 |
|
 |
|
|
 |
12-06-2016 |
Verwondering |
Het vingerhoedskruid in de tuin verliest zijn bloemen, niet dat dit zo verrassend zou zijn, maar de kaars omkranst met witte bloemen is nu een groene struik geworden waar omheen de zaden zich vormen zullen om zich later, in de diepte van de zomer, te verspreiden over de tuin. Het is niets meer dan een klein gebeuren in de tijd die van de seizoenen is, maar het maakt deel uit van een proces van groei en bloei en bevruchting. Enkel de uiterlijk tekenen ervan vangen we op, niet wat zich binnenin afspeelt. Gehandicapt als we zijn, negeren we de inner-realiteit der dingen en lopen we, de ogen gesloten, het wonder dat de natuur is, ons hele leven voorbij.
Zo zijn er vele gebeurtenissen in de natuur waarbij het binnen-aspect ervan aan ons voorbij gaat, omdat het volgens onze normen, gewone dagelijkse voorvallen zijn, die ze niet zijn, maar ze zijn ons geen diepgaande gedachte meer waard. Blasé als we zijn kennen we, tot onze scha en schande, geen verwondering meer.
Misschien worden we nog nu en dan verrast als we zien al het nieuwe dat op de markt komt, maar verrassing is geen verwondering, grijpt niet zo diep en is voorbijgaand; verwondering echter zijn vragen die we ons stellen hoe het kan dat uit een schijnbaar dorre struik, na een jaar struik, plots een stengel opschiet die bloemen draagt, elke bloem identiek qua vorm en kleur, die later verwelken en een zaadbol achterlaten waaruit na verloop van tijd, die geen tijd is voor het zaad, een nieuwe plant zal opschieten.
Ik schrijf dit maar, alsof het iets wijzigen zou aan ons ingesteld zijn ten overstaan van het wonder dat de natuur is. Ik heb er regelmatig aan gedacht als ik door de velden reed, als ik zag hoe de geraamten van bomen, plots bomen zijn geworden gekleed met een lichaam in alle tinten van groen of, hoe in de dorre kanten langs de weg, bloemen zijn opgedoken die klanken zijn van kleur en vertedering.
Mens verwonder je, is een even grote waardemeter als ‘ken je zelf’, als ‘be mindful’, maar verwondering is het begin, is weten wie we zijn en vanwaar we komen, welke weg we hebben afgelegd en waar we zijn aangekomen om verder te gaan in verwondering over wat het leven is en inhoudt en, of er iets is dat alles in handen heeft opdat zijn zou wat zijn moet om ons blijvend te slaan met verwondering.
12-06-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-06-2016 |
Wat is het dat we vandaag |
Wat is het dat we vandaag schrijven willen als het niet over de zomer zou zijn; al is het, tijdgebonden, de late lente nog, zoals er later de late zomer komt en de late herfst. Tot daar willen we gaan, maar nog niet tot de winter, die kan wachten nog.
Maar, wat is het dan dat we schrijven willen om het te houden naar later toe, als hier het zal verdwenen zijn, om weer te komen toekomend jaar misschien, maar dan niet zoals vandaag, omdat ik er niet zal zijn zoals ik er ben vandaag. En ook, omdat het hier nu is gegroeid in alle sacrale vrijheid van het zijn, en toekomend jaar niet misschien. Uiteindelijk, niet zo veel het is om over te schrijven, om uit te roepen dat het een plaats van verrukking is, voor mij althans, maar niet voor anderen die er blindelings aan voorbij gaan, zoals ze voorbijgaan aan vele dingen.
Gisteren bemerkte ik het niet, was het een gewoon stuk weide waar ik over liep, zoals over een weg die je kruisen moet, tot op deze middag toen ik er was om te zien hoe het was. Hoe het licht erover en de wind erin, hoe het tere ruisen van de stengels, bewegend tegen elkaar, en ik toen zag – vreemde man die je bent - welke variëteit van grassen er daar waren: grassen in bloei, hoog opgeschoten, een korenveld bijna met vergeten leeuweriken hoog er boven, halmen en hun zaden die zwaar wogen, gerijpt tot in hun vreugde zaad te zijn en zich te laten horen, luttele kleine, onopvallende geluiden als van het stille vloeien van water.
Je denkt er, aan de wijde pampa’s die van rijpende grassen zijn, de warme verre winden zodat het golven zijn als ze bewegen in amper te merken kleuren die je verhalen wilt in woorden als je er in slagen zou; en thuis gekomen je het beeld nog houdt, omdat je hand er even over was, herinnering geworden is.
Al is het niet zo veel. Al is het maar een veld, een weide, het gras op weinige dagen uitgelaten hoog gegroeid, een veld van zaden in volle glorie, gisteren nog niet gezien, nog niet geroken de geuren van hooi, van wat herinneren is.
En nu, de zon erover, bewegend elke halm, elke stippel zaad erin, elke stuifmeelkorrel, elke atoom in die korrel, elke elektron erin slingerend omheen de kern ervan; onzichtbare golven binnenin de halmen, het ongeordend geordend klankenspel van beeld en geluid en licht en vorm, wetenschap en religie, woord en werkwoord en lidwoord, hoedanigheden en hoeveelheden, massa’s gegevens over een grasveld, nog voor een korte tijd tot het gemaaid zal worden, tot hooi herleid, tot geuren zich op hopen zullen tot oppers, zoals het vroeger was waarin je schuilen ging met haar toen je verrast werd door een regenvlaag. Je weet het nog zo goed, tederheid ze sprak, toen je haar een gedicht geschreven had, over de weide waar zij je kuste. De weide die ver weg is nu, maar die eerste regel je bij gebleven, zo gaat het in het leven.
Dit is dan van de grassenzee, waar je niet moet staan om het te weten en het te beleven hoe de wind, hoe de halmen wiegend buigen om weer recht te komen. Nu ook als je er niet bent en het morgen is na dat het avond was en nacht. Zo doodgewoon dat we er zelfs niet hoeven naar te kijken om het helder weer te zien
Zo, wat heb ik nu geschreven dat niet van de aarde zou zijn maar van het grote leven dat zich verankert in de kleine dingen van elke dag, alsof het vroege zomer was en je denken gaat dat je midden in de grassen kunt gaan liggen om er, zoals vroeger in het korenveld, Jules Verne te lezen of ‘Jeugd’ van Ernest Claes.
Maar, van vele dingen die je overhield is dit slechts een minimale minderheid.
11-06-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-06-2016 |
Het is niet omdat je elke dag |
Het is niet omdat je elke dag, wat ook het weer of wat ook de omstandigheden, in staat bent een blog te schrijven dat je ook bij machte zou zijn een boek of roman te schijven. Die zaken liggen ver uit elkaar. Maar eens je zo ver bent: een manuscript dat bij een uitgever ligt en gelezen wordt – zo hoop je toch – en een blog dat je ondanks vele zaken die je om het hoofd hebt, schrijven blijft, is halsstarrigheid je niet vreemd. Waar, mijn beste vriend, zeg ik dan, waar haal je je inspiratie als je gaat neerzitten voor je klavier en begint te schrijven, soms over heel, heel weinig, zoals het zo dikwijls gebeurt.
Maar de tijd schuift voorbij, pas is juni begonnen en je zit al tien dagen verder; als het nog eens tot jou zal doordringen zal je misschien dag twintig zitten en zo verder, zomersolstitium voorbij en de dagen die van dan af beginnen te korten, jij afstormend op een nieuwe verjaardag die pijnlijker zal zijn dan alle voorgaande. Je denkt dan: ‘de tijd houdt de spot met mij, maar niet alleen met mij, hij houdt de spot met ons, hij sleurt ons mee naar het graf. Dus, be very careful, tracht hem te stuiten met je geschriften. Wat het ook moge zijn het is je enige mogelijkheid om hem tegen te houden, laat staan hem te vertragen.
Ik dacht deze morgen - begrijpelijk na de twee vrienden die zijn opgestegen - aan wat ik op mijn doodsprentje zou laten aanbrengen. Ik hoopte eerst op Dante, mijn gezel in moeilijke tijden die, na geschreven te hebben over het ‘Inferno’, wellicht na veel denken met volgende versregel zijn ‘Purgatorio’ is begonnen:
‘Per correr miglior acqua alza le vele [1]. Dat ik vertalen zou, licht de tekst wijzigend: ‘Ik heb de zeilen gehesen om kalmere wateren te bevaren’.
Maar mijn leven was geen tocht door de Hel en ik voorzie dat ik in meer dan kalmere wateren zal terecht komen, dat het in lichtende, zingende, glorierijke luchten zal zijn. Dus moet ik een andere zin opzoeken of vinden voor mezelf, om hierin, duidelijk als bondig, mijn idee over wat er komt erna, te verwoorden. Hopelijk heb ik nog wat tijd om er over na te denken, maar het is goed deze zoektocht in te schakelen in mijn dagelijks doen en laten als bedenker van teksten. Er is hier absoluut niet verkeerd aan, niemand kan me hiervoor met de vinger wijzen.
Achteraf, telkens als mijn blog geschreven staat, moet ik denken aan Nelson Mandela: It allways seems impossible untill it is done. Maar bij hem ging het om heel wat meer dan een blog.
[1] ‘Purgatorio’: Per correr miglior acqua alza le vele / omai la navicella del mio ingegno /che lascia dietro a sé mar si crudele ; e canteró di quel secondo regno,/ dove l’umano spirito si purga /e di salire al ciel diventa degno. (Canto primo: 1-6), of
Ik heb de zeilen gehesen om nu, met het schip van mijn geest, een zo wrede zee achter mij te laten en kalmere wateren te bevaren; en ik zal zingen van een tweede rijk, waar de menselijke geest zich zuiveren zal om op te stijgen, eens waardig bevonden.
10-06-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-06-2016 |
De Amberboom en Ararat |
In de voortuin van het klooster van het Algemeen Ziekenhuis Maria Middelares te Gent, pronkt in al zijn glorie een in België/Vlaanderen zeer zeldzame boom, een ijzer of amberboom, een parrotia persica naar zijn ontdekker een zekere Parrot. Onopgemerkt ware deze boom gebleven ware het niet dat een journalist van de Morgen hem heeft opgemerkt en erover een artikel heeft geschreven dat doorgedrongen is tot iemand van het Ziekenhuis die, en terecht, gezorgd heeft voor de nodige ruchtbaarheid.
Behalve de Heren van het Stadsbestuur die de boom hebben geklasseerd en hem als untouchable hebben gecatalogeerd, zijn weinigen hiervan op de hoogte, en weinigen ook zullen me lezen. Wel wist bij leven Cisterciënzer-zuster Norbertine ervan, die met mij die boom – ook Zuster Beatrice - in het hart droeg omdat we wisten hoe zeldzaam de boom wel is en vooral omdat zijn verre voorvaderen oorspronkelijk zijn van de flanken van de Araratberg, de berg waar de ark van Noah zou gestrand zijn, een berg die aldus een band zou kunnen gehad hebben met de Bijbel en hun dus duurbaar is.
En waarom is hij duurbaar voor mij? Wel, eerst en vooral om een identieke reden, al heb ik mijn twijfels wat de landingsplaats van de ark zou kunnen geweest zijn; maar er is voor mij, om te beginnen, een andere reden, al weet ik niet of dit een valabele punt is, maar in de familie, langs de kant van mijn echtgenote, is er een nog jonge vrouw, lichamelijk en geestelijk mee verbonden want ze huwde een man - vandaag moet het geslacht gespecifieerd worden - die in zijn jeugd elke morgen opstond met het beeld van de Araratberg voor zich, om deze reden al is die man me dubbel sympathiek. Ik, die amper Europa verliet heb slechts het beeld voor mij van de Besso als ik dromen ga van Zinal en de Valais.
Maar wat de Ararat betreft is er voor mij heel wat meer. Er zijn ook, twee fantastische verhalen die op elkaar aansluiten en waarin de berg Ararat en ook Noah, centraal staan. De verhalen zijn zo indringend geschreven, dat ik al dikwijls de vraag heb willen stellen naar de echtheid ervan aan de auteur, die niemand minder is dan Julian Barnes, de man van ’Flaubert’s parrot’.
Het is diezelfde Julian Barnes, die in zijn verhalenbundel, ‘A History of the World in 10½ Chapters’[1], ons vergast op het verhaal van een jonge vrouw die, om het zondig gedrag van haar vader uit te wissen, besluit een tocht te doen naar de Ararat om de resten van de ark te gaan zoeken. Ze reist er heen met haar meid, maar bij de beklimming van de berg breekt ze de enkel. Ze vindt dat er geen hoop meer is voor haar en stuurt haar meid met de gids terug, wil verder van geen hulp meer weten en zal er in alle eenzaamheid sterven in een grot.
Het verhaal erop aansluitend is van een kosmonaut op de maan die plots in zijn earphones een stem hoort: ’Find Noah’s ark’ en even later: ‘You’ll find in on Mount Ararat, in Turkey, go and find it, Spike.’
Spike weet niet wat hem overkomt, eens terug op aarde blijft de stem terugkomen en wordt een obsessie. Hij overtuigt een vriend die met hem mee zal gaan als reisgezel en, op de flank van de berg, vinden ze de resten van de jonge dame. Hoe deze verhalen aflopen is aan jou, lezer om het te ontdekken. In deze tijden zijn ze de moeite waard er even bij stil te staan. Het zou heel wat gemakkelijker zijn voor mij, mijn blogs in te kleuren indien ik de verhaalkunst kende die Barnes eigen is. Hij is een grootmeester.
Barnes is er dus langs vele omwegen in geslaagd een meer valabele, voor mij althans, waarde te hechten aan die eenzame Amberboom, genotuleeerd in de registers van de Stad Gent.
[1] Julian Barnes, A History of the World in 10½ Chapters’,imprint of Macmillan Publishers Ltd, London 1990.
09-06-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-06-2016 |
Dagen dat het minder goed gaat |
Het is geen wijze beslissing geweest, wat er ook mocht gebeuren elke dag een nieuwe blog te schrijven. Ik heb dit gisteren voor het eerst duidelijk gevoeld. In de morgen was er de begrafenis van een vriend en in de daaropvolgende uren het bezoek van vrienden met wie ik heel wat herinneringen heb. En de dag, ook door de grote hitte, ook door een paar glazen wijn en een Orval was te uitputtend geweest, zodat ik pas op 7 juni om 5 uur toen ik wakker werd, half slapend aan mijn blog begonnen ben, met het resultaat dat gekend is.
Vandaag ook lukte het me niet de nodige concentratie te vinden. Daarom ook de bemerking waarmede ik vandaag mijn blog begin. Er is een moeheid van geest gekomen, eens mijn manuscript afgewerkt ben ik stil gevallen, alsof ik alles gezegd had wat ik te zeggen had
‘A page a day’ is op sommige momenten te veel in het leven en ik maak nu zo een moment door. Vroeger als ik mijn dagboek bij hield waren er ook lege dagen, maar niemand wist ervan, ik had niets te bewijzen want niemand zat me op de hielen. Vandaag is het anders, een blog moet af, er is geen ontkomen aan. Zo is, wat mijn blog betreft, gisteren en vandaag een dode dag geweest, zoals er al zovele zijn geweest in mijn leven, zelfs years largely wasted, zoals T.S.Eliot het zegt in zijn Four Quartets.
Nochtans was ik, wat het schrijven betreft, aangekomen in de meest vruchtbare periode van mijn leven en, het is nu dat ik leef, wat voorbij is heeft zijn sporen nagelaten, was er de oorzaak van dat de tijd van nu, mijn tijd is.
Ik schreef dit jaar al, als blog alleen, 110.000 woorden leert mijn pc me. Laat me gelukkig zijn met de woorden die ik schreef, laat me heel gelukkig en dankbaar zijn dat ik ze heb kunnen schrijven. Zelfs al zijn ze ontoereikend om de buitenwereld te verrassen. Ze staan er toch en zullen er nog staan als ik de aarde zal verlaten hebben om de plaats vanwaar ik kwam terug in te nemen. Welke plaats dit is weet ik niet maar met George Steiner hoop ik dat het ‘une chose intéressante’ zal zijn.
08-06-2016, 07:29 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-06-2016 |
Vrienden |
Een vriend begraven in de morgen; horen hoe hij had geleefd en hoe hij gestorven was en hoe de hemel nu zich opende voor hem, hij er eeuwig leven zou en ook in ons herinneren. En later, na het gezang van de klokken over het dorp, springlevend nog, andere vrienden die van verre kwamen weergezien, en zoals in veel verhalen, hen omhelsd met warmte en met vreugde, een dronk hen aangeboden, een maal met vreemde kazen en even vreemde wijnen.
Het goed was toen, het herenigd zijn na jaren, en het herinneren aan andere dagen dat we samen waren in de wijngaarden van de Valais om er te oogsten of, op andere dagen, de bergen die we er beklommen, de cabanes waar we overnachten bleven en de glorieuze morgens die we er beleefden. Alles zo rijk en zo diepgaand dat het ons leven heeft gevuld met een heerlijkheid die we nergens meer bereiken zullen of ons niet meer tegemoet zal komen zoals het vroeger was. Wij van leeftijd nu, jaren, te vroeg geboren in de tijd die maar hollen blijft en ons dreigt voorbij te lopen: een wereld van beelden en van hoge dagen die we niet vergeten zullen zolang we het leven hier nog rekken kunnen.
De vrienden van ver gekomen, toen meegenomen, over het heuvelende land, naar de vijver toe, waar de luchten breed en open waren en het geruis er was van de bomen over ons en van de vogels in de struiken.
Wij samen zoals van vele vroegere momenten, wij samen gekluisterd waar we zaten, als onder een klok van het vele dat we samen hebben beleefd en nu weergekomen in beelden en gedachten om opnieuw te zijn wie we toen waren.
Ademend de vele uren samen hier terug gekomen: ogenblikken van toen die we weer beleefden alsof we er waren. Hoe verlossend het herinneren is van vrienden onder elkaar, in plaatsen die we nog niet kenden en nu van ons ook zullen zijn, Niet denkend aan wat nog komen zou, maar het ogenblik van het daar zijn in beide handen houdend, niets er buiten maar heel wat er binnenin, zoals het altijd is geweest als we neerzaten aan de rijke tafelen van het leven. Wij samen, nu aan de vijver, ons vele herinneren erin weerspiegeld zoals op grote dagen.
07-06-2016, 06:39 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-06-2016 |
Moeder |
Moeder is geboren de zesde van de zesde maand van het jaar negentienhonderd en zes. Ze was er fier op. Het was een datum die een belofte moest inhouden, dacht ze; een belofte echter die zich nooit heeft voltrokken. Ze wou onderwijzeres worden maar heeft nooit – en er zullen diverse factoren aan de basis gelegen hebben – die droom kunnen waarmaken.
Ze is vroeg gehuwd, Ik ben, precies negen maanden na haar huwelijk, op de wereld gekomen en ze is, moeder en huisvrouw geworden en gebleven zoals er zovele waren in die tijd, velen onder hen wellicht met even veel ongerealiseerde verwachtingen. Er is van haar weinig meer overgebleven dan wat foto’s. Ik bezit een foto van haar als jong meisje en een andere met haar, toen ik vier of vijf was. Werd ik gekoesterd door haar, zat ik op haar schoot? Wellicht, maar ik herinner me niet ooit een intiem gesprek gehad te hebben met haar. Heb er, wellicht, nooit behoefte aan gehad ook omdat het niet gebruikelijk was in die tijd, de kinderen waren er omdat het nu eenmaal hoorde en ik denk dat onze werelden eerder naast dan in elkaar liepen. Zij had de zorg om vader en ik had de zorg om groot te worden, school te lopen en boeken te lezen, waar en wanneer het ook maar enigszins mogelijk was.
Spreken over moeder is spreken over mezelf. Ik heb geen duidelijk beeld meer van haar. Heb ik er wel ooit een gehad? Ik weet wel dat ze het maximum heeft gedaan voor mij en alles gedaan om me het maximum te geven wat ze – met vader – me geven kon. Veel was het niet, een KSA uniform heeft ze me nooit kunnen betalen, had het in haar mogelijkheden gelegen dan had ik er een gehad. Ik herinner me dat ik van de hoofdonderwijzer van het dorp, de Heer Van Audenhove, een groot man, na de school, Franse les kreeg en dat ik een woordenboek wou dat toen vijftig BEF kostte, en dat ze heel wat heeft moeten doen om het me te kopen. Ik zal als eerstgeborene haar zorgenkind geweest zijn, mijn broer Daniël is zes en Georges zeven jaar na mij geboren en er was een miskraam tussenin, een dochtertje. Wat ik over haar zeg zal mijn broer Georges - Daniël overleed in 2002 - wellicht niet beamen. Maar ze hadden het moeilijk in het begin en hebben het altijd moeilijk gehad. En ik denk dat ik een licht bedorven, en moeilijk kind was, iemand die haar veel zorgen heeft gegeven, een zoon waarop ik vandaag niet fier ben om het te bekennen.
Ik geloof ook niet dat ze een gelukkig leven heeft gekend. Gelukkige momenten misschien wel, maar een leven om naar op te kijken zeker niet, meer zorgen dan vreugdes in elk geval. Vooral tijdens de oorlog moet het uiterst moeilijk geweest zijn ons te geven wat we nodig hadden, maar we kregen het toch.
De enkele beelden die me zijn bijgebleven uit die verre jeugd van mij zijn weinig talrijk, een is er dat me steeds bezoekt, ik moet toen zes geweest zijn: ik was ziek geweest en eens genezen wou ik niet naar school terug. Ik vertrok thuis maar halfweg – we woonden ver buiten de dorpskern - keerde ik wenend terug, ik durfde de juffrouw niet onder ogen komen. Moeder moet zich, na herhaaldelijk aandringen en ik die weigerde, hebben kwaad gemaakt en me opgesloten in het donkere varkenshok waar ik bleef schreeuwen van schrik. Later zegde ze me dat het haar altijd gespeten heeft dat ze het had gedaan.
En een tweede: de twee broers van vader die in Frankrijk woonden waren afgekomen, wellicht werd er een glas gedronken en moet er ruzie ontstaan zijn. Het was zo erg dat moeder en mijn tante waren uit huis weg gevlucht en zich hadden verscholen achter de hooimijt van de boer naast ons. Ik moet wakker geworden zijn, heb gezocht naar moeder en haar niet gevonden en ben midden in de nacht, alleen, haar gaan zoeken tot bij mijn grootouders, een kwart uur daar vandaan, ik een jongetje van vijf of zes jaar, waar ze natuurlijk niet was. Grootvader heeft me dan teruggebracht. Als ik er nu aan denk stel ik me in de plaats van mijn grootouders en wat ze toen er over hebben gedacht.
Zes juni van welk jaar ook, is altijd een bijzonder dag voor moeder geweest, ook voor mij en ik ben zeker, ook voor mijn broer Georges.
06-06-2016, 00:44 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |