Ik heb gisteren met mijn gebuur Stefan, zijn echtgenote Wendy en hun dochter Zoë, een uitstap gemaakt naar mijn roots, naar de dorpen van mijn jeugd: Oordegem waar alles begonnen is in het gehucht de Klinkaert: het ouderlijk huis met de hoeve aan de overkant, de muur waartegen we zaten op lange zomeravonden kijkend naar het verschuiven van de sterren; de weg die ik ging om naar school of om naar de kerk te gaan, de stand die er was na de tien-uren-mis met een man of vrouw die ‘Vlaamse Filmke’s’ verkocht of ‘Ivanovs’ als ik het me correct herinner aan 0,25 Frank het boekje. Ik herinner me nog altijd dat ik er mijn eerste boekjes heb gekocht, ‘Een kleine Pick-pocket’ en ‘Pater Damiaan De Veuster’. Ik herinner me het huis van mijn oom en tante rechtover de kerk dat nu verdwenen is een lege met onkruid begroeide plek geworden, het huis van ouderdom op een morgen ineengezakt.
En dan, na de oorlog, mijn ouders die verhuisd zijn naar Serskamp toen ik zeventien was, omwille van een betere verbinding met Aalst en Brussel via het station van Schellebelle.
Heb in Serskamp het graf van mijn ouders bezocht, het was er nog maar op het punt eerstdaags te verdwijnen, met enkel de mooiste grafzerken die overblijven. Het is nu een plaats geworden, een tentoonstellingsruimte voor mooie, volumineuze donkere graven verspreid over een onderhouden grasperk, alle minder mooie graven zijn verdwenen
Stefan heeft me ook gebracht naar de bank aan de ingang van de dreef een bank waar ik dikwijls heb neergezeten met een boek in de hand, vijfenzeventig en meer nog jaren geleden.
Er was toen ook een kleine rechthoekige vijver met lisdodden en irissen en kikkerdril in de lente.
Wat heb ik nog aan deze herinneringen, hoe neem ik ze op , hoe verwerk ik ze?
Hoe bewegen ze me opdat ik dit nu in woorden, nu ik zo schromelijk oud geworden ben en dat er van de jonge man die ik was weinig of niets meer is overgebleven, noch innerlijk, noch zeker niet uiterlijk, buiten die paar banken die zijn gebleven aan de ingang van een dreef naar een hoeve de resten van een kasteel van vroeger.
Eigenlijk weet ik, buiten enkele details weinig nog over datgene dat geweest is , dit geldt ook voor de bootjes op het Donkmeer waar we naar de middag toe iets zijn gaan eten op een terras voor het meer dat nu veel minder uitgestrekt scheen dan dit uit mijn jeugd.
Een zaak is zeker, je gaat zomaar niet ongestraft, ‘ongepijnigd’ terug naar de plaatsen van vroeger.
(Geschreven de morgen en de avond van 19 juli.)
20-07-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|