 |
|
 |
|
|
 |
26-09-2011 |
De Adem van de Dagen (6) |
Ugo heeft
zijn dagboek bijgehouden, schrijvend in zijn page-a-day diary van de Economist
- waarvan het papier zacht is op de rectozijde en korrelig op de
versozijde, en dit met zijn pen, met inkt, lie de
thé van J.Herbin depuis 1670,
die er licht krassend maar o zo vloeiend over glijdt, en hierbij denkt hij aan
de grote Umberto Eco die in zijn In de
Naam van de Roos ons meldt dat hij de geschiedenis van Adson van Melk
neerschreef in een paar grote schriften van de Papeterie Joseph Gilbert waarin het zo prettig is te schrijven als de
pen zacht is.
En het
schrijven in zijn dagboek is een even grote vreugde geweest voor hem en die
vreugde is gebleven, zoals het een vreugde moet geweest zijn voor Umberto Eco.
Eigenlijk is het meer dan een vreugde het is een noodzakelijkheid, het schrijven is voor hem een ziekte, een drug geworden.
*
Als
hij dan terugdenkt aan zijn droomlandgoed uit zijn jeugd - het is ook dit van
zijn jongste broer geweest - gelegen aan de rand van een bos dat eens park was
en waar het licht opkomt, is hij deze morgen de knaap van tien, twaalf,
veertien jaar. Hij heeft geen globaal beeld meer van die knaap van toen, maar
hij weet wel dat het uitzicht van park en landgoed totaal verwilderd was. De
gracht er omheen dichtgegroeid met els en struikgewas, met varens en mossen,
met waterplanten en salomonszegel terwijl verdorde takken en omgewaaide bomen
het nog verder in de tijd duwden.
Er
hing een sfeer van geheimzinnigheid over erf en park. Mede doordat de bewoners
ervan leefden als kluizenaars scheen het, alsof het geheel gestold lag in de
greep van de tijd. Was het alsof de geest van de geslachten die er geleefd
hadden nog tussen de bomen hing en het landgoed als een eiland boven de aarde
dreef.
Als
knaap werd hij er als het ware naar toe gezogen en op een namiddag was de roep
ervan zo groot dat hij het gewaagd had, over de uitgedroogde gracht die rook
naar modder en rottende bladeren, die rook naar de kamperfoelie aan zijn mond,
het park binnen te dringen tot de witgekalkte muren van een prieeltje, in wat
eens de achtertuin van het vroegere kasteel, zal geweest zijn.
Hij
had binnengekeken door het raam om een fractie lang te staren in de wijd open
ogen van een halfnaakte vrouw met donkere haren in slierten over haar bezweet
gelaat, en over haar gebogen de rug van een man.
Hij was toen hals over kop weggerend, de handen voor zich
uit, zijn adem schreeuwend in zijn borst en hij was blijven lopen tot de
eerste huizen van het dorp, om dan in een brede zwaai, langs een veldweg terug
te keren over de boomgaard naar het ouderhuis.
Moeder
dacht dat hij gevochten had toen ze de klonter bloed zag op zijn wang, maar hij
vertelde dat hij in de bramen was vast geraakt. Van het koppel repte hij met
geen woord en zeker niet wie hij gemeend had te herkennen.
Nu
vraagt hij zich af of dit voorval geen inbeelding is geweest, of tal van feiten
die hij zich herinnert wel werkelijk hebben plaatsgevonden; of het wel zo is
geweest dat er, toen ze op een avond aan het spelen waren op de weide, een man
voorbijkwam op de fiets die hen toeriep dat drie mannen verdronken waren in een
waterput; of het wel echt was dat hij op een dag aan de
rand van het bos een vuursalamander had gedood - er werd verteld dat een beet
ervan giftig was - en dat hij daarna de moed had gehad zijn vinger te plaatsen
op het roerloze, koude, geel-zwarte vel.
Maar
werkelijkheid of niet, deze beelden of waren het dromen, en vele andere blijven
hem bezoeken, krijgen een nieuwe omkleding, een lossere inhoud en vervagen, en
van de vrouw en de man die de liefde bedreven in het prieel gaat nu geen
verwarring meer uit zoals dit vroeger, lang het geval was geweest.
Ook,
omdat hij heeft lief gehad op vele plaatsen: in het rijpend koren - waar hij
Knut Hamsun las - in het wilde gras, tussen de bloeiende brem die woekerde rond
dolmen en menhirs; in het ochtend bed van een voor hem opengelaten woning en op
zovele andere plaatsen, getuigen van het leven dat opspringt, onhoudbaar, oncontroleerbaar,
en dit herdacht en herschreven. Of de totaliteit ervan die verstrengeld ligt in
de knaap en de man die hij geweest is, samengebald in die ene, zich steeds
hernieuwende herinneringen.
En
als hij een beeld aanraakt daagt een ander beeld op, wordt het een snoer van
herinneringen die elk hun beurt willen krijgen. Echter hoe komt het dat er gebeurtenissen
zijn die verder zijn doorgedrongen en zich dieper in hem hebben vastgehecht en
andere die zich oplosten en bijna totaal vervaagden. ...
26-09-2011, 03:33 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-09-2011 |
De Adem van de Dagen (5) |
En
dan, wat zijn boek betreft, is er wat Rupert Sheldrake schoorvoetend waagt
voorop te stellen - hoewel Sheldrake bekent deze idee niet te propageren - als
zou het heden vanuit de toekomst worden beïnvloed.
Hij
kan ermee akkoord gaan, want hij heeft meer en meer het gevoel dat, zoals een
verloren graankorrel tussen de stenen plots is gaan ontkiemen, het boek hem
zijn wil oplegt. Dat het in potentie al bestaat, zoals hemel en aarde in
potentie bestonden op het einde van de zesde dag, maar nog niet geschreven of
nog niet voltooid.
Hij
kan zonder schroom verhalen dat het boek hem een ritme wil opleggen dat even
hoog ligt dan de duizend woorden die Anthony Burgess, zoals hij eens las, elke
morgen schreef voor hij neerzat aan de ontbijttafel. Maar dit geeft een
probleem want het is een ritme dat te hoog ligt voor zijn jaren.
Zelfs
al heeft hij het gevoel vele gegevens en impressies in hem opgestapeld te
weten, en wel zo dat hij deze niet meer intomen kan, dat ze uitpuilen en dat
hij het uitzwerven ervan, over het grasveld, over de bomen, over de huizen van
het dorp, over de maagdelijke bladen papier, niet meer tegenhouden kan.
En
toch zal hij geen notaboekje aanleggen met de structuur erin van wat hij zeggen
wil, zeker niet zoals de grote Mulisch het heeft gedaan voor het schrijven van
zijn Ontdekking van de Hemel; hij
zal evenmin een doos gaan openen met brieven erin en een andere met fotos,
beide uit een ver verleden, zoals Serge Doubrovsky. Neen,
hij zal zich laten overvallen door het woord en het nemen zoals het komt, met
flash backs naar dingen die waren of hadden kunnen zijn en met zaken zoals
deze morgen, heet van de naald.
De
gang van zaken in zijn leven is niet uitsluitend afhankelijk van hem zelf - hoe
groot is onze vrijheid van handelen wel? Het is hij niet alleen die beslissen
zal over elke wending die zijn verhaal neemt of zou kunnen nemen. Het zal, zoals
Sheldrake het vermoedde, meestal vertrekken vanuit de toekomst, waar alles al
geformuleerd staat, maar waar hij nog niets vanaf weet.
Vandaag
zal dit zo zijn en morgen en overmorgen. Het verhaal, als er een verhaal is, zal
hij volgen zoals het komt en dit is het enige dat hij nog te volbrengen
heeft.
Hij
ziet dus de inbreng van het omringende in de gebeurtenissen als heel
belangrijk. Soms ligt het in de lijn van de verwachtingen, soms is dit totaal
onverwacht. En dit laatste gebeurt maar al te vaak opdat hij hierin niet een
mysterieuze interventie zou zien.
Nu,
(vermeende) toevalligheden te zien als mysterieus betekent
helemaal niet dat hij zich aanmelden wil als een uitverkorene. Gedachten die
onverwacht opduiken overkomt elk van ons, maar niet iedereen is
er telkens ontvankelijk voor, ook hij niet, om in te spelen op de stootkracht,
we noemen het ook inspiratie, die er van uitgaat.
Neen,
er lopen geen uitverkorenen rond op aarde. Als er dan toch uitverkorenen zouden
zijn dan is het hoofdzakelijk omdat ze meer dan de anderen open staan om die
onzichtbare tekens die ons aanzetten tot een creatieve prestatie als een soort
verplichting te interpreteren, zij die deze tekens als dusdanig aanvoelen,
noemt Houellebecq des artistes.
Er
kan ook nimmer een uitverkoren volk zijn geweest. Als er ooit een volk is
geweest dat gemeend heeft zich aldus aan te kondigen, dan berust dit op feiten
die in ons derde millennium, een andere verklaring meekrijgen.
Neen,
hij is zeker geen uitverkorene, als autodidact kent hij teveel de
twijfelgevoelens als hij s morgens gaat herlezen wat hij de avond ervoor zo
goed dacht te hebben geschreven. Maar het gevoel van het geïnspireerd zijn is
soms aanwezig in zijn handen onder de lamp, soms aanwezig in de muziek die de
woonkamer bemeubelt en nu en dan, als zijn pen stilvalt, doordringt tot hem -
lijk de flarden walsmuziek in La Valse
van Ravel binnenstromen in het park telkens de deur van de balzaal opengaat
en, meent hij te weten, dat deze inspiratie herkomstig moet zijn uit zijn
verwevenheid met de toekijkende kosmos, en ook uit de boeken die hij las en hem
omringen in hun rekken en, dat dit alles verstrengeld ligt met zijn eigen
verworvenheden en bevrucht wordt met het stuifmeel van de weemoed om het
onherstelbaar voorbij zijn van zijn jeugd.
Als hij
erin slaagt dit te verwoorden dan zal hij zich voelen als uitverkorene, zonder
een uitverkorene te willen zijn of genoemd te worden.
22-09-2011, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-09-2011 |
De Adem van de Dagen (4) |
*
To me the most
astounding fact in the universe, even more astounding than the flight of the
Monarch butterfly is the power of the mind which drives my fingers as I write
these words.
Een zin van Freeman Dyson die me blijft vervolgen als
ik neerzit om te schrijven, als ik de beweging zie van mijn vingers die over de
lijnen glijden, zo maar tekens nalatend die te interpreteren zijn, die komen
van binnen in mij en terechtkomen bij hen die deze tekens ontcijferen.
En omwille
van deze zin, die vanmorgen ineens in zijn gedachten opdook, heeft hij Infinite
in all Directions van vele jaren terug, uit het rek gehaald en meegenomen
in de wachtzaal van de dokter - hij heeft zorg om de stijgende pijn in zijn
rechtervoet waar hij, voor hij ontvangen werd, een andere prachtige passage kon
lezen, tevens de meest hoopvolle die hij de laatste tijd te lezen kreeg:
Mind, through the long
course of biological evolution, has established itself as a moving force in our
little corner of the universe. Here on this planet, the mind has infiltrated
matter and has taken control.
Hoewel
hij al een belangrijke stap verder heeft gezet en gesteld dat de geest altijd
de controle over de materie heeft gehad, Is hij Dyson dankbaar, de aandacht te
hebben gevestigd op de intrinsieke waarde van de geest. Hij citeert zelfs Thomas
Wright die
gezegd heeft dat:
The catastrophy of a
world such as ours or even the total dissolution of a system of worlds, may
possibly be no more to the great Author of Nature, than the most common
accident of life with us.
En Dyson gaat hier op verder. De infiltratie van de
geest in al wat is, is a law of nature.
Het is de geest die heerst. Zijn infiltratie zal niet gestopt worden door om
het even welke catastrofe of het nu hier is op deze aarde of op een andere plaats,
of het nu plaats vindt, of binnen een miljoen jaar, het is de geest die als
overwinnaar overblijven zal.
En de geest is geduldig.
Mind has waited for
three billion years on this planet before composing its first string quartet.
Gaat het hier verkeerd de geest zal wellicht niet meer
zo lang moeten wachten. Het Universum is lijk een vruchtbare grond omheen ons,
klaar om de zaden van de geest te doen zwellen, te laten openbarsten en te doen
bloeien.
Hij,
Ugo, wil dit hier benadrukken omdat deze woorden hem diepte geven als mens en omdat
hij voelt dat de ideeën in hem, evenwijdig lopen met deze van Dyson die een
geestelijke broeder is. En, een groot deel van zijn bewust zijn met hem aanwezig
is, in de band geest, die lijk de ringen om Saturnus, omheen de aarde drijft.
En de
woorden van Dyson en de woorden in hem aanwezig, en hen beiden lijk ranken klimop omkringen, staan
al sinds eeuwen geschreven op de obelisk die met zijn schaduw, niet alleen het
uur van de dag aangeeft, maar vooral de doorgang van de mens hier op aarde als
zijnde een volwaardig element van de Geest die in den beginne was.
En uit
die Geest, die van het Woord is, is het Universum ontstaan. En een magisch
deeltje van deze Geest is ingeplant in de mens, en het is dit deeltje dat de
mens voedt.
Hoe
verantwoordt hij dit, hij, Ugo die zich haast om nog niet te sterven. Hoe kan
hij ernaar leven?
*
1 Freeman Dyson: Infinite in all
Directions: Penguin Books, 1988
21-09-2011, 00:57 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-09-2011 |
De Adem van de Dagen (3) |
Er
is ook, krachtiger dan ooit voorheen, en het was Vergilius
die de woorden van Dante sprak:
dat het noch
neergezeten op het dons noch onder de dekens gelegen, dat je roem verwerft en
dat hij die zijn leven aldus doorbrengt evenveel sporen nalaat als rook in de
lucht en schuim op het water.
Wat hij toepaste op zijn persoon waarbij alle creatieve krachten in hem, gericht waren op het nalaten
van een blijvend, levend iets, dat van hem nog zou verhalen, de tijd in. Tot het
uiteindelijk, maar dan hopelijk ver erna, vergaan zou tot de letters van een
naam in een oud register.
Zo
had hij al eens, met zijn tekeningen, een intense poging gedaan zijn leven te
verlengen en had hij een periode gekend waarin hij, met sobere middelen getracht
had, op grote witte bladen Schoeller-papier, met potloden van verschillende hardheid, het wondere leven van de natuur te
benaderen . Zijn betrachting was de
groei van mossen op rotsen en stenen, de fascinerende nervenstructuur van
rottende bladeren, de geheime kracht van het bevruchten, aanwezig in meeldraden
en stampers, weer te geven en aldus het verborgene erin, zoals in de fossielen
ervan, te suggereren.
Maar
hoe eenvoudig van vorm de elementen optraden in de tekening en hoe geheimzinnig
ook de opbouw ervan was, was hij er wel ooit in geslaagd iets van wat zijn
bedoeling was, over te brengen in zijn potloodlijnen en trachtte hij niet te tekenen wat niet te tekenen was?
Maar
als oningewijde in de tekenkunst scheen het hem toe, dat enkel het tekenen van het onvatbare de moeite
loonde, en dit betrachten hield hem uren weg uit de wereld, met enkel de muziek,
Bach als Ravel, als Mahler, als zuurstof in de ruimte over hem.
Niemand
zal ook maar enig vermoeden hebben gehad van de innerlijke vreugde die hij
kende, de impuls van zijn hand te blijven volgen en te zien hoe op het blad,
geleidelijk aan, de sluimer van de levensenergiën, in lijnen en tekens werd
opgebouwd, om dan op het einde vast te stellen, dat eens voltooid, eens zijn
naam eronder geplaatst, de tekening begon te leven en hem aanstaarde vanuit haar
eigenheid.
Dit
was een grote periode geweest, het leven van de tekenaar die hij was, naast
zijn leven van elke dag als echtgenoot en vader, ingeschakeld in
de maatschappij en als ambtenaar, in het economische, financiele leven van het land. Maar
langzaamaan vervaagden zijn pogingen, groeiden ze niet verder uit, omdat het
familiale en het professionele een te grote druk uitoefende op zijn doen en
laten.
Vandaag is de Elihoe in hem opgestaan en weet hij, dat het nu, eens en
voor altijd, de tijd is van het woord en dat de
simpelheid van het potlood op het wit blad vervangen moet worden door de volheid van het woord op witte bladen, om in tekens
te bewaren en uit te dragen, wie hij was en wie hij zijn wou, als mens onder de
mensen.
Omai convien che tu così ti spoltre
disse il maestro, ché, seggendo in piuma,
in fama non si vien, né sotto coltre :
sanza la qual chi sua vita consuma,
cotal vestigio in terra di sé lascia
qual fummo in aere ed in acqua la schiuma.
(Inferno, canto XXIV, 46-51
18-09-2011, 07:24 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-09-2011 |
De Adem van de Dagen (2) |
Na
voor dag en dauw zijn aanhef te hebben geschreven, was hij gaan neerliggen op
de sofa voor de haard met een deken over zich en had hij gedroomd dat hij met
vader in een sneeuwstorm was. Dit was al eens gebeurd in werkelijkheid, toen
ze, midden in de nacht, een nacht midden in de oorlog, - hoe oud was hij toen
bij een hevige sneeuwval, een eik hadden afgezaagd in het bos, hout om te
branden in de Leuvense stoof bij gebrek aan kolen wellicht.
En
nu, in zijn droom, sneeuwde het en stonden ze voor een gebouw waarvan de gevel één
grote poort was, met talloze kleine luiken die open en dicht sloegen. Zo leek
het toch. Vader beukte met beide handen op de poort en riep naar hem woorden
die verloren waaiden - lijk vele woorden, lijk vele dagen die verloren waaien, lijk
een jeugd die wegwaait - maar hij wist duidelijk, heel duidelijk wat vader hem toe
roepen wilde.
En
terwijl hij de koffie zet in de keuken staan de woorden duidelijk getekend in
zijn gedachten, en is het alsof hij ze lezen kan in de kruinen van de bomen in de
lichtgrijze luchten.
Hij
kan deze woorden nu, overmoedig, uitdragen over die holle weg die hij nemen
wil, want hij weet, en niemand zal dit hem ooit ontnemen, dat de geest niet ontstaan is uit de materie
maar dat het de geest is die de materie heeft gebaard.
In
feite, als hij erover nadacht waren zijn dagen al lang dooraderd met wat zich
langzaam in hem aan het definiëren was; een zaadbol die zich vormde, waarin
vele begrippen uit zovele boeken en zovele gedachten in schubben over elkaar
lagen. Het wondere was dat het kiemproces van deze zaadbol in de voorbije nacht
in gang was gekomen, alsof alle geheime elementen van zijn bestaan, zich
gekruist hadden op die nameloze plaats die zijn lichaam was en nu, ineens, deze
grote idee hadden doen opspringen dat al wat is, ontstaan is uit de Geest.
Aldus
gebeurde het, dat het grote paradigma, dat in hem van bij zijn geboorte - al
wist hij het niet toen, al vermoedde hij het niet moet aanwezig geweest zijn
als een onzichtbare diagonaallijn, die bossen en velden, zeeën en stranden,
bergen en stromen, gebeurtenissen en gedachten doorkruiste. Een lijn die de
kleur en de adem van zijn dagen hield en in hem principes had uitgetekend en
vergrendeld, om plots, een fractie van tijd, los te komen en te convergeren in
één enkele hoofdzin, getekend door de Geest die onvermijdelijk in den beginne aanwezig
was.
En
als beschikker over het woord, is hij, Ugo dOorde, in deze ogenblikken van
zijn bestaan, almachtig geworden, zoals Tzinacàn, de magiër uit het verhaal van
Jorge Luis Borges,
Todopoderoso, is geworden na het
ontcijferen van de woorden van de god, verborgen in de vlekken op de pels van
de jaguar die naast hem, opgesloten zat, van elkaar gescheiden door een glazen
wand.
Almachtig,
om woorden te produceren die vertellen over wat gebeurde en wat niet gebeurde
of wat had kunnen gebeuren en op deze wijze macht te verwerven over de
realiteit als over de irrealiteit der dingen.
Want,
in het proces van het denken zijn, zoals de jaarringen in de boom, de klonters
herinneringen verweven die zijn jeugd zijn geweest en al wat was van de jaren
erna. Wel wetende dat hij bij dit alles afstand zal moeten doen en hij kan hier
niet lichtzinnig over heen - van het houvast dat vele jaren God is geweest.
Het
boek dat zich schrijft, is vandaag de enige mogelijkheid die hem nog rest, in
de laatste van zijn dagen, die zich aankondigen in de vertraagde gang van zijn
lichaam, om de totaliteit van wie hij was en is, te verlengen, over de dood
heen, naar de eeuwigheid toe. En het moet gezegd dat hij altijd, met grote
zekerheid heeft geweten dat hij eens ontwaken zou, uit wat hij nu noemen wil,
zijn geestelijke inertie.
Dit
betekent dat zijn boek gaat verhalen over de persoon, die hij was en de persoon
die hij had kunnen zijn en willen zijn. Hij zal dit doen met voor zich het
beeld van de grote Ovidius die hem, zonder aan te kloppen, regelmatig bezoekt. Ovidius
die, dankzij zijn Metamorfosen, overtuigd
was van zijn onsterfelijkheid, want wat er ook gebeuren mocht, zij zouden voor
eeuwig zijn naam meenemen in de tijd. Waarvan hier akte.
14-09-2011, 00:16 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-09-2011 |
De Adem van de Dagen (1) |
De
aanhef van het boek dat geschreven wordt ontstaat hier, in de kamer van deze
oude woning, waar geslachten van vader op zoon hun dagen en hun adem hebben
gebrand in de zware eiken balken van de zoldering en in de donkerte van de open
haard.
En
dit ver voor hij, Ugo, hier kwam, veel verder dan halverwege. Hier kwam van uit
de holte van de tijd, om er het boek na te laten van de mens die hij was, die
hij wilde zijn en die hij had kunnen zijn onder de mensen.
Het
geschrevene ontstaat hier, binnen deze muren, ook uit de rozenvelden, de weiden
en de akkers, de luchten en de wegen; ontstaat hier, ook uit een dichtgegroeid
woud met varens in de zomer en bramen en netels in de herfst. En dwars er
doorheen zal hij een holle weg nemen waarvan de bermen begroeid zijn met
gebeurtenissen, die alle, hoe groot of hoe klein, hun impact hebben gehad op
het punt waar het boek in potentie geborgen ligt en van waar het nu, reëel, in deze
vroege morgen van deze vroege herfst vertrekken moet om uit te komen in dat andere
punt dat zich duidelijk aan het voorbereiden is.
En
het is hij, Ugo dOorde, die optreedt in naam van het boek en zich hierbij
voelt als Elihoe, die oordeelt in dit van Job, dat hij te lang al heeft gewacht
om te zeggen wat hij te zeggen heeft.
En
Ugo, als hij denkt aan Elihoe, hij de morgenstilte breekt van het huis als hij luid
op zegt, zijn woorden weergalmend in de haard:
Elihoe,
ik ook steek vol met woord en argument, ik ook word opgehitst door wat me roert
en gistend is als jonge wijn die nieuwe
zakken dreigt te scheuren.
En
het is exact dat hij zich vereenzelvigt met Elihoe, omdat gedachten roepen om
te worden neergeschreven en aldus bewaard te blijven hopende, hopende zoals
Ovidius, tot lang erna ook omdat zoveel nog te lezen is, te begrijpen is, te
verwerken is; ook omdat de geest hem wakker houdt en ideeën zich verdiepen om
uit te komen op nieuwe ideeën; ook omdat het grote mysterie van het zijn,
oneindig veel facetten vertoont en de lichtinval hem soms overhoop haalt.
En
dan vooral omdat hij denkt dat de Groot-Levende, onverklaarbaar,
onvoorstelbaar, ontegensprekelijk, niet is wat hij denkt dat Hij is. Maar dat
Hij negenennegentig maal IS.
Om
al deze redenen en er zijn er nog vele andere, deze roekeloze, gotische woorden.
Gotisch, waar gotiek verwijst naar het metafysische, het transcendente;
roekeloos omdat hij niet weet waar hij uitkomen zal. En of hij uitkomen zal?
Maar
hij heeft altijd gedacht dat hij een man was van de gotiek, en dit, vooraleer hij
één woord had neergezet. En zoals de kathedraal haar wortels heeft hoog in de
luchten, zo wil hij zijn woorden halen, niet alleen op aarde, wat maar normaal
zou zijn - de kathedraal ook haalt haar krachten uit de aarde - maar vooral halen in de brede strook geest die hoog boven de aarde drijft en beschikbaar is, zoals water en aarde, zoals
vuur en luchten.
Die
geest daar boven is brokaat, is paarlemoer. De kamers van het huis zijn er mee
behangen alsof het woorden waren van Bijbel en Koran in letters die eeuwig zijn
en reiken tot in de verste hoeken van de tijd.
Hij
droomt maar wat, het ganse boek is een gedroom.
Dit is, van al wat is, de
toonaard van het boek.
12-09-2011, 00:39 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |