 |
|
 |
|
|
 |
15-02-2015 |
Vandaag de Dingen |
Je schrijft, zegde me een vriend, in een taal die van de sterren is, zodat we hoog te klimmen hebben om je te volgen. Vandaag kan ik hem antwoorden dat hij opstijgen moet tot boven de atmosfeer, tot waar Plato het ons aanraadde om te ontdekken wat er op vele plaatsen is van de wereld waarin we leven. Zo zegt hij ons, aldus www.overv.eu. dat:man must rise above the earth to the top of the atmosphere and beyond for only thus will he fully understand the world in what he lives.
Je zocht de Webside op, je zag de beelden, maar van de mensen die er in ondergebracht waren had je het gissen, wist je niets, evenmin van het vele dat er nodig was geweest om te voltooien wat je zag. Alleen dat de verwezenlijkte ideeën er voor het grijpen lagen en dat die kwamen uit de geest, die tussen de miljarden sterrenstelsels zweeft en toereikend geladen is om via de mens, concepten uit te bouwen die ons, ontsteld bijna, doen kijken dat het kon, en dat verbazing, en dit tot in het oneindige, ons deel is, onze erfenis.
Dit is je nieuwe morgen dit is, door een mail van je jongste dochter, wakker gehaald uit het dagelijkse, dat je anders opwachtte achter de hoek. Terwijl nu, de creativiteit, de vinding van de mens in zijn uitgelatenheid tot voorbij elke horizont, verbeelding en werkelijkheid onder je neus wordt geduwd.
Dus heb je vandaag de dingen lief: de meesjes in de boom, de vluchtige eekhoorn in de tuin, de luchten en het licht dat van dagen is.
Heb je vandaag de dingen lief: ook Mahler en Das Lied von der Erde, en
er stieg vom Pferd und fragte
. Klanken en woorden die je meeneemt in je hoofd als je tussen de rekken loopt van de Delhaize-winkel, om te vergeten wat je halen kwam.
Heb je vandaag de King James versie van de Bijbel geopend om te lezen in Ecclesiastes 1, 13:And I gave my heart to seek and search out by wisdom, concerning all things; that are done under heaven: this sore travail hath god given to the sons of man to be exercised therewith. A sore travail, een schrikwekkend werk dat ons wordt opgedragen: te zoeken om niet te vinden vanwaar we komen en waar we heen gaan later, maar toch te zoeken omdat het onze opdracht is, onze levensweg.
Heb je vandaag de dingen lief, wat je schreef en wat je nog schrijven zult. En het is niet aan jou om over de waarde ervan te oordelen, zo leert je toch de Bhagavad- Gita: Let your reward be in the actions themselves; never in their fruits. So be not moved by the fruits of action; nor let inaction dwell in you.
De Bhagavat Gita[1], is het Boek van de Hindoe Geschriften, ook het Boek van the Wisdom waar 1.13 het over heeft. We zijn dus afgedwaald als we uitkijken naar de vrucht van ons schrijven, of als we wensen zouden dat wat we verkondigen een groter respons hebben zou. Neen, zegt T.S.Eliot die ook de Bhagavad-Gita las: For us there is only the trying, the rest is no tour business. Maar dit laatste is een herhaling van wat ik vroeger reeds gezegd en geschreven heb van deze wijze man.
[1] Bhagavad-Gita, a book of Hindu scriptures, The Peter Pauper Press, Mount Vernon, New York, 1959
15-02-2015, 00:35 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-02-2015 |
Denkt dat het Poëzie kan zijn |
Denkt dat het poëzie kan zijn.
Of hoe de avond je vulde met namen die vrienden zijn en zijn ze het nog niet, die het worden zullen, al was het maar via Haikus, al was het maar via het klassieke van een Emil Gillels. Deze gedachten nu, naar hem toe die begrijpen zal, want hij is openheid, hij is liefhebber van klank en woord, hij staat, wat dat betreft, naast jou op het podium, zodat je niets te vrezen hebt, maar veel te verwachten. Of hoe de avond.
En hoe de nacht gesloten blijft, de maan verscholen, en wat je gisteren schreef, en al de dagen die er waren, in rook nu opgegaan, met enkel, wat stof van woorden achter gebleven voor een te korte tijd. Largely wasted dus, zoals Eliot het wist. Eliot die ook iemand is, zelfs al is hij overleden, die je niet verlaat en op wie je rekenen kunt om te zeggen wat je anders niet gezegd zou krijgen, of dan anders toch.
Of hoe in het licht dat draalde, het woord dat schuilen bleef tot in de hagen, tot in de bomen waar de kraaien zullen komen, later, zoals van elke dag de uren komen, en voor een wijl de woorden. Beangstigend indien niet.
Of zoals deze morgen, de slaap nog in de ogen, de rug gebogen, gedogen zinnen ophopend tot verhalen die even goed sprookjes kunnen zijn, of het ook ooit worden kunnen, Open gespreide mogelijkheden voor elk van ons, langs wegen die ons voeren zullen naar oorden waar we niet thuis hoorden, maar als we er zijn, we niet meer keren zullen omdat het goed is overal te zijn geweest, zelfs als je niet hoefde er te zijn.
Of anders hoe je dag begonnen is in stilte, aftastend waar je mee begaan zult zijn, Mahler en Shostakovich of Beethoven en Bach, of met wat of wie je ook ontmoeten zult op je wandeling door het woud van boeken, het kleine gebeuren van elke dag, de vriend die je mailt, wat, hoe weinig ook, beslissend zijn kan voor zo veel, zodat er niets meer kan aan toegevoegd, alleen van af genomen.
Je weet het voldoende. Je hebt het herhaaldelijk geschreven, je hebt anders niets gedaan dan schrijven en hernemen, maar je verbleef niet of zelden aan de oppervlakte van het woord, maar telkens - en te veel telkens misschien tot in de diepte van het zijn gekropen, zo dat het moeilijk te begrijpen was toen het er stond, en je je afvragen ging of jij het wel was, die dat geschreven had.
Of hoe keer op keer de nacht zich opent op de morgen vurige luchten in het oosten - de tijd gestald, een vijver in het bos, nu reeds wat kikkers en salamanders die nog een tijd te leven hebben, en jij een wereld van gedachten die je niet meer verlaten zal, vandaag niet of morgen niet, omdat je weinig anders bent dan wat gedachten die je houden wilt naar de avond toe, naar de nacht toe, als alles weer gesloten is.
En toch las je wondere dingen, bij Rilke dan nog wel, op het einde van een brief die hij richtte aan een jonge dichter, wat jij als Ugo, je leven lang al hebt rond gestrooid:
Dort rede ich weiter zu Ihnen vom Leben und vom Tode und davon, dasz beides grosz und herrlich ist.[1]
Of, dacht je het anders, jij die me leest, en is het zo dat je blijft dwalen in onoplosbaarheid, gekneld, vergeten hoe groot het leven is en dus ook, hoe groot het Nieuwe Leven er uit geboren.
[1] Furuborg, Jonsered in Schweden, am 4 November 1904
14-02-2015, 06:18 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-02-2015 |
Zee, bergen, herinnering |
Het is maar dat je elke morgen/avond vaststelt hoe vlug de nacht, hoe vlug de dag is voorbijgegaan en hoe je telkens geconfronteerd wordt met die hoofdopdracht te schrijven wat je te binnen valt. Er is geen houden aan, het is je morgen- of avondgebed, je ogenblik van bezinning, je binnen treden in jezelf om woord te zijn. En de c-letter van de maan, als je de gordijnen openschuift, die ons zegt Crescendo, wassende te zijn, maar als vrouw de waarheid verbergt, dus dat ze aan het afnemen is, levert je weinig op.
Je denkt aan wat je gisteren schreef en eergisteren, de namen die hangen bleven, de vele gedachten die je blijven beroeren, alsof je keuze kunt maken tussen tal van reizen die je maken kunt, naar een ander land, een andere stad, een ander boek, naar iets dat je vroeger schreef opdat je het nooit zou vergeten, en toch vergat. Een platgestreken, halfvergaan viooltje dat je terugvond tussen de bladen van een boek, om wat onvergetelijk zou blijven en dat je toch vergeten bent (dit is van Borges); of een gedicht dat je schreef over Memlincs Sybilla Sambetha, van wie je denkt dat het Maria Moreel is die er op afgebeeld staat, en dat je terug opzoeken wou voor 14 februari omdat het een liefdesgedicht is. Alhoewel elke dag een liefdesgedicht is, levend met je vrouw terwijl je bezig bent met het woord. Twee belangrijke elementen in je leven die je koestert en je dagen zijn.
En wat je schreef over de bergen gisteren en over de zee, elk woord ervan herinnering en herbeleven. Zo van de grote winden, op de hoogste rots gezeten, denkend aan les Vents van Saint-John Perse, met een zin die je bij bleef: Cétaient de très grands vents sur toutes faces de ce monde, en een verdere regel, waar je een tekening over maakte, die je gaat opzoeken: Flairant la pourpre, le cilice, flairant livoire et le tesson, flairant le monde entier des choses.
Of hoe je daar zat op een troon, met de wereld van de dingen aan je voeten, ongenaakbaar, ondoordringbaar onoverkoombaar, in evenwicht met sterren en planeten, met maan en wind, met zee en oceaan.
Je verlaat me nooit, herinnering die van verre komt, ik grijp je vast telkens je verschijnt, ik drijf je in het nauw, in woorden uitgespreid lijk een vrouw die je bezitten kunt, open en teder, verlangen, geurend lijk perzikbloesems in de lente. Of toen je schreef je zoekt het wel eens op tussen het vele de fuga die van de zee hier is.
De zee, de bergen, het wijde heuvelende land van Vlaanderen, de Schelde van mijn jeugd, de Leie, de Dender, het meerdere en het kleinere, samengebundeld in een boek dat je elke dag te lezen hebt, te begrijpen en te verklaren, opnieuw en opnieuw, om uiteindelijk uit te komen waar je uitkomen moet, omdat
we meer en meer gaan denken aan ons aller vriend die naderkomt met reuzenschreden en niet te stoppen is, niet te vermurwen is met woorden.
NB. De aangehaalde verzen komen uit de verzamelde werken van Saint-John Perse: Oeuvre poétique II, Gallimard, 1960.
13-02-2015, 06:37 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-02-2015 |
Briefe an einen jungen Dichter |
Briefe an einen jungen Dichter
Ik lees de tiende brief van Rilke aan een jonge dichter en vertaal zijn zinnen in mijn eigen woorden omdat hij, Rilke dit even goed aan mij kon geschreven hebben aan de Ugo in mij en aan mezelf, Karel - die beiden doordrongen zijn van bergen en zee.
En dan luister ik naar wat Rilke schrijft en hoe ik hem vrij vertaal naar mij toe:
Ik heb dikwijls aan u gedacht tijdens deze feestdagen. Ik zag u in uw fort verloren midden in deze verlaten bergen waar de grote zuiderwinden op afstormen. Wat een soevereiniteit waar dergelijk geluiden en krachten in beweging zijn. En als u daar aan toevoegt de aanwezigheid van de zee, alhoewel ver af, die daar weerklinkt als de klank van het meest intieme van een prehistorische harmonie, dan wens ik u dat u zich overgeeft met geloof en geduld aan de actie van deze magnifieke eenzaamheid die bergen en zee in uw leven betekenen.
Deze (die groszartigen Einsamkeit) die niet meer uit je leven te verwijderen is, moet je laten inwerken op een blijvende en daadwerkelijke wijze als een ongekende kracht op al wat je beleven en doen zult, zoals het bloed van onze voorvaderen zich voortdurend in ons beweegt, en met het ons eigene, te komen tot dit unieke, niet te weerhouden inpakt op elke kering van ons leven[1].
Je leest dit en je denkt aan je ouders en je voorouders, simpele mensen, en hoe je je hebt opgewerkt tot wat je bent. Maar je denkt vooral aan de bergen en aan de zee en wat de betekenis er van was in je leven. De bergen en de Cabanes van de Val dAnniviers: Moiry, Tracuit, Grand Mountet; de bergen waarvan je alle toppen, binnen je mogelijkheden, met gids en vriend hebt beklommen: de Besso, de Blanc de Moming, La Pointe de Zinal, de Bieshorn, les Aiguilles de la Lé, la Couronne de Breyonnaz en tal van andere toppen te veel om op te noemen, ook deze in de andere valleien. Om maar nniet te spreken van de sacrale stilte van wouden en alpages. Deze bergen en de impressies die je als een echo blijven vervolgen, hebben zich vermengd met je bloed. Voeg er aan toe de tijd doorgebracht aan zee in San Juan/Alicante, het geluid van de golven tegen de rotsen, de hoge winden en het grote licht tot de zilveren lijn van de zon over het water, dit ook mengde zich met je geest en alles sloot zich op als in een boek, een oud, in leder gebonden boek, dat je dagelijks openslaat om er in te lezen de impressie die er overbleef en vast te stellen keer op keer dat het massaal is geweest.
Rilke ook heeft dit zo gevoeld als hij dit doorgaf an einen jungen Dichter. Tenminste, mijn gevoelens zijnde wat ze zijn, dit is wat ik ervan begrepen heb, omdat ik weet dat die brieven ook aan mij geschreven werden, zoals aan elk van ons die met het woord door het leven gaat.
[1] Reiner Maria Rilke: Briefe an einen jungen Dichter van 1908. So kann man Ihnen nur wünschen dasz Sie vertrauensvoll und geduldig die groszartige Einsamkeit die nicht mehr aus ihrem Leben wird zu streichen sein, die in allem, was Ihnen zu erleben und zu tun bevorstelt als ein anonymer Einflusz fortgesetz und leise entscheidend wirken wird, etwa wie in uns Blut von Vorfahren sich unablässig bewegt und sich mit unserm eigenen zu dem Einzigen nicht widerhaltbaren Zusammensatz das wir an jeder Wendung unseres Lebens sind.
Tracht deze zin maar eens correct te vertalen.
12-02-2015, 11:09 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-02-2015 |
De zwarte Maagd van Marsat |
Il fut un temps een heel lange periode is er overheen vandaag - dat ik met een vriend architect, Pierre H., Bougogne en Auvergne heb bezocht, een pelgrimstocht naar al wat Romaans was, en nu ik in het boek van Paul Claes over Rimbaud, dat ik uit zijn rek had genomen, een postkaart vond van la Vierge Noire van Marsat, komen de herinneringen aangestormd en zijn ze niet meer te houden. Drie uitzonderlijke plaatsen niet dat elke andere plaats niet uitzonderlijk was - een eerste was de abdij van La Chaise-Dieu, met een prachtig ellenlang Vlaams wandtapijt dat het ganse koor afsloot; een tweede, de kerk van Orcival, met een schitterend beeldje van Notre Dame met kindje Jezus; en een derde, het Romaans kerkje van Marsat met een nog mooiere Madonna met kind, afgebeeld op de wijze van het Orcival-beeldje, maar hier gekleurd in goud met robijnrode schaduwen in de plooien, en met de bijzonderheid dat elk deel van het lichaam dat zichtbaar was: het aangezicht van beiden als de handen van Notre Dame en de voetjes van Jezus, hel zwart waren.
Ik had, vóór ons bezoek, inLEnigme des Vierges Noires[1] van Jacques Huynen gelezen over dit beeldje van Marsat, en het was hij, met zijn beschrijving ervan, die ons had aangezet Marsat, dichtbij Clermont-Ferrand te bezoeken. Huynen schreef over dit beeld, dat het de mooiste zwarte maagd was die ons is overgebleven, en ik herinner me dat we ontroerd waren toen we het ontdekten in de Romaanse schemer van de kerk:
La forme parfaite, lélégance des proportions, la finesse aristocratique des traits de cette véritable reine noire, contrastent avec lhumilité de léglise qui labrite.
Huyen die een opsomming maakt van alle gekende zwarte maagden ook deze van Halle - waagt het ook te verklaren dat het beeld geïnspireerd was op de Egyptische godin Isis, en in de streek lEgyptienne werd genoemd. Het is in elk geval, een van de mooiste afbeeldingen van Notre Dame die ik ken, en vergeleken bij de eenvoud van het intérieur van de kerk, is de tegenstelling inderdaad enorm. Eigenlijk zijn de beeldjes van Notre Dame van Orcival en zeker dit van Marsat even schitterend en waardevol als de Mona Lisa in het Louvre. Te meer daar ze gemaakt werden eeuwen ervoor en wellicht door simpele houtsnijders die ze na hun uren kunnen gemaakt hebben. En wat nog de Mona Lisa betreft gaat mijn voorliefde naar de Sybilla Sambetha van Memlinc. Wat ik hierover destijds in mijn dagboek, terwijl Pierre aan het tekenen was, geschreven heb moet ik ooit eens terug gaan halen. Want we ontdekten toen andere parels van kunst en architectuur in Fontenay, in Tournus, in de mysterieuze kerk van Vézelay toegewijd aan Maria Magdalena (de vrouw van Christus, is het zo, Dan Brown?).
En nu de gelegenheid zich voor doet moet er me nog iets van het hart. Nog niet zo lang geleden, tijdens een bezoek aan het Begijnhof ter Hoye in Gent, heb ik in de kapel een zwarte gekruisigde Christus gezien die heel verrassend overkwam. De gids vertelde dat het beeld zwart geblakerd was door de kaarsvlammen dit wordt ook gezegd van de Zwarte Maagden in Auvergne - maar ik kan dit moeilijk geloven. Ik denk eerder dat de donkere kleur gewild werd aangebracht door de beeldhouwer ervan. In welke richting dit wijzen zou kan ik moeilijk gissen, maar de gekruisigde Christus die er hangt is uiterst uitzonderlijk van een donker, bijna zwart type.
[1] Jacques Huynen: Lénigme des Vierges noires, Rober Laffont, 1972
11-02-2015, 01:44 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-02-2015 |
Genesis en Manfred Kyber |
Genesis I XII
Heb mijn Genesis gedicht dat de delen I tot XII bevat publiceerde Genesis I in mijn blog van 7 februari - herlezen en herschreven. Ik voel me er goed bij. Het grote werk is achter de rug, evenwel moet ik nu de bron gaan vermelden van bepaalde zinnen er in, opdat de tekst te begrijpen zou zijn zoals ik wens dat hij begrepen wordt. De twaalf gedichten zullen aldus moeten aangevuld worden met enkele bijkomendel paginas tekst, wat er uiteindelijk een gans verhaal van maken zal. Ik heb dus, vooraleer tot een besluit te komen, nog een massa schrijf-en opzoekingswerk te doen.
Ik denk dan aan Paul Claes die onder meer, The Waste Land van T.S.Eliot uit zijn voegen heeft gedaan en me verbaasd heeft, - zoals Eliot me verbaasd heeft - met het verborgene dat in de tekst verscholen zit, zoals hij me verbaasd heeft met zijn 'Rimbaud' en zijn 'Rilke'. Mijn 'Genesis' heeft ook nood aan bijkomende uitleg, ik zal het zelf doen al is het zeer aanlokkelijk te wachten tot er zich iemand aanbieden zou om de verborgen verwijzingen erin, bloot te leggen.
De oorsprong van mijn lang gedicht dateert van het jaar 2000, uitgegeven, in een zeer beperkte oplage, met als titel Genesis 2000, deze bundel is nu voorbijgestreefd door mijn werk van de laatste dagen. Zo blijf ik maar herkauwen wat voorheen werd neergezet, blijf ik ronddolen en kom ik niet los van mijn verbetenheid het maximum te halen uit mijn woorden.
In feite spelen, als ik aan het werken ben, heel wat onderwerpen door mijn hoofd. Een woord is soms voldoende om me bij een ander onderwerp te doen aankomen. Zo wou ik vanmorgen gaan schrijven over het bezoek bij mij thuis van de boswachter die me documenten zou brengen over de woning en haar omgeving. Maar dit viel anders uit want ik ben terug gevallen op mijn oude Genesis en heb, omdat ik voelde dat mijn tijd gekomen was, alle gedichten ervan herzien en, me eens te meer leeg geschreven.
Manfred Kyber.
Alleen nog dit, en dan overgenomen uit een taal die me niet zo goed ligt - maar dan toch een springplank is naar de man die ik ben - een zin waarin ik me volledig herken, gelukkig maar. Het betreft de schrijver Manfred Kyber[1], die ik bij het opstaan absoluut niet kende, zelfs niet wist dat hij ooit had bestaan, maar een vriend die weet wie ik ben, verwees me naar zijn webside. Kyber is het voorbeeld van wat ik onlangs schreef, dat de hele wereld aan het schrijven is (en was), en dat mijn schrijven slechts een vervolg is, een herop nemen is van wat vóór mij geschreven werd, wat me duidelijk wordt als ik lees van Kyber:
Wesentlich waren und bleiben allein die unsichtbaren Fäden des Geschehens, die das Jenseitige ins Diesseitige wirkt, das Ewige ins Zeitliche, und die uns einmal wieder hinausführen werden in das ferne Land, aus dem wir kamen.
Het is een niet zo gemakkelijke zin om te vertalen maar omgezet in mijn woorden, begrijp ik, dat het essentieel alleen het onzichtbare (de onzichtbare draden) is en blijft, dat het gebeuren bepaalt; dat het wat achter de dingen schuil gaat is, dat het zichtbare tot stand brengt, het eeuwige het tijdelijke; en dat het, het onzichtbare is dat ons ooit eens zal terugvoeren naar het verre land waar we zijn opgestaan. Dit doet me denken aan die zin aangebracht op de binnenmuur van de aeropuerto van Alicante: lo que se ve es un vision de lo invisible. Wat je ziet is een visioen van het onzichtbare. Het Onzichtbare dat onze wereld is.
[1] Manfred Kyber, 1880-1933. Zie ook : http://manfred-kyber.de/
10-02-2015, 06:48 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-02-2015 |
Veel tijd zullen we niet meer hebben |
Veel tijd zullen we niet meer hebben om te herlezen wat we schreven, omdat het veel is wat er staat en te kort de tijd die hij ons overlaat.
Alsof we, om te kennen wie we zijn we weten wilden wat werd opgetekend, teruggaan wilden naar de vele plaatsen waar we waren en hoe we waren,
ons bezinnen wilden hoe we hebben liefgehad: de holle weg naar de kapel een zomeravond - vuurvliegjes in de struiken toen ik je hield in het diepste van de velden met maan en sterren levend boven ons.
Alsof ik nood zou hebben te herlezen wat toen in mij is neergerezen.
Alsof er noch zin zou zijn, noch lijn in wat de dagen waren, de jaren blad na blad ons niet gewijzigd had, gevormd tot waar we nu staan opgesteld.
Zo: Dimmi maestro, dimmi signore, Zeg me, Dante, wat je over eeuwigheid ons nog te vertellen hebt?
Zelfs al komen we er niet verder mee het blijft een vraag die we niet laten kunnen, al zoeken we, al trachten we voortdurend te ontcijferen al wat hierover er te lezen staat,
alom is stilte en stilte is wat blijven zal.
09-02-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |