 |
|
 |
|
|
 |
28-03-2021 |
Anemonen en andere |
Ik verwaarloos de anemonen in het bos. Ik vergeet de kleine dingen van het leven die o zo belangrijk zijn om in peis de dagen door te brengen, niets meer dan te zien hoe de aarde scheurt en jonge planten tevoorschijn komen en te vergeten wat, vandaag is en gisteren was van de mens in de wereld, en evenmin denkend aan wat het morgen zal zijn. Kan het zo te leven, zo te zijn, gesloten voor wat van de wereld is, een soort Dante zijn die, in plaats van rond te wandelen in de hel, rondwandelt in de dingen die van de aarde zijn en van de luchten en van de zeeën?
Het een dag maar vol te houden van het eerste licht in de morgen tot de eerste sterren, tot mijn vijfhonderd woorden geschreven staan. Het moet kunnen zeg ik tot mezelf terwijl ik het schrijf aan jullie die mijn tegenpool zijn, mijn luisteraars, mijn wolk - I don’t like ‘bubble’- in de geslotenheid ervan ontmoeten we elkaar en het kan op elk ogenblik van de dag.
Ik tracht het me voor te stellen alsof het een verrassing zou zijn, het is ook waar ik op mik. Vandaag was mijn eerste zin een verrassing voor mij, hij viel me zo te binnen. Toen ik schrijven ging, zag ik een plek witte anemonen in het bos van mijn verbeelden - en nu ook plekken speenkruid - aan de waterkant of midden in het bos opschietend tussen de rotte bladeren van de laatste herfst en van de vele herfsten ervoor. Er waren ook de opkomende bosjes druifhyacint en wellicht in het bos dat ik geregeld in gedachten bezoek, het groen al van de meiklokjes. Ik heb vrienden onder jullie die dit zouden kunnen beamen, zeker aanvullen. Echter of er iemand het dalkruid, een nederig plantje, zou vernoemen weet ik niet, maar het stond er nog toen ik als knaap het bos bezocht. Vandaag moet het bos het stellen zonder mij, vooral dan de bomen die ik groette, wel wetende dat ze elk iets persoonlijk hadden: berk en eik en beuk en abeel - des peupliers blancs als er zouden zijn, de boom die mijn voorliefde kent - en dat het leven in hen ook te maken had met het leven binnen in mij en, als ik hen groette het dus was langs het kanaal van deze energiestromen die van ver kwamen en van dichtbij, het bos, het grote bos een gesloten wereld zijnde waar het oneindig goed was te vertoeven, er ‘bewust’ te zijn, er rond te lopen, opmerkzaam voor al het kleine gebeuren erin tot de resten pluimen van een duif, gegrepen door een havik of, en dit is een van de laatste beelden, het geraamte van een vos die daar om een of andere reden aan zijn einde gekomen was, delen van zijn pels nog zichtbaar, de beenderen wit. Ik de kop meenemen wou maar dit zou de rust verbreken die uitging van het geraamte dat daar lag. Grillig zo iets, voor mij dan toch. Ik herinner me, waar ik ooit was in de bergen, het was in Fucine, Noord-Italië, kon ik met de op voet staande kijker van het hotel, een nest welpen zien spelen. Nog een beeld dat me is bijgebleven van de vele beelden die ik draag en soms boven haal, soms als het past, soms ook als het minder past, maar dan zorgen jullie er wel voor, het te aanvaarden omdat het door mij getekend staat.
Wat ik jullie nog wou zeggen, je mag het ook zien als een vraag, ik ben gek op (foto’s van) de vroege flora in de bossen. Het mag ook de flora uit de bergen zijn maar daar zorgde mijn dochter Patricia voor, op dat gebied is ze niet te overtreffen. Op dit gebied herken ik me in haar.
28-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-03-2021 |
Roberto Benigni en Dante |
Wat moet er verteld over de in Italië gehouden 'Dantedí', de dag van (het eren van) Dante? De RAI wijdde er twee programma’s aan met als ‘star’ in de overtreffende trap, Roberto Benigni. Zo heb ik gisteren, 25 maart, die man uit de film, ‘La vita è bella’ gehoord en bezig gezien. Eerst in canto 25 van il Paradiso, om te beginnen zijn commentaar hierop, een groter stortvloed van woorden kan er nie. Hoewel mijn Italiaans ontoereikend was om hem te volgen, ben ik gefascineerd blijven toezien en luisteren, tot hij even stil viel in zijn commentaar en overging op de declamatie van de 139 versregels van Canto 25, zo voor de vuist en dit zonder de minste hapering, onberispelijk wat de tekst zelf betrof - ik volgde met de tekst in de hand - op een onovertrefbare gevoelige wijze, een gave parel, een prestatie zonder weerga in een bij Dante passend kader en zeker, Dante waardig. Ik denk dat gans Italië moet hebben meegeluisterd, en dat voor velen de keuze moeilijk moet geweest zijn want er liep tezelfdertijd een voetbalwedstrijd met de nationale ploeg op een andere zender van de RAI.
Later op de avond was er op RAI 3 een heruitzending van een Benigni optreden van jaren terug, waar hij Conto V van il Inferno bracht op een identieke schitterende wijze. Canto V, met de ontroerende liefdesgeschiedenis van Francesca en Paolo als hoogtepunt, met als sluitstuk een schijnbaar, even als Dante ontroerde Benigni, die eindigde - verzen 139-142 - met de woorden:
Mentre che l’uno spirto questo disse, L’altro piangeva sí, che di pietade io venni men cosí com’io morisse : e caddi come corpo morto cade[1].
En ook ik ontroerd door Dante, vermoedend dat hij dit moet geschreven hebben denkend aan 'zijn' Béatrice.
Waarom blijvend Dante? Waarom is hij het die T.S. Eliot, die zovelen overhoop haalde, zoals hij mij jaren lang heeft achtervolgd en op ongewoon overdreven wijze me heeft bezig gehouden, tot vervelens toe van zij die me omringden?
En nog altijd achtervolgt hij me met zijn woorden, zoals hij anderen volgt, vooral zij me, met hun reacties op wat het weglaten, in hun vertaling, van de Mohammedpassages betreft, blijven opjagen. En ik vrees dat de nieuwe vertaling, zijnde wat ze is, er van uit vele hoeken en kanten, reacties zullen opdagen. In de eerste plaats, en niet, in de minste, wat zullen de Italianen erover denken?
We volgen het, maar veiligheidshalve, van op een zekere, veilige afstand.
[1] En terwijl de ene geest dit zegde / was de andere zo aan het wenen dat ik uit medelijden / mijn zinnen verloor en dat het was alsof ik stierf / en ik viel zoals een dood lichaam valt.
27-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-03-2021 |
Dante en wat hij dacht over Mohammed. |
Ik noem het heiligschennis in de ware betekenis van het woord, maar bij de zoveelste vertaling naar het Nederlands van het ‘Inferno’ uit de Divina Commedia, heeft de vertaalster, Lies Laurysen het aangedurfd - gaat ze er zelfs prat op - in overleg met de uitgeverij, ‘Blossom Books’, de woorden van Dante over Mohammed weggelaten en dit omwille van de gevoeligheden eigen aan de mohammedaanhangers - denk aan Zaventem - en aldus al wat Mohammed betrof in het Westen van de XIVde eeuw, te negeren, met welk recht?
Het is dus geen vertaling meer omwille van de vertaling, maar omwille van het ‘kunnen-weglaten-uit’ van delen ervan. Welke zekerheid houden we aldus dat het overige ‘wel’ behouden werd.
Men zegge het voort en men veroordele het zoals het hoort. Want dit kan niet, vertalen met het doel te misleiden.
Dit kan gewoonweg niet, je prutst niet aan een tekst die als sacraal gekend is, je hebt geen rechten hierover, zeggen dat het een vertaling is en bij het vertalen stukken weglaten om welke reden ook. Op dat ogenblik is het geen ‘vertaling’ meer, wordt het een bewerking; wordt het noch min, noch meer een manipulatie, en moet het boek als vertaling uit de omloop genomen worden.
Maar, nu het gebeurde is het goed er even de aandacht op te vestigen want in feite is het dit dat de vertaalster bekomen zal hebben, het weggelaten gedeelte zal nu in het licht komen te staan, Wat heeft ze dan bekomen? Het tegengestelde van wat ze bereiken wou. Bravo, bravissimo!
*
En dan wat er over Mohammed verteld wordt in Canto XXVIII haal ik terug uit wat en hoe, ik in 2009 over die Mohammed-passage heb geschreven:
Vergilius en Dante vervolgen hun weg naar de boogbrug over de gracht waar de zielen boeten die zich zowel op het politieke als religieuze vlak schuldig hebben gemaakt aan het zaaien van tweedracht.
Als canto XXVII over Ulysses en zijn laatste tocht, gezien kan worden als een van de mooiste en meest diepzinnige, dan is canto XXVIII een van de meest gruwelijke.
Mijn eerste reactie was over dit canto niet te spreken en dus niets over Mohammed die er aanwezig is samen met Alì, zijn schoonzoon, maar dan zou mijn lezing van het Inferno een leemte vertonen en zou, wat er over Mohammed gedacht werd in de XIIIe/XIVe eeuw, gedekt blijven. Laat me dan maar verhalen wat Dante erover schrijft.
Maar ik beken je, Dante, ik meen dat je hier overdrijft, hier volg ik je niet meer volledig. De tijden zijn veranderd en ik wens geen oordeel uit te spreken over Mohammed en zijn volgelingen die tot vijfmaal toe, elke dag van hun leven, hoe dit ook moge verlopen, een gebed richten tot hun God en niet ophouden te bidden: Allah akbar, Allah akbar, dat Hij voor hen de grootste is.
Ik wil respect hebben voor de bidders als ze op hun beurt begrip en respect tonen voor anderen voor wie ook hun God de enige en de grootste is. En in meer, als ze tenminste, in stoet, openlijk opkomen tegen hen die zich, in Mohammeds naam, aan stukken laten rijten om dood en vernieling te zaaien.
Toch moet ik verder met de gruwel die je beschrijft, al zeg je wel
‘Wie zou ooit, zelfs in proza, ten volle spreken kunnen van het bloed en de wonden die ik nu zag, om telkenmale erover te vertellen? Omwille van de onvolmaaktheid ervan en van onze geest, is elke taal ontoereikend om te doen verstaan wat ik zeggen wil.[1]
Wat je te zeggen hebt, Dante, is inderdaad niet met woorden volledig te beschrijven. Je tracht een voorbeeld te vinden in het bloed dat in diverse oorlogen werd vergoten, maar dit beeld heeft niets te betekenen in vergelijking met wat je meemaakte in de negende gracht zoals je daar zag van Mohammed
‘die opengereten was van kin tot aars, zijn darmen tussen de benen, hart, lever, milt en longen waren open en bloot evenals de smerige zak die al het voedsel dat men tot zich neemt met drek opvult.’
Ga je hier niet te ver, Dante, is het op deze wijze dat de zondaars gestraft moeten worden, in tweeën gespleten omwille van de tweedracht die ze beoogden?
En dan jij die daar staat en, Mohammed die je bekijkt en met zijn handen zijn borst openend zegt:
‘Zie hoe ik mezelf openscheur, zie eens hoe Mohammed verminkt is . Hij die daar al wenend voor mij gaat is Ali[2], zijn gelaat is gekliefd van kin tot voorhoofd,[3] en alle anderen die je ziet, waren bij leven tweedrachtzaaiers en schismatiekers en het is om deze feiten dat ze hier op deze wijze gespleten worden. Een duivel houdt zich verscholen en telkens we onze ronde gedaan hebben en we hier voor hem verschijnen zijn onze wonden gedicht en treft hij ons opnieuw met het scherp van zijn zwaard’.
‘Maar jij’, zegt Mohammed nog, “ jij die daar op je rots staat toe te zien, wie ben jij?’
En het is Vergilius die antwoordt:
‘De dood heeft hem nog niet gegrepen en schuld om gefolterd te worden draagt hij niet, maar omdat hij er ten volle kennis van zou hebben is het aan mij, gestorvene, om hem hieronder in de Hel van kring tot kring rond te leiden. En dit is zo waar als ik hier tot jou sta te spreken.’
Toen ze dit hoorden bleven meer dan honderd staan in de gracht om naar Dante te kijken, en verbaasd als ze waren vergaten ze hun smarten.
Dit is wat over Mohammed als tweedrachtzaaier gekend stond in de XIVe eeuw. Anderzijds handelde hij als een gewoon iemand hij vroeg zelfs aan Dante om eens hij terug onder de zon zou zijn een broedervriend van hem, fra Dolcino Tornielli uit Novara[4], te verwittigen voldoende levensmiddelen in te slaan als hij schuilen ging in de bergen.
Is dit waard te ontnemen aan jongelingen uit een andere cultuur die zich mengen willen met de cultuur die hier bestond in de middeleeuwen? Is het niet beter dat ze weten hoe er in het Westen toen gedacht werd over Mohammed en hoe we er vandaag over denken, met de nodige eerbied omdat we weten dat het hun God betreft?
[1] Chi poría mai, pur con parole sciolte, / dicer del sangue e delle piaghe a pieno/ ch’i’ ora vidi, per narrar più volte? / Ogni lingua per certo verría meno,/per lo nostro sermone e per la mente / ch’hanno a tanto comprender poco seno. (XXVIII : 1-6)
[2] Alì, schoonzoon van Mohammed die een scheuring veroorzaakte in de muzelmaanse religie en op weg naar de moskee vermoord werd met een slag van het zwaard die zijn hoofd kliefde.
[3] Mentre che tutto in lui veder m’attacco,/ guardommi, e con le man s’aperse il petto,/ dicendo: “Or vedi com’io mi dilacco;/ vedi come storpiato è Maometto!/ Dinanzi a me sen va piangendo Alì,/ fesso nel volto dal mento al ciuffetto (XXVIII: 28-33).
[4] de leider van de religieuze sekte der Apostelen die een terugkeer naar het oer-christendom en de gemeenschap van alle goederen, tot de vrouwen toe, predikte. Toen de bisschop van Novara gesteund door Clemens V een veldtocht tegen hem organiseerde trok Dolcino zich met zijn volgelingen terug in de bergen waar hij uitgeput door honger en koude gedwongen werd zich over te geven. Hij kwam in 1307 om op de brandstapel samen met enkele van zijn volgelingen.
26-03-2021, 06:32 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-03-2021 |
De Richting die we nemen. |
Ik leef in de richting van het leven, voluit met de krachten die ik nog houd, maar ik schrijf in de richting van het laatste moment van mijn bestaan op aarde en dit is vandaag, is de laatste tijd, sterker dan mezelf, het is bijna onoverkomelijk. Hoewel ik me er tegen verzetten wil, eens ik de pen houd zijn het die gedachten die opduiken en waar ik mee begin en telkens riskeer ik er verder mee te gaan.
Ik zegde het al, waar ik tegen opzie als ik verder denk in deze richting, zijn de voorbereidingen die ik treffen moet, én wat het afhandelen betreft van de lopende zaken, én wat de opkuis in mijn geschriften aangaat. Dit laatste schijnt me zo oneindig dat ik niet weet hoe er mede te beginnen.
Aldus blijf ik de dingen maar verschuiven alsof mijn einde er nooit komen zou. Er is nu wel een begin gemaakt maar ik werk er node verder aan, het is het leven en het verder kijken de dagen in, heeft het voor het zeggen, is nog altijd leiding gevend, tenminste zo ik er op let en zo ik me niet laat gaan naar de kilte toe. Ik houd maar al te veel van de schoonheid die ik zie omheen me - in de huidige omstandigheden, niet denkend aan Corona - te veel van de gevoelens die deze schoonheden oproepen en zelfs deze, ongeacht schoon of niet, van de woorden die ik erover schrijf, opdat ik zo maar wensen zou dat hier een einde aan kwam?
Maar toch beken ik, ootmoedig maar onbevreesd, dat er momenten zijn dat ik uitkijk naar de grote rust van een bergmeer - en ik ken er enkele - waar ik zijn wou, het water een spiegel zijnde zonder de minste oneffenheid die geen wind verstoort. Er te zijn van de koele meren van het niet-meer-zijn.
Ik ben dus een gespleten man, enerzijds ben ik van de dood en anderzijds van het leven. Wie verlost me ervan, welke weg neem ik vandaag, een donkere of een lichtende?
Ik ben jaren geleden, eigenlijk heel lichtzinnig, begonnen aan een taak die ik me heb opgelegd en wens die verder te volbrengen ongeacht het aantal toehoorders of aanwezigen, in een bijna totale ongebondenheid met jullie en in peis en vrede met mezelf en met de wereld omheen mij.
Eens zal mijn taak uitgedoofd zijn maar mijn woorden zullen nog een tijdje blijven rondzwerven, zullen misschien zaadjes zijn die in de meest vreemde vormen kiemen zullen omdat ik er enkelen (hopelijk velen) zal aangezet hebben even na te denken over wat het leven is en over wat de dood kan zijn, en dit gespiegeld aan het wonder van het leven.
Dat ik er misschien enkelen zal toe aangezet zal hebben tot het stellen van vragen over het waarom van hun, van ons bestaan, de opdracht die we meekregen bij onze geboorte. Niet even zinvol voor allen, niet even duidelijk voor allen, maar de rode draad toch die door de massale vormen van het leven loopt, standvastig, immer zoekend, om uit te komen uiteindelijk – maar niets zegt ons dat dit het eindpunt is – in de menselijke geest, waarin de kosmische geest zich reflecteert. Deze reflectie is onze hoop op Iets dat even wonderbaar zal zijn als het leven is; even wonderbaar als het bestaan van elke vorm van leven, tot de meest grillige en meest kleurrijke vormen ervan. Elke vorm van plant en dier tot in de donkerste punten van de oceaan en de hoogste toppen van de bergen, een poging zijnde om uit te komen, na een reis van miljarden jaren, in het woord, het landschap van de geest, dat woekert in ons en ons verheft tot grote hoogtes.
Misschien, maar dit laat ik over aan jullie, is de dood een nog grotere hoogte?
25-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-03-2021 |
Schubert die me niet loslaat. |
Je heb niets geweten van de lente over het land en toen je het vernam was het te laat.
Want, nu stijgen de sappen van uit de fijnste wortelingen tot de hoogste kruinen. Je ziet het gebeuren aan de vijver, heel duidelijk in de wilde kerselaar - er is wel niets wilds aan - de botten wit glanzend, klaar om open te barsten met een korte knal. Je wacht nog even. Nu paren de vogels, hun gekweel is als het was in andere tijden. Nu is de lucht geladen met een wondere energie en is er de ganse aarde die herleeft.
Ik weet dit alles, maar het raakt me niet, het raakt me niet in mijn lichaam, het raakt me niet in mijn geest, ik schrijf omdat ik schrijven moet, terwijl de tijd voorbijschuift, roekeloos voorbij. Ik loop pal tegen de luchten aan, in mezelf gekeerd. Hier valt niets te begrijpen, wat van het nieuwe is, is geprangd om mijn lichaam, maar mijn lichaam reageert niet, het blijft even broos, het vangt de nieuwe sappen niet op, mijn jaren weigeren de lente. Zo weet ik waar ik sta, dat ik aan het vergaan ben. Misschien zelfs de tijd niet meer heb om af te maken wat ik afmaken wil.
Waaraan zou ik dan moeten denken als de lente in volle glorie aan het komen is en ik er geen deel van uitmaak, dan toch niet in het lichaam dat ik opvoer langs de dagen en de wegen naar mijn eindpunt toe. Nimmer, denk ik, was dit zo dichtbij. Het is maar dat ik denken blijf aan Schuberts laatste dagen en zijn stringkwintet dat hij nog wist te componeren, de dood in zijn aderen al..
Vandaag, lente of niet, moet ik tussen mij en hem een muur optrekken om me te beveiligen. En nog, hoe ik er de vorige nacht, voor het inslapen, aan dacht, om zoals Disney in zijn ‘Fantasia’ getracht heeft in kleuren en bewegende vormen Bach’s ‘Toccata en Fuga in re mineur’ op te vangen, zo wou hij in zijn pogen, even rijk, even diep, even levend, Schubert oproepen in zijn woorden, een onmogelijkheid natuurlijk, maar het hield me bezig, een obsessie bijna, zodat ik woelen bleef en de dwaalgedachten me bleven bestormen tot ik dromen ging van blauwe paarden in de weiden die woorden waren, woorden die muziek waren, zodat ikzelf tot muziek en woord versmolten was, zwemmend in wat Schubert was.
De ganse wereld is ermee begaan om door te dringen tot wat niet te doorgronden is omdat het in zich, het mysterie van het leven borg. Maar zelfs indien hij erin slaagde Schubert op te roepen met woorden dan zou het toch maar een soort interpretatie zijn van wat hij dacht dat Schubert kon gevoeld hebben toen hij zijn muziek schreef. Zo best elke pogen achterwege te laten.
*
Wel, iets geweten van Pfeijffer in het land het erna, best maar te vergeten.
Er was gisteren, 22 maart, op Klara, van Ilya Leonard Pfeijffer, ‘de oude woorden van een tijd die komen gaat’. De ‘meester’ heeft het zo gewild, dus heb ik het zo gelaten. En wat meer is de woorden ervan, in ‘klanken van een tijd van nu’ er omheen geweven door de jonge Frédéric Neirynck, het nog het beste was om te beleven.
Ik ben maar een arm man wat boeken betreft en ik woon niet in Genua maar waarom zou ik niet mogen zeggen dat ik het maar een lappendeken vond van woorden die poogden gepast te rijmen, opgefokte oorden. Ik heb er niets vernomen dat waard was vernomen te worden en ook, waarom het niet hebben over 'de nieuwe woorden van een tijd die voorbij is’?
24-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-03-2021 |
Dante, vader van het Italiaans. |
Er zal wellicht in de loop van het jaar genoeg geschreven worden over Dante als vader van de Italiaanse taal, maar zo lang wil ik niet wachten. Na wat ik vernam in die reportage in ‘La Repubblica’ is er nog altijd iets blijven dolen in mij, namelijk wat ik ooit wist te vertellen over Dante en hoe hij die taal van hem hanteerde.
En je kunt niet genoeg tussen de lijnen lezen bij Dante, alles is zo subtiel ineen verweven. Elke versregel bijna is drager van een betekenis in meer en evident is het niet dat ik, die veel aandacht moet overhouden voor het vertalen, er zou in slagen, de diepere gedachte van Dante, inherent zijn talrijke bindingen, te achterhalen. De relatie Vergilius-Dante is er een van grote verbondenheid. Hij is Dante zoals hij Vergilius is, hij kent trouwens de Aeneas van buiten, wellicht beter dan dat hij de Bijbel kent.
Dante is als een krop in mijn keel, is een steen in mijn maag. Ik lees zijn verzen, eerst in het Italiaans omwille van kleur en ritme en dan zoekend in de diverse vertalingen die open op mijn tafel liggen, naar de precieze zin ervan om daarna vers na vers om te zetten in het volgens mij meest passende Nederlands. Wat niet altijd zo eenvoudig is.
Dante schreef in het Italiaans, zeker, niet omdat het voor hem gemakkelijker was, maar omdat hij met zijn verhaal over zijn liefde voor Beatrice wou doordringen tot het gewone volk en ook misschien omdat het voor hem passender was, gedachten te omsluieren in de taal van het volk dan in het Latijn van de geletterden.
Treffend in dit opzicht is wat Samuel Beckett, de grote Beckett met zijn prachtig ‘Neither’-gedicht - is het niet Stefan Hertmans? - hierover schrijft in zijn Disjecta[1], zijn ‘Beschouwend Werk’.
‘De conclusie van Dante is dat de ontbinding die alle dialecten gemeen hebben het onmogelijk maakt om er één als een adequate literaire vorm te verkiezen boven de andere en, dat degene die in de volkstaal wil schrijven de zuiverste elementen uit elk dialect moet vergaren om daarmee een synthetische taal te construeren die in ieder geval meer bezit dan alleen een vastomlijnde lokale betekenis - wat precies is wat hij deed. Hij schreef net zo min Napolitaans als Florentijns. Hij schreef in een volkstaal die door een denkbeeldige Italiaan, die alles wat goed was aan dialecten van zijn land in zich had opgenomen, gesproken had kunnen worden, maar die feitelijk zeer zeker niet gesproken werd of ooit gesproken was’.
En verder, waar Beckett de vergelijking maakt tussen de taal van Dante en deze van James Joyce:
‘Dante schreef wat in zijn eigen stad op straat werd gesproken terwijl geen sterveling op aarde of in de hemel ooit de taal van ‘Work in Progress’ (Finnigans Wake) sprak. We zullen moeten erkennen dat een internationale verschijning in staat zou kunnen zijn haar te spreken, net zoals in 1300 een interregionale verschijning – en niemand anders - de taal van de Divina Commedia had kunnen spreken. We zijn geneigd te vergeten dat het literaire publiek van Dante Latijns was; dat de vorm van zijn gedicht beoordeeld zou worden door Latijnse ogen en oren, door een Latijnse esthetica die vernieuwing niet duldde en die wel ontstemd moest raken toen de zoetgevooisde elegantie van ‘Ultima regna canam, fluido contermina mundo,’- ik zal van volmaakte rijken zingen die grenzen aan deze vluchtige wereld - werd vervangen door de barbaarse directheid van ‘Nel mezzo del cammin di nostra vita’. Net zoals Engelse ogen en oren de voorkeur geven aan ‘Smoking his favourite pipe in the sacred presence of ladies’, boven ‘Raucking his favourite turkvu in the smukking precincts of lydias.’
Je moet natuurlijk Beckett heten en zijn, om sprekend over de kracht van de taal, het Italiaans van Dante te gaan vergelijken met het Engels(!) van Joyce. Echter, als ik het aantal taal-voetnoten zie bij mijn Italiaanse oorspronkelijke tekst[2] dan is het me duidelijk dat het Italiaans van Dante problemen stellen moet aan de doorsnee Italiaan van vandaag.
Ik kan er nog de bemerking van Jacqueline Risset[3] aan toevoegen:
‘C’est à partir de ce texte que c’est édifiée une autre image: Dante ‘père de la langue italienne’ – formule consacrée, obligatoire. La tradition transmet ceci : Dante, par la décision radicale d’employer la langue vulgaire – une langue vulgaire centrée autour du dialecte toscan – dans un ouvrage destiné à devenir très rapidement le point de référence culturel le plus central pour la littérature italienne dans son ensemble, aurait, d’un coup, forgé l’instrument linguistique de la nation italienne encore en formation.
Dante is niet alleen de vader van het Italiaans, hij is ook meer dan ooit de vader van Hel, Vagevuur en Paradijs, zonder hem zouden we enkel geweten hebben wat Mohammed erover wist.
[1] Saluel Beckett : ‘Disjecta, beschouwend Werk’, Nederlandse vertaling door Vertalerscollectief & Ronald Kuil.1999 Historische Uitgeverij, Groningen, pagina 63.
[2] Dante Alighieri, La Divina Commedia, note di Lodovico Magugliani, Edizione Superbur Classici, 2001.
[3] Jacqueline Risset : Dante l’écrivain ou l’Inteletto d’amore, pag.71
23-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-03-2021 |
De wereld tussenin, Schubert D956. |
Hoger dan het Adagio uit het strijkkwintet D956 van Franz Schubert kun je niet stijgen, zelfs de voet van de heuvel bereiken met mijn geschrift zou ik ervaren als een succes want de aanvang ervan draagt reeds de kern van schoonheid die zich uitstrekt over het geheel ervan.
Steeds maar hoger klimmend in ontroering, in beleving met woorden, schijnt me niet mogelijk, het kwintet, zoals ik het hoorde is een uitzonderlijke intrige van klanken in en over elkaar verweven die het hoogst mogelijke aan gevoelens dragen. Je staat er totaal machteloos, je ondergaat het, de sonoriteit ervan kleeft aan jou, kruipt in je geest en legt je lam. Het is muziek die je benevelt, die je omkleedt, je glijdt er binnen als in een wolk waar je dieper en dieper in weg zinkt om erin te verdwijnen, jezelf opslorpend.
Is er ooit door welke componist ook iets dat meer beklijvend is? Wellicht, het kan als je ver zoeken gaat, er staat zo veel geboekstaafd.
Maar jij, in je droomlandschap, jij waagt het te schrijven dat je graag eenzelfde hoogte, in woorden uitgedrukt, zou wensen te bereiken. Echter, als er iets onmogelijk is met woorden, zelfs met beelden, dan is het dit wel. Denkt er dus nooit meer aan, het is utopisch wat je verlangt, Schubert was een God toen hij bepaalde passages erin schreef. Zo ervaarde ik het toen ik het hoorde, zoals het ingeleid en gebracht werd door Bie/Sibylle Baert in het programma van Katelijne Boon, ‘ De Liefhebber’, op Klara van zaterdag 20 maart (herbeluisteren is mogelijk). Zeer hoogstaand was het gesprek tussen de twee en daarenboven geïllustreerd op een wondere wijze, een wijze die kleven bleef.
Ik zocht de laatste dagen meer en meer Klara op om me te oriënteren in wat ik schrijven wil. Het schijnt me toe dat ik daar meer ruimte vinden kan om uit te komen waar ik uitkomen wil; dat de muziek een tempel is waar meer dan elders inspiratie kan worden opgedaan. Hoewel het niet de gemakkelijkste weg is die ik insla, ik vind toch dat het de veiligste is en bij momenten de rijkste, momenten met Klara als leidinggevende.
Het is maar dat elke lectuur liggen blijft, dat ik de klanken opzoek, omdat deze gemakkelijker toegankelijk zijn. Het ware nochtans normaal geweest - het lag in de lijn van de verwachtingen - dat ik het vandaag zou gehad hebben over de hergeboorte van de natuur, maar ik heb de impressie gevolgd die Schubert gisteren in mij heeft nagelaten, meer dan het zicht van de bottende kweepeer in de tuin als teken van de beweging in de aarde.
Het is des te ‘boeiender’ voor mij omdat ik weet dat elk teken van het manuscript, dat elke noot, elke strijk van de boog over de snaren, geschreven werd in de schaduw van de dood en hierdoor geheiligd werd. Schubert moet dit, zijn lichaam stervende, geweten hebben, des te steviger, des te voller waren de gevoelens die hij naliet.
Ik beluister hem, zijn schaduw over mij uitgesponnen. Ik durf wel niet zo ver gaan, maar ook ik voel hoe de krachten van mijn lichaam aan het minderen zijn, en een weerslag hebben op wat van de geest is, wat van het eeuwige is. Me verzettend. Het komt er op aan het zo lang mogelijk uit te houden.
Laat me dus eens te meer luisteren naar Schuberts Strijkkwintet en de gewijde plaats zoeken waar hij zich bevond toen hij dit schreef, gelegen buiten de wereld van het zijn.
Een wereld tussenin.
22-03-2021, 09:08 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |