 |
|
 |
|
|
 |
13-01-2019 |
Kamal Salibi |
Wat
ben ik als ik geen beroep kan doen op mijn boeken, hoe kom ik te voorschijn,
hoe gedraag ik me?
I have to
reconsider what I have said and written about Kamal Sulieman Salibi, (1929-2011)
- salibi betekent kruisvaarder, het eerste wat de Arabist Urbain Vermeulen
erover kwijt wou. Nu, ik ben niet over een dag ijs gegaan. Ik heb Salibis
eerste boek La Bible est née en Arabie
gelezen, heb zelfs een jaar Arabisch gestudeerd om me vertrouwd te maken met de
eigenschappen van de taal en het geschrift; heb heel wat gecorrespondeerd met
hem, eerst per brief, hij verbleef toen in Beiroet als hoofd van de Amerikaanse
Universiteit. Na zijn verhuis (zijn vlucht) naar Amman in Jordanië gebeurde het
per e-mail. Omdat ik hem Immanuel Vellikovsky wou leren kennen stuurde ik hem
dezes Ages in Chaos, waarvoor hij
me wel bedankte maar dat hij, naar ik vermoed, nimmer gelezen heeft. Hij was
ten stelligste overtuigd van zijn theorie als zou het land van Abraham, van
Mozes, van Joshua zich bevonden hebben in het zuidwesten van Mekka, in de
streek die nu Asir heet. Hij aanvaardde wel het feit dat na hun terugkeer uit
ballingschap in Babylonië, heel wat Israëlieten blijven hangen zijn in
Jerusalem, la Nouvelle Sion, maar
oorspronkelijk kwamen ze uit de Asirregio.
De
twee andere werken van Salibi - hij schreef ook heel wat over Jezus - die ik gisteren vermeld heb, heb ik slechts
doorbladerd. Want het is moeilijk hem te volgen zonder een voldoende kennis van
het Arabisch en zeker zonder te beschikken over een gedetailleerde authentieke
(oude) kaart van de regios in Saudi Arabië die door hem werden bezocht en
beschreven staan.
Meer
dan opvallend is de door hem, in Saudi Arabië geïdentificeerde plaats van de
grotten van Makfella en het bestaan van een Kyriat Arba, waar volgens de Bijbel, Sarah en
Abraham, Jacob en Israël begraven werden. Plaatsen die hij bezocht en waarvan
de naam nog altijd dezelfde is in het Arabisch.
Ik
had met hem ook een lange e-mail correspondentie, niet over zijn boek, maar wel
over de Farao Shishak van de Bijbel[1]. Voor
hem was dit de Farao Sheshonk (-Xde eeuw) die leefde in de tijd van Rehoboam, de
opvolger van Koning Salomon. De discussie die ik had met hem ging precies over
de identificatie van die Shishak. Ik volgde hierbij de stelling van Velikovsky en
van Robert De Telder die beweerden dat hij Ahmenhotep III was, de opvolger van
koningin Hathsepsut - omdat ik graag van hem had gehoord dat op de lijst van de
overwonnen steden op de muren van zijn tempel, ook de buit gemaakte voorwerpen
voorkwamen - maar hij weigerde deze Shishak te zien als Ahmenhotep III. Er
waren voor hem twee verschillende veldtochten van twee verschillende faraos geweest
deze van Ahmenhotep in de -XVde eeuw en deze van Sheshonk in de -Xde eeuw.
Die
e-mail-discussie - de gegevens ervan zijn spijtig genoeg niet bewaard - die
lang aansleepte situeerde zich tot zijn
plots afsterven op 1 september 2011. Misschien zijn hierover nog overblijfselen
te vinden in mijn blogs van 2010 of 2011. Want ik denk er in mijn blogs van die
jaren over geschreven te hebben.
Moraliteit
van dit alles: heeft Salibi gelijk en speelde het Oude Testament zich
grotendeels af in Saudi Arabië in en omheen de streek te zuiden van Mekka, of
zijn dit maar begoochelingen van een Bijbel- en Korankenner die het Arabisch
even meester was als het Hebreeuws.
Toujours
est-il dat ook de Saudis vast in zijn
theorie geloofden. Er waren ook voor hen voldoende bewijzen voorhanden. Een
passage bij Google spreekt hierover:
The Saudis,
true to their fears that the Israelis might
consider to take Salibi seriously and colonize the mountains of Sarawat
(which Salibi believed was the real Jordan valley of the Bible) sent hundreds
of bulldozers to dozens of Saudi villages which contained buildings or
structures of biblical antiquity. All this ancient abodes were crushed to
rubble in order to safeguard the land of Muslim Arabia and the House of
Saud.
Salibi
moet de dorpen die door de Saudis met de grond werden gelijk gemaakt bezocht
hebben. Nu zullen de namen van de dorpen op de kaarten gewist zijn, elk spoor
ervan verdwenen, behalve in de boeken
van Salibi.
Hiermede
heb ik alles, maar ook heel weinig, gezegd over het fenomeen dat Salibi op zijn
gebeid was. Ook Velikovsky was een fenomeen maar op zijn gebied dan.
[1] I Kon.
14: 25, 26 en II Kron. 12: 2-9
13-01-2019, 07:21 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-01-2019 |
Hoe moet het vandaag |
Hoe
moet het vandaag: niet met mij, dit is maar doodgewoon, maar met de wereld, nu, naar het me voorkomt,
de jeugd is opgestaan in dit land? De schoolgaande jeugd die wil dat met meer
ernst en inzicht gekeken en gehandeld wordt opdat de natuur zijn evenwicht
terugvinden zou. En ze zeggen te willen volharden.
Hoe
zouden politieke leiders reageren indien de reactie van gisteren, 10 januari,
begonnen door enkelen, zich verspreiden zou over West-Europa en, een
dag op de week, alle scholen - leerlingen vanaf 16, 17 jaar - zouden leeglopen
om hier of daar te gaan betogen?
Ik
zie het gebeuren, misschien als een spel in den beginne, maar ik denk dat de
jeugd van heden er toe in staat is om dit vol te houden en op te volgen voor
een tijd, tenminste zo het geen spijbelen wordt, voor zij die er van profiteren
willen.
Of
het zo ver en zo algemeen worden zal weet ik niet, maar het kan. En zeker, het
zou origineel zijn, het zou iets totaal nieuw zijn: de volwassenen die niet
weten hoe er mee om te gaan en de jeugd die zich verzet, die haar wereld niet
wil zien ten onder gaan. Dit zou eens een echte staking kunnen zijn, deze voor
het levensbehoud van wat zo kostbaar is en niet om enkele centen meer.
En
dan, wat de televisie ons brengt, de mens, de kinderen, in het stuk geschoten
land van Yemen, het land dat je, na Kamal Salibi[1] te
hebben gelezen, het Bijbelland heb genoemd; het land - toen Noord-Yemen - dat
je doorkruiste met vrienden; dat je ongerept en prachtig vond, historisch wat
de gebouwen betrof en na Salibi, een soort Heilig land geworden, het land van
Abraham en de Bijbel.
Het was aan de Rode Zee dat je La Bible est née en Arabie ten
geschenke heb gekregen, de dag van je verjaardag, de avond en de nacht dat je
slapend op een brits op het strand, in open lucht, Sirius, het sterrenbeeld van
Orion en de planeten Venus en Jupiter, geleidelijk, naar mate de nacht vorderde,
hebt zien ondergaan in de Rode Zee, met als stilte over mij de geluiden van het
op en neer gaan van het water.
Je
vergeet zo iets niet, evenmin de vele plaatsen die je bezocht, Saana, Ibb,
Mahreb, Kawkaban, tijdens de veertien dagen dat je er waart. Beelden die achteraf
in een totaal nieuw daglicht werden geplaatst door Salibi, een verloren ziel -
wie vernoemt hem nog? - Diepe voren zijn het, getrokken in je herinneren, niet
uit te wissen door de tijd. Maar hoe moet het met het leven in het stuk
geschoten Yemen, waarvan VTM ons nu de beelden toont.
Dit
alles is van je ochtend, zal van je dag zijn en van de dagen die komen. Niet
overheersend, maar toch aanwezig, zoals het verhaal van Sholokov over Gregor Pantalevich:
over het leven van de Kozakken in de steppes aan de Don. En hun opstand tegen
het Rode leger, honderd jaar geleden, het boek dat eveneens zijn sporen nalaat,
al was het maar slechts één detail ervan, toen er geen papier meer was, het
opgebruiken van het papier van de Bijbel en andere heilige boeken om hun
sigaretten te rollen.
Maar,
wat de verwoesting van Yemen betreft, deze van de hoofdstad, Saana, onder de
bescherming van de UNESCO is er het ergst aan toe. Het beeld dat ik er van
overgehouden heb, dat van een volk en een cultuur, de patina ervan is nog enkel
van de postkaarten af te lezen.
Dit
staat ons ooit, misschien ook te wachten. In elk geval, we leven ermee in ons
achterhoofd.
[1] Kamal Salibi:
La Bible est née en Arabie', Bernard Grasset, 1986; Het ware land van Abraham,
Elsevier,1985; The Historicity of Biblical Israel, Nabu publications, London,
1995;.
12-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-01-2019 |
Troost |
Er
staat weinig op mijn programma vandaag dat er gisteren niet opstond. Ik ben ook
niet anders ingesteld. Het weer raakt me niet en het nieuws evenmin. Ik kijk
alleen uit naar wat ik schrijven zal en dit is me voldoende want ik heb ook nog
Sholokhov die me wacht - Aksinia die herrezen uit haar ziekte terug thuis is en
na de dood van de grootmoeder, de kinderen van Gregor bij haar heeft genomen en
nu wacht op zijn terugkeer - of hoe je geboeid kunt worden door het leven van
anderen in een land dat je niet kent gelegen aan een stroom, de Don, waarvan je
in je verbeelding het water ziet en hoort bijwijlenvloeien tussen de gesprekken
door. Ik hoef dus vandaag geen radio, geen televisie, ik heb de Don en Aksinia.
Ik zal vergeten wie ik ben om te zijn wie ik niet ben, maar dat is voor straks.
Ik
heb naast mij het boek The English Year[1], fragmenten
genomen uit de dagboeken van Engelse schrijvers voor elke dag van het jaar.
Vandaag 11 januari is Francis Kilvert (1872) aan de beurt:
The air this
morning was as warm as the air of a hot-house and the thrushes singing like mad
thinking that spring had come.[2]
Er
is weinig nieuws onder de zon. Ik was daar even buiten, er waren wel geen
lijsters die zongen, ook omdat er geen meer zijn. Maar ik zou kunnen zeggen dat
het zuidoosten, een rode gloed was tot hoog in de luchten, de bomen duidelijk
getekend, ogenblikken lang, om dan in eens kleurloos grijs te worden en te
blijven de morgen voorbij.
Hierbij
drie beelden samen brengend in enkele lijnen, niet alleen wat is van tijd en plaats,
maar ook wat is van de mens die schrijvend zijn dagen vult, en dan zeker Sholokhov,
als ik lees hoe gedetailleerd hij zijn wereld tekent, een film die zich
afspeelt.
Dit
is van de mens en zijn mogelijkheden, alles te omvatten, alles uit te spitten
en te herzaaien op nieuwe gronden met nieuwe oogsten, onbeperkt tot in der
eeuwigheid toe.
We
houden niet op ons deze mogelijkheden toe te eigenen en er op in te gaan, telkens
vernieuwend te zijn, ons te situeren in de tijd die we wensen, in het nu of het
voorbije of het nog komende; op de plaats die we uitkiezen, het hier of het
ginder en in de mood waarin we
verkeren, opgeruimd of neerslachtig, verwachtend of ontgoocheld.
Rondom
ons staat de wereld stil, we hebben er geen oog voor, we zitten weggedoken in onze
eigen wereld een speldekop groot, voldoende voor wie we zijn, dan toch deze
morgen, uitverkoren onder de vele morgens van ons bestaan.
Zo,
we schreven wat en wat we schreven zal er morgen nog zijn, zal er nog zijn als
wij nog enkel de woorden ervan zullen zijn. Waarmede we ons nog lang troosten
zullen.
[1] The English
Year compiled by Geoffrey Grigson, Oxford University Press, 1967.
[2] Voor 10
januari, 1825, lees ik vanJohn Clare: The arum just appearing under the hedges
as in April; and the Avens (het nagelkruid?) has never lost its leaves but
appears as green as in Spring.
11-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-01-2019 |
Wat anderen schrijven. |
Venus
in het zuidoosten: een roep in de morgen als ik de gordijnen open schuif, maar
geen vreugde, geen gedachte die plots mee opduikt, enkel de gedachte aan
mezelf, hoe ik aarzelde om op te staan en neer te gaan zitten om te schrijven.
Maar ik had enkel mezelf om over te schrijven, waar ik nu al dagen mee begaan
ben. Zeg ik dan dat ik niet meer klaar zie in mezelf, dat ik een vat vol
tegenstrijdigheden ben, dat het slecht
gaat met mij, slechter dan het ooit is geweest.
Vanmorgen
aarzelde ik, het gebeurt zelden, om op te staan en te kijken hoe mijn blog er
stond die ik gisteren had ingelogd. Ik aarzelde omdat ik geen eerste zin had,
geen weg die ik inslaan kon; ik aarzelde omdat er enkel mezelf was.
Er
was wel het nieuwe boek van Michel Houellebecq waarover ik gisteren las[1], een
zwartgallig boek wist Marijke Arijs, en ik lees geen zwartgallige boek over de
ondergang van het Avondland. Ik houd het nog altijd bij zijn La Carte et le Territoire, over Jordan,
die enkele schilderijen had gemaakt, de prijs ervan, toereikend om een bos te
kopen van 500 Ha en dit volledig te omheinen, zodat het niet meer toegankelijk
was voor de jagers uit de streek. Aldus de waarde van een exorbitant doek
plaatsend tegenover de waarde van een uitgestrekt bos, wat velen de ogen zou
moeten openen.
En
er was ook iets over een dichtbundel van
Maria Barnas, Nachtboot. De
recensent Jeroen Dera[2], schreef
er heel wat over, maar ik heb er geen snars van begrepen, evenmin van het overgenomen
gedicht. Barnas wijkt te ver af van de poëzie, dit is nu een algemene regel,
die ik ken - et qui gâta ma vie,
zoals het Francis Jammes overkwam, maar dit heb ik al gezegd - en met haar lyriek blijkt ze uitstekend met
een rauw register uit de voeten te
kunnen : ze verschuilt zich achter een boom om te plassen, maar haar
broek niet goed achteruit schuift zodat ze: en ik over mijn schoenen zeek.
Waarop Dera het waagt te schrijven:
Door het rauwe pissen zo expliciet te benoemen, komt Barnas in haar poëzie
intussen alsnog achter de boom uit. Het is poëzie voor mij waarvan de
woorden, omwille van de rauwheid ervan, niet blijven hangen, toch niet bij mij
als ik tracht me voor te stellen wat er staat. Maria Barnas mag dan nog
schrijven:
Het is die
glibberige vis wellicht
die van
wateren naar water de ogen in
zwemt zich als
latente voorstelling
opdringt. Mijn
hoofd uitspat.
Ik
haal er niets uit dat me even verheffen of verfrissen zou. Maar nogmaals, ikzelf dacht dat
poëzie in een ander landschap gelegen was.
Dit
alles om mezelf even te vergeten en uit
te kijken naar wat buiten mij aan het zich stollen is, het vele dat gebeurt in
de wereld en dat doordringt op een of andere wijze tot mijn schelp, tot mijn
huis in de woestijn. In feite ben ik de heremiet die leeft met het schuiven van
de zandkorrels, het enige waarover hij niet uitgesproken geraakt, het enige ook
dat hem niets oplevert.
Moeder,
waarom leven we? van Lode Zielens is geworden: Moeder, waarom schrijf ik? En
dan ben ik terug bezig met mezelf, met een vraag die ik me niet te stellen heb
want er is geen antwoord op. Ik doe eenvoudig weg wat ik nodig heb te doen,
omdat het deel is van mijn leven. En ik sta niet alleen, integendeel, ik
ondervind het dagelijks. Vrienden die gedichten schrijven, die schilderen, die
beeldhouwen, ze zijn allen bezig. Bij allen is het een vorm van leven waaraan
ze verslaafd zijn. Ik ben geen uitzondering.
[1] De Standaard van 4 januari 2019: Marijke Arijs: De Boer op met Michel
[2] Idem: Jeroen Dera: Een Boegbeeld op een voorwaarts stuwend Schip.
10-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-01-2019 |
Woorden en nog woorden |
Een
ogenblik van zwakheid dat alle voorbije, verborgen ogenblikken van zwakheid
overstijgt en je schrijft wat je schreef. En je begrijpt dat verder leven
zonder schrijven waardeloos is, dat je zo maar niet uit de arena stappen moogt
zonder het gevecht ten minste te hebben aangegaan en af te wachten hoe het
verder verlopen zal. Want dit is, hoe je het ook inkleed, een strijd, zijn of
niet zijn.
Je
manuscript is een mislukking, je weet dit ook, nu je Sholokov terug genomen
hebt , nu je weet wat grote literatuur betekent; weet hoe je boeien kunt als je
over grote dingen schrijft, hoe je maken kunt dat de lezer aan je lippen hangt die
angstig is om te weten hoe het verhaal verder lopen zal.
Je
manuscript had geen verhaal, dan toch niet over grote gebeurtenissen, jij
boeide niet, toch niet in een voldoende mate, jij overviel de lezer met je
onophoudende gesprekken over wat van het leven is en wat van de dood zou kunnen
zijn. Je ijlde maar wat, je verloor jezelf in discussies, in vooropstellingen,
in gezapigheid wat het gebeuren zelf betrof. En je bent verdwaald in je eigen
woorden, je bent nergens aangekomen. Weinig respectvol ben je geweest en
gebleven.
Je
hebt nu je honderdduizend woorden, ze staan geschreven. Heeft het nog wel zin
te doen alsof ze vol leven zouden zitten en waard zijn herlezen te worden en
opgekuist om er aldus nog eens enkele maanden aan te besteden?
Je
zult, zoals altijd, misschien je voornemen het te doen; je zult er aan
beginnen, zoals je keer op keer begonnen bent aan het bundelen van je blogs,
maar je zult het niet afmaken. En toch, toch ben je soms verbaasd als je gaat
herlezen wat je schreef de jaren er voor. Maar dit gaat over het voorbije, maar
wat over de woorden die je nog overblijven, zijn er nog wel?
Waar
ik gisteren was aangekomen heeft zich niet opgelost, is holte gebleven, concentratie
is moeilijk, brengt heel weinig op. Maar ik herhaal me, het is een kwestie van,
to be or not to be, maar ook, to be able or not to be able?
Eens
je gaat twijfelen over wat je kunt of niet, ben je een verloren man; het kan
ook dat je twijfel een ander draagvlak heeft, dat je twijfelt over het nut
ervan en deze twijfel zit dieper, is moeilijker te overwinnen zo lang er geen
klaarheid is om verder te gaan: kan ik, of kan ik het niet. De tijd zal het
uitwijzen, ikzelf zie het vandaag niet.
09-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-01-2019 |
Waar ik aangekomen ben. |
Dit
is een fragment van een dagboek dat meer loopt over wie ik ben dan over wat ik
doe. Ik ken al enkele dagen het gevoel van een nieuw beginnen want ik heb me,
de laatste drie, vier maanden leeg geschreven. En wat ik vreesde voltrekt zich
nu: de vreugde van het schrijven heeft me verlaten. Na mij blog van gisteren, dit
is dan wat me overrompelde, dit is wat in mijn kleren hangen bleef: de geur van
het gedoofde vuur dat me jaren lang heeft bezield en bezeten. Ik dramatiseer
niet, dit zijn mijn gevoelens, ik kan er niet omheen schrijven, zoals ik al een
tijdje aan het doen ben, ze houden me in hun greep en, voor het ogenblik, ik
weet niet of ik er meester over word.
Ik
ben niet alleen inspiratieloos, maar er is ook de pijn van het inspiratieloos
zijn die me in een zekere mate bedwelmt en het is die pijn die overheerst, die
donkere wolk die voor mij uitdrijft. Ik wil hier komaf mee maken maar ik word
opgejaagd, ik word bezeten door spijt. Spijt dat het zo ver gekomen is.
Er
is de dood geweest die mijn drempel heeft overschreden, er is nu ook bij iemand
die ik even lief heb als mijn dochter, een geboorte geweest. Ik voelde o, zo
duidelijk, de afstand die er was tussen mij en het kind dat daar lag, de ogen dicht, roerloos nog, zuiver, en een
ganse leven dat haar wachtte, dat geleidelijk aan zou beantwoord worden,
terwijl mijn leven op zijn einde liep en er in mij een zwijgen was gekomen dat
me tegemoet kwam uit het einde van de lange smalle gang waar ik in mijn droom
had voor gestaan, de ene zijde, de muur vol met boekenruggen. Dit is het beeld
dat ik meedroeg als ik het moederhuis verlaten heb.
Ik
weet het, dit is een holle tekst, maar ditmaal heeft de holte de bovenhand
genomen. Ze was er al enkele tijd, ze hing in de lucht, maar ik slaagde erin ze weg te houden, de
holte weg te duwen uit mijn gezichtsveld. Vanmorgen ben ik er niet in
geslaagd, had ik de moed niet meer, er tegen op te gaan, is ze opgestaan uit de
nacht en heeft ze de bovenhand genomen.
Hoe
het verder moet weet ik niet, nu de dag zich openen gaat. Het is wellicht, zoals
er zovele al zijn geweest, een momentopname. Het schrijven ervan kost me heel
wat, misschien ook is het, het begin van een bevrijding. We zien wel wie het
halen zal. De dag is nog jong.
08-01-2019, 06:19 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-01-2019 |
Sir James Frazer |
Momentopnames
zijn het maar, you tubes in woorden die te voorschijn komen als opgeschoten
uit de volle aarde die hier de geest is. Hoe ontstaan ze, welke werking vindt
er plaats, welke kiemkracht is er nodig opdat ze zich tonen zouden? Je staat
telkenmale verbaasd over de het tot stand komen ervan, over het aantal woorden
en de kleur ervan. En nog, een vreemde vraag: heeft die kiemkracht iets te
maken met de bevruchting die negen maanden later leiden zal tot een geboorte?
Zo
wat gisteren zo dringend pijn was is het vandaag wat minder, de helende tijd is
er over heen gegaan, de wonde is zich aan het dichten en ook er is me geen rust
toegestaan.
Deze
nacht, naar de morgen toe, droomde ik. Ik liep in Gent in secondhand bookshop. Ik was in een lange smalle gang, een rechte
lijn die ergens doodliep. De wand links stond vol met boeken op rekken. De wand
rechts had kleine inhammen met mensen die er zaten of stonden. Iemand sprak me
aan, hij vroeg me of ik het werk van Frazer kende en of ik de 12 volumes van
zijn Golden Bough niet wou kopen en
hij toonde me de in glanzend leder gebonden volumes. Ik heb er geen plaats voor
moet ik geantwoord hebben want hij werd kwaad en duwde me de deur uit, zeggende
dat ik niet waardig was zijn winkel te betreden want zegde hij Sir James Frazer
is een inspiratie bron geweest voor die dichter van jou, T.S.Eliot en je weigert
hem te kopen.
Daarna
was ik in een andere boekenwinkel waar een jonge man me wees op een pak
aquarellen, er waren er 34 zegde hij en elke aquarel is een afbeelding van de
34 canti van het Inferno van Dante.
Hij toonde me de bladen en citeerde in het Italiaans, zo dacht ik toch, de verzen
van Dante. Of ik ze gekocht heb of niet weet ik niet. Ik ben wakker geworden
met de Italiaanse woorden nog in de oren.
Dit
was, hoe vreemd ook, mijn morgen vandaag. Dit is het enige dat ik te schrijven
heb, enkele flarden van een droom waarvoor ik geen enkel aanleiding kan vinden.
Frazer is niet veel meer dan een naam, Dante ligt wat dichter bij. Wel bezit ik
de Italiaanse tekst van Dantes Inferno én
de verkorte uitgave - 750 bladzijden kleine tekst - van The Golden Bough van Sir James Frazer, die ik niet gelezen heb, hoogstens
doorbladerd en op basis van de 30 bladzijden lange Index, opzoekingen die ik gedaan
heb, maar daar blijft het bij.
Het
werk ontstond, zoals ik droomde, in 12 volumes die verschenen van 1890 tot
1915. Frazer zelf maakte er een abridgement
van dat verscheen in 1922. Het
is een literair document van wereld formaat. Op de rugzijde van de/het omslag lees ik:
Remarkable
for its vast assembly of facts and its charm of presentation, it offers the
thesis that man progresses from magic
through religious belief to scientific thought. It discusses fertility
rites, human sacrifice, the dying god, the scapegoat and many other symbols and
pratices which have influenced a whole generation of 20th century writers,
including D.H.Lawrence, Ezra Pound and T.S.Eliot.
Na
mijn droom die ik zag als een teken, een omen, kon ik niet anders dan Sir James
Frazer, even terug halen. Was hij het niet - een man met een volle witte
baard - die me opwachtte deze nacht, naar de morgen toe, in een inham van die
lange gang in die boekenwinkel die ik zelf moet uitgevonden hebben?
07-01-2019, 06:01 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |