Het is
het uur van de confrontatie met de stijfheid van het lichaam en de stugheid van
de geest, het ceremoniële van elke dag waar ik niet aan ontkom. Ik hoef niet
te zeggen waaruit dit bestaat, de stijfheid en de stugheid zijn er en ik moet
er mee leven, ik moet me er uit bevrijden, er uit verrijzen, als een vuurvogel,
schreef ik eens.
In
feite, wat schreef ik nog niet nu ik hier terug tracht op te staan, een struggle
om op een waardige wijze te overleven, het werk van elke dag, vooral van elke morgen. Zeg ik, tot vervelens toe? Wat onjuist zou zijn..
En
toch herbegin ik, zelfs als ik niets te vertellen heb, zelfs als ik beginnen
moet met een blik op hoe het met mij is gesteld. Niet goed eigenlijk, niet om
te gaan wandelen in de velden en te zien hoe alles open bloeit van de grassen
tot de madeliefjes, tot de struiken en
tot de bomen en de luchten er boven, maar niet de bloei van het lichaam, de
broosheid ervan wil ik toedekken met woorden.
Zij
vol mijn woord, zij van alle dagen van mijn leven. Wees mijn rijkdom, de enige
die ik nog overhoud. Wek me op, laat me opstijgen tot de plaatsen die ik mijn
leven lang heb willen bereiken, maar er niet ben in geslaagd. Mijn tijd is kort
geworden, ik nader het punt dat ik besluiten moet en briljant is het niet. Zo,
het zal me moeite kosten. Of, mijn woord, ware het niet beter het te
verzwijgen, het toegedekt te laten en het mee te nemen als ik heen zal gaan?
Joyce
ook is er met geconfronteerd geworden, op zijn manier dan:
There are sins or (let us
call them as the world calls them) evil memories which are hidden away by man
in the darkest places of the heart but they abide there and wait[1].
En het gaat hem meer om wat ik niet deed dan om wat ik
deed, wat het nog erger maakt: sins, or evil memories for doing what I didnt
do.
Dit alles, deze morgen, zijn gedachten die opgedoken,
meer uit de stijfheid en de ermee verband houdende pijnen van het lichaam - ik
overdrijf hier want er zijn er andere bij anderen die ik ken - en minder uit de
stugheid van de geest, die schrijvend zich heeft losgewrikt en zich heeft klaar
gemaakt om de dag in te gaan. Zoals het licht , de helrode gloed van licht die
oprijst achter de reuzen van bomen voor het raam. Mijn geest er deel van wil
zijn en, mijn hart, mijn moede hart, hem
hierin volgen wil, altijd maar volgen wil. Hart en geest samen verrijzend zoals
ik het vroeg. En zoals het elke morgen gebeurt.
Tot mijn heil en mijn vergeten van wat niet was.
[1] Uit zijn Ulysses. en het vervolg om te
bewijzen wat literatuur vermag :
He may suffer their
memory to grow dim, let them be as though they had not been and all but
persuade himself that they were not or at least were otherwise. Yet a chance
word will call them forth suddenly and they will rise up to confront him in the
most various circumstances, a vision or a dream, or while timbrel* and harp
soothe his senses or amid the cool silver tranquillity of the evening or the
feast at midnight when he is now filled with wine. Not to insult over him will
the vision come as over one that lies under her wrath, not for vengeance to cut
off from the living but shrouded in the piteous vesture of the past, silent,
remote, reproachful.
*a bible word for tambourine.
08-04-2019, 08:13 geschreven door Ugo d'Oorde 
|