 |
|
 |
|
|
 |
01-05-2016 |
Het beeld van God |
Het is een feit, een belangrijk deel van de dag wordt ingenomen door mijn blog. Ik heb het al eens gezegd, hier of elders, maar het is mijn brevier die ik niet alleen te lezen heb maar eerst te schrijven. Pas dan kan ik eraan denken mijn dag, op een voor mij normale wijze, verder door te brengen. Krijg ik dan reacties op wat ik schreef, duidelijk afgelijnd of in twijfelachtige termen gesteld, dan houden deze me bezig want ze vragen om een wederwoord.
Wat ik vooraf wou stellen is dat ik onder de gelovigen heel wat vrienden tel die ik zo maar niet wens te kwetsen met mijn woorden, of in de hoek te duwen. Integendeel, ik geloof dat hun leven heel wat moeilijker is dan dit van iemand als ik die schrijven en zeggen kan wat hij wenst en hoe hij het wenst en vooral, die niet elke dag in de verdediging wordt geduwd. Ik denk dan vooral aan de leiders van de Kerk die hun kerken zien leeglopen en dit sinds jaren al en die, geconfronteerd met deze leegloop ook de druk van een barbaars iets als de islam voelen naderen.
Ik denk aan vrienden, jonge mensen nog, wier leven gezegend werd door hun geloof in Jezus Christus en hun hart gericht om hem na te volgen en die, op ogenblikken van twijfel – God zit achter een glazen wand en deze wand is bedampt langs de kant van God – alleen zijn met die God. Ik hoop voor velen onder hen dat de wand zich ooit klaren zal.
Ik ken die vrees niet. Het godsbeeld in mij is een ontzaglijk iets, is een enorme bol, miljarden sterrenstelsels, in realiteit; het leid tot de bouwstenen ervan, niets anders dan een enorme soep van subatomaire deeltjes – van snaren zegt Witten – die ik me tracht voor te stellen als onooglijk kleine substanties die voortdurend tegen elkaar aan botsen, voortdurend en voortdurend. Een kolossaal levend iets, waar de deeltjes aarde in zwemmen, samen geklonterd, een punt ergens in het Universum en ik, ergens in die klonters, nog geen speldekop groot. Maar, en dit is het wonder van de mens, Monod ten spijt, een speldekop die zich een beeld kan vormen over én zijn petieterigheid, én zijn grootheid als mens. En Pessoa wist het duidelijk te zeggen: je hebt niet de grootte van je gestalte, maar wel de grootte van wat je ziet. En ik zie me in gebalsemd in, en deelnemend aan, die bolvormige oceaan van subatomaire deeltjes die alle op de een of andere wijze met elkaar in verbinding staan. Als ik de poort van de garage open met de ‘telecommande’, dring ik totaal onzichtbaar binnen in deze subatomaire massa die de reële realiteit uitmaakt, al denken we er anders over. Het is enkel op dit niveau van het subatomaire kleine dat God zich situeren kan.
Vele van de vrienden van de Kerk die ik ken, houden dit beeld, maar ze zijn er van afgestapt omdat het niet meer voor te stellen is als een Vader, voor hen is nu het absolute, centrale punt Jezus geworden de uitzonderlijke Zoon ervan die hij is voor hen. Het is hij die hun voorbeeld is, het is hij die ze kennen en navolgen kunnen, en het is zijn leer die ze uitdragen. God wordt er meer en meer buiten gehouden.
Wij echter durven hem zien als de totaliteit van de op zich inwerkende massa subatomaire, met energie en kennis geladen deeltjes. Voor hen wijkt dit beeld te ver af van de Vaderfiguur die God altijd geweest is voor hen.
01-05-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-04-2016 |
Bevreemdend |
Het gebeurde dat ik, in een gesprek over de gevaren van de oprukkende Islam, dat ik niet alleen onze kathedralen zag verdwijnen maar ook Bach en, zegde ik, Shostakovich, een naam waarmede ik mezelf verbaasde.
Maar het antwoord kwam heel prompt: ‘Shostakovich, ken je zijn ‘Preludes en Fuga’s’, ik geloof opus 87? Een hoogtepunt in de muziekgeschiedenis, buitengewoon prachtig’.
Ik vroeg hem – maar het was ook aan mij dat ik de vraag stelde - waarom ik nu na Bach, Shostakovich had vernoemd, het lag helemaal niet in mijn bedoeling hem, samen met Bach te vermelden, maar de naam was er uit voor ik het wist.
Maar voor mijn gesprekspartner, een Vlaming, docent aan de Universiteit van Limerick, Ierland, had Bach wel degelijk een binding met Shostakovich, want dezes ‘Preludes en Fuga’s’ zijn gebaseerd op ‘das wohltemperierte Klavier’ van J.S.Bach. En zonder dit te weten, of te vermoeden heeft mijn geest, heeft mijn gedachtenwereld, de binding gemaakt en geput uit de gedachtenwereld van de man voor mij.
Een klein onooglijk gebeuren, schijnbaar althans, uit de gedachtenwereld om ons heen. Het volstond dat mijn partner Bach hoorde noemen opdat niet alleen hij, maar ook ik, onbewust maar dan via hem, denken zou aan Shostakovich en zijn naam zou uitspreken.
Ik kan dit geen toeval noemen, het zijn zaken die zich afspelen in een andere wereld, het Universum van de gedachten waarop ik, in mijn blog van gisteren, alludeerde.
Voor velen is mijn opmerking zonder enige waarde, voor mij is het een belangrijk teken om te bekrachtigen wat ik blijf vertellen over wat te ontdekken valt in de wereld van de New Physics, als in de wereld van de geest en zeker als ik hoor dat er een binding is tussen twee particules 200 Km van elkaar verwijderd.
30-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-04-2016 |
Het andere Universum |
Je bent aangekomen in een fase in je leven waar je je niet meer kunt nestelen in de warmte van een geloof in God en zijn heiligen; dat je niet meer opkijkt naar de Jezus van de liefde onder de mensen; dat je, hem eerder ziet als een filosoof, een oosterling – waar verbleef hij gedurende die dertig jaar van zijn leven? - als de zoon van God zoals we allen zonen en dochters zijn van die God. Je ziet hem wel als een broeder in de geest en hiervoor verwijs je naar het Evangelie van Thomas, die zaken verkondigde, waar de mens van toen – en ook van nu - nog niet rijp voor was en dus niet begrepen werden; zaken doordrongen van een eeuwigheid die deze was van de geest in de mens. Een andere eeuwigheid is er trouwens niet.
Eens je leeftijd toegenomen, ben je op zoek gegaan naar die Jezus van jou, die in de aanvang ook deze van Paulus was. Paulus die aarzelde om te geloven dat de verrijzenis deze van het lichaam was, de verrijzenis van de geest volstond hem niet, want hiervan kon geen beeld worden opgeroepen.
Zo, waar sta je dan nu de eeuwigheid je wacht.
Is het, het Niets waarin je verdwijnen zult of is het, het Alles dat je opnemen zal. Er is geen tussenweg, het is het ene of het andere. Er is in de (nabije) verte een holte waar je doorheen moet en wat je er wacht is een raadsel.
De Bijbel, zoals we hem kennen is heel duidelijk, je bent van stof en tot stof, het Niets dus, keer je terug. Weinig bemoedigend is dit. Een graf met wat gebeente, of een urne met wat as en een naam in een oud register, meer zal er van jou niet overblijven, na de holte te zijn binnengegaan, zelfs de geschriften die je naliet zullen tot stof vergaan. Wat is dan van het eeuwige leven dat ons wenken zou, als alles wijst in de richting van het Niets dat ons wacht, alle beloften ten spijt.
Dit is, beste vriend, waar je aangekomen bent, de stap die je nog te zetten hebt is de holte die je binnen moet. Je kunt je er op instellen, weten dat het, het einde is van alles, maar, je kunt ook gaan, wetende – wat meer is dan hopende – dat het een triomftocht wordt, een binnentreden met klaroengeschal in het Licht dat een ander licht is dan het licht van zon en sterren.
Want, jij, je stelt je de vraag, wie is het die of dat sterft en, eigenlijk, wie ben je, hoe bestaat je? Ben je maar wat stof, wat aders, wat bloed, wat adem, een massa spieren en zenuwen, wat hersenen die alles samen een wezen vormen dat zich vrij verplaatsen kan, dat leefde omdat het zijn opdracht was te leven, omdat het hier op aarde was om zich voort te planten, zoals dieren en planten er voor zorgen het leven door te geven. En in dit ben je geslaagd, je hebt vervuld wat van je werd gevraagd en het leven heeft zich dankzij je lichaam voortgezet en weinig heb je er voor moeten doen, heel, heel weinig, want alles was er aanwezig en je hebt er zelf heel wat genoegen aan beleefd.
Maar, er is meer – is er meer? – je waart meer dan lichaam, je waart ook woord en je hebt de gelegenheid gehad dit woord door te geven.
Je kon spreken, je kon schrijven, je kon denken; je kon je gedachten verspreiden, en wat je niet weet – al heb je er geen zekerheid van – maar alles wijst in die richting, gedachten verspreiden zich, kennen een geheime doorgang naar andere gedachten, ze zijn onafhankelijk en verbroederen of verzusteren onder elkaar, ze leven in een ander Universum, gehuld omheen het Universum waarin het leven heerst, een soort Arcadia, dit van de geest, waar we regelmatig heen gaan om er te wandelen, zoals Dante ons er op wijst in zijn canto IV van de Hel, om er te vertoeven, inspiratie op te doen.
De totaliteit van ons geestelijk bestand is van dit andere Universum, het zijn niet onze herinneringen die misschien ten dele in onze hersenen zitten, het zijn meer dan herinneringen, het zijn gedachten, ce sont des bribes de pensées die andere gedachten opzoeken, die tegen elkaar aan botsen, zich mengen en nieuwe gedachten vormen.
Het is in dit Universum van de geest dat je vertoeft als je schrijft, of schildert, of beeldhouwt, of componeert of simpelweg nadenkt.
En de holte waar we doorheen moeten is de weg naar dit andere Universum, waar, tijdens ons leven, onze gedachten - als we er hadden – zich gemengd hebben met de gedachten er aanwezig. Het is deze wereld die we betreden zullen en geen andere. Zo er is inderdaad, zoals de Ecclesiasticus het wist, niets nieuw onder de zon. Dit alles is de reden waarom je, je leven gewijd hebt aan het woord. Is het, het woord dat je leven was, en waart je genesteld in de warmte van het woord.
29-04-2016, 07:35 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-04-2016 |
De echte naam |
Een lezer vroeg me wat ik in mijn vorige blog bedoelde met de zin: ‘alsof de groei van de geest in de mens fungeren zou als de groei van de geest in het Universum’.
Ik bedoelde hiermede, dat het Universum zelf niet meer geest had als de Neanderthaler er had, en dat de groei van de geest in de mens dus gelijk liep met de groei van de geest in het Universum. Wat dan betekenen zou – en heel wat denken dit – dat er geen andere geest in het Universum aanwezig is dan de geest van de mens; wat dan op zijn beurt betekent dat het Universum doet aan zelfcreatie, dat het groeit in volume en tezelfdertijd groeit in zelfkennis via de mens.
Maar in feite wou ik met mijn vorige blog en ook andere ervoor, komen tot een totaal ander beeld, namelijk dat het Universum ‘wil’ dat de mens stilaan en steeds beter en beter, ontdekt dat het Universum er ‘is’, wat het is en hoe het er is en ook, waarom het er is; dat het bezig is met aan de mens te schaven opdat deze beter en beter het Universum zou leren kennen. En waarom?
Omdat het Universum wil dat het gezien wordt zoals het is - althans volgens mij - zoals het beeld dat Spinoza er van heeft: één Algeheelheid van Zijn en Worden waarin de mens vervlochten ligt en is opgenomen.
Opdat de mens dit stadium ooit zou kunnen bereiken moet hij, geestelijk worden opgevoerd tot iemand die de totaliteit van wat is en wordt zou kunnen begrijpen. Het Universum leidt ons op, voert er ons naar toe.
Pas dan zullen we de echte naam kennen van het Universum, want iets anders is er niet.
Ik weet dat dit een zeer geladen tekst is. Ik heb hem kort gehouden, zoals ik al mijn blogs zou willen kort houden. Ik wil me specialiseren in dergelijke teksten, omdat het de enige zijn die waard zijn verspreid te worden. Jij als lezer doet er mee wat je wenst, je kunt hem terzijde laten, je kunt er over nadenken, het is maar een steen geworpen in de kikkerpoel. Voor mij was het een vreugde te komen tot wat deze enkele zinnen geworden zijn. Ze zijn de reden van mijn bestaan. Hoger kan ik moeilijk gaan en een beter beeld van datgene waarop ik ben afgestemd, kan ik moeilijk vinden.
Het ga je heel goed, waarde lezer.
28-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-04-2016 |
Filosoferend |
Het is niet omdat iets geschreven staat dat het, het voorrecht heeft behouden te blijven, niets is minder waar, al vergt het soms heel wat moed om te schrappen wat je heel wat moeite heeft gekost. Hier geldt meer dan ooit de regel van het doel dat de middelen wettigt en is het beter zelf in te grijpen dan door derden op, het euvel van langdradigheid te worden gewezen.
Ik heb dan toch begrepen dat te lange uiteenzettingen, en er komen er enkele voor in mijn manuscript, beter ingekort of verwijderd worden. In den beginne worden deze wel gevolgd door de lezer, maar als de tekst te lang aangehouden wordt verzwakt de aandacht en valt de uiteenzetting in het water wat, zeker in een boek, te mijden is. Ik heb dus de moed gehad ettelijke bladzijden weg te nemen en deze onder te brengen in een rubriek ‘Reserves’ op mijn harde schijf. Ook het einde werd grondig aangepast.
Een idee echter wil ik behouden al heb ik er geen notie van of deze gedachte al ooit naar voor geschoven werd, namelijk dat de evolutie van de mens, lopende over zijn Neanderthaler eigenschappen, over de mens die de nood heeft gekend de afdruk van zijn hand na te laten op de wand van de grot waar hij leefde, over de lange weg naar de mens van nu, dat deze grondige evolutie niet te wijten is aan de mens zelf, maar wel aan het karakter eigen aan het Universum.
Een eigenheid die al aanwezig moet geweest zijn op het moment van de Big Bang, en zoals deze Big Bang nog altijd verder ‘bangt’, zonder een fractie van onderbreking, heeft deze evolutieve eigenheid er ook voor gezorgd dat deze zich ook verder heeft gemanifesteerd in de evolutie van de mens en uitzonderlijk, in de evolutie van en in de geest van de mens.
Wij zelf, als mens, hebben er niets aan toegevoegd, de evolutionaire krachten in de kosmos hebben er voor gezorgd dat we voor het ogenblik staan waar we staan, en dan denk ik vooral en uitsluitend aan de mens die zijn eigen evolutie niet heeft geblokkeerd omdat hij te zeer gehecht en gebonden was aan wetten en vooroordelen in het leven geroepen door vermeende zieners.
Bekeken van uit het standpunt van de geest in de mens is het op dit vlak dat de evolutie het meest zichtbaar is. Het houdt verband met de uitdeining van het Universum, waarbij gesteld mag worden dat een uitdeining naar buiten, gecompenseerd is geworden door een uitdeining naar binnen of, een uitdeining enerzijds naar het maximale en anderzijds naar het minimale.
Wat de mens betreft vindt deze uitdeining plaats in zijn geest, ons inzicht in alles wordt verder en verder uitgebouwd, ons beeld van het Universum en vooral wat het Universum in houdt wordt ruimer en ruimer en wijzelf weten beter en beter dat we er een deel van zijn; dat Universum en mens één onscheidbaar geheel vormen alsof de groei van de geest van de mens, zou fungeren als de groei van de geest van het Universum. En in dit verband schijnt me zelfs toe dat de vooruitgang naar meer en beter, een snelheid heeft bereikt die in verhouding tot de beginfase als exponentieel mag gezien worden.
We houden de evolutie van onze geest – de groei in ingewikkeldheid van onze hersenen - niet in eigen handen. Het zijn wij niet die er voor zorgen dat onze kennis van het ons omringende, preciezer en preciezer wordt, of we dit willen of niet, of we er voor open staan of niet, de vooruitgang is er onmiskenbaar maar niet iedereen is er in een zelfde mate op ingesteld, integendeel, er zijn er die eeuwen zijn blijven trappelen ter plaatse en niet zinnens zijn hier iets aan te veranderen, wat niet belet dat de mogelijkheid open blijft voor elk van ons.
27-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-04-2016 |
Tentoonstelling |
Het beeld van een oneindig Universum dat ons wordt aangeboden: enerzijds, miljarden galaxieën, elk met miljarden sterren en, anderzijds, het binnen-universum, ineen gekrompen tot het beeld van het oneindig kleine, het sub-atomische, verlengd tot in de snaar-theorie van Witten en, dit enerzijdse en anderzijdse, zover het is en strekt, geladen met de energie van het oneindige, dit is het enigmatische verhaal dat ons wordt voorgehouden en dat we incalculeren moeten in ons dagelijks bestaan opdat we beseffen zouden waar we staan als mens op deze aarde.
Uiterlijk zin we niet zo heel veel, ware er niet de allesomvattende blik die wij op het Universum werpen kunnen, ware er niet de kennis te weten wat we niet zien kunnen, die het immense teken is van de geest in ons.
Wie of wat heeft dit voor ons voorzien en gewild?
Het is de morgenstond die de geest bevrucht met dit beeld en deze vraag, beide telkens opduikend uit de nevelen van de nacht, beide ons confronterend met de dagelijksheid der dingen waar we los van willen als we schrijven gaan omdat de dagelijksheid geen onderwerp is voor ons, zodat het ook geen onderwerp zijn kan voor de kunst die ons wordt voorgelegd of aangeboden.
Ik begrijp dan ook de ontgoocheling die uitdraait op woede bijna van een goede vriend, poëet en kunstenaar, die geconfronteerd wordt met een tentoostelling van tekeningen en schilderwerken die zelfs, als ik hem volg, noch inhoudelijk, noch in vormgeving, de alledaagsheid der dingen niet bereiken.
Kunst is het werk van het deeltje in ons, dat ons bindt met het hierboven opgehangen beeld van het Universum. We dragen dit beeld bewust of onbewust, maar het is van uit dit beeld dat we vertrekken moeten opdat het creatieve element in ons, zaken zou voortbrengen die boven de alledaagsheid der dingen uitstijgen. Hiervoor is in de eerste plaats de technische vaardigheid vereist die de basis vormt, de ondergrond, waarop het element inhoud en diepte neergezet kan worden. Vruchteloos is elk pogen als deze noodzakelijke basis niet aanwezig is.
Schijnbaar, als ik mijn vriend hoor, was dit, voor de tentoon gestelde schilderijen, evenwel te veel gevraagd. En ware het wenselijker geweest de tentoonstelling te houden op een terrein dat zich beperken zou tot de woonkamer en zijn intiemste vrienden. Aldus, het grote publiek terzijde latend, zal hij of zij de beoordeling krijgen die ze hoopten te krijgen, maar er is grote twijfel of dit hen van enig nut zal zijn.
26-04-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-04-2016 |
Stenen |
Het was een lange dag geweest. Hij had intens gewerkt aan zijn manuscript. Halfweg houdt hij er een twijfelbeeld aan over, de zekerheid die hij had is een zekerheid met deuken geworden. Maar hij moet verder, hij moet zijn werk blijven zien als een volwaardige poging om de wereld van de literatuur binnen te treden, voor minder heeft hij niet gewerkt, daarom ook heeft hij de lat heel hoog gelegd, te hoog misschien. Het is het risico dat hij genomen heeft, is hij er niet in geslaagd, het weze dan zo, wat hij zal achterlaten is een soort van geloofsbelijdenis, vastgelegd op een bepaald ogenblik in zijn leven; een geloofsbelijdenis die in beweging blijft. Een voorbeeld van de mens in wording die hij is en blijven zal tot het einde van zijn dagen.
En voor hij slapen gaat leest hij bij Ouspenski dat: chaque substance possède en plus de ses propriétés cosmiques, des propriétés psychiques, c’est-à-dire un certain degré d’intelligence.
En dit ook maakt dan deel uit van zijn geloof, dat de stenen die hij raapte op zijn tochten in de bergen, in zich leven dragen; dat ze een uitstraling hebben en hem bekoord hebben. Het zijn gezellen geworden. Hij weet niet wat ermee zal gebeuren als hij er niet meer zal zijn, maar sommige ervan zijn kleine beeldhouwwerken, zijn meer dan kunstwerken omdat ze gebeiteld werden door wind en water en door de eeuwen, en omdat de vorm die ze aldus verworven hebben, kosmische vormen zijn. Ook raapte hij ooit op het strand van bij ons een stuk kei, een silexsteen eigenlijk, duidelijk de kop van een vis waar een oog werd ingekrast en een lijn voor de muil. Hij schonk die steen aan zijn kleinzoon Arnoud, hopende dat hij er de zorg voor dragen zal die de steen verdient.
Want deze eeuwenoude silexsteen die hij jaren geleden opraapte, heeft een geschiedenis, draagt een betekenis. Hij werd inventief bewerkt door een van onze voorvaderen, waaraan hij nu, geïnspireerd door Ouspensky - op zijn beurt geïnspireerd door Gurdjiev - woorden aan wijdt die misschien zullen gelezen worden als zijnde te vergezocht, maar hij herhaalt het, en vooral aan zijn kleinzoon Arnoud, voor hem, zijn grootvader, hebben deze de waarde van een groot gedicht opgerezen uit het landschap van de geest.
En alle andere stenen die hem resten zou hij willen plaatsen in een glazen kast, onder speciale belichting, als bewijsmateriaal van wat kosmische kunst is, grootlevend en onvergankelijk. Hij zou die kast plaatsen naast zijn boekenrek: de werken uit de kosmos naast de immense kracht van het geschrevene dat van de mens in wording is.
25-04-2016, 07:39 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |