voor mij, maar, als ik alle berichten hierover lees en ontleed, dan vrees ik dat de kinderen van Amaury, Lucca en Alexia, mijn achterkleinkinderen geconfronteerd zullen worden met de Koran en dat de Bijbel die onze voedingsbodem was, zal opgeheven worden, met al wat ermee verbonden is, om nog niet te spreken over de vele andere boeken en kunstwerken in onze musea.
Ik durf er niet aan denken wat het betekenen zal, nu het Westen begonnen is het sacrale – terecht of onterecht - af te zweren, opnieuw te moeten opgaan in het gedachtengoed van de Koran. Ik herhaal dat ik niet durf schrijven wat ik zou willen schrijven, wat op zich reeds een begin is van overgave aan wat zich aanmeldt en te lezen staat onder meer in de statistieken van de geboortecijfers van het Westen en ook als ik lees over Nederland, dat in 2030 de bevolking voor de helft zal bestaan uit volgelingen van Mohammed (of het exact is weet ik niet) maar ik las het in de mail die jullie me stuurden. En ik zwijg over Frankrijk, Duitsland, Engeland en andere landen, België.
Geen enkele politieker of machthebber die dit ziet of wil zien, geen enkele, behalve hier en daar één die ik zelfs niet wens te noemen, omdat het slechts een druppel is, die het aandurven wat ik niet durf, het duidelijk te zeggen, om dan als racist, en spijtig genoeg niet als verdediger van onze waarden, door de massa politiekers – en ik zie ze allen glimlachend verschijnen op TV - bestempeld worden.
Voor het ogenblik blijven ze steriel vitten over - in vergelijking met de op de achtergrond opduikende cultuurmutatie - mini-minimale dingen, en liever dan de ogen wijd open te houden hun kop wat dieper in het zand steken.
En wij, wat vermogen we, niets anders dan het hoofd buigen en wachten op de wervelwind die ooit, zoals het gebeurde met het Romeinse Rijk, en met andere culturen zich thans aan het werpen is op die van ons.
05-05-2015, 00:13 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-05-2015 |
De ceder hier en in Moissac |
Van morgen bij het buitenkomen heb ik in de tuin de ceder gegroet. Heb ik hem gezegd – he doesn’t need words, ik weet het wel - dat ik zag hoe mooi hij er stond in kleuren uitgebalanceerd, nu al zijn takken uitgelopen waren in lichtende, geelgroene tak uiteinden. Meer zegde ik niet en meer was niet nodig. Ik zag hoe hij reageerde, hoe hij bewegen ging, in een buigen van zijn takken, tot op de grond bijna, alsof ook hij me groeten wilde als een oude bekende, en ik dacht onvermijdelijk – een mens wordt bestookt met herinneringen – aan de verre, prachtig levende ceder in de hoek van de binnentuin van de afbrokkelende abdij van Moissac, alsof beide bomen, via mij contact konden hebben en hun eenzaamheid hierdoor gebroken werd.
Inbeelding of, in de complexe wereld waarin we leven, kosmische realiteit, want wat weten we over de vele mysterieuze golfbewegingen van alle aard die zich, dwars doorheen ons lichaam, dwars doorheen alle muren van alle steden, en dit weten we met zekerheid, manifesteren.
En waarom precies, vraag jij me, die ene bepaalde ceder, terwijl je er waarschijnlijk zovele hebt gezien en op zovele plaatsen?
Omdat, zeg ik dan, het de enige was en is die me iets vertelde over de tijd dat er nog gregoriaanse gezangen omheen hem geweven werden op vroege ochtenden, vóór het eerst licht, of op late avonden als de schemer nog even draalde vóór de duistere nacht begon.
De ceder daar in zijn eenzaamheid van ceder; en toen we er waren op de grond onder hem, zijn vruchten die hij had laten vallen nog met zaad geladen, wachtende op de vreemde man die deze meenemen zou naar andere oorden, waar een nieuwe ceder groeien zou, ontheemd weliswaar en zonder enige belofte van een terugkeer, wat ook niet hoeft.
Ik heb niet het geluk, als je dit een geluk moogt noemen, in de tuin ook maar een cederappel te plukken of op te rapen, de eekhoorn in de buurt, het is een donkerbruine - van welke buurt hij komt weet ik niet, maar het moet van ver zijn - is er om ze te komen op rapen en ze mee te nemen naar zijn nest of, de zaden ter plaatse op te eten en de leeg gehaalde vruchten achter te laten.
Een klein gebeuren, voor ons de moeite niet waard om op tekenen, maar omdat het de ceder in de tuin betreft, is het dan toch voor de tuin een groot gebeuren, een eekhoorn, oneindig vlug zoals ik zag, die langs komt om eekhoorn te zijn en de granen, bomen in potentie, weg te nemen.
De ceder van de abdij van Moissac is ook van de zoveelste vriend die ging. Hij zat er even neer op een plooistoeltje en aquarelleerde hem in enkele lijnen en enkele vlakken kleur met een gleufje wit er tussen, om hem mee te nemen, met een stuk muur erbij en enkele kolonnen met kapitelen en, erin verscholen, de gezangen die terwijl hij werkte tot hem nog kwamen van uit de kloostermuren. Terwijl ik toekeek, terwijl ik in gedachten werkte aan een haiku, de zoveelste die ik poogde er over te schrijven. Ook nu nog, is een haiku niet ver af:
De ceder stond er / nadien, in kleur getekend / op een Schoeller blad.
Toen mijn vriend, de aquarellist, was langs gekomen, en neergezeten op zijn plooistoeltje de ceder had getekend, stond diezelfde ceder ook op een blad Schoeller papier.
(Tussen haakjes: mijn miserie is dat, wellicht door mijn onkunde, er een blanco regel tussen geschoven wordt telkens ik een andere lijn neem. Aldus ben ik genoodzaakt mijn haiku op één lijn te brengen )
04-05-2015, 06:17 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |