 |
|
 |
|
|
 |
29-04-2012 |
Inspanning |
Ik vroeg gisteren
een lange inspanning aan mijn lezer, het was een nog langere voor mij om te schrijven
wat ik schreef.
Gaf het me enige
vreugde bij het inloggen, en eens ingelogd, keek ik er met vertrouwen op neer?
Twijfel is mijn
deel, twijfel mijn gegoochel met de naam van God, twijfel mijn gestamel, want
meer is het niet. En jij, je vraagt me of het wel nodig was dergelijke zaken te
verwoorden/verwerken.
Zijnde wie ik
geworden ben, was het nodig en blijft het nodig, want er is droefheid om wat me
werd aangeleerd in mijn jeugd en nu grote twijfel genereert dat het, hoe mooi
en geruststellend het ook moge geweest zijn, niets te maken had met het grote
enigma dat de naam van de Onnoembare omkleedt.
Er is ook grote
kommer, omdat de jeugd geen nood meer heeft aan wat van vroeger was, de
teloorgang van wat gekend staat als de christelijke beschaving is aan de gang, de
Kerk houdt schijnbaar de ogen gesloten voor wat zich aan het afspelen is, alsof
alles, door gebed en door de tussenkomst van de Heer, terug in zijn plooi zal vallen.
Waar ik niet in
geloof. Maar men zou kunnen beginnen met de nadruk te leggen op die meer
diepgaande woorden van een totaal andere gerichtheid die Jezus sprak: Het rijk
Gods zoek je niet, het bevindt zich binnen in jou.
Waaruit we, om te
beginnen, leren konden te leven zoals het hoort te leven: open voor het grote
mysterie dat het leven is; bewust dat je lichaam stof van de sterren is en je
geest, even onsterfelijk als de geest die van de kosmos is.
Maar of we hier ver
zullen mee komen, weet ik niet, misschien brengen de tijden ons zes eeuwen
terug.
Ondertussen vergat
ik dat gisteren, 28 april, in Hong Kong, de geboorte van Buddha werd gevierd.
Heb er hier niets over gelezen.
29-04-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-04-2012 |
De Adem van de Dagen (33) |
En deze morgen
heeft hij Proust gelezen waar deze het
heeft over het evangelie van Lucas, wanneer de dubbelpunten gelezen worden
die de tekst onderbreken. En, schrijft Proust, :
Avant chacun des morceaux presque en forme de cantiques
dont il (het evangelie) est parsemé heb ik de stilte beluisterd van de gelovige die deze teksten luidop las en
bij elk dubbelpunt de lezing even onderbrak om het volgende vers aan te
vatten; alsof het een psalm was die hem herinnerde aan de vroegere psalmen uit
de Bijbel, et plus dune fois, tandis que
je lisais, il mapporta le parfum dune rose que la brise entrant par une porte
ouverte avait répandu dans la salle haute où se tenait lassemblée et qui ne
sétait pas évaporé depuis dix-sept siècles.
En meer dan eens,
terwijl ik las, bracht hij me de geur van een roos die de wind, langs een open
deur had binnengebracht, in de hoge ruimte van de zaal waar de vergadering zich
ophield, een geur die na zeventien eeuwen (!) nog niet verdampt was.
Hij leest dit en
voelt de grote poëtische kracht van Proust, schuilend meer in de klank van het woord
dan in de betekenis ervan en groter nog is het gevoel dat hij onrecht heeft
aangedaan aan het Boek der boeken, dat hij nemen moet en lezen, traag, heel
traag zoals Wittgenstein wenst dat zijn zinnen gelezen worden.
Het goddelijke in
de Bijbel is ontstaan uit de innige verbondenheid van de mens met zijn God en
handelend over deze verbondenheid. Maar waarheden van toen zijn symbolen
geworden en dogmas fossielen. En de groei gaat verder. Nieuwe elementen
sluipen binnen en slingeren zich omheen de oude en niets kan de groei van het
nieuwe tegenhouden. De zoektocht van de mens, in zijn hunker naar het
Allesomvattende, geïnspireerd door de beelden van het Universum die hem thans
bereiken, situeert zich voorbij de dimensie van de God van de bijbel.
En het is hem
duidelijk, de oude banden zijn afgelegd, hij wenst zich niet meer te begeven in
het spoor van de theologen die vertrekken van gegevens waarvan het stramien
opgetekend ligt in boeken waaraan niet mag getornd worden.
Want de mens wil
zich losrukken uit deze bolster van waarheden op vergeelde bladen; wil voor
zich de oneindigheid waarvan hij, dankzij de geest in hem, een immens deel is,
en de geest, de zuivere essentie zijnde van het Universum, hij deel is van deze
essentie. Het is zijn vrijheid te zijn tussen hemel en aarde en hoe verder hij
de hemel binnendrijft hoe rijker, hoe voller, hoe meer geïntegreerd hij zich
voelt en ook hoe inniger zijn band is met al degenen die denken zoals hij.
Het is een leven
vullende harmonie van het kleine in het sublieme en het sublieme dat het kleine
vult en kleurt.
En zo kan hij ook met de pastoor van Crécy uit le Journal dun Curé de Campagne van Bernanos beamen : Les petites choses nont lair de rien mais
elles donnent la paix.
En kan hij eraan
toevoegen dat de kleine dingen van het leven niet alleen rust brengen in ons
maar dat het ook vingerwijzigingen zijn naar het oneindige. Dit te zien, dit
aan te voelen brengt ons in het spoor van de mens die wordende is.
En dan is er de
vraag, vanwaar deze ingesteldheid; ontstaat ze uit hemzelf, is ze inherent aan
ons mens-zijn en volstaat het buiten het alledaagse te treden opdat we terecht
zouden komen in een inspiratiebron die onze wereld van gedachten en gevoelens
bevloeit?
Het is dit magische
gevoel van creativiteit dat een uitwerking zoekt in al degenen die werken aan
een boek, een schilderij, een symfonie, die werken aan om het even welk
kunstwerk. We zijn gelukkig hiermee; het is het doel van ons mens-zijn. Het is
het openrukken van ons mens-zijn op het kosmische, het verhevene, dat de
creativiteit in zich draagt.
Als Schillebeeckx
die hij destijds las, dan schrijft dat God een evolutieve kosmos heeft gewild
om daarin de mogelijkheid voor te bereiden voor een menselijke vrijheid en dus
van liefhebben, dan zijn dit maar wat woorden. En had hij liever in plaats van
lief te hebben, gelezen en gehoopt te zullen lezen: en dus van creatief te
zijn.
Het creatieve dat aanwezig is in een kosmos in
volle evolutie, en het is in dit creatief-zijn dat onze toekomst ligt. dit is
het spoor dat voor ons open ligt.
Trouwens welke
kosmos zou de God die we aanroepen anders kunnen gewild hebben, een statische?
28-04-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-04-2012 |
Hoe het vergaat |
Hoe het vergaat met woorden.
Woorden zijn wispelturig, elke dag vergaat het verschillend met de
woorden. Soms staan ze er, klaar om genomen te worden, soms zitten ze verborgen
en weigeren ze zich te tonen zodat ik er hulpeloos bijzit, want woorden zijn
mijn adem.
Ook vandaag is het geen feestdag wat woorden betreft, gisteren ook
aarzelden ze, maar dan vond ik Pessoa die me ter hulp kwam.
Zo blijft de spanning tot het ogenblik dat ik mijn tekst goed genoeg
acht om hem in te loggen. En het is ook zo dat het belangrijkste deel van de
dag gericht is op mijn blog en dit nu al sedert half 2010. Het is begrijpelijk
dat ik eens op een muur stuit waarachter de woorden zich verbergen.
In meer wil ik ook werk maken van
dat fameuze boek van mij. Waarin ik me op het ogenblik op een dwaalspoor
bevind dit is de indruk die ik heb ik schrijf in het ijle weg. Ik ben bezig
met zaken die ik kwijt wil, omdat ze te lang al in mijn rondslingeren. Ik vraag
dus nog wat geduld vooraleer ik aan mijn verhaal als er tenminste een verhaal
gevonden wordt - kan beginnen.
Trouwens ik ben onkundig in het vak wat roman schrijven aangaat. Ik heb immers
de indruk dat de lezer verwacht dat ik iets te vertellen heb. Dat ik
bijvoorbeeld schrijf dat Ugo, een Four Roses is gaan drinken in een bar in de
stad, een literair café, typisch voor Europa, zegt George Steiner, dat hij er
een jonge vrouw ontmoet met wie hij een spel schaak begint, sippend aan zijn
bourbon, dat hij er haar ook een aanbied en dat ze daarna, ja, wat doet men na
schaak te hebben gespeeld, als je je laat gaan als schrijver, zonder enige
belemmering, à la Brusselmans, schrijven tot onder de lakens, met de nasmaak
nog de volgende morgen.
Ik zou dat wel kunnen. Wat Ugo betreft is mijn vrijheid totaal, maar het
schijnt me toe dat het er zo aan toegaat
in alle romans, dat elkeen dit uitschrijven kan of met veel sprekende details,
of met een zekere soberheid in de beschrijving van bepaalde handelingen, wat me
dan doet denken aan de wijze waarop Jacques Prévert dit probleem, als het er
een zou zijn, oploste:
Terwijl ik, voor het ogenblik, Ugo nog iets meer wil laten vertellen
over het Boek der Boeken zo lang het in Europa nog zal mogelijk zijn jij,
als lezer, hoeft het maar over te slaan als het je geen zier interesseert. Maar
voor mij is het belangrijker dat het schaken met een jonge vrouw en het drinken
van een Four Roses.
Later misschien.
27-04-2012, 00:53 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-04-2012 |
Fernando Pessoa |
Over
Fernando Pessoa schrijft Saramago: dat het een man was die talen kende en
verzen maakte. Hij verdiende zijn brood en wijn met het aanbrengen van woorden
op de plaats van woorden, hij maakte verzen zoals verzen gemaakt worden, alsof
het voor het eerst zou zijn dat verzen werden gemaakt.
Hij
schrijft ook dat Pessoa een fenomeen was, nooit voorheen gezien in Portugal,
dat hij een nog grotere was dan Camões en, als hij zich bekeek in de spiegel,
hij dacht dat hij Ricardo Reis was, dat hij Alberto Caeiro was, dat hij Alveiro
de Campos was, dat hij Serrando Soarres was en nog enkele namen in meer, om
uiteindelijk te besluiten dat het thans tijd werd om Fernando Pessoa te zijn, el ridículo
Fernando te zijn en de meest
ridicule liefdesbrieven van de wereld te schrijven. Aldus Saramago.
En la flor de ledad,
op 47-jarige ouderdom stierf Pessoa. Van hem is geweten dat zijn laatste
woorden waren: dadme mis gafas, geef
me mijn bril.
Volgens
Saramago heeft niemand zich ooit de vraag gesteld wat ik betwijfel waarom
hij zijn bril verlangde. Het was niet om zichzelf te bekijken, er was trouwens,
zegt Saramago, geen spiegel in de kamer. En ook, no le dio el tiempo la parca, de schrikgodin liet hem de tijd niet.
Persoonlijk,
maar wie ben ik, wist Pessoa wel wie er aan het sterven was, maar denkend aan
wat ik las van hem, waag ik het vooruit te schuiven dat hij, in een laatste
helder ogenblik ons een afdruk van zijn schalksheid heeft willen achterlaten
door naar zijn bril te vragen.
Wat
ik niet denk is dat hij naar zijn bril vroeg om die mee te nemen in het andere
leven om er als een gebrilde man te verschijnen. Maar je weet maar nooit met
hem.
Ik
denk ook aan dadme mis gaffas,
alsof voor een schrijver als Pessoa, sterven de meest doodgewone zaak was.
Maar
van Fernando Pessoa vergeet ik niet dat ik een koffie dronk in het café waar
hij regelmatig kwam, en dat ik neerzat in de stoel, naast het beeld van hem
geplaatst ter hoogte van het café, in het midden van de rua Garrett in
Lisboa, en dit met zijn boek
in de hand dat nu gesloten voor mij ligt.
26-04-2012, 00:04 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-04-2012 |
De Adem van de Dagen (32) |
Zo is het eerste grote boek, tenminste wat
hem betreft, de Bijbel gebleven. Hij gaf reeds zijn idee over de schepping en
wenst er niet op terug te komen. Hij heeft ook zijn oordeel over de bevrijding
van Israël uit Egypte en wat deze wel zou kunnen geweest zijn. In een woord het
is voor hem onmogelijk niet geïnteresseerd te zijn in alles wat de Bijbel
betreft, het boek dat de fundering is van onze westerse beschaving de
Getuigen van Jehovah lopen er mee rond in hun binnenzak - en ook omdat de Kerk
dit boek heeft gebruikt om haar stempel te drukken op zijn jeugd en zijn jonge
jaren.
Maar zijn visie op de inhoud ervan heeft zich
met de jaren sterk gewijzigd. Het is begrepen geweest (en vertaald) van uit de
optiek dat de aarde het centrale punt was van het Universum en dat de zon rond
de aarde draaide. Het Universum bestond toen uit hemel en aarde en men kon
alsdan aanvaarden dat de, in zijn zetel rustende God, toekeek, noteerde en
desnoods zou tussenkomen op wat zich hier op aarde aan het afspelen was.
Als we vandaag het scheppingsverhaal hernemen
weten we dat het Heelal in expansie is en dat de schepping, of wat aanving de
zevende dag, nog immer doorloopt; weten we dat na miljarden jaren de mens is
opgedoken als geïntegreerd deel van dit Heelal en dat, met het Universum, ook
de mens in wording is.
En waren we gebleven bij Elohim dan ware er
een opening geweest naar het kosmische, maar zodra Elohim herleid werd tot
Yahwe en Yahwe tot God en die God, die in zijn zetel rustende God, zich zo
gezegd is gaan bezighouden met Abraham en dezes nageslacht, intervenieert in
Sodoma en Gomorra, tien plagen afstuurt op een even religieus en hoogstaand
volk en dan nog, jaren later, zon en maan een maan die hij niet nodig had -
laat stil houden om Josua te plezieren, dan staan we voor een toeziende, een
actieve God.
Hij wil zich niet verder laten gaan. Hij ziet
genoeg de obsederende kracht die uitgaat van de Bijbel en de Evangeliën en, van
het nieuwe boek, de Koran dat zich aankondigt in het westen.
Maar hij wenst vooral zijn geloof in een
kosmische God te behouden, in een God die geen nood heeft aan woorden, geen
nood aan daden, geen behoefte heeft aan offergaven.
En dan dat andere verhaal, het verhaal van Paulus die in zijn Brief aan de Romeinen
schrijft dat door één mens de zonde in de wereld is gekomen en de Osty-Bijbel
die er in een voetnoot aan toevoegt dat het met deze zin is dat de leer van de
erfzonde haar intrede doet in de christelijke gedachte : cest une date dans lhistoire de lhumanité.
Geïntrigeerd gaat hij zoeken in de Dictionnaire théologique van de abbé
Bergier, uitgegeven in 1792, in acht, in leder gebonden delen, om er te lezen
onder Péché originel dat het dogma
van de zonde van Adam en het dogma van de Verlossing nooit te scheiden zijn en
dat het ene innig verbonden is met het andere.
Paulus kan zijn zin over de zonde van Adam
niet gehaald hebben bij Christus, - heeft Jezus wel ooit Adam vernoemd? hij
Ugo, heeft genoeg aan de verklaring van Teilhard de Chardin die stelde, meer
dan een halve eeuw geleden, dat de bestaande dogmas fossielen geworden waren.
25-04-2012, 00:04 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-04-2012 |
Waarom Dante? |
Waarom duikt Dante zo
dikwijls op in mijn geschriften; waarom neem ik hem als voorbeeld, citeer ik
hem als het past en misschien ook als het minder past? Is het omdat hij de
grootste was want dat was hij omdat hij met zijn verhaal over zijn tocht
door Hel, Vagevuur en Paradijs het meest fantastische literair werk heeft
voortgebracht,.
Wel ik las zijn Divina Commedia. Gedurende jaren was hij
mijn gezel, las ik hem zoals Jorge Louis Borges hem las, in het Italiaans van
Dante hij werd trouwens de vader van de Italiaanse taal genoemd IN zijn
Italiaans dat ik begrijpen kon dankzij niet alleen een Italiaans woordenboek,
maar eveneens dankzij vertalingen in het Nederlands, het Frans, het Engels.
Aldus kwam ik er toe telkens en telkens beter zijn woorden te begrijpen en binnen
te dringen in zijn visionaire beelden en gedachten.
Ik werd er zo door
getroffen dat ik op een dag besloten heb, er de tijd aan te wijden die ik dacht
nog te leven te hebben, en te gaan schrijven over zijn werk en dit in een
weinig conventionele vorm, alsof ik samen was met hem toen hij, bij zijn
terugkeer op aarde, zijn tocht doorheen
Hel, Vagevuur en Paradijs begon te schrijven. Ik beeldde me in naast hem te
staan terwijl hij schreef, toe te kijken over zijn gebogen rug, zoals hij thans
toekijkt hoe ik aan het schrijven ben over hem.
Het is een groot pak tijd
geworden. Ettelijke jaren waren er nodig om mijn ingebeelde gesprekken met hem
uit te schrijven, te verbeteren, te herschrijven en nogmaals te hernemen wat al
drie of viermaal was geschreven. Om uiteindelijk, moe geschreven en voelende
dat er geen einde aan kwam, ik, halfweg zijn Purgatorio, af te haken. Van zijn Inferno bestaat er een gebundelde versie: Mijn dagen met Dante.
Er nu terug over schrijvend,
overvalt me de gedachte, nog een laatste maal
te herbeginnen, ook zou ik zijn Purgatorio
willen afwerken en zijn Paradiso. Maar
ik heb nu mijn blog en heb mijn fameus boek te schrijven, ik kan het er niet
meer bijnemen, en er zijn nog andere dingen die ik zou willen doen.
Soms denk ik - en de
moeheid overvalt me veel vlugger dan enkele jaren terug dat ik mijn beste
tijd heb gehad. En dat die beste tijd, mijn tijd met Dante was,
24-04-2012, 00:40 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-04-2012 |
Boek |
Over mijn boek : De Adem van de Dagen
Ik schrijf omdat ik
schrijven moet, omdat ik niets anders meer ken of kan. Maar is dit wel correct.
Schrijf ik ook niet opdat ik zou gelezen worden?
Heb meer dan dertig
jaar lang elke dag mijn pagina geschreven, altijd met dezelfde pen zodat deze
nu haar hars- of verflaag heeft verloren en het koper van de huls vrijgekomen
is.
Ik aanzag mijn
dagboek en de beradenheid waarmee ik schreef niet als een doel op zich zelf
maar als een aanloop naar het boek dat ik ooit schrijven zou. Een boek dat gepubliceerd zou worden en uitgestald zou
liggen in de boekenwinkels. In de loop der jaren zijn er enkele manuscripten
naar de uitgever gestuurd, maar, en eigenlijk tot mijn groot geluk, zijn alle
pogingen gestrand.
Een nieuwe poging
is nu aan gang, maar mijn doel is verschillend. IK ben niet meer uit op een
publicatie, het boek zit ingeschakeld in en loopt mee met mijn blog, en dit
volstaat me en het geeft daarenboven, althans voor mij, een bijzondere
meerwaarde aan mijn dagelijkse geschriften omdat het tezelfdertijd de genese
betekent van De Adem van de Dagen.
Een vreemd
gebeuren, de bladzijden van een boek die nu en dan, onregelmatig in elk geval,
worden uitgezet, in de vorm van een feuilleton. Ik bereik aldus wat ik altijd
gedroomd heb te verwezenlijken, schrijven en gelezen worden, zelfs al is het
maar gelezen door een beperkt, maar dan toch een gewaardeerd publiek, dat ik
misschien ruimer wou, maar een publiek dat ik in de hand heb en waarvan de
kritiek uiterst beperkt is
Ik realiseer aldus,
in mijn late dagen wat ik droomde op jonge leeftijd toen ik aan mijn eerste
proefstuk begon en vader dacht dat ik schoolstraf aan het schrijven was.
Ik ben thans aangekomen aan
passage 32. Ik noem dit deze passages geen canti zoals Dante Alighieri, die er
in totaal 1+33+33+33 schreef, maar ik ook wil er 100 schrijven. En ik vermoed
dat Dante, aangekomen bij canto XXXII, niet wist hoe hij ooit tot driemaal
drieëndertig canti komen zou. Ik weet het evenmin, en evenmin als hij, weet ik niet
hoe het verder moet, wat ik er nog in meer kan aan toevoegen en welk verhaal
als er ooit een verhaal zou zijn eruit voortvloeien zal. Maar zoals Hertmans
schreef in zijn meer dan schitterend essay over Adorno, reken
ik ook, zoals Dante, zoals zovelen, op het
enigma van de intuïtie.
23-04-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |