 |
|
 |
| |
|
 |
| 12-11-2023 |
Hiromi: ik zwemmend in haar klanken. |
|
Hoe, vraag ik me af, hoe kan het dat ik me ooit tegenover mezelf verbonden heb om te doen wat ik doe, vooral dan te schrijven over wat ik denk, me bloot geven tot in het diepste van mijn gedachten, zeggen dat het Universum er is omwille van de mens* die er moest zijn wat zelfs Spinoza niet heeft gezegd of geschreven en ook, verder kun je niet gaan in je wereldbespiegelingen.
Wat heeft me er zo ver toe gebracht na al wat ik las en ideeën verwerkte van anderen zo dat ik me er bijna in verdronk?
Het is maar dat ik veel geschreven heb en nagedacht al schrijvende, dat de woorden gekomen zijn zoals ze kwamen en ik er geloof heb aangehecht en de woorden gestold hebtot een bundel.
Ben ik afgeweken van Spinoza of ben ik hem dicht benaderd als ik dacht dat Universum en God geen dualiteit is maar een eenheid, het ene verweven tot in het merg met het andere, en omgekeerd.
En hoe ben ik er toe gekomen, zonder ooit Spinoza te hebben laten doordringen tot mij, laat staan dat ik hem zou begrepen hebben, maar door lezen en denken, tot een uiterst standpunt te komen dat misschien letterlijk en figuurlijk samenvalt met dat van Spinoza. Dus, in feite heb ik mezelf opgevoerd tot wat ik vandaag verkondig.
In hoever dit overeenstemt met wat een vriend die voor het ogenblik zich aan het verdiepen/verliezen is in Spinoza, gevonden heeft, weet ik niet. Ikzelf ben me voor het ogenblik aan het verdiepen/verliezen in de kwantum fysica, voor wat ik ervan begrijp schijnt het me toe dat ik hiermee filosofisch aangekomen ben, waar ook Spinoza zou aangekomen zijn namelijk dat de geest zich vertoont onder de vorm van materiële deeltjes van elektronen tot any-onen, tot Higgsdeeltjes; dat al wat is te herleiden is tot geest, de geest van wat of wie niet te noemen is. Losgelaten als ik was vanmorgen, luisterend op ‘MEZZO live’ naar de piano van de Japanse Hiromi Uehara en haar kwartet, op het Jazz festival 2023 van Montreal.
Hoe oud voelde ik me toen, schrijvend zwemmend in hun klanken?
*Het kan dat een andere soort homo sapiens levend is op andere planeten, echter bezeten door een zelfde geest.
12-11-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 11-11-2023 |
Beeldhouwer zijnde. |
|
Eens mijn blog ingelogd en dit gebeurt heel dikwijls voor ik slapen ga, kruip ik met een gerust gemoed in bed. Mijn dag is goed geweest wat er ook moge gebeurd zijn. Als ik dan ook nog de zin ken waarmee ik de volgende dag kan beginnen dan voel ik me nog meer voldaan. Ik hoef er zelfs niet over na te denken bij het opstaan. Het is de zin die ik hier neerschrijf die ik bij het slapen gaan had bedacht.
En geen nood, ondertussen reageerde mijn vriend beeldhouwer per e-mail op de website die ik hem in de valavond had laten geworden* . Verbitterd zoals ik hem ken over het lot van de ambachtsman beeldhouwer in deze tijden, maar vol creativiteit. Hij schrijft:
‘Hamer en beitel zijn verboden voorwerpen geworden en mogen aldus niet gebruikt worden voor het creëren van beeldhouwwerk. Daardoor verdwijnt het ambacht en met het ambacht verdwijnt de ambachtsman. Gedurende eeuwen een vaste waarde om kunst te kunnen maken.
In februari heb in een individuele tentoonstelling. Deze wordt ingericht door het Alnetumcomité van Elst in de Sint-Apolloniakerk. Deze kerk in uitgegroeid tot een kunstkerk en zij wordt in februari druk bezocht. De inleiding over mijn werk zal de nadruk leggen op het houwen van beelden. Op het belang van de taille directe. Over de hamer en de beitel als verlengstuk van de geest. Over het respect voor de materie en over de schoonheid ervan. Men voorziet dat de opening druk zal worden bijgewoond. ‘
Ik voel zijn gebrek aan erkenning als beeldhouwer en voel me enigszins getroost terecht of onterecht, door hem gesteund in wat hij schrijft, want ook ik heb nood aan erkenning, hoewel ik niet de zekerheid heb over mijn werk die hij wel heeft over wat hij presteert en ik denk dat zijn werk deze erkenning meer dan wie ook verdient.
Hiermede staat mijn blog van vandaag totaal onverwacht geschreven. Met de gegevens op onderstaande website eraan toegevoegd is hij niet onbelangrijk.
In tegendeel, hij handelt over wat aan het verdwijnen is als doorslaggevend element van onze beschaving.
*ORNAMENTAL WOODCARVER Patrick Damiaens: Don Bosco Liège Belgium | The disappearance of intangible cultural heritage | DISCONTINUATION of the artisan program ornamental wood carving (ornamental-woodcarver-patrickdamiaens.blogspot.com)
11-11-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 10-11-2023 |
De dwang. |
|
Een vriend, een groot beeldhouwer – dan toch voor mij – zegde me ooit dat hij soms bevreesd is om zijn atelier binnen te gaan, omdat hij daar, eens de drempel overschreden, geconfronteerd wordt met de dringende noodzaak, de gewone mens die hij maar is, te verlaten en binnen te treden in die andere in hem, hij die iets maken, iets scheppen wil dat heel vaag in hem aanwezig is, maar dat hij nu ‘moet’ afmaken.*
Keer op keer, zegt hij, is dit een grote stap, een aanvoelen van de moeite en de aanhoudende dwang die hij te beheersen heeft de komende uren, dagen misschien, elke creatieve inspanning een bevalling zijnde.
Hoe goed ik hem begrijp als ik opsta uit de nacht en de dag zich aanbiedt die ik niet voorbij kan zonder mijn woorden te hebben geschreven, woorden die er niet zo maar voor het grijpen liggen, die zich soms een tijd verborgen houden.
Telkens is er een weerstand die ik overwinnen moet, maar ik weet nu, na al die tijd, dat uitstel geen oplossing is en ook dat me er de vreugde wacht en de voldoening eens het werk volbracht is.
Om me de volgende dag terug in een zelfde toestand te bevinden: herbeginnen, herdenken, aan te vullen of, met andere accenten te kleuren wat ooit geschreven werd door mij of door iemand anders.
Het is inderdaad een creatieve ingesteldheid die de mijne is waaruit ik me zo vlug mogelijk elke dag wil bevrijden.
En ik zeg jullie dat het op mijn leeftijd – de vermoeidheid die plots opduikt en nog steeds de last in mijn rechterhand die niet wijkt maar toeneemt als ik schrijf – niet zo evident meer is het dwangperspectief van een nieuw te schrijven, andere blog te overwinnen.
Zelfs al slagen we er tot op vandaag nog in, de dwang is er.
*in februari heef hij een tentoonstelling van zijn werk in de ‘kunstkerk’ van Elst.
10-11-2023, 06:12 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 09-11-2023 |
Hoe te ontcijferen? |
|
In feite zijn mijn ‘Geschriften’ als ik nadenk over hun lot – ook het boek dat ik schreef - dode letter als ze niet gelezen worden, zoals het Universum een dode letter zou zijn ware de mens er niet om ernaar op te zien en zijn verwondering erover uit te spreken.
En het is op verwondering dat het aankomt want verwonderd zijn betekent dat je erover nagedacht hebt.
Dat je gezien hebt hoe het Universum er is, vooral dan in het oneindig grote dat ons nu wordt getoond én in het oneindig kleine waarover we lazen om het trachten te begrijpen, je hebt getracht vertrouwd ermee te worden en hebt deze oneindigheden ingebouwd in je besluitvorming over wat het leven is van de Natuur.
Maar de ‘stille-dood’ zou ook het lot zijn, indien ik dit niet vermelden zou, van de zaadbollen van de wilde rozenstruik die bloedrood geworden zijn en, van alle zaden die gerijpt zijn, want de herfst heeft zijn werk gedaan, ook ten dele wat de vijgenboom betreft.
Wat echter - ik wil het bekennen - nog niet geldt voor wat ik te volbrengen heb want mijn werk loopt herfst en winter. Het bestaat er hoofdzakelijk in door mijn woorden me weerspiegeld te weten, zoals de bomen in de vijver, zoals de bergen in het bergmeer, in de gedachtewereld van jullie, mijn lezers, opdat jullie me meenemen zouden op verre reizen en spreken over mij met andere vrienden die me kennen, op plaatsen waar ik nooit komen zal om ze te horen.
Wat ik wel weten zal is dat je me meedraagt in je doen en laten, jij die me leest, zelfs al ken ik je amper of helemaal niet, dat je in mij geworteld zit en dat wat ik schrijf, enkel voor ons beiden werd opgetekend en dat er aldus tussen ons een band is gegroeid en dat er meer nodig is dan een simpele daad opdat die verbroken zou kunnen worden.
Vooral, dat ik jullie nodig heb om me uit te drukken zoals ik het doe en dat het heerlijk is om op deze wijze me op te houden met jullie zoals het is, geen blad gesloten maar een lichtend punt, telkens het geschreven is én voor mij, én voor jullie allen die me lezen: een vreugde en een wijding.
Ik die een vonk wil zijn naar een voor jou gezegend ogenblik. Een zin, een vleugje nieuw leven dat je een tijdje vasthoudt, als van een appel de rode glans, als van een zwam de vreemde tekening die je te ontcijferen krijgt.
09-11-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 08-11-2023 |
Wat ik niet wil laten verloren gaan. |
|
Als je Dante’s ‘Inferno’ leest wordt je in zijn canto IX, 61-63 onvermijdelijk getroffen door drie versregels waarvan je je afvraagt wat die wel betekenen kunnen:
O voi ch’avete gl’inteletti sani, / mirate la dottrina che s’asconde,/ sotto il velame de li versi strane.
Wat wilde Dante ons verbergen, wat mocht niet voluit uitgeschreven worden, welke dottrina, (leer, kennis) wou hij bedekken met een sluier die enkel door zij met gl’ inteletti sani, zij met een gezonde geest, kon worden weggenomen. Het is alsof deze drie versregels niet voor alle lezers bestemd zijn maar wel voor een bepaald publiek.
Als lezer stap je er over, als schrijver ben je geïntrigeerd en geprikkeld en wens je er meer over weten.
Dit overkwam je toen je Dante las en dit overkwam destijds Pierre Aimé Bergher die zich verbaasde over een korte zin: ‘to the happy few’ waarmede Stendhal, op het einde van zijn ‘la Chartreuse de Parme’, de lezer verrast achterlaat. Bergher, voelde zich verplicht na te gaan welke de ware betekenis was van deze vier woorden, achtergelaten als slot van een boek dat hem enorm had geboeid. Hij zocht en hij kwam tot een besluit dat hij formuleerde in ‘Les mystères de la Chartreuse de Parme’[1] waarin hij tot het besluit kwam dat ‘La Chartreuse’ ten dele in code geschreven was waaruit kon worden opgemaakt dat Stendhal een vrijmetselaar was. Deze ‘happy few’ die hij viseerde, zijn broeders in de vrijmetselarij zijnde, voor wie Stendhal in zijn ‘Chartreuse’ tal van verwijzingen heeft ingebracht die enkel door geïnitieerden zoals hij, begrepen konden worden.
Mark Twain, ook vrijmetselaar, in zijn ‘Adventures of Huckleberry Finn’, had, volgens Bergher eenzelfde procedé gebruikt.
Dante, in zijn Divina Commedia, canto IX van zijn Inferno, verraste me ook als ik de passage las gericht aan: ‘o voi ch’avete gl’intelletti sani’.
Wie anders wordt hier bedoeld dan zijn broeders in de geheime genootschap waar hij deel van uitmaakte, een genootschap die een voorloper was van de vrijmetselarij die pas in de XVIIIde eeuw zal ontstaan in Engeland.
Achteraf, op mijn elan verder zoekend, zou ik voldoende gegevens vinden in zijn ‘Inferno’ die mijn vermoeden bevestigden maar waar een normale lezer geen oog voor heeft omdat deze heel onschuldig in de verzen zijn verwerkt.
Ik zal er geen boek zoals Bergher, over schrijven, een essay van een twintigtal pagina’s zou mogelijk zijn. ik zou er trouwens ook andere elementen kunnen in verwerken, namelijk de reden waarom hij plots gestopt is met het schrijven van zijn ‘Vita Nova’ en waarom hij, novemberna studie, begonnen is aan het immense werk dat zijn ‘Divina Commedia’ werd.
Echter weinig talrijk zijn zij die hier van wakker liggen. Als ik er ooit aan beginnen zou, ware het maar het gevolg van een uitdaging mezelf opgelegd.
Het zou me ook verplichten terug te grijpen naar zijn verhaal over zijn tocht door zijn ’Purgatorio’ en ‘Paradiso’, wat me ettelijk maanden zou kosten, en deze heb ik niet meer te verliezen. Anderzijds heb ik genoeg te schrijven over andere zaken die me meer aan het hart liggen voor het ogenblik.
Niets zegt me trouwens dat eens, een à twee generaties verder, de naam van Dante nog zal ‘mogen’ vernoemd worden als ik weet wat hij toen, zonder de minste zorg of vrees heeft geschreven over Mohammed die hij in de Hel ontmoette, en dan vooral in welke toestand hij, Mohammed, er toen bij liep.
Ik nam dus een pauze vandaag en bladerde maar wat in mijn ‘Geschriften’.
[1] Pierre Alain Bergher: ‘Les mystères de la Chartreuse de Parme’, Editions Gallimard, 2010.
08-11-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 07-11-2023 |
Begroeting. |
|
Moge het je goed gaan als je me lezen zult deze morgen of later op de dag; Ik zal dan binnenkomen in de geheimenis van je gedachten en je zult me meenemen met jou, voor een tijdje, zoals je het dagelijks nieuws van radio of tv meeneemt, gemengd met de kleine of grote dingen die van het leven zijn.
Je me meeneemt misschien naar buiten als je de tuin ingaat: een merel die opvliegt; als je me meeneemt met jou in het eerste licht of in het stille van de namiddag of, als je de straat op gaat, langs de huizen en je de mensen groet die je kent en die je niet kent. Ook dan zul je misschien nog denken aan die ene zin die je meer trof dan alle andere samen, omdat je je afvroeg waar ik deze gaan halen ben omdat hij precies paste in je wijze van denken en je vermoedde dat ik misschien aan jou heb gedacht toen die zin werd neergezet door mij in de warmte van het huis.
Want weinig is vreemder dan de gang van onze gedachten die soms een weg in slaan die ons verbaast omwille van hun onderwerp, alsof er ergens een botsing had plaats gegrepen tussen de gedachten van jou en deze van iemand wiens naam je te binnenvalt – het mag ook die van mij – plots lijk een potlood dat van de tafel valt.
Zo zijn er tal van kleine gebeurtenissen in een leven en ik verheug me dat ik er een deel van ben, zelfs als ik je overvallen zou met zaken die je helemaal niet liggen, weet dan dat ik ze geschreven heb uit noodzaak om me ervan te verlichten.
Woorden die aandrongen om genomen te worden.
PS.
Een goede vriend sloeg op in een bijlage wat ‘Meander Magazine’ in haar nieuwsbrief 42 heeft gepubliceerd. Ik herneem hier die bijlage:
KAREL MORTIER (4 nov, 2023)
Karel Mortier schreef in 2022 een boek, De Adem van de Dagen (Boekscout.nl), een soort dagboek, dat een roman wil zijn over het ontstaan en het schrijven van een boek waarin de gedachtewereld van Ugo d’Oorde, meer dan zijn dadenwereld, wordt belicht.
Het boek dat niet mag gezien worden als autobiografisch – het is zuivere fictie – wil een duidelijke poging zijn om uit te klaren, welke betekenis moet gegeven worden én aan het fenomeen van de Big Bang, én aan het oordeel geveld in Genesis 3, 19, waarin we maar wat stof zouden zijn.
In zijn gesprekken en monologen zijn dit de thema’s die regelmatig opduiken en waarbij hij zich inspireert op het levensbeeld van de meesterbouwers van de eerste kathedralen. Met zijn boek – dit zegt hij klaar en duidelijk – wil hij, vooral dan aan de kinderen van zijn kinderen, duidelijk stellen wie hun grootvader was en hoe hij zijn leven zag.
De doelgroep die hij voor ogen heeft is deze van de mens die in deze verwarde tijden zoekt naar enig voedsel voor de geest in hem; iemand die van een boek/roman verwacht dat het hem niet alleen wakker houdt maar meevoert in het landschap van die geest.
Van Mortier werd nog niets gepubliceerd. Wel is hij sinds 2010 te vinden op zijn dagelijkse blog.
Naast proza schreef Mortier in de loop der jaren tal van gedichten over de zee in San Juan/Alicante. Waar ze zitten, geprangd tussen andere geschriften, dreigen ze voor altijd weg te glijden in de tijd. Ze dateren van het jaar 2005, hij was toen 78. Voor Meander schuift hij onderstaande drie gedichten, uit een cyclus van twaalf, door opdat ze een laatste maal worden besprenkeld met water, met licht en met leven.
I
We waren niet oud, al waren we van jaren, maar eeuwig was die zee van ons almachtig en onaangeroerd.
Wij, bijwijlen erin opgenomen om intenser te gaan leven.
We waren niet oud maar ondefinieerbaar. van einder tot einder zoals van de golf het roekeloze leven is.
Zo ruim we waren zo onvergankelijk licht om op te stijgen en al te weten wat er geweten moet om niet te vergaan van onbenulligheid.
Hoe goed het is hier neer te zitten, te lezen en te schrijven, van morgenlicht tot avondrood, welke woorden ook al waren we van jaren.
II
De dag is niet veel, als je niets te schrijven hebt, niets te verhalen, zelfs al was er niets. – Als je niet bent opgestegen tot in de hoogste luchten al was het maar een korte tijd. – Als je niet, zoals Pessoa, wat woorden nagelaten hebt geborgen in een plaats waar niemand komen kan, toch niet de eerste jaren.
Omdat de zee je adem is, dooraderd met het licht van zon en maan, de zee je antwoord is.
Omdat de zee zich wijzigt almaar door en altijd identiek, gekoesterd en bezeten ongetemd gebleven.
Omdat, als er één plaats je inspiratie is het wel de zee zal wezen.
Zo is de dag niet veel als je, niet bereiken kunt dat vleugje poëzie dat je verstillen zou,
oneindig.
III
Veel tijd zal je niet meer kennen om te herlezen wat er geschreven staat, omdat het veel is dat we schreven en te kort de tijd die ons nog overblijft.
Of gaan terug naar plaatsen waar we waren om te weten hoe we hebben liefgehad.
Alsof er lijn noch pijn zou zijn in wat we schreven jarenlang, en blad na blad ons niet gewijzigd had, gevormd tot waar we aangekomen zijn.
Zo: Dimmi maestro, dimmi signore, zeg me, Dante, wat je heden ons van je God vertellen zou.
Een vraag die we niet laten kunnen, het antwoord hier te vast geankerd, te ingewikkeld voor wie we nog maar zijn.
Al trachten we Zijn stem te lezen in al wat Hij geborgen houdt, alom is stilte en laat het zo,
we komen.
07-11-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
| 06-11-2023 |
Meander Magazine nr 42 |
|
Ik schrijf (me), goochelend met ideeën, de herfst binnen. De grijze luchten, de winden en de regen: de natuur in zich zelf gekeerd, bijna tot rust verzonken. Misschien nog een opflakkering, vandaag of morgen, een gulheid van warmte nog vlug opgenomen - Rilke - in de laatste vijgen in de tuin. Rijpend zoals ik bijwijlen: uitbundig denkend nader te zijn gekomen.
Ik schrijf dit na wat ik gisteren schreef en de oneindig vele dagen er voor. Ik schrijf dit omdat ik voel uiterlijk niet meer de persoon te zijn die ik was toen ik het jaar begon, de adem die even stokte, het hart dat te traag kloppen ging, de neiging had tot rust te willen komen. Maar waar kom ik uit vandaag, nu de aarde logger dan ooit haar baan volbrengt, even ongestoord en even onverbiddelijk, maar schijnbaar voor mij compacter dan ooit voorheen.
Er zijn vele wegen die ik gaan kan, wegen die me ergens voeren zullen waar ik al was of waar ik nog nimmer heen ben geweest, beide zijn me goed als ik maar aankomen kan in een open veld van waaruit ik verder trekken kan.
Ik denk voor het eerst aan wat ik me nog herinneren kan van wat nu van mij geschreven staat: wie ik ben en hoe ik in die tijd tegenover het leven stond.
Hoe ik toen, om niemand ook maar te choqueren, over wat ik noemde ‘de/het Onnoembare’ dacht en schreef; mijn dagen ermee vulde en dit mijn geestelijk voedsel was.
Ik had die tijd van toen, die bij benadering de basis is van de tijd van nu, samen gebracht in een lang verhaal, een soort instap, een soort essay handelend over de mens en over wat niet te noemen is of,een van in andere woorden, maar met een zelfde ingesteldheid, over de mens in de greep én van het religieuze én van het kosmische – wat eigenlijk hetzelfde is – die een totaal andere mens is dan deze enkel gekneed door het dagelijkse gebeuren; een mens ontdaan van zijn ego, opgenomen in het krachtenveld van het Al dat hem neerzet in een patstelling tussen hamer en aambeeld.
Ik begon eraan, Stonehenge oproepend als een van de eerste groot significante tekenen van de geest in de mens en verder wandelend tussen de kleine dingen in woorden die je binnen brachten in je wereld van vroeger die je stilaan, maar nu vlugger dan voorheen, aan het verlaten bent, met het ergste dat je overkomen kan, de poëzie van het woord die aan het afbrokkelen is.
In dergelijke omstandigheden verkerend, hoe keer ik, in deze dagen, in feite zonder blijheid, terug naar de tijd van mijn boek dat daar nu staat, verloren tussen de vele andere boeken, niet in één ruk maar gespreid, zich voltrekkend zoals de herfst zich voltrekt naar de maand december toe, waarop de winter volgen zal.
Onvermijdelijk en misschien ook voor mij.
PS.
Ik schreef dit de morgen van 5 november om +/- 07.00 uur op het ogenblik dat ik via ‘Meander Magazine’, nieuwsbrief 42, in hun e-mail lezen kon over het boek dat ik geschreven had en over drie zee-gedichten van mij.
Het is de eerste maal dat er over mij en mijn boek, ‘De Adem van de Dagen’, gesproken wordt in een litterair tijdschrift.
06-11-2023, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
|
 |
|
 |
| E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
| E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
| Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
| E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |